Treasurystatuut Gemeente Krimpenerwaard 2020

Geldend van 01-12-2020 t/m heden

Intitulé

Treasurystatuut Gemeente Krimpenerwaard 2020

Burgemeester en wethouders van Krimpenerwaard;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet en de Wet financiering decentrale overheden;

en ter uitvoering van artikel 15 van de “Financiële verordening gemeente Krimpenerwaard 2019” vastgesteld bij raadsbesluit van 11 december 2018;

besluiten:

vast te stellen het navolgende Treasurystatuut.

1 Inleiding

1.1 Algemeen

In december 2018 heeft de gemeenteraad de Financiële verordening Krimpenerwaard 2019 vastgesteld. Hierin is opgenomen dat over verschillende financiële onderwerpen, zoals waardering en afschrijving vaste activa en reserves en voorzieningen, aparte nota’s worden uitgebracht. In dit statuut wordt ingegaan op de uitvoering van de financieringsfunctie. Op 20 mei 2015 is het vorige Treasurystatuut Gemeente Krimpenerwaard 2015 vastgesteld door het college van B&W. In artikel 15 van de Financiële verordening gemeente Krimpenerwaard 2019 is bepaald dat het treasurystatuut eens per vier jaar wordt vastgesteld. In de eerste helft van 2024 zal opnieuw een treasurystatuut aan het college worden aangeboden. Voor verschillen tussen het oude en nieuwe treasurystatuut wordt verwezen naar bijlage 3 van dit statuut.

Treasury betekent letterlijk schatkist. Treasury is het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de geldstromen, de financiële positie en de hieraan verbonden risico’s. De gemeente Krimpenerwaard onderkent het belang van een verantwoord en adequaat beheer van haar financiële middelen. Zij wenst haar activiteiten op het gebied van treasury op een zo transparant en beheersbaar mogelijke wijze in te richten.

Met de treasuryfunctie wordt het volgende beoogd:

  • 1.

    Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities, zodat te allen tijde in de behoefte aan financiële middelen kan worden voorzien;

  • 2.

    Het beheersbaar houden van financiële risico’s, zoals: rente- en kredietrisico;

  • 3.

    Het minimaliseren van de in- en externe verwerkingskosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities;

  • 4.

    Het optimaliseren van het rendement van de beschikbare liquiditeiten binnen de gegeven wet- en regelgeving en de richtlijnen en limieten van dit statuut;

  • 5.

    Het waarborgen dat de taken en verantwoordelijkheden van de treasuryfunctie duidelijk zijn geregeld.

Het Treasurystatuut kent de kwalitatieve randvoorwaarde dat het bankieren met winstoogmerk door decentrale overheden niet is toegestaan. Het aangaan van leningen en het uitzetten van middelen evenals het verlenen van garanties en het verstrekken van geldleningen, zijn alleen toegestaan voor de uitoefening van publieke taak, en dus niet voor het behalen van rendement.

Instrumenten treasury:

  • -

    Het onderhavige treasurystatuut. In dit treasurystatuut is de “beleidsmatige infrastructuur” van de treasuryfunctie vastgelegd in de vorm van uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten. Het treasurystatuut maakt een objectieve en transparante verantwoording vooraf en achteraf mogelijk.

  • -

    Naast het treasurystatuut wordt ook jaarlijks de paragraaf financiering in zowel de (meer)jarenbegroting als in de jaarrekening opgenomen. Hierin worden de specifieke beleidsvoornemens en de uitvoering van het beleid op het gebied van treasury besproken. Vaste onderdelen in de paragraaf financiering zijn:

    • de kasgeldlimiet;

    • de renterisiconorm;

    • de omvang en samenstelling van het vreemd vermogen;

    • de omvang en samenstelling van de uitzettingen en garanties;

    • de liquiditeitsplanning en -positie;

    • de rentevisie;

    • de rentekosten en -opbrengsten, verbonden aan de financieringsfunctie.

1.2 Wettelijk kader

In artikel 15 van de Financiële verordening gemeente Krimpenerwaard 2019 is opgenomen dat het college eens per vier jaar een treasurystatuut vaststelt en ter informatie aan de gemeenteraad aanbiedt. Deze nota geeft hieraan invulling.

De Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) en de bijbehorende ministeriële regelingen geven het bindende kader voor de uitoefening van de treasury van de gemeenten. De onderliggende regelingen zijn:

  • -

    de regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo);

  • -

    de uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden (Ufdo);

  • -

    het besluit leningsvoorwaarden decentrale overheden;

  • -

    de regeling schatkistbankieren decentrale overheden.

Op grond van artikel 212 Gemeentewet is de gemeente verplicht een financiële verordening vast te stellen. Conform het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) dient een financieringsparagraaf op te worden genomen in de begroting en het jaarverslag (artikelen 9, 13 en 26). In de financiële verordening worden de kaders van het beleid vastgelegd.

In de bijlage 2 is de belangrijkste wet- en regelgeving rondom treasury nader toegelicht.

1.3 Ingangsdatum

De in de nota opgenomen uitgangspunten gelden met ingang van 1 december 2020.

1.4 Leeswijzer

In het Treasurystatuut Gemeente Krimpenerwaard 2020 worden allereerst het begrippenkader en de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente geformuleerd.

Verderop in het treasurystauut worden deze vervolgens geconcretiseerd voor de verschillende deelgebieden van treasury: risicobeheer, financiering en liquiditeitenbeheer.

Tevens komen in het treasurystatuut de administratieve organisatie en interne controle van de treasury-functie aan de orde. Daarbij ligt het accent op de eenduidigheid omtrent de verdeling van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Tot slot worden de uitgangspunten vastgelegd voor de informatie die noodzakelijk is om het gehele proces beheersbaar en meetbaar te maken en te houden.

In bijlage 1 worden waar nodig de in het treasurystatuut opgenomen artikelen toegelicht. De overige bijlagen bestaan uit:

  • -

    Toelichting wet- en regelgeving (bijlage 2);

  • -

    Verschillen tussen het oude en nieuwe treasurystatuut (bijlage 3).

2 Treasurystatuut Gemeente Krimpenerwaard 2020

2.1 Begrippenkader

Artikel 1.

In dit statuut wordt verstaan onder:

-

Basispunt

Een honderdste van een procent (0,01%).

-

Belegging

Het uitzetten van eigen vermogen en andere financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar.

-

Deposito

Het creditbedrag op een aan de rekening-courant gekoppelde rekening, waarover een vooraf vastgestelde rente wordt vergoed en waarover gedurende een vooraf vastgestelde periode door het openbaar lichaam niet vrij beschikt kan worden (schatkistbankieren).

