Regeling vervallen per 27-11-2015

Verordening maatschappelijke ondersteuning Peelgemeente Laarbeek 2014

Geldend van 07-07-2014 t/m 26-11-2015

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuning Peelgemeente Laarbeek 2014

De raad van de gemeente Laarbeek;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 26 november 2013;

gelet op artikel 5 van de Wet maatschappelijke ondersteuning en artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit:

  • 1.

    vast te stellen de Verordening maatschappelijke ondersteuring Peelgemeente Laarbeek 2014;

  • 2.

    in te trekken de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Laarbeek 2013.

Hoofdstuk 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1 Begripsbepalingen.

In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet:

    Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • b.

    college:

    college van burgemeester en wethouders;

  • c.

    compensatieplicht:

    De plicht van het college om op aanvraag aan personen met een beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem advies, ondersteuning dan wel voorzieningen te bieden ter compensatie van hun belemmeringen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie teneinde hen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Hierbij houdt het college rekening met het gestelde onder 1 tot en met 5:

    • 1.

      Het college heeft de plicht om een resultaat te bereiken dat als compensatie mag gelden en dat in het individuele geval maatwerk is;

    • 2.

      Het college houdt rekening met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager van de voorzieningen, alsmede met de capaciteit van de aanvrager om, uit oogpunt van kosten, zelf in maatregelen te (laten) voorzien, zoals bedoeld in artikel 4, tweede lid Wmo;

    • 3.

      Bij de beoordeling of een belanghebbende daadwerkelijk beperkt is in zijn mogelijkheden tot zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie op een van de vier ondersteuningsgebieden, zoals genoemd in artikel 4, eerste lid Wmo, houdt het college tevens rekening met de eigen verantwoordelijkheid van de belanghebbende. Hieronder wordt verstaan de verantwoordelijkheid om de eigen mogelijkheden te verkennen en op eigen kracht dan wel via het eigen sociaal netwerk, de belemmeringen weg te nemen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijkke participatie en deze mogelijkheden ook te realiseren en onvoorwaardelijk in te zetten. De beoordeling van de eigen verantwoordelijkheid gaat vooraf aan de vaststelling van de compensatieplicht van het college. Deze wordt afgestemd op de mogelijkheden van de belanghebbende op grond van zijn eigen verantwoordelijkheid;

    • 4.

      Aan de bepaling van de reikwijdte van de compensatieplicht van het college gaat tevens vooraf een beoordeling van de mogelijkheden die een belanghebbende heeft om redelijkerwijs gebruik te kunnen maken van algemene, algemeen gebruikelijke, voorliggende of collectieve voorzieningen;

    • 5.

      Bij het bepalen van de mogelijkheden op grond van eigen verantwoordelijkheid van een belanghebbende alsmede bij het bepalen van de mogelijkheden gebruik te kunnen maken van algemene, algemeen gebruikelijke, voorliggende of collectieve voorzieningen, kan het college, desgevraagd of uit eigen beweging zo nodig een belanghebbende advies dan wel ondersteuning geven;

  • d.

    melding: de melding aan het college dat er problemen zijn op grond waarvan iemand verzoekt om een gesprek;

  • e.

    aanvraag:

    de aanvraag om in aanmerking te komen voor één of meerdere voorzieningen om een resultaat te bereiken in het kader van deze verordening;

  • f.

    Belanghebbende:

    een persoon met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem, die behoefte heeft aan compensatie ten behoeve van het bevorderen van zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren, die voor zichzelf of, met behulp van een machtiging, door een ander een aanmelding of een aanvraag doet of laat doen;

  • g.

    beperkingen:

    moeilijkheden die een persoon heeft met het uitvoeren van activiteiten;

  • h.

    psychosociaal probleem:

    een situatie van verlies van zelfstandigheid en, met name, een gebrek aan mogelijkheden tot deelname aan het maatschappelijk verkeer, veroorzaakt door belemmeringen die iemand ondervindt in zijn relatie met anderen, met zijn sociale omgeving;

  • i.

    mantelzorger:

    een persoon, die mantelzorg verleent als bedoeld in artikel 1 eerste lid onder b van de wet;

  • j.

    huisgenoot:

    iedere persoon met wie de belanghebbende gemeenschappelijk een woning bewoont;

  • k.

    leefeenheid:

    een eenheid bestaande uit gehuwden die al dan niet tezamen met één of meer ongehuwden een huishouden voeren, dan wel een ongehuwde meererjarige die met één of meer minderjarige of meerderjarige ongehuwden een huishouden voert. Onder gehuwden worden daarbij ook verstaan ongehuwd somenwonenden en andere volwassenen die met elkaar of met minderjarige of meerderjarige kinderen samenwonen;

