Regeling vervallen per 01-01-2022

Beleidsregels tegemoetkoming meerkosten chronisch zieken en mensen met een beperking Krimpenerwaard 2021

Geldend van 01-05-2021 t/m 31-12-2021

Intitulé

Beleidsregels tegemoetkoming meerkosten chronisch zieken en mensen met een beperking Krimpenerwaard 2021

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Krimpenerwaard;

gelet op:

  • 1.

    Artikel 2.1.7 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • 2.

    Artikel 17a van de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Krimpenerwaard;

  • 3.

    Artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht.

besluit

vast te stellen de volgende:

Beleidsregels tegemoetkoming meerkosten chronisch zieken en mensen met een beperking Krimpenerwaard 2021

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In dit besluit wordt verstaan onder:

    • a.

      aannemelijke meerkosten (i.v.m. chronische ziekte of beperking): kosten die samenhangen met een beperking, chronische ziekte of chronische psychische of psychosociale problemen die de inwoner belemmeren in zijn zelfredzaamheid en participatie en die niet op andere wijze worden vergoed;

    • b.

      college: het college van burgemeester en wethouders van gemeente Krimpenerwaard;

    • c.

      inkomen: het inkomen en/of bijzonder inkomen als bedoeld in de artikelen 32 en 33 van de Participatiewet. De verschuldigde eigen bijdrage op grond van de Wet langdurige zorg wordt aangemerkt als een buitengewone uitgave waarmee rekening wordt gehouden bij de vaststelling van het in aanmerking te nemen inkomen;

    • d.

      inwoner: inwoner van de gemeente Krimpenerwaard van 18 jaar of ouder;

    • e.

      minimuminkomen: 120% van de norm zoals bedoeld in artikel 5 onder c van de Participatiewet, waarbij de kostendelersnorm als bedoeld in artikel 22a van de Participatiewet buiten beschouwing blijft. Tevens blijft de jongerennorm buiten beschouwing;

    • f.

      tegemoetkoming: een forfaitaire tegemoetkoming meerkosten voor inwoners met een beperking of chronische ziekte;

    • g.

      ten laste komend kind: het kind jonger dan 18 jaar voor wie aan de alleenstaande ouder of de gehuwde op grond van artikel 18 van de Algemene Kinderbijslagwet kinderbijslag wordt betaald, zal worden betaald of zou worden betaald indien artikel 7, tweede lid, van die wet niet van toepassing zou zijn;

    • h.

      peiljaar: het kalenderjaar dat direct voorafgaat aan het kalenderjaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 2. Alle begrippen die in deze regeling worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo), de Participatiewet, de Wet langdurige zorg (Wlz), de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Hoofdstuk 2 Doel, doelgroep en voorwaarden

Artikel 2 Doel en doelgroep

  • 1. Deze regeling voorziet in het verstrekken van een tegemoetkoming aan inwoners die behoren tot de doelgroep als genoemd in het tweede lid en die voldoen aan de overige voorwaarden van dit hoofdstuk.

  • 2. Doelgroep van deze regeling zijn inwoners met een chronische ziekte of beperking die:

    • a.

      alleen of als gehuwd tezamen met hun echtgenoot, in het peiljaar beschikken over een minimuminkomen, en

    • b.

      in het peiljaar aannemelijke meerkosten hebben als gevolg van de chronische ziekte of beperking.

  • 3. Een ten laste komend kind behoort tot de doelgroep indien:

    • a.

      de ouder of verzorger van het ten laste komende kind alleen, of tezamen met zijn echtgenoot, in het peiljaar beschikken over een minimuminkomen, en

    • b.

      waarvoor de ouder of verzorger van het laste komend kind in het peiljaar aannemelijke meerkosten heeft als gevolg van de chronische ziekte of beperking, en

    • c.

      er wordt voldaan aan de overige voorwaarden van dit hoofdstuk.

Artikel 3 Criteria aannemelijke meerkosten

  • 1. Een inwoner als bedoeld in het tweede of derde lid van artikel 2, kan in aanmerking komen voor een tegemoetkoming als hem over het peiljaar het volledig verplicht eigen risico in rekening is gebracht zoals genoemd in artikel 19 van de Zorgverzekeringswet en daarnaast in het peiljaar beschikt over ten minste één van de volgende indicaties:

    • a.

      een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015;

    • b.

      zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz);

    • c.

      een gehandicaptenparkeerkaart bestuurder of passagier;

    • d.

      dubbele kinderbijslag van de SVB in verband met een ten laste komend chronisch ziek of een kind met een beperking;

    • e.

      bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet voor een van de volgende kosten:

      • bewassing;

      • kledingslijtage;

      • stookkosten;

      • maaltijdvoorziening;

  • 2. De indicaties genoemd in het voorgaande lid zijn afgegeven voor de duur van ten minste zes aaneengesloten maanden en zijn geheel of gedeeltelijk geldig in het peiljaar.

  • 3. Voor het ten laste komend kind en de inwoner die een ziektekostenverzekering heeft afgesloten waarbij het eigen risico verzekerd is, vervalt de voorwaarde dat het volledig eigen risico in rekening gebracht dient te zijn.

Artikel 4 Hoogte van de tegemoetkoming

Per inwoner die aan de voorwaarden van dit hoofdstuk voldoet, wordt eenmalig per kalenderjaar een tegemoetkoming in aannemelijke meerkosten verstrekt ten bedrage van € 300,00.

Hoofdstuk 3 De aanvraag

Artikel 5 De aanvraagprocedure

  • 1. De aanvraag voor een tegemoetkoming wordt ingediend met behulp van een voor deze tegemoetkoming beschikbaar gesteld formulier.

  • 2. De aanvraag wordt een tegemoetkoming over het peiljaar kan bij het college worden ingediend in het kalenderjaar volgend op het peiljaar.

  • 3. Indien sprake is van bijzondere omstandigheden in een individueel geval, kan het college ten gunste van de aanvrager afwijken van het bepaalde in het tweede lid.

Artikel 6 Te verstrekken gegevens bij aanvraag

  • 1. Bij de aanvraag zoals omschreven in artikel 6 worden de volgende gegevens verstrekt:

    • a.

      een kopie van de inkomsten van de aanvrager en diens echtgenoot over de maand december van het peiljaar.

    • b.

      kopieën van beschikkingen of andere schriftelijke gegevens, waarmee een indicatie als bedoeld in artikel 3 wordt aangetoond, alsmede de verklaring van het volledig in rekening gebracht verplicht eigen risico van de zorgverzekering in het peiljaar.

    • c.

      overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag voor een tegemoetkoming.

  • 2. Gegevens als bedoeld in het voorgaande lid worden niet opgevraagd voor zover deze reeds bij het college bekend zijn.

  • 3. Indien de inwoner geen lopende indicatie heeft op grond van de Jeugdwet, Wmo of Participatiewet, stelt het college de identiteit van de jeugdige en/of zijn ouders vast aan de hand van een door hen ter inzage verstrekt document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

Hoofdstuk 4 Overige bepalingen

Artikel 7 Bevoegdheid college

In alle gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien beslist het college.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 mei 2021.

Artikel 9 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels tegemoetkoming meerkosten chronisch zieken en mensen met een beperking Krimpenerwaard 2021.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van het college en wethouders van de gemeente Krimpenerwaard, gehouden op 23 maart 2021.

De secretaris,

J. Hennip

de burgemeester,

mr. R.S. Cazemier

Algemene toelichting

De algemene tegemoetkoming WTCG en de Compensatie eigen risico (CER) zijn in 2014 afgeschaft. Het afschaffen van de CER en de Wtcg tegemoetkoming is een gevolg van het feit dat de regelingen niet goed werkten. Enerzijds waren er mensen die een tegemoetkoming ontvingen maar in het geheel geen meerkosten hadden en anderzijds waren er mensen die geen tegemoetkoming kregen maar wel aangeven meerkosten te hebben.

In plaats daarvan is in artikel 2.1.7 Wmo 2015 bepaald dat gemeenten aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, een tegemoetkoming kunnen verstrekken ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie.

De tegemoetkoming in de meerkosten heeft tot doel om mensen die meerkosten hebben in verband met hun beperking of chronisch probleem financieel te ondersteunen, waardoor zij zich kunnen handhaven in de samenleving. Met artikel 2.1.7 Wmo 2015 hoopt de regering dat mensen met een chronische ziekte of beperking ondersteuning krijgen die beter past bij hun persoonlijke situatie.

In artikel 17a van de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Krimpenerwaard is vastgelegd dat het college bevoegd is tot het verstrekken van een vergoeding in de tegemoetkoming van meerkosten. Deze beleidsregels geven een nadere invulling aan deze bevoegdheid.

Het stellen van specifieke voorwaarden mag gedelegeerd worden naar het college (CRvB 9-10-2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3206). Het college heeft ervoor gekozen om een inkomensgrens te hanteren. Dit is mogelijk, zoals blijkt uit de Nota naar aanleiding van het verslag (TK 2013-2014, 33 841, nr. 34, p. 40-41):

"Gemeenten zijn vrij in stellen van criteria en zijn niet verplicht eisen of grenzen met betrekking tot financiële draagkracht te stellen..... De correctie voor de tekst van het wetsvoorstel Wmo 2015 impliceert dat de laatste zin waarin wordt aangegeven dat in de verordening in ieder geval de toepasselijke grenzen met betrekking tot de financiële draagkracht worden vastgesteld, bij nota van wijziging op het wetsvoorstel Wmo 2015, komt te vervallen. Hiermee vervalt niet de mogelijkheid voor de gemeenteraad voor de toepassing van artikel 2.1.7 grenzen met betrekking tot de financiële draagkracht in de verordening te stellen. Het is aan de gemeenteraad om te bepalen in welke gevallen en in welke mate ingezetenen recht hebben op de gemeentelijke tegemoetkoming. ....''