-

Derivaten

Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde, zoals aandelen, leningen en obligaties. Belangrijke derivaten zijn: opties, futures en swaps. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren.

-

Drempelbedrag

Het bedrag van de overtollige middelen dat buiten de schatkist gehouden mag worden. Bij een begrotingstotaal lager dan € 500 miljoen is het drempelbedrag gelijk aan 0,75% van het jaarlijks begrotingstotaal. De drempel is nooit lager dan € 250.000.

-

Financiering

Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen.

-

Financieringsplanning

Een langjarige prognose van in- en uitgaande geldstromen, voortvloeiende uit de gemeentelijke investeringen, verstrekken van leningen aan derden en de financiering daarvan en de belegging van overtollige middelen.

-

Garantie

Een borgstelling waarbij de gemeente zich tegenover een geldverstrekker verbindt een of meerdere vorderingen van een geldverstrekker op een debiteur te voldoen indien de debiteur niet aan zijn betalingsverplichtingen voldoet.

-

Geldstromenbeheer

Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer).

-

Intern liquiditeitsrisico

De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen.

-

Intradaglimiet

Het maximale bedrag dat de gemeente per dag van de werkrekening schatkistbankieren ten laste van de rekening-courant bij de schatkist kan opnemen.

-

Kasgeldlening

Opname of uitzetting van geldmiddelen voor korte termijn (van 1 week tot 12 maanden).

-

Kasgeldlimiet

De kasgeldlimiet is een door de Wet FIDO voorgeschreven sturings- en verantwoordingsinstrument ter beperking van het renterisico op de korte schuld met een looptijd van minder dan een jaar. Deze kasgeldlimiet geeft het maximale bedrag aan dat met vlottende middelen mag worden gefinancierd en bedraagt 8,5% van de begrotingsomvang bij aanvang van het jaar.

-

Koersrisico

Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen.

-

Kredietrisico

De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij.

-

Liquiditeitenbeheer

Het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar.

-

Liquiditeitenplanning

Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld per tijdseenheid.

-

Liquiditeitspositie

Het totaal van de rekening-courantsaldi, kasgeld- en daggeldleningen.

-

Medium Term Note

Verhandelbare schuldbekentenis als onderdeel van een obligatielening, uitgegeven door een overheid.

-

Near banking

Het is decentrale overheden verboden om te lenen met het enkele doel de middelen tegen een hoger rendement uit te zetten (near banking). Dit verbod, impliciet geregeld in artikel 2, tweede lid, van de Wet fido, is expliciet opgenomen in artikel 2a, eerste lid, van de Ruddo.

-

Netto schuldquote

De netto schuldquote geeft inzicht in het niveau van de schuldenlast van de medeoverheid ten opzichte van de eigen middelen. Het geeft zodoende een indicatie in welke mate de rentelasten en aflossingen op de exploitatie drukken. Omdat bij leningen er onzekerheid kan bestaan of ze allemaal terug worden betaald wordt bij de berekening van de netto schuldquote onderscheid gemaakt door het kengetal te berekenen, zowel inclusief als exclusief de doorgeleende gelden.

-

Netto-vlottende schuld

Het bedrag van de vlottende schuld, verminderd met het gezamenlijke bedrag van de contante gelden in kas, de tegoeden in rekening-courant en de overige uitstaande gelden met een rentetypische looptijd van korter dan één jaar.

-

Onderhandse geldleningen

Leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij wordt vastgesteld.

-

Prudent

Zorgvuldigheid en behoedzaamheid van optreden bij het uitzetten van middelen en het afsluiten van derivaten, tot uitdrukking komend in een voldoende kredietwaardigheid van de tegenpartij en een beperkt marktrisico van de uitzetting, derivaten daaronder begrepen.

-

Publieke taak

Gemeenten bepalen in principe zelf wat onder de publieke taak moet worden verstaan. Voor de bepaling van wat onder de publieke taak valt kan de volgende beschrijving gebruikt worden: De overheid kan/mag iets tot haar publieke taak rekenen wanneer het particuliere bedrijfsleven niet of tegen bijzonder hoge kosten in een voorziening voorziet, waardoor deze niet of voor velen niet bereikbaar is.

-

Rating

Kredietwaardigheid van financiële instellingen zoals beoordeeld door tenminste een van de vier rating agencies: DBRS Morningstar, Fitch Ratings, Moody’s en Standard & Poor’s.

-

Renterisico

Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen.

-

Renterisiconorm

De norm waarmee de vaste schuld – verminderd met verstrekte leningen – jaarlijks maximaal een renteherziening mag ondergaan. Voor gemeenten bedraagt de renterisiconorm 20% van het begrotingstotaal. Bedoeling van de renterisiconorm is het vermijden van renteschokken. Gemeenten die – per saldo – een schuld lager dan € 2,5 miljoen hebben, zijn vrijgesteld van deze verplichting.

-

Rentetypische looptijd

Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding.

-

Rentevisie

Toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling.

-

Schatkistbankieren

Het aanhouden van overtollige middelen in de schatkist bij het ministerie van Financiën.

-

Solvabiliteit

De mate waarin de organisatie op lange termijn aan zijn financiële verplichtingen kan voldoen. Het betreft het eigen vermogen versus het totaal vermogen.

-

Solvabiliteitsratio

De solvabiliteitsratio geeft inzicht in de mate waarin de medeoverheid in staat is aan zijn financiële verplichtingen te voldoen. Onder de solvabiliteitsratio wordt verstaan het eigen vermogen als percentage van het totale balanstotaal. Het eigen vermogen van een gemeente bestaat volgens artikel 42 van het BBV uit de reserves (zowel de algemene reserve als de bestemmingsreserves) en het resultaat uit het overzicht van baten en lasten.

-

Treasuryfunctie

De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit drie deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering en kasbeheer.

-

Vaste schuld

Schuldtitels met een looptijd van minimaal één jaar en één dag.

-

Vlottende schuld

Schuldtitels met een looptijd van maximaal één jaar.

2.2 Doelstellingen van de treasuryfunctie

Artikel 2.

De treasuryfunctie van de gemeente Krimpenerwaard dient tot:

  • 1.

    Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities en risico’s, zodat te allen tijde in de behoefte aan financiële middelen kan worden voorzien.

  • 2.

    Het beschermen van gemeentelijke vermogens- en renteresultaten tegen ongewenste financiële risico’s, zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s.

  • 3.

    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 4.

    Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet fido respectievelijk de limieten en richtlijnen van het treasurystatuut.

  • 5.

    Het generen van informatie ter ondersteuning van het te voeren treasurybeleid en de af te leggen verantwoording over het gevoerde beleid.

  • 6.

    Het waarborgen dat de taken en verantwoordelijkheden op het gebied van treasury duidelijk worden geregeld.

  • 7.

    Het voorkomen van over- en onderfinanciering.

2.3 Risicobeheer

Een van de elementen van treasury is het beheren en beheersen van de risico’s, waarbij de volgende risico’s onderscheiden kunnen worden:

  • -

    risico’s op uitzettingen (artikel 3);

  • -

    renterisico’s (artikel 4);

  • -

    interne liquiditeitsrisico’s (artikel 5);

  • -

    valutarisico’s (artikel 6).

Bij uitzettingen dient er onderscheid gemaakt te worden in uitzettingen uit hoofde van de publieke taak (betreft met name het verstrekken van leningen en garanties) en uitzettingen uit hoofde van de treasuryfunctie (betreft overtollige liquide middelen)

Artikel 3.

Voor het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak gelden de volgende specifieke uitgangspunten en richtlijnen:

  • 1.
    • -

      het verstrekken van leningen en garanties is voorbehouden aan het College;

    • -

      leningen en garanties worden uitsluitend verstrekt uit hoofde van de publieke taak;

    • -

      leningen worden verstrekt op basis van een door de gemeenteraad vastgestelde verordening. Garanties worden verstrekt aan rechtspersonen, aan natuurlijke personen is niet toegestaan;

    • -

      leningen en garanties kunnen alleen worden verstrekt indien de aanvrager onvoldoende zekerheden heeft om via een geldverstrekker een geldlening zonder gemeentegarantie aan te trekken. Dit dient te worden aangetoond middels tenminste 2 offertes of bankverklaringen van commerciële banken;

    • -

      de aanvrager zal, gelet op haar financiële positie, in staat zijn gedurende de gehele looptijd van de lening en garantie de rente en aflossing te kunnen betalen;

    • -

      de aanvrager kan slechts deels een beroep doen op een waarborgfonds of een andere financieringsregeling. De gemeente mag maximaal voor het resterende deel een lening of garantie verstrekken;

    • -

      de aanvrager gaat akkoord met (aanvullende) door de gemeente te stellen voorwaarden (bijvoorbeeld zekerheden);

    • -

      de leningsvoorwaarden moeten vallen binnen de bepalingen van de wet Fido;

    • -

      staatssteun middels het verlenen van een lening en garantie is niet toegestaan;

    • -

      het verstrekken van leningen en garanties afwijkend van het hierboven vermelde, is voorbehouden aan de gemeenteraad van de gemeente Krimpenerwaard.

Voor uitzettingen uit hoofde van de treasuryfunctie gelden de volgende uitgangspunten:

  • 2.

    Alle overtollige liquide middelen (boven het drempelbedrag) van de gemeente Krimpenerwaard worden belegd bij de staat conform het reglement van het schatkistbankieren. De volgende onderwerpen zijn uitgezonderd van het schatkistbankieren:

    • -

      Het drempelbedrag. Bij een begrotingstotaal lager dan € 500 miljoen is het drempelbedrag gelijk aan 0,75% van het jaarlijks begrotingstotaal;

    • -

      Middelen die aangehouden worden bij derden vanuit de publieke taak;

    • -

      Leningen aan andere decentrale overheden behoudens als met deze decentrale overheid een toezichtrelatie bestaat;

    • -

      Bestaande beleggingen van voor 18.00 uur op 4 juni 2012.

    • Bij deze beleggingen dienen financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) onder Nederlands of Europees toezicht te vallen (zoals De Nederlandsche Bank of de AFM).

      De rating van de financiële instellingen moet ten minste een A-rating zijn. Deze rating moet zijn afgegeven door twee van de volgende erkende ratingbureau’s: DBRS Morningstar, Fitch Ratings, Moody’s of Standard & Poor’s;

Het is niet toegestaan middelen aan te trekken met het enkele doel deze tegen een hoger rendement uit te zetten.

Overige risico’s op uitzettingen:

  • 3.

    Er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden;

  • 4.

    Het uitzetten van geldmiddelen in de vorm van deelnemingen in rechtspersonen, maatschappen en verenigingen, zoals opgenomen in artikel 160 van de Gemeentewet, is alleen toegestaan op basis van een besluit van de gemeenteraad dat de vereiste goedkeuring heeft van de provincie.

Artikel 4.

De gemeente Krimpenerwaard voert het renterisicobeheer als volgt uit:

  • 1.

    De kasgeldlimiet wordt niet overschreden conform de Wet fido, tenzij de toezichthouder ontheffing heeft verleend;

  • 2.

    De renterisiconorm wordt niet overschreden conform de Wet fido, tenzij de toezichthouder ontheffing heeft verleend;

  • 3.

    Nieuwe leningen, uitzettingen en vervroegde aflossingen op bestaande leningen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning;

  • 4.

    De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening / uitzetting wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie;

  • 5.

    Binnen de kaders gesteld onder lid 3 en lid 4, streeft de gemeente naar spreiding in de rentetypische looptijden van leningen / uitzettingen;

  • 6.

    De rentevisie van de gemeente wordt jaarlijks opgesteld op basis van de rentevisie van vooraanstaande financiële instellingen en opgenomen in de paragraaf Financiering van de beleidsbegroting en het jaarverslag.

Artikel 5.

De gemeente beperkt haar liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een liquiditeitenplanning, waarbij rekening wordt gehouden met zowel de korte en de lange termijn liquiditeit. De liquiditeitenplanning wordt regelmatig bijgesteld op basis van realisaties en hernieuwde prognoses.

Artikel 6.

Valutarisico’s worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in de euro’s.

2.4 Financiering

Artikel 7.

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten.

  • 1.

    Financieringen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak.

  • 2.

    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken teneinde de renterisico’s te beperken en het renteresultaat gunstig te beïnvloeden.

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn onderhandse leningen.

  • 4.

    De gemeente vraagt offertes op bij minimaal twee instellingen alvorens een financiering wordt aangetrokken. Hierbij wordt rekening gehouden met de voorwaarden van de geldende financieringsovereenkomst met de BNG Bank N.V. De offertes worden door de gemeente vastgelegd.

  • 5.

    Het aantrekken van financieringen met het oogmerk deze winstgevend weg te zetten is niet toegestaan.

  • 6.

    Zo spoedig mogelijk na het afsluiten van een geldlening wordt het College van Burgemeester en Wethouders en de Gemeenteraad daarvan in kennis gesteld.