  • l.

    gebruikelijke zorg:

    de zorg die op het gebied van het voeren van het huishouden voor alle minder en meerderjarige leden van een leefeenheid danwel huisgenoten geldt om gezamenlijk voor het huishouden te zorgen;

  • m.

    algemeen gebruikelijke voorziening:

    naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager behorend;

  • n.

    algemene voorziening:

    een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt;

  • o.

    individuele en collectieve voorziening:

    een voorziening die door het college ten behoeve van één persoon op basis van artikel 4 Wmo wordt verstrekt. Ook collectieve voorzieningen zijn voorzieningen die individueel worden verstrekt nu er een normale aanvraagprocedure geldt, een beschikking wordt afgegeven en bezwaar wordt afgegeven beroep mogelijk is. Collectieve voorzieningen kunnen evenwel door meerdere personen worden gebruikt;

  • p.

    eigen bijdrage:

    een door het college vast te stellen bijdrage, die bij respectievelijk de verstrekking van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning van toepassing zijn;

  • q.

    eigen aandeel:

    een door het college vast te stellen aandeel, die bij de verstrekking van een voorziening als financiële tegemoetkoming betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning van toepassing zijn;

  • r.

    voorziening in natura:

    een voorziening die in eigendom, in bruikleen, in huur of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt;

  • s.

    persoonsgebonden budget:

    een budget in de vorm van een geldbedrag dan wel een tegoedbon waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven;

  • t.

    financiële tegemoetkoming:

    een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening;

  • u.

    hoofdverblijf:

    de plek / plaats waar iemand woont. Aansluiting wordt gezocht bij het woonplaatsbegrip als bedoeld in artikel 40 eerste lid van de Wet werk en bijstand. Waar iemand zijn hoofdverblijf heeft, hangt af van concrete feiten en omstandigheden.

Artikel 1.2 Besluitvorming en nadere regels

  • 1. Voorzover in deze verordening geen beperkingen zijn opgelegd is het college bevoegd tot alle besluiten ter uitvoering van deze verordening en de wet.

  • 2. Het college stelt nadere regels vast.

Hoofdstuk 2. RESULTAATGERICHTE COMPENSATIE

Artikel 2.1 De melding en aanvraag

  • 1. Een melding kan schriftelijk, telefonisch, mondeling of elektronisch worden ingediend door of namens belanghebbende, die behoefte heeft aan compensatie ten behoeve van het bevorderen van zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren.

  • 2. In afwijking van artikel 4.1 van de Algemene wet bestuursrecht kan een aanvraag zowel schriftelijk, telefonisch, mondeling of elektronisch worden ingediend door of namens belanghebbende, die behoefte heeft aan compensatie ten behoeve van het bevorderen van zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren.

Artikel 2.2 De te bereiken resultaten

De op basis van artikel 4 eerste lid van de wet, via compenserende maatregelen te bereiken resultaten zijn:

  • 1.

    Het voeren van een huishouden

    • a.

      een schoon en leefbaar huis;

    • b.

      wonen in een geschikt huis;

    • c.

      beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;

    • d.

      beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding alsook schoon bed- en linnengoed;

    • e.

      het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;

  • 2.

    Verplaatsen:

    • a.

      zich verplaatsen in en om de woning;

    • b.

      zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel;

  • 3.

    Daginvulling:

    • a.

      de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan maatschappelijke, recreatieve en religieuze activiteiten.

Hoofdstuk 3. BEOORDELING VAN DE TE BEREIKEN RESULTATEN.

Paragraaf 1 Algemene regels.

Artikel 3.1 Het maken van een afweging

Bij het beoordelen of en welke voorzieningen getroffen worden houdt het college rekening met de definitie van de compensatieplicht zoals neergelegd in artikel 1.1 onderdeel c van deze verordening.

Paragraaf 2 De te bereiken resultaten.

Artikel 3.2 Een schoon en leefbaar huis

  • 1. Het resultaat als genoemd onder artikel 2.2 eerste lid onder a van deze verordening, bestaat uit het kunnen wonen in een huis dat schoon is. Dit geldt ten aanzien van de woonkamer, slaapvertrekken, keuken en sanitaire ruimten.

  • 2. Met het oog op een schoon en leefbaar huis, kan een individuele voorziening getroffen worden voor het lichte of het zware huishoudelijke werk.

  • 3. Indien de belanghebbende een of meer huisgenoten heeft wordt, wat betreft dit te bereiken resultaat voor de belanghebbende, tevens beoordeeld of er, in zijn of haar geval, in het kader van gebruikelijke zorg, één of meer huisgenoten beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden over te nemen.

  • 4. Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn, worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 3.3 Wonen in een geschikt huis

  • 1. Het resultaat als genoemd in artikel 2.2 eerste lid onder b van deze verordening, bestaat uit het normaal gebruik kunnen maken van de woning waar men over beschikt. Dit geldt ten aanzien van de woonkamer, slaapvertrekken, keuken,sanitaire ruimten, berging, tuin of balkon.

  • 2. Met het oog op het normale gebruik van de woning kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van de bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid van de woning.

  • 3. Bij de afweging zoals het college die maakt ingevolge artikel 3.1 van deze verordening, wordt, wat betreft dit te bereiken resultaat voor de belanghebbende, tevens beoordeeld of de belanghebbende kan verhuizen naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning.

  • 4. Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn, worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt. Een verhuiskostenvergoeding kan verstrekt worden.

Artikel 3.4 Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften

  • 1. Het resultaat als genoemd in artikel 2.2 eerste lid onder c van deze verordening, bestaat uit het voorzien van de dagelijks benodigde hoeveelheid voedsel voor maaltijden en andere momenten waarop iets genuttigd wordt, evenals toiletartikelen en schoonmaakartikelen. Ook de noodzakelijke bereiding van maaltijden kan hieronder vallen.

  • 2. Met het oog op het beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het doen van boodschappen, voor wat betreft levensmiddelen, schoonmaakmiddelen en toiletartikelen, en het bereiden en aanreiken van maaltijden.

  • 3. Bij de afweging zoals het college die maakt ingevolge artikel 3.1 van deze verordening, wordt, wat betreft dit te bereiken resultaat voor de belanghebbende, tevens beoordeeld of er, in het kader van gebruikelijke zorg, één of meer huisgenoten beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden over te nemen of dat de belanghebbende bijvoorbeeld gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare boodschappenservice of maaltijdvoorziening.

  • 4. Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn, worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 3.5 Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding alsook schoon bed- en linnengoed

  • 1. Het resultaat als genoemd in artikel 2.2 eerste lid onder d van deze verordening, bestaat uit het aanwezig zijn van kleding in gewassen en zonodig gestreken, opgevouwen op opgehangen staat alsook het beschikken over schoon bed- en linnengoed.

  • 2. Met het oog op het beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding alsook schoon bed- en linnengoed kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het wassen, drogen en strijken en opruimen van de dagelijkse was.

  • 3. Bij de afweging zoals het college die maakt ingevolge artikel 3.1 van deze verordening, wordt, wat betreft dit te bereiken resultaat voor de belanghebbende, tevens beoordeeld of er, in het kader van gebruikelijke zorg, één of meer huisgenoten beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden over te nemen of dat belanghebbende bijvoorbeeld gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare was- en strijkservice.

  • 4. Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 3.6 Het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren

  • 1. Het resultaat als genoemd in artikel 2.2 eerste lid onder e van deze verordening, bestaat uit de dagelijkse, gebruikelijke zorg voor in het huishouden aanwezige kinderen.

  • 2. Met het oog op het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren, kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het vervangen van de ouder die in principe voor de kinderen zorgt. Deze voorziening kan ook tijdelijk worden getroffen ter overbrugging van een periode noodzakelijk voor het nemen van meer definitieve maatregelen.

  • 3. Bij de afweging zoals het college die maakt ingevolge artikel 3.1 van deze verordening, wordt, wat betreft dit te bereiken resultaat voor de belanghebbende, tevens beoordeeld of belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare voor- tussen- en naschoolse opvang, kinderopvang of andere opvangmogelijkheden die in de individuele situatie van de belanghebbende kunnen leiden tot het te bereiken resultaat.

  • 4. Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 3.7 Zich verplaatsen in en om de woning

  • 1. Het resultaat als genoemd in artikel 2.2, tweede lid onder a van deze verordening, bestaat uit het in staat zijn de woonkamer, het slaapvertrek of de slaapvertrekken, het toilet en de douche, de berging, de tuin of het balkon te bereiken en er zich zodanig kunnen redden dat normaal functioneren mogelijk is.

  • 2. Met het oog op het verplaatsen in en om de woning kan eeen individuele voorziening worden getroffen bestaande uit een rolstoel voor dagelijks zittend gebruik.

  • 3. Bij de afweging zoals het college die maakt ingevolge artikel 3.1 van deze verordening, wordt, wat betreft dit te bereiken resultaat voor de belanghebbende, tevens beoordeeld of de belