Regeling vervallen per 27-11-2015

Verordening Afvalstoffenheffing 2014

Geldend van 28-12-2013 t/m 26-11-2015

Besluit van de raad d.d. 4 december 2013 tot vaststelling van de Verordening Afvalstoffenheffing 2014.

De raad van de gemeente Laarbeek;

gezien het voorstel van burgemeesters en wethouders van 5 november 2013;

gelet op artikel 216 van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

b e s l u i t :

vast te stellen de navolgende Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2014.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    container:

    een door of vanwege de gemeente uitgezette ophaalbak met een bepaald volume;

  • 2.

    gft-afval:

    groente-, fruit- en tuinafval;

  • 3.

    restafval:

    het huishoudelijke afval voor zover dat niet wordt gerekend tot het gft-afval;

  • 4.

    grove huishoudelijke afvalstoffen:

    huishoudelijke afvalstoffen die met enige regelmaat in een particulier huishouden vrijkomen, doch die te groot of te zwaar zijn om op dezelfde wijze als andere huishoudelijke afvalstoffen aan de periodieke inzameldienst te worden aangeboden;

  • 5.

    collo:

    een pakket afval als bedoeld onder 4 met een afmeting van maximaal 50 cm1 x 50 cm1 x 150 cm1 = 0,375 m3.

Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1. Onder de naam 'afvalstoffenheffing' wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2. De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het feitelijk gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente feitelijk gebruikmaakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene, die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht feitelijk gebruikmaakt van een perceel;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een perceel ten gebruike is afgestaan, degene die dat gedeelte ten gebruike heeft afgestaan.

Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1. De belasting bedraagt per perceel per maand van het belastingtijdvak: € 6,59

  • 2.

    • a.

      Onverminderd het bepaalde in het eerste lid bedraagt de belasting per lediging van een container restafval:

    • -

      voor een 25 liter emmer € 1,26

    • -

      voor een 140 liter container € 6,33

    • -

      voor een 240 liter container € 10,86

    • b.

      Onverminderd het bepaalde in het eerste lid bedraagt de belasting per lediging van een container gft-afval:

    • -

      voor een 25 liter emmer € 0,77

    • -

      voor een 140 liter container € 3,82

    • -

      voor een 240 liter container € 6,50

    • c.

      Voor de berekening van het aantal malen dat per perceel een container ter lediging wordt aangeboden, wordt uitgegaan van het aantal malen dat door de op het inzamelvoertuig aangebrachte registratie-apparatuur een lediging wordt geregistreerd. Indien tijdens enige inzamelbeurt door een calamiteit of door een technische storing de containerherkenningsapparatuur of de containerregistratieapparatuur op het inzamelvoertuig of de middelen waarmee de gegevens van de geledigde containers worden opgeslagen niet naar behoren functioneren, wordt overgeschakeld op handmatige registratie van aangeboden en geledigde containers aan de hand van de op de containers aangebrachte visuele herkenningsmiddelen.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in het eerste en het tweede lid bedraagt de belasting voor het op aanvraag inzamelen van grove huishoudelijke afvalstoffen, per collo: € 15,00

  • 4.

    • a.

      Onverminderd het bepaalde in het eerste en het tweede lid bedraagt de belasting voor achterlaten van een hoeveelheid grove huishoudelijke afval- stoffen van maximaal 2 m³, bestaande uit maximaal 4 autobanden van personenauto’s, niet chemisch verontreinigde grond, blad, gras, snoeihout, brandbaar en onbrandbaar grof restafval, indien deze afvalstoffen worden aangevoerd met een auto, een auto met aanhanger, een bestelauto of een busje of een daarmee gelijk te stellen voertuig, per keer € 5,00

      Indien de in de vorige volzin genoemde afvalstoffen worden aangevoerd met een fiets of een fietskar bedraagt de belasting, per keer € 2,00

    • b.

      Onverminderd het bepaalde in het eerste en tweede lid bedraagt de belasting voor achterlaten van een hoeveelheid bouw- en sloopafval van maximaal 2 m³, indien deze afvalstoffen worden aangevoerd met een auto, een auto met aanhanger, een bestelauto of een busje of daarmee gelijk te stellen voertuig, per keer € 11,00

      Indien de in de vorige volzin genoemde afvalstoffen worden aangevoerd met een fiets of een fietskar bedraagt de belasting, per keer € 2,00

    • c.

      Voor het achterlaten van wit- en bruingoed, koelkasten, diepvriezers, televisies e.d, kadavers van kleine huisdieren, asbest, afgewerkte olie (maximaal 5 liter), klein chemisch afval, retour glas, flessen e.d., vlak glas, papier, karton, textiel, schoeisel, kringloopgoederen, ferro en non-ferro metalen is geen belasting verschuldigd.