  • 7.

    Beperkingen ten aanzien van de omvang van gemeentelijke financiering.

    • a)

      Er worden geen financieringen aangetrokken ter financiering van reguliere gemeentelijke exploitatie-uitgaven.

    • b)

      De omvang van de opgenomen leningenportefeuille is te allen tijde kleiner dan de balanswaarde van de materiële vaste activa en de verkoopbare financiële vaste activa.

    • c)

      In principe bedragen de rentelasten van de opgenomen langlopende leningenportefeuille niet meer dan 5% van het begrotingstotaal.

2.5 Relatiebeheer

Artikel 8.

De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Bankrelaties en hun bancaire condities worden ten minste eens in de vier jaar beoordeeld;

  • 2.

    Financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands of anderszins EER-toezicht1 te vallen, zoals De Nederlandsche Bank;

  • 3.

    Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.

2.6 Geldstromenbeheer

Artikel 9.

Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te beperken wordt:

  • 1.

    Het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en de liquiditeitenplanning af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen.

  • 2.

    Het betalingsverkeer zoveel mogelijk uitgevoerd door één bank.

  • 3.

    Uitsluitend een kas aangehouden bij het Klant Contact Centrum (KCC) in Stolwijk en het zwembad in Schoonhoven.

  • 4.

    De kashouder verplicht de door hem of haar beheerde gemeentegelden beperkt te houden door regelmatige afstorting hiervan naar een bankrekening van de gemeente.

2.7 Saldo- en liquiditeitenbeheer

Artikel 10.

Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

  • 1.

    De gemeente streeft naar concentratie van de geldstromen binnen één rentecompensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities;

  • 2.

    Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt – conform artikel 4 lid 1 – de kasgeldlimiet niet overschreden;

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, kasgeldleningen en kredietlimiet op rekening-courant.

2.8 Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

Artikel 11.

In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle.

  • 1.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd;

  • 2.

    De administratieve organisatie en interne controle waarborgen dat:

    • a.

      de uitvoering rechtmatig en doelmatig is;

    • b.

      de treasuryactiviteiten adequaat kunnen worden uitgevoerd en bijgestuurd;

    • c.

      de risico’s worden beheerst;

    • d.

      de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de informatie verzekerd zijn;

    • e.

      de interne controle omvat in ieder geval de beleidsvaststelling, de uitvoering, de vastlegging, de rapportages en de toepassing van het treasurystatuut.

  • 3.

    Bevoegdheden zijn via delegatie en mandaat nader schriftelijk vastgelegd;

  • 4.

    Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    • a.

      iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd;

    • b.

      de uitvoering en controle geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

    • c.

      de uitvoering en registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen.

  • 5.

    De transacties worden onmiddellijk geregistreerd door de functionaris die de transactie heeft afgesloten;

  • 6.

    Tegenpartijen wordt opdracht gegeven de bevestiging van iedere transactie te versturen naar de financiële administratie zonder tussenkomst van de personen die bevoegd zijn tot het sluiten van de transacties;

  • 7.

    Na ontvangst van de transactiebevestiging wordt de transactie steekproefsgewijs gecontroleerd door de functionaris die belast is met de interne controle.

2.9 Verantwoordelijkheden

Artikel 12.

De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd.

Functie

Verantwoordelijkheden

Gemeenteraad

• Het vaststellen van treasurydoelstellingen, het treasurybeleid, beleidskaders en limieten;

• Het vaststellen van de paragraaf Financiering in begroting en jaarrekening;

• Het houden van toezicht op het treasurybeleid en de uitvoering hiervan;

• Het evalueren en als gevolg daarvan (eventueel) bijstellen van het treasurybeleid;

College van B & W

• Het vaststellen van (wijzigingen in) het treasurystatuut;

• Het uitvoeren van het treasurybeleid (formele verantwoordelijkheid);

• Het achteraf bekrachtigen van de afgesloten transacties;

• Het rapporteren aan de gemeenteraad over de uitvoering van het treasurybeleid.

Portefeuillehouder

Financiën

• Het uitvoeren van het treasurybeleid (politieke verantwoordelijkheid).

Controller

• Het opzetten van administratieve richtlijnen op het gebied van treasury;

• Het bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen;

• Het controleren van de volledigheid en betrouwbaarheid van de informatievoorziening van de treasuryfunctie en hierover rapporteren aan het college van B&W.

Adviseur Financiën (comptabele)

• Het uitvoeren van de aan haar/hem gemandateerde treasuryactiviteiten conform het treasurystatuut en de paragraaf Financiering;

• Het zorgdragen voor juiste verantwoording van de uitvoering van de door hem/haar gemandateerde treasuryactiviteiten;

• Het rapporteren aan B&W over de uitvoering van het treasurybeheer;

• Het afleggen van verantwoording aan het college van B&W.

Afdelingsmanagers

• Het zorgdragen voor een goede kwaliteit van de informatie die hun dienst aanlevert aan afdeling Financiën met betrekking tot toekomstige uitgaven en ontvangsten.

Budgethouders

• Het zorgdragen voor het tijdig aanleveren van betrouwbare operationele informatie over toekomstige geldstromen aan de afdeling Financiën;

• Het fiatteren van betalingen ten laste van hun budgetten.

Adviseur Financiën belast met het beheer van treasury

• Het uitvoeren van de activiteiten met betrekking tot de volgende deelfuncties: het risicobeheer, gemeentefinanciering (financiering, uitzetting en relatiebeheer) en liquiditeitenbeheer. Deze activiteiten moeten conform dit treasurystatuut en de paragraaf Financiering worden uitgevoerd en de transacties dienen geautoriseerd te zijn door het afdelingsmanager Financiën;

• Het opstellen van de rentevisie;

• Het opstellen en bijhouden van de liquiditeitenplanning;

• Het aantrekken en uitzetten van gelden in het kader van het saldo- en liquiditeitenbeheer;

• Het beheren van de geldstromen;

• Het onderhouden van contacten met banken, geldmakelaars en overige financiële instellingen;

• Het afsluiten van financiële contracten voortvloeiend uit bovenstaande deelfuncties;

• Het schriftelijk vastleggen van de treasurytransacties en het doorgeven hiervan aan de gemeentelijke administratie;

• Het voorbereiden van beleidsvoorstellen op treasurygebied;

• Het adviseren van de afdelingen over de financiële gevolgen van hun activiteiten en projecten;

• Het aanleveren van tijdige, volledige en betrouwbare gegevens aan de gemeentelijke administratie;

• Het afleggen van verantwoording aan het afdelingsmanager Financiën over de uitvoering van de aan hem/haar gemandateerde activiteiten.

Medewerker Financieel beheer (kassier)

• Het overboeken van saldi tussen bankrekeningen;

• Het afhandelen van het contante en girale betalingsverkeer;

• Het zorgdragen voor de juiste en tijdige aanlevering van informatie in het kader van schatkistbankieren;

• Het aanleveren van tijdige, volledige en betrouwbare gegevens aan de gemeentelijke administratie;

• Het rapporteren aan het afdelingshoofd Financiën belast met controle over de uitvoering van de aan hem/haar gemandateerde activiteiten.

Financiële administratie

• Het juist en volledig administreren van de bezittingen, schulden, rechten, verplichtingen, inkomsten, uitgaven, ontvangsten en betalingen in de verplichtingen- en financiële administratie;

Medewerker Financieel

beleid belast met de

interne controle

• Het voeren van de interne controle op de uitgevoerde treasurytransacties en hierover rapporteren aan het afdelingshoofd Financiën;

• Het afleggen van verantwoording aan de controller over de uitvoering van de aan hem/haar gemandateerde activiteiten.

Externe accountant

• Het in het kader van haar reguliere controletaak adviseren en controleren omtrent de feitelijke naleving van het treasurystatuut.

2.10 Bevoegdheden

Artikel 13.

In onderstaande tabel staan bevoegdheden met betrekking tot treasuryactiviteiten weergegeven alsmede de daarbij benodigde fiattering.

Omschrijving

Bevoegd

functionaris

(voorbereiding)

Bevoegd

functionaris

(autorisatie)

Saldo-, liquiditeiten- en geldstromen beheer

1. Het uitzetten van geld / schatkistbankieren (conform artikel 3.2)

Adviseur Financiën (Treasurer)

Afdelingsmanager Financiën

2. Het aantrekken van geld via daggeld of kasgeld (conform artikel 10, lid 3)

Adviseur Financiën (Treasurer)

Afdelingsmanager Financiën

3. Betalingsopdrachten voorbereiden en versturen

Betalingsfiatteur (kassier)

Adviseur Financiën (comptabele)

Bankrelatiebeheer

4. Bankrekeningen openen / sluiten / wijzigen

Adviseur Financiën (Treasurer)

Afdelingsmanager Financiën

5. Bankcondities en tarieven afspreken

Adviseur Financiën (Treasurer)

Afdelingsmanager Financiën

Financiering en uitzettingen

6. Het vaststellen van kredietfaciliteiten

Adviseur Financiën (Treasurer)

Afdelingsmanager Financiën

7. Het aantrekken van langlopende middelen (conform artikel 7, lid 3)

Adviseur Financiën (Treasurer)

Afdelingsmanager Financiën

8. Het uitzetten van langlopende middelen (conform artikel 9)

Adviseur Financiën (Treasurer)

Afdelingsmanager Financiën

9. Het verstrekken van / het garant staan voor leningen aan derden (conform artikel 3 lid 1)

Adviseur Financiën (Treasurer)

College van B&W

10. Het verstrekken van / het garant staan voor leningen aan derden als de aanvraag afwijkt van de bepalingen in artikel 3 lid 1

College van B&W

Gemeenteraad

2.11 Informatievoorziening

Artikel 14.

Met betrekking tot de treasuryactiviteiten dient tenminste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie te worden verstrekt door de betreffende functionarissen:

Informatie

Frequentie

Informatie-

verstrekker

Informatie-

ontvanger

1. Gegevens m.b.t. toekomstige uitgaven en ontvangsten voor de liquiditeitenplanning

Dagelijks

Afdelingsmanagers

Adviseur Financiën (Treasurer)

2. Liquiditeitenplanning en rente-ontwikkelingen

Kwartaal

Adviseur Financiën (Treasurer)

Afdelingsmanager Financiën

3. Beleidsplannen treasury in paragraaf Financiering van de begroting

Jaarlijks

Adviseur Financiën (Treasurer)

Gemeenteraad

4. Evaluatie treasuryactiviteiten in paragraaf Financiering van de jaarrekening

Jaarlijks

Adviseur Financiën (Treasurer)

Gemeenteraad

5. Voortgang onderdelen paragraaf Financiering via de bestuursrapportages

Twee keer per jaar

Adviseur Financiën (Treasurer)

Gemeenteraad

2.12 Inwerkingtreding

Artikel 15.

Dit treasurystatuut treedt in werking op 1 december 2020. Met de inwerkingtreding van dit statuut komt het Treasurystatuut 2015 Gemeente Krimpenerwaard te vervallen.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 17 november 2020.

Het college van burgemeester en wethouders van Krimpenerwaard,

De secretaris,

J. Hennip

de burgemeester,

mr. R.S. Cazemier

3.1 Bijlage 1 - Toelichting per artikel

In dit treasurystatuut wordt het treasurybeleid van de gemeente op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie (in artikel 2). Vervolgens wordt in het treasurystatuut aangegeven binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet fido. Door middel van de limieten en richtlijnen wordt het “risicoprofiel” van de gemeente bepaald, waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd.

De paragraaf Financiering in de begroting geeft de beleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het statuut. Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de gemeentefinanciering (analyse financieringspositie, leningen- en garantieportefeuille en uitzettingsportefeuille) en het kasbeheer. De paragraaf Financiering in het jaarverslag geeft een verschillenanalyse tussen de plannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie in het verslagjaar.

Artikel 2

In artikel 2 worden de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente weergegeven, hieronder worden deze doelstellingen afzonderlijk toegelicht.

Artikel 2 lid 1

In de eerste plaats dient de treasury ervoor te zorgen dat de gemeente “duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities”. De treasury dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken. De condities die daar bij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn.

Artikel 2 lid 2

De gemeente loopt de volgende financiële risico’s: renterisico’s, kredietrisico’s, interne liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s. Het is de taak van de treasury dergelijke risico’s zo veel mogelijk te beperken. In de artikelen 4 tot en met 7 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.

Artikel 2 lid 3

De derde doelstelling van de treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasury het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.

Artikel 2 lid 4

De gemeente streeft ernaar de renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat en streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten (c.q. zo laag mogelijk rentekosten) zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s, de treasuryfunctie is immers geen winstgerichte afdeling. Binnen het risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet fido en dit treasurystatuut kan desondanks worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.

Artikel 2 lid 7

Zowel over- als onderfinanciering kost in principe rente. Beiden moeten dus zoveel als mogelijk voorkomen worden.

Artikel 3 lid 1

De Wet fido geeft twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten met betrekking tot treasury. Dit betreft enerzijds de “publieke taak” waarvoor leningen en garanties verstrekt kunnen worden en anderzijds het prudente karakter van (overige) uitzettingen. Er wordt hierbij dus een specifiek onderscheid gemaakt tussen het verstrekken van leningen en garanties “uit hoofde van de publieke taak” en het uitzetten van middelen “uit hoofde van treasury”.

De Wet Fido, artikel 2, eerste lid geeft aan dat het aangaan van leningen en het uitzetten van middelen en het verlenen van waarborgen en garanties uitsluitend zijn toegestaan voor de uitoefening van de publieke taak.

Artikel 160, lid 1, letter d, Gemeentewet kent het college de bevoegdheid toe om tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van de gemeente te besluiten. Hieronder vallen bijvoorbeeld ook de verstrekking van leningen, waarborgen en garanties. Door middel van beleidsregels wordt deze bevoegdheid nader ingevuld. Uitzettingen (verstrekken van leningen) of garantieverstrekking afwijkend van de in artikel 3.1 vermelde voorwaarden, zijn voorbehouden aan de gemeenteraad.

De gemeente is bereid achtervang te zijn voor het Waarborgfonds Sociale Woningbouw in het kader van leningsverstrekking aan de woningcorporaties (raadsbesluit van 9 mei 2017 en collegebesluit van 25 juli 2017).

Artikel 3 lid 2

De wet verplicht schatkistbankieren is op 15 december 2013 van kracht geworden. Tegelijkertijd met de wet is een ministeriële regeling van kracht geworden. Onderdeel van die regeling is de rekening-courantovereenkomst die iedere decentrale overheid krijgt met de Staat der Nederlanden. De regeling bevat verder onder meer de verplichting voor decentrale overheden een tussenrekening te openen bij een of meerdere banken, zodat aan de verplichting tot deelname aan schatkistbankieren kan worden voldaan.

Het wetsvoorstel verplicht alle decentrale overheden om hun overtollige (liquide) middelen aan te houden in de schatkist. Het woord ‘overtollig’ verwijst naar alle middelen die decentrale overheden niet onmiddellijk nodig hebben voor de publieke taak. Een decentrale overheid behoudt, op basis van de Wet fido, de mogelijkheid om leningen te verstrekken en uitzettingen te verrichten uit hoofde van de publieke taak. Deelname aan schatkistbankieren verandert daar niets aan.

Artikel 3 lid 3

Derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren. De Wet fido stelt dat derivaten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico’s.

In artikel 15 van de Financiële verordening gemeente Krimpenerwaard 2019 staat vermeld dat de gemeente Krimpenerwaard geen gebruik maakt van derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

Artikel 3 lid 4

Artikel 160, lid 2 van de Gemeentewet:

Het college besluit slechts tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang. Het besluit wordt niet genomen dan nadat de gemeenteraad een ontwerpbesluit is toegezonden en in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

Artikel 160, lid 3 van de Gemeentewet:

Een besluit als bedoeld in het tweede lid behoeft de goedkeuring van gedeputeerde staten. De goedkeuring kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

Artikel 4 lid 1

Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe-) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente;

Een belangrijk uitgangspunt van de Wet fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet fido de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage (8,5%) van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar (zie artikel 3 en 4 van de Wet fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).

Artikel 4 lid 2

Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. Begin 2009 is de geactualiseerde Wet fido in werking getreden. Hiermee is een nieuwe berekeningsmethodiek voor de renterisiconorm van kracht geworden. De nieuwe norm is, evenals de kasgeldlimiet, gekoppeld aan het begrotingstotaal. De renterisiconorm heeft alleen betrekking op het totaal van de begroting van het komende jaar en betreft 20% van het begrotingstotaal (zie artikel 6 van de Wet fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).

Artikel 4 lid 3

Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt bedragen slechts te lenen c.q. uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn.

Artikel 4 lid 5

Door spreiding aan te brengen in de rentetypische looptijd (de periode dat de rente van een uitzetting vast is) van uitzettingen, wordt de invloed van een rentedaling op de renteresultaten gespreid over meerdere jaren. Deze spreiding is slechts mogelijk indien uit de liquiditeitenplanning blijkt dat middelen gedurende een langere periode beschikbaar zijn

Artikel 4 lid 6

Een rentevisie is een toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd. Afhankelijk van de (interne- of externe) ontwikkelingen zal de gemeente haar rentevisie actualiseren. De rentevisie kan daarbij gebaseerd worden op de rentevisie van enkele gezaghebbende financiële instellingen, zoals de huisbankier. Afstemming van het beleid op de rentevisie betekent bijvoorbeeld het uitstellen van uitzettingen met een lange looptijd op het moment dat men een rentestijging verwacht.

Artikel 5

Interne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente gelden voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de gelden (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een lening moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld een deposito) ofwel tussentijds een uitzetting moet verkopen (bijvoorbeeld een obligatie). In beide gevallen kan dit negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten.

Ter beperking van dit risico baseert de gemeente haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland.

In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitenplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en de hieraan verbonden mogelijke financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat de afdeling Financiën juist, tijdig en volledig wordt geïnformeerd door de overige afdelingen over de financiële gevolgen van hun voorgenomen activiteiten.

Artikel 7

Uit een oogpunt van financiering is het gewenst dat de looptijd van de totale financiering en de levensduur van investeringen zoveel mogelijk met elkaar in de pas lopen om latere financieringsproblemen te voorkomen met de daaruit voortvloeiende rentelasten. Dit ontstaat als er sneller wordt afgelost dan afgeschreven. Afschrijving en aflossing zullen zoveel mogelijk met elkaar gelijklopen. Financiering van investeringen vindt vooral plaats met geleend geld, maar ook met eigen financieringsmiddelen. De investeringslasten, bestaande uit afschrijvingen en rentekosten, worden met eventuele overige exploitatielasten ten laste van de exploitatie gebracht. Daartoe dienen structurele dekkingsmiddelen beschikbaar te zijn.

Artikel 7 lid 4

In de financieringsovereenkomst 2019 met de BNG Bank N.V. is ten aanzien van de financiering een gehoudenheidsclausule opgenomen. De gemeente zal met betrekking tot de financieringsbehoefte een (vrijblijvende) offerte bij de BNG Bank N.V. aanvragen (art. 7.3.2).

Artikel 7 lid 5

Het aantrekken van gelden met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door artikel 2 lid 2 van de Wet fido nadrukkelijk niet toegestaan.

Artikel 7 lid 7

De in dit artikel opgenomen spelregels kunnen zorgen voor een inperking van een ongelimiteerde groei van de leningenportefeuille. Daarnaast is het van belang dat het aandeel van de rentelasten in het begrotingstotaal niet te groot wordt. Daarom wordt bij een te hoge omvang van de leningenportefeuille of een aandeel van de rentelasten van 5% van het begrotingstotaal een bezinningsmoment ingebouwd. Hierbij kan bezien worden of een hogere omvang van de leningenportefeuille of een hoger aandeel van de rentelasten in het begrotingstotaal acceptabel is. Over de regels zal in de treasuryparagraaf in de begroting jaarlijks worden gerapporteerd.

Artikel 8

lid 1

Op het gebied van relatiebeheer beoogt de treasuryfunctie het realiseren van zo gunstig mogelijke condities voor de door haar af te nemen diensten. Teneinde structuur aan te brengen in de momenten waarop de beoordeling van bankrelaties plaats heeft, is opgenomen dat deze beoordeling minimaal eens in de vier jaar plaats moet hebben.

Artikel 8

lid 3

Tussenpersonen hebben een intermediairsfunctie bij het afsluiten van financiële transacties en vallen niet onder de “tegenpartijen”. De vereisten van lid 2 zijn voor tussenpersonen dan ook niet van toepassing. Teneinde dit te ondervangen stelt de gemeente voor tussenpersonen als eis dat zij onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) staan en daarvan een vergunning als makelaar hebben ontvangen.

Artikel 9

lid 1

Geldstromenbeheer omvat met name het zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op bepaalde verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken (c.q. middelen aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken) teneinde de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren.

Artikel 9

lid 2

Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeel dat de kosten van het overboeken van middelen tussen verschillende banken worden vermeden.

Artikel 10

lid 1

Het saldo- en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen (-courant) van de gemeente. Teneinde de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente bij één bank aanhoudt opgenomen in een rentecompensatiecircuit. Dit is een systeem waarbij de (valutaire) debet- en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.

Artikel 10

lid 3

In dit lid worden limitatief de mogelijke korte termijn financieringsinstrumenten benoemd. De term daggeld (ook wel callgeld genoemd) staat voor een opgenomen of uitgezette lening voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kan worden. Kasgeldleningen zijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal twee jaar) en tegen een vast rentepercentage. Kredietlimiet op de rekening courant betreft de mogelijkheid debet (“rood”) te staan op de rekening courant.

Artikel 11

Bij de treasuryfunctie zijn veel personen en partijen betrokken. Het statuut legt expliciet het delegatie- en mandateringspatroon vast, in casu welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken partijen hebben. Met het oog op de omvang van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, zijn in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een transparante functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties.

Artikel 12

De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de functionarissen die binnen de gemeente betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten zijn in artikel 12 respectievelijk artikel 13 beschreven. De toekenning van de genoemde functies en bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan functies en/of functionarissen vindt plaats via de hiertoe dienende documenten (mandaten, besluiten e.d.). Deze verantwoordelijkheden dienen te worden gecommuniceerd naar de betrokkenen.

Artikel 13

De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het bestuur van de gemeente. Teneinde niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het bestuur een deel van haar bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats, met als voordeel een slagvaardiger optreden. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.

Artikel 14

De tabel in dit artikel geeft weer op welke wijze de informatievoorziening wordt gewaarborgd voor: operationele informatie (punt 1 en 2), beleidsmatige informatie (punt 3) en verantwoordingsinformatie (punt 4 en 5). Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante verantwoordingsinformatie moet gerekend worden tot de belangrijkste voorwaarden voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico’s van de gemeente.

Artikel 14

onderdeel 1

Afdelingen dienen “incidenteel” informatie te verschaffen op de momenten waarop zich significante wijzigingen voordoen in hun verwachtingen omtrent tijdstip of omvang van toekomstige betalingen of ontvangsten (bijv. bij uitstel van een grote investering).

3.2 Bijlage 2 - Toelichting wet- en regelgeving

In onderstaand overzicht staat de belangrijkste wet- en regelgeving vermeld rondom treasury.

Wettelijke bepaling

Toelichting

Gemeentewet

- Artikel 160, lid 1d

Het college is in ieder geval bevoegd tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van de gemeente te besluiten.

→ Artikel 160, lid 1, letter e, Gemeentewet kent het college de bevoegdheid toe om tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van de gemeente te besluiten. Hieronder vallen bijvoorbeeld ook de verstrekking van leningen, waarborgen en garanties.

- Artikel 212, lid 1

De raad stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. Deze verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan.

→ Deze verordening heeft de Gemeenteraad in december 2018 vastgesteld.

- Artikel 212, lid 2c

De financiële verordening bevat regels inzake de algemene doelstellingen en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie.

→ Dit is uitgewerkt in dit Treasurystatuut.

Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV)

- Artikel 9

In de begroting worden in afzonderlijke paragrafen de beleidslijnen vastgelegd met betrekking tot relevante beheersmatige aspecten, alsmede tot de lokale heffingen. De begroting bevat ten minste de volgende paragrafen, tenzij het desbetreffende aspect bij de provincie onderscheidenlijk gemeente niet aan de orde is: d. Financiering

- Artikel 13

De paragraaf betreffende de financiering bevat in ieder geval de beleidsvoornemens ten aanzien van het risicobeheer van de financieringsportefeuille en geeft inzicht in de rentelasten, het renteresultaat, de wijze waarop rente aan investeringen, grondexploitaties en taakvelden wordt toegerekend en de financieringsbehoefte.

- Artikel 26

Het jaarverslag bevat de paragrafen die ingevolge artikel 9 in de begroting zijn opgenomen. Ze bevatten de verantwoording van hetgeen in de overeenkomstige paragrafen in de begroting is opgenomen.

Wet financiering decentrale overheden (Wet fido)

- Artikel 2, lid 1

Openbare lichamen kunnen uitsluitend ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak leningen aangaan, middelen uitzetten of garanties verlenen. Voor het overige houden zij hun liquide middelen in ’s Rijks schatkist aan.

- Artikel 2, lid 3

In afwijking van het eerste lid kunnen openbare lichamen hun liquide middelen in de vorm van leningen uitzetten bij andere openbare lichamen, met dien verstande dat openbare lichamen geen leningen kunnen verstrekken aan openbare lichamen ten aanzien waarvan zij met het financiële toezicht zijn belast.

- Artikel 2a, lid 1

Openbare lichamen kunnen geldleningen slechts aangaan en verstrekken, dan wel de nakoming van uit geldleningen voortvloeiende verplichtingen ten aanzien van de betaling van rente en aflossing slechts garanderen, indien de geldleningen voldoen aan de daarvoor bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels.

- Artikel 2a, lid 2

Openbare lichamen kunnen derivaten hanteren of de ingevolge artikel 2, vierde lid, uitgezonderde middelen uitzetten indien deze derivaten of uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico.

- Artikel 2a, lid 3

Openbare lichamen sluiten ten gunste van personeel of politieke ambtsdragers geen contracten met betrekking tot hypothecaire leningen of garanties op de verstrekking van hypothecaire leningen door financiële instellingen.

- Artikel 2b, lid 1

Openbare lichamen ontvangen rente over de liquide middelen die zij in ’s Rijks schatkist aanhouden. De rente kan niet negatief zijn.

- Artikel 4, lid 1

De gemiddelde netto-vlottende schuld per kwartaal van een openbaar lichaam overschrijdt de kasgeldlimiet niet.

→ Deze norm stelt een eis aan de verhouding tussen aangetrokken kort- en langlopende leningen, ter begrenzing van herfinancierings- en renterisico’s.

- Artikel 4, lid 2

Indien een openbaar lichaam voor het derde achtereenvolgende kwartaal de kasgeldlimiet overschrijdt, stelt het daarvan de toezichthouder op de hoogte, en legt het de kwartaalrapportage en een plan om binnen de kasgeldlimiet te blijven ter goedkeuring voor aan de toezichthouder.

- Artikel 6

Het renterisico op het begrotingstotaal van een openbaar lichaam overschrijdt de renterisiconorm niet.

→ Deze norm stelt een eis aan de samenstelling van de leningenportefeuille ter begrenzing van renterisico’s, waarbij het er om gaat te vermijden dat een groot deel van de leningen wordt beïnvloed door de marktrente van één moment.

Regeling schatkistbankieren decentrale overheden

Decentrale overheden zijn sinds eind 2013 verplicht overtollige kasmiddelen bij het Rijk te beleggen.

→ Deze norm begrenst het risico van de treasuryfunctie.

Wet houdbare overheidsfinanciën (Wet Hof)

De in de Wet Hof vastgelegde normen raken ook decentrale overheden, omdat de schulden en financieringstekorten van gemeenten, provincies en waterschappen meetellen in de overheidsschuld van Nederland. Alle decentrale overheden samen krijgen een plafond voor het totale EMU-tekort van gemeenten, provincies en waterschappen in een jaar. Decentrale overheden kunnen daardoor beperkt worden in het aantrekken van leningen op de geld- en kapitaalmarkt. De norm helpt het Rijk om te voldoen aan de middellange termijndoelstelling voor het structureel EMU-saldo.

In de Financiële verordening Krimpenerwaard 2019 zijn onderstaande bepalingen opgenomen. Genoemde verordening heeft de gemeenteraad in december 2018 vastgesteld.

Financiële verordening 2019

Toelichting

- Artikel 8

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de Gemeenteraad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

- Artikel 15, lid 1

Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

a. Voor het aantrekken van financieringen met een looptijd van langer dan één jaar worden tenminste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd;

b. Er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

- Artikel 15, lid 2

Bij het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal bedingt het college indien mogelijk zekerheden.

- Artikel 15, lid 3

Bij het verstrekken van een garantie wordt een voorziening ten laste van de begroting gevormd ter grootte van het risico dat de gemeente met de garantie loopt. Als in de begroting niet is voorzien in budget voor deze voorziening dan doet het college vooraf aan de garantieverlening een voorstel aan de Gemeenteraad voor een begrotingswijziging.

- Artikel 17

In de paragraaf Financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

3.3 Bijlage 3 – Verschillen tussen het oude en nieuwe treasurystatuut

In onderstaand overzicht worden de belangrijkste verschillen aangegeven tussen het oude en nieuwe treasurystatuut.

Artikel

Treasurystatuut van 2015

Treasurystatuut van 2020

1

Begrippenkader

Nieuw opgenomen in begrippenkader 2020:

- Basispunt, deposito, near banking, netto schuldquote, netto-vlottende schuld, prudent en solvabiliteitsratio.

Verwijderd uit begrippenkader 2015:

- Autorisatie, financiële instelling, kasbeheer, relatiebeheer, Ruddo, saldobeheer, Ufdo en uitzetting.

2

Doelstellingen van de treasuryfunctie

Ongewijzigd.

3

Risicobeheer

Artikel 3.1: De bevoegdheid tot het verstrekken van leningen en garanties berust bij het college op basis van artikel 160, lid1 van de Gemeentewet. Door middel van beleidsregels wordt deze bevoegdheid nader ingevuld.

Artikel 3.2: Samenvoeging met artikelen 5

en 9, betreft uitzettingen/schatkistbankieren.

Artikel 3.3: Gemeente maakt geen gebruik

van financiële derivaten.

4

Renterisicobeheer

Ongewijzigd.

5

Kredietrisicobeheer / schatkistbankieren

Vervallen. Tekst opgenomen bij artikel 3.2.

6

Intern liquiditeitsrisicobeheer

Artikel 5. Ongewijzigd.

7

Valutarisicobeheer

Artikel 6. Ongewijzigd.

8

Financiering

Artikel 7

Artikel 7.7: Toevoeging van beperkingen ten

aanzien van de omvang van gemeentelijke

financiering.

9

Langlopende uitzettingen

Vervallen. Tekst opgenomen bij artikel 3.2.

10

Relatiebeheer

Artikel 8. Ongewijzigd.

11

Geldstromenbeheer

Artikel 9. Ongewijzigd.

12

Saldo- en liquiditeitenbeheer

Artikel 10. Ongewijzigd.

13

Uitgangspunten administratieve

organisatie en interne controle

Artikel 11. Ongewijzigd.

14

Verantwoordelijkheden

Artikel 12. Bepaling publieke taak niet

opgenomen (verwijzing naar artikel 3.1).

15

Bevoegdheden

Artikel 13. Bevoegdheid derivaten vervallen.

16

Informatievoorziening

Artikel 14. Ongewijzigd.

17

Inwerkingtreding

Artikel 15: Treasurystatuut 2015 Gemeente

Krimpenerwaard komt te vervallen.

Bijlagen

Memorie van toelichting

(toelichting per artikel)

Bijlage 1 - Toelichting per artikel

Bijlage 2 - Toelichting wet- en regelgeving

Bijlage 3 - Verschillen tussen het oude en

nieuwe treasurystatuut


Noot
1

Onder de Europese Economische Ruimte (EER) vallen naast de lidstaten van de Europese Unie ook Noorwegen, IJsland en Liechtenstein.