Regeling vervallen per 27-11-2015

Reglement van orde raadsvergaderingen Laarbeek 2006

Geldend van 01-07-2006 t/m 26-11-2015

Intitulé

Reglement van orde raadsvergaderingen Laarbeek 2006

Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van de gemeente Laarbeek 2006.

Geconsolideerd op 24 januari 2013.

De raad van de gemeente Laarbeek;

gezien het voorstel van de raadsvoorzitter en de griffier d.d. 23 mei 2006;

gelet op artikel 16 van de Gemeentewet;

B E S L U I T :

vast te stellen het volgende

Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van de gemeente Laarbeek 2006.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    voorzitter: de voorzitter van de raad of diens vervanger;

  • b.

    amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerp-verordening of ontwerp-beslissing,

    naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • c.

    subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm

    geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;

  • d.

    motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of

    verzoek wordt uitgesproken;

  • e.

    voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

  • f.

    initiatiefvoorstel: voorstel voor een verordening of een ander voorstel.

Artikel 2 De voorzitter

  • 1.

    De voorzitter is belast met:

    • a.

      het leiden van de vergadering;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      het doen naleven van het reglement van orde;

    • d.

      hetgeen de Gemeentewet of dit reglement hem verder opdraagt;

  • 2.

    Indien de voorzitter uit anderen hoofde dan als voorzitter aan de beraadslagingen deel-

neemt, kan hij zijn vervanger verzoeken voor de duur daarvan het voorzitterschap waar te

nemen.

Artikel 3 De griffier

  • 1. De griffier is in elke vergadering van de raad aanwezig.

  • 2. Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door een door de raad daartoe aangewezen ambtenaar.

  • 3. Hij kan, indien hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd, aan de beraadslagingen deelnemen.

Artikel 4 De secretaris

De raad kan het college verzoeken de secretaris in de vergadering aanwezig te laten zijn en deel te laten nemen aan de beraadslagingen.

Artikel 5 Het presidium

  • 1. De raad heeft een presidium.

  • 2. Het presidium is belast met de vaststelling van de voorlopige agenda’s voor de vergaderingen van de raad en van de raadscommissies, met het doen van aanbevelingen aan de raad inzake de organisatie van de werkzaamheden van de raad en zijn commissies, met de procesbewaking van de werkzaamheden van de raad en zijn commissies, met andere in dit reglement of in andere regelingen aan het presidium opgedragen taken en overigens met de regeling van de met voormelde taken samenhangende procedurele aangelegenheden.

  • 3. Het presidium bestaat uit de voorzitter en de fractievoorzitters.

  • 4. De voorzitter wordt bij afwezigheid vervangen door de waarnemend raadsvoorzitter, de fractievoorzitters door een tot hun fractie behorend raadslid, burgercommissielid of plaatsvervangend burgercommissielid.

  • 5. De griffier of diens vervanger is in elke vergadering van het presidium aanwezig.

  • 6. Besluitvorming vindt plaats bij meerderheid van stemmen waarbij ieder lid één stem uitbrengt. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

  • 7. De vergaderingen van het presidium worden in het openbaar gehouden, tenzij het presidium besluit dat met gesloten deuren wordt vergaderd.

  • 8. Van de vergaderingen wordt een afsprakenlijst gemaakt, die aan de raad en het college wordt toegezonden.

Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; benoeming wethouders; fracties

Artikel 6 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging; benoeming wethouders

  • 1. Bij elke benoeming van nieuwe leden van de raad stelt de raad een commissie in bestaande uit drie leden van de raad. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden en het proces-verbaal van het (centraal) stembureau.

  • 2. De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven verslag uit aan de raad en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt.

  • 3. Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden van de raad op om in de eerste vergadering van de raad in de nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 4. In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van de raad op voor de vergadering van de raad waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 5. Bij de benoeming van een wethouder wordt overeenkomstig het eerste lid een commissie ingesteld welke onderzoekt of de kandidaat voldoet aan de eisen van de Gemeentewet. De werkwijze van deze commissie is overeenkomstig het tweede lid.

Artikel 7 Fractie

  • 1. De leden van de raad, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2. Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.

  • 3. De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

  • 4. a. Indien:

    • -

      één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

    • -

      twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

    • -

      één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie;

      wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

      • b.

        Met de onder a. beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang

        van de eerstvolgende vergadering van de raad na de mededeling daarvan.

Hoofdstuk 3 Vergaderingen

Paragraaf 1 Tijstip van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 8 Vergaderfrequentie

  • 1. De vergaderingen van de raad vinden in de regel plaats op donderdagen in een zesweekse cyclus, zo veel mogelijk met uitzondering van de maanden juli en augustus, vangen aan om 19.30 uur en worden gehouden in het gemeentehuis.

  • 2. De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag en aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover, tenzij er sprake is van een spoedeisende situatie, overleg in het presidium.

Artikel 9 Oproep

  • 1. De voorzitter zendt ten minste 7 dagen voor een vergadering de leden van de raad een schriftelijke oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

  • 2. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de leden van de raad verzonden.

  • 3. Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld, als bedoeld in artikel 10, tweede lid, worden deze agenda en de daarbij behorende stukken zo spoedig mogelijk doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden van de raad verzonden.

Artikel 10 Agenda

  • 1. Voordat de schriftelijke oproep wordt verzonden, stelt het presidium de voorlopige agenda van de vergadering vast.

  • 2. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen.

  • 3. Bij aanvang van de vergadering stelt de raad de agenda vast. Daarbij komen de onderwerpen, waarbij gebruik gemaakt wordt van het in artikel 28 bedoelde spreekrecht, zo veel mogelijk als eerste aan de orde. Op voorstel van een lid van de raad of van de voorzitter kan de raad bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

  • 4. Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan hij het onderwerp verwijzen naar een commissie of aan het college nadere inlichtingen of advies vragen.

  • 5. Op voorstel van een lid van de raad of van de voorzitter kan de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 11 Het college; de wethouders

  • 1. Het presidium kan een of meer wethouders uitnodigen om in de vergadering aanwezig te zijn en aan de beraadslagingen deel te nemen.

  • 2. Het college wordt c.q. de wethouders worden desgevraagd in de gelegenheid gesteld om het woord te voeren over de aan de orde zijnde voorstellen, amendementen en moties.

Artikel 12 Ter inzage leggen van stukken

  • 1. Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegd. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.

  • 2. Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het gemeentehuis gebracht.

  • 3. Indien omtrent stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken, in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier de leden van de raad inzage.

Artikel 13 Openbare kennisgeving

  • 1. De vergadering wordt door aankondiging in De Laarbeeker, op de voor afkondigingen in de gemeente gebruikelijke wijze en door plaatsing op de gemeentelijke website openbaar gemaakt.

  • 2. De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, het aanvangstijdstip en de plaats van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar een ieder de voorlopige agenda en de daarbij beho-

      rende stukken kan inzien;

    • c.

      de mogelijkheid tot het uitoefenen van het spreekrecht als bedoeld in artikel 28.

  • 3. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden, indien digitaal beschikbaar,

    op de gemeentelijke website geplaatst.

Paragraaf 2 Orde der vergadering

Artikel 14 Presentielijst

Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de raad de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.

Artikel 15 Zitplaatsen

  • 1. De voorzitter, de leden van de raad en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter na overleg in het presidium bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.

  • 2. Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg in het presidium.

  • 3. De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de wethouders, de secretaris en de overige personen, die voor de vergadering zijn uitgenodigd.

Artikel 16 Opening en sluiting vergadering; quorum

  • 1. De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien het daarvoor door de wet vereiste aantal leden van de raad blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 2. Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Gemeentewet.

  • 3. De voorzitter opent en sluit de vergadering met het uitspreken van een door de raad vast te stellen formule voor een openings- respectievelijk sluitingswoord.

Artikel 17 Primus bij hoofdelijke stemming en beraadslagingen

Alvorens de aangekondigde onderwerpen aan de orde te stellen deelt de voorzitter mede bij welk lid van de raad de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een lid van de raad aangewezen; bij dat aangewezen lid begint de hoofdelijke stemming.

Artikel 18 Besluitenlijst

  • 1.

    De griffier draagt zorg voor het bijhouden van een presentielijst, het registreren van de vergadering via een geluidsopname en het opmaken van een besluitenlijst van de vergadering.

  • 2.

    De concept-besluitenlijst en de op een geluidsdrager vastgelegde opname van de voorgaande vergadering worden, zo mogelijk, aan de leden van de raad toegezonden gelijktijdig met de schriftelijke oproep voor de volgende vergadering. Deze bescheiden worden gelijktijdig aan de overige personen, die het woord hebben gevoerd, toegezonden.

  • 3.

    De leden, de voorzitter, de wethouders, de griffier en de secretaris hebben het recht een voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien de concept-besluitenlijst onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen besloten is. Een voorstel tot verandering dient voor de aanvang van de vergadering bij de griffier te worden ingediend.

  • 4.

    De besluitenlijst bevat ten minste:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de griffier, de secretaris, de wethouders en de ter vergade-

ring aanwezige leden, alsmede van de leden die afwezig waren en overige personen die

het woord gevoerd hebben;

  • b.

    een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

  • c.

    een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stem-

ming van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de

leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden of zich

bij het uitbrengen van hun stem hebben vergist;

  • d.

    de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde,

    moties, amendementen en subamendementen;

  • e.

    bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van de personen aan

    wie het op grond van het bepaalde in artikel 24 door de raad is toegestaan deel te nemen

    aan de beraadslagingen.

    • 5.

      De besluitenlijst wordt in de eerstvolgende vergadering vastgesteld, waarna zij door de

voorzitter en de griffier wordt ondertekend.

6.Aan de hand van de concept-besluitenlijst worden de besluiten, voorzover de aard en de inhoud van de besluitvorming zich daartegen niet verzet, zo spoedig mogelijk na de vergadering openbaar gemaakt door plaatsing in De Laarbeeker, op de voor aankondigingen inde gemeente gebruikelijke wijze en door plaatsing op de gemeentelijke website.

Artikel 19 Ingekomen stukken

  • 1. Bij de raad ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen van het college aan de raad, worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt aan de leden van de raad toegezonden en ter inzage gelegd.

  • 2. Na de vaststelling van de besluitenlijst stelt de raad op voorstel van de voorzitter de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

Artikel 20 Aantal spreektermijnen

  • 1.

    De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raad anders beslist.

  • 2.

    Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3.

    Een lid mag in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4.

    Het derde lid is niet van toepassing op:

    • a.

      de rapporteur van een commissie;

    • b.

      het lid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend,

voor wat betreft dat amendement, die motie of dat voorstel.

5.Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft

gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

Artikel 21 Spreektijd

Een lid van de raad kan een voorstel doen over de spreektijd van de leden en de overige aanwezigen.

Artikel 22 Handhaving orde; schorsing

  • 1.

    Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

    • b.

      een lid hem interrumpeert; de voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere

      interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2.

    Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van

het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert dan

wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien

de betreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de ver-

gadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

3.De voorzitter kan ter handhaving van de orde van de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en –indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord- de vergadering sluiten.

Artikel 23 Beraadslaging

  • 1. De raad kan op voorstel van de voorzitter of van een lid van de raad beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2. Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

Artikel 24 Deelname aan de beraadslaging door anderen

  • 1. De raad kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van de raad, de wethouder, de secretaris, de griffier en de voorzitter deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2. Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of één der leden van de raad genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

Artikel 25 Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn stemgedrag te motiveren.

Artikel 27 Beslissing

  • 1. Wanneer de voorzitter vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raad anders beslist.

  • 2. Nadat de beraadslaging is gesloten vindt, na een stemming over eventuele amendementen, de stemming plaats over het voorstel, zoals het dan luidt, in zijn geheel tenzij geen stemming wordt gevraagd.

  • 3. Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

Paragraaf 3 Spreekrecht burgers; Burgerinitiatief

Artikel 28 Spreekrecht burgers

  • 1.

    Tijdens de vergadering kunnen aanwezige burgers gezamenlijk gedurende maximaal dertig minuten het woord voeren over geagendeerde onderwerpen.

  • 2.

    Het woord kan niet gevoerd worden over:

    • a.

      een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar of beroep op de rechter open-

staat of heeft opengestaan;

  • b.

    benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

  • c.

    een gedraging waarover een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht

kan of kon worden ingediend;

  • d.

    onderwerpen waarvoor in de Wet op de Ruimtelijke Ordening een inspraakprocedure is opgenomen.

    • 3.

      Degene, die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit ten minste 24 uur voor de

aanvang van de vergadering aan de griffier. Hij vermeldt daarbij zijn naam, adres en tele-

foonnummer en het onderwerp waarover hij het woord wil voeren.

  • 4.

    De voorzitter geeft het woord direct voorafgaande aan de behandeling van het agendapunt, waarvoor spreekrecht is gevraagd, en op volgorde van aanmelding, indien zich meerdere sprekers voor hetzelfde agendapunt hebben aangemeld.

  • 5.

    Elke spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over de sprekers als er meer dan zes sprekers zijn. De voorzitter kan in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.

  • 6.

    De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De voorzitter kan de deelnemers aan de raadsvergadering toestaan aan insprekers een korte, verhelderende vraag te stellen. Voorafgaand aan de tweede termijn geeft de voorzitter aan insprekers de gelegenheid tot een korte reactie of aanvulling. Er vindt geen discussie plaats tussen een inspreker en deelnemers aan de vergadering.

  • 7.

    De voorzitter of een lid van de raad doet een voorstel voor de behandeling van de inbreng van de burger.

Artikel 29a Burgerinitiatieven

  • 1. De raad plaatst een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van zijn vergadering, indien daartoe een initiatiefgerechtigde een geldig verzoek heeft ingediend.

  • 2. Onder een burgerinitiatief wordt verstaan een voorstel van een initiatiefgerechtigde om een onderwerp op de agenda van de vergadering van de raad te plaatsen.

  • 3. Initiatiefgerechtigd voor een burgerinitiatief zijn degenen die kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de raad. Voor de beoordeling of aan de vereisten van initiatiefgerechtigheid is voldaan, is de toestand op de dag van indiening van het verzoek bepalend.

Artikel 29b Geldigheid burgerinitiatief

Een verzoek om een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de raad te plaatsen is slechts geldig indien dat verzoek:

  • a.

    door ten minste 25 initiatiefgerechtigden wordt ondersteund;

  • b.

    geen onderwerpen bevat als bedoeld in artikel 29c;

  • c.

    voldoet aan de voorwaarden gesteld in artikel 29d.

Artikel 29c Beperking burgerinitiatief

Een burgerinitiatief houdt niet in:

  • a.

    een onderwerp dat niet behoort tot de bevoegdheid van de raad;

  • b.

    een onderwerp van persoonlijke aard;

  • c.

    een bezwaar in de zin van artikel 1:5 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • d.

    een klacht in de zin van artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • e.

    een onderwerp waarover de raad binnen een periode van een jaar voorafgaand aan de dag

van indiening van het verzoek een besluit heeft genomen.

Artikel 29d Wijze van indiening burgerinitiatief

  • 1.

    Een verzoek tot plaatsing van een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de vergadering van de raad wordt schriftelijk ingediend bij de voorzitter. Deze stelt het verzoek terstond in handen van het presidium.

  • 2.

    Het verzoek omvat ten minste:

    • a.

      een nauwkeurige omschrijving van het burgerinitiatiefvoorstel;

    • b.

      een toelichting op het burgerinitiatiefvoorstel;

    • c.

      de achternaam, de voornamen, het adres, de geboortedatum en de handtekening van de

verzoeker en zijn plaatsvervanger;

d.een lijst met de achternamen, voornamen, adressen, geboortedata en handtekeningen

van de initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen.

Artikel 29e Wijze van behandeling burgerinitiatief

1.Het presidium beoordeelt in de eerstvolgende vergadering na ontvangst van het burgerinitia-

tiefvoorstel of het verzoek voldoet aan de eisen van artikel 29b, 29c en 29d.

2.Het presidium adviseert de raad over de wijze van afdoening van het burgerinitiatiefvoorstel.

Indien er geen weigeringsgronden zijn plaatst het presidium het burgerinitiatiefvoorstel op

de voorlopige agenda van de eerstvolgende raad. Indien het presidium weigeringsgronden

aanwezig acht, brengt het presidium dit in het advies aan de raad tot uitdrukking.

3.De raad beslist of het initiatiefvoorstel op de agenda van de vergadering van de raad wordt

geplaatst. Indien de raad het verzoek afwijst wegens strijd met artikel 29c sub a, kan de

raad het voorstel ter afdoening in handen stellen van burgemeester en wethouders of de

burgemeester. Een afwijzing moet duidelijk worden gemotiveerd.

4.De raad draagt er zorg voor dat de verzoeker wordt uitgenodigd voor de vergadering van de

raad waarin het burgerinitiatiefvoorstel voorlopig is geagendeerd. De verzoeker krijgt tijdens

deze vergadering de gelegenheid om zijn burgerinitiatiefvoorstel mondeling nader toe te

lichten.

5.Binnen twee weken nadat de raad over het burgerinitiatiefvoorstel een besluit heeft geno-

men, wordt dit besluit bekend gemaakt op de wijze die is aangegeven in de artikelen 3:41

en 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht.

Paragraaf 4 Procedures bij stemmingen

Artikel 30 Algemene bepalingen over stemming

  • 1. De voorzitter vraagt, of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke stemming is aangenomen.

  • 2. In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in de besluitenlijst vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich op grond van artikel 28 van de Gemeentewet van stemming te hebben onthouden.

  • 3. Indien door een of meer der leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling.

  • 4. De voorzitter (of de griffier) roept de leden van de raad bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het lid dat daarvoor overeenkomstig artikel 17 is aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst.

  • 5. Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich op grond van artikel 28 van de Gemeentewet niet van deelneming aan de stemming moet onthouden verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 6. De leden brengen hun stem uit door het woord “voor” of “tegen” uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 7. Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

  • 8. Op voorstel van de voorzitter kan de stemming –in afwijking van de vorige leden- plaatsvinden bij handopsteken.

  • 9. De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 31 Stemming over amendementen en moties

  • 1. Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2. Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3. Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4. Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over de motie gestemd en vervolgens over het voorstel.

Artikel 32 Stemming over personen

  • 1.

    Wanneer een stemming over personen voor het doen van een voordracht of het opstellen van een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter drie leden tot stembureau.

  • 2.

    Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Gemeentewet van stemming moet onthouden is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

  • 3.

    Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4.

    Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is zijn stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 5.

    Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

    • a.

      een blanco ingevuld stembriefje;

    • b.

      een ondertekend stembriefje;

    • c.

      een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende

vacatures betreft;

  • d.

    een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een per-

    soon wordt gestemd die niet is voorgedragen;

  • e.

    een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de

    stemming is beperkt.

    • 6.

      In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van de

voorzitter.

7.Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de

uitslag vernietigd.

Artikel 33 Herstemming over personen

1.Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt

tot een tweede stemming overgegaan.

2.Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkre-

gen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming

de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste

stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitge-

maakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

3.Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond

het lot.

Artikel 34 Beslissing door het lot

  • 1. Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

  • 2. Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 3. Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

Hoofdstuk 4 Rechten van de leden

Artikel 35 Amendementen

  • 1. Ieder lid van de raad kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door leden van de raad, die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

  • 2. Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend een wijziging voor te stellen (subamendement).

  • 3. Elk (sub)amendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter –met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde- oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4. Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 36 Moties

  • 1. Ieder lid van de raad kan ter vergadering een motie indienen.

  • 2. Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 3. De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

  • 4. De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

Artikel 37 Voorstellen van orde

  • 1. De voorzitter en ieder lid van de raad kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3. Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.

Artikel 38 Initiatiefvoorstel

  • 1.

    Een initiatiefvoorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 2.

    De voorzitter plaatst het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering, tenzij de schriftelijke oproep hiervoor reeds verzonden is. In dit laatste geval wordt het voorstel op de agenda van de daarop volgende vergadering geplaatst.

  • 3.

    De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn behandeld, tenzij de raad oordeelt dat:

    • a.

      het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander

geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld;

  • b.

    het voorstel eerst dient te worden behandeld in een raadscommissie;

  • c.

    het voorstel voor advies naar het college dient te worden gezonden. In dit geval bepaalt

de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

4.De raad kan voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van een voorstel, niet

zijnde een voorstel voor een verordening.

5.Op een spoedeisend initiatiefvoorstel, inhoudende het ontslag van een wethouder, zijn de

bepalingen in dit artikel niet van toepassing. Een dergelijk voorstel kan na instemming van de raad terstond aan de agenda toegevoegd worden.

Artikel 39 Collegevoorstel

  • 1. Een voorstel van het college aan de raad, dat vermeld staat op de agenda van de raadsvergadering, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de raad.

  • 2. Indien de raad van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het college moet worden gezonden, bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 40 Interpellatie

  • 1. Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

  • 2. De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en de wethouders. Bij de vaststelling van de agenda van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

  • 3. De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige leden van de raad, de burgemeester en de wethouders niet meer dan eenmaal, tenzij de raad hen hiertoe verlof geeft.

Artikel 41 Schriftelijke vragen

  • 1. Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven of schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt verlangd.

  • 2. De vragen worden bij de griffier ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college of de burgemeester worden gebracht.

  • 3. Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen, nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende raadsvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het verantwoordelijk lid van het college of de burgemeester de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 4. De antwoorden van het college of de burgemeester worden door tussenkomst van de griffier aan de leden van de raad gezonden.

  • 5. De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde raadsvergadering, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen omtrent het door het college of de burgemeester gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist.

  • 6. Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden van de raad het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het college of de burgemeester nadere inlichtingen te vragen omtrent het antwoord op de nadere inlichtingen, als bedoeld in lid 5.

Artikel 42 Vragenhalfuurtje

  • 1. Direct na de opening is er in alle reguliere vergaderingen van de raad een vragenhalfuurtje, tenzij er bij de voorzitter geen vragen zijn ingediend. In spoedeisende gevallen wordt er een vragenhalfuurtje gehouden binnen 48 uur na de in het tweede lid bedoelde melding aan de voorzitter. In bijzondere gevallen kan het presidium bepalen dat het vragenhalfuurtje op een ander tijdstip wordt gehouden. De voorzitter bepaalt op welk tijdstip het vragenhalfuurtje eindigt.

  • 2. Het lid van de raad dat tijdens het vragenhalfuurtje vragen wil stellen, meldt dit onder aanduiding van het onderwerp ten minste 24 uur voor aanvang van het vragenhalfuurtje bij de voorzitter, uitgezonderd in spoedeisende gevallen, als bedoeld in het eerste lid. De voorzitter kan na overleg met het presidium weigeren een onderwerp tijdens het vragenhalfuurtje aan de orde te stellen indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven of indien het onderwerp in de raadsvergadering op diezelfde dag aan de orde komt.

  • 3. De voorzitter bepaalt de volgorde, waarin aangemelde onderwerpen tijdens het vragenhalfuurtje aan de orde worden gesteld.

  • 4. De voorzitter bepaalt per onderwerp de spreektijd voor de vragensteller, voor het college, voor de burgemeester en voor de overige leden van de raad.

  • 5. Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen aan het college of de burgemeester te stellen en een toelichting daarop te geven.

  • 6. Na de beantwoording door het college of de burgemeester krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • 7. Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden van de raad het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het college of de burgemeester vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

  • 8. Tijdens het vragenhalfuurtje kunnen geen moties worden ingediend en worden geen interrupties toegelaten.

Artikel 43 Inlichtingen

  • 1. Indien een lid van de raad over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid, van de Gemeentewet verlangt, wordt een verzoek daartoe, door tussenkomst van de griffier, schriftelijk ingediend bij het college of de burgemeester.

  • 2. De griffier draagt er zorg voor dat een afschrift van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad wordt gebracht.

  • 3. De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de daarop volgende vergadering gegeven.

  • 4. De gestelde vragen en de antwoorden vormen een agendapunt voor de vergadering, waarin de antwoorden zullen worden gegeven.

Hoofdstuk 5 Begroting en jaarrekening

Artikel 44 Procedure begroting

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting volgens een procedure die de raad, op voorstel van het presidium, vaststelt.

Artikel 45 Procedure jaarrekening

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening en van een eventueel indemniteitsbesluit volgens een procedure die de raad, op voorstel van het presidium, vaststelt.

Hoofdstuk 6 Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 46 Verslag; verantwoording

  • 1. Een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester of de secretaris, die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht om, in aansluiting op de behandeling van de lijst van ingekomen stukken of voor het sluiten van de vergadering, verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Voor door de raad gewenste bespreking van dit verslag kan de voorzitter doorverwijzen naar de desbetreffende commissie.

  • 2. Ieder lid van de raad kan aan een persoon, als bedoeld in het eerste lid, schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen, vastgesteld in artikel 41, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Wanneer een lid van de raad een persoon, als bedoeld in het eerste lid, ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 40, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin de raad één van zijn leden heeft benoemd.

Hoofdstuk 7 Besloten vergadering

Artikel 47 Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voorzover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 48 Besluitenlijst

  • 1. De concept-besluitenlijst van een besloten vergadering wordt niet rondgedeeld maar ligt uitsluitend voor de leden ter inzage.

  • 2. De concept-besluitenlijst wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet openbaar maken van de besluitenlijst. De vastgestelde besluitenlijst wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 49 Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 50 Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

Hoofdstuk 8 Toehoorders en pers

Artikel 51 Toehoorders en pers

  • 1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

Artikel 52 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens een openbare raadsvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen. Deze aanwijzingen kunnen niet zover gaan dat zij de vrijheid van pers aantasten.

Artikel 53 Verbod gebruik mobiele telefoons

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, alsmede het stand-by houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergaderingen, zonder toestemming van de voorzitter niet toegestaan.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 54 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

Artikel 55 Inwerkingtreding

  • 1. Dit reglement treedt op 1 juli 2006 in werking.

  • 2. Op dat tijdstip vervalt het reglement van orde voor de vergaderingen van de raad van de gemeente Laarbeek 2002, vastgesteld bij raadsbesluit van 22 mei 2002 en gewijzigd bij raadsbesluiten van 27 maart 2003 en 30 september 2004.

Artikel 56 Citeertitel

Dit reglement kan worden aangehaald als “Reglement van orde raadsvergaderingen Laarbeek 2006”.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Laarbeek op 29 juni 2006.
De raad voornoemd,
De griffier, De voorzitter,
M.H.C.M. van der Aa. J.J.P.M. Gilissen.
Voor consolidatie getekend op 24 januari 2013.
De griffier, De voorzitter,
M.L.M. van Heijnsbergen J.G.M.T. Ubachs