Artikel 5 Vrijstelling

  • 1. Een belastingplichtige die middels een medische verklaring kan aantonen dat ten gevolge van een ziekte of een lichamelijk ongemak op zijn of haar perceel permanent beduidend meer restafval wordt geproduceerd dan op een perceel waar geen sprake is van deze ziekte of dat lichamelijk ongemak wordt op schriftelijk verzoek achteraf vrijstelling verleend van een gedeelte van de belasting als bedoeld in artikel 4, tweede lid.

  • 2. De vrijstelling voor de verwijdering van restafval in twee achtereenvolgende belastingtijdvakken is voor een gebruiker van een 25 liter emmer gelijk aan 50% van de verschuldigde belasting met een maximum van 53 ledigingen, voor de gebruiker van een 140 liter container gelijk aan 50% van de verschuldigde belasting met een maximum van 10 ledigingen en voor de gebruiker van een 240 liter container gelijk aan 50% van de verschuldigde belasting met een maximum van 6 ledigingen.

  • 3. De vrijstelling kan worden aangevraagd binnen zes weken na afloop van het vierde belastingtijdvak of binnen zes weken nadat belastingplichtige is verhuisd en is uitgeschreven uit de gemeentelijke bevolkingsadministratie.

  • 4. Indien de belastingplicht is ontstaan in de loop van het belastingtijdvak is het bedrag van de vrijstelling gelijk aan zoveel derde gedeelte van het volgens het tweede lid van dit artikel berekende bedrag als de belastingplichtige in dat belastingtijdvak maanden vastrecht als bedoeld in artikel 4, eerste lid, verschuldigd is.

  • 5. Indien de ziekte of het lichamelijk ongemak is ontstaan in de loop van het belastingtijdvak is het bedrag van de vrijstelling gelijk aan zoveel derde gedeelte van het volgens het tweede lid van dit artikel berekende bedrag als de belastingplichtige of de medebewoner van het perceel waarvoor hij belastingplichtig is in dat belastingtijdvak volle maanden een ziekte of lichamelijk ongemak heeft als bedoeld in het eerste lid.

  • 6. In afwijking van het bepaalde in de vorige leden van dit artikel kan het bedrag van de vrijstelling nooit meer bedragen dan de belasting die door een belastingplichtige op grond van artikel 4, tweede lid over twee belastingtijdvakken is verschuldigd.

  • 7. Het bedrag van de vrijstelling wordt na afloop van het tweede belastingtijdvak uitbetaald aan de belastingplichtige.

Artikel 6 Belastingtijdvak

  • 1. Het belastingtijdvak is een aaneengesloten periode van zes kalendermaanden.

  • 2. Het eerste belastingtijdvak gaat in op 1 januari 2014.

Artikel 7 Wijze van heffing

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 4, eerste, tweede en vierde lid, wordt geheven bij wege van aanslag.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 4, derde lid, wordt geheven door middel van een betaalsticker waarop het verschuldigde bedrag is vermeld.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang bij heffing

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 4, eerste lid en tweede lid, en artikel 4, vierde lid, is verschuldigd bij het begin van het belastingtijdvak, of zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is belasting bedoeld in artikel 4, eerste lid, verschuldigd voor zoveel volle kalendermaanden als er in het tijdvak, na aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel volle kalendermaanden van de voor een volledig tijdvak verschuldigde belasting als bedoeld in artikel 4, eerste lid, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld voor de heffing ter zake van de niet met de periodieke inzameldienst ingezamelde afvalstoffen

De belasting bedoeld in artikel 4, derde lid, is verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1. De aanslagen als bedoeld in artikel 4, eerste lid, tweede lid en vierde lid, moeten, in afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, worden betaald 1 maand na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zes gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens één maand later.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 4, derde lid, moet, in afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, worden voldaan op het moment van verstrekking van de betaalsticker.

  • 4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11 Kwijtschelding

Van de belasting bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid, wordt kwijtschelding als bedoeld in artikel 255 van de Gemeentewet alleen verleend aan natuurlijke personen tot maximaal een bedrag van € 203,28. Van de belasting in artikel 4, derde en vierde lid, wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de afvalstoffenheffing.

Artikel 13 Tijdstip inwerkingtreding

  • 1. De Verordening Afvalstoffenheffing 2013, vastgesteld bij besluit van de raad van de gemeente Laarbeek van 12 december 2012, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van heffing 1 januari 2014.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als 'Verordening Afvalstoffenheffing 2014'.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Laarbeek van 4 december 2013.

De raad voornoemd,

De griffier, De voorzitter,

M.L.M. van HeijnsbergenJ.G.M.T. Ubachs

Besluit Afvalstoffenverordening 2014