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

Dit artikel spreekt voor zich.

In navolging van de afgeschafte Wtcg en CER is gekozen voor een peiljaar en peilmaand voorafgaand aan het kalenderjaar waarin de aanvraag wordt ingediend. De tegemoetkoming wordt dus steeds achteraf verstrekt voor kosten die in het direct daaraan voorafgaande kalenderjaar zijn gemaakt.

Lid 1 onder c

De verschuldigde eigen bijdrage op grond van de Wet langdurige zorg wordt aangemerkt als buitengewone uitgave waarmee rekening wordt gehouden bij de vaststelling van het in aanmerking te nemen inkomen.

Hieruit volgt dat deze eigen bijdrage in mindering wordt gebracht op het draagkrachtinkomen.

Hoofdstuk 2 Doel, doelgroep en voorwaarden

Artikel 2

Het college heeft gekozen voor een regeling die direct ten goede komt aan inwoners van de gemeente met een chronische ziekte of beperking en die rond moeten komen van een minimuminkomen. Met minimuminkomen wordt in deze regeling gerefereerd aan de bijstandsnormen die zijn neergelegd in de Participatiewet. Deze wet gaat uit van het gezinsinkomen. Dit betekent dat het inkomen van de (eventuele) echtgenoot van de inwoner meetelt bij het bepalen van de hoogte van het inkomen.

Ten laste komend kind

Op grond van dit artikel is het mogelijk dat een ten laste komend kind dat meerkosten heeft in aanmerking komt voor een tegemoetkoming. In dit geval mag (mogen) de ouder(s) of verzorger(s) in het peiljaar niet meer inkomen hebben dan het minimuminkomen, terwijl het betreffende kind moet voldoen aan de overige voorwaarden van deze paragraaf.

In de volgende artikelen is vastgelegd op grond van welke criteria wordt beoordeeld of de inwoner behoort tot de doelgroep inwoners waarvan het college aannemelijk vindt dat zij met hun chronische ziekte of beperking verband houdende meerkosten hebben.

Artikel 3 Criteria aannemelijke meerkosten

Om te bepalen of het aannemelijk is dat een inwoner meerkosten heeft moet een beoordeling plaatsvinden op vooraf vastgestelde criteria. Hierin voorziet dit artikel. Omdat is gebleken dat het onmogelijk is om tot een uitputtende lijst van chronische ziekten en beperkingen te komen, is gekozen voor het hebben van bepaalde indicaties. De gedachte hierachter is dat wanneer de inwoner beschikt over een (of meer) van de aangegeven indicaties, ervan uit mag worden gegaan dat hij zodanig chronisch ziek is en/of fysieke of psychische beperkingen ondervindt, dat hij noodgedwongen extra kosten moet maken om zelfredzaam te zijn dan wel te participeren.

Artikel 4 Hoogte van de tegemoetkoming

De vergoeding betreft een vast bedrag dat niet gebonden is aan het hebben van bepaalde kosten. Het is ook niet bedoeld om kostendekkend te zijn. De tegemoetkoming wordt verstrekt aan iedere inwoner die voldoet aan de gestelde voorwaarden. Aan een gezin kan dus meerdere keren een tegemoetkoming worden verstrekt als bijvoorbeeld een ouder en de kinderen, of beide echtgenoten chronisch ziek of beperkt zijn.

Hoofdstuk 3 De aanvraag

Artikel 5 De aanvraagprocedure

Inwoners kunnen schriftelijk een aanvraag indienen. Hiervoor is een speciaal aanvraagformulier opgesteld. Het ingevulde formulier moet met de vereiste bewijsstukken bij het college worden ingediend.

Het formulier is zodanig ingericht, dat de inwoner zo weinig mogelijk bewijsstukken hoeft mee te zenden. Indien de gemeente de mogelijkheid biedt om digitaal een aanvraag in te dienen, wordt dit voor deze regeling ook toegestaan.

Artikel 6 Te verstrekken gegevens bij aanvraag

Dit artikel spreekt voor zich.

Gegevens die al bekend zijn bij de gemeente zullen (voor zover wettelijk mogelijk) niet worden opgevraagd.

Hoofdstuk 4 Overige bepalingen

Artikel 7 Bevoegdheid college

Dit artikel spreekt voor zich.

Verder is de hardheidsclausule conform artikel 4:84 van de Awb van toepassing.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 9 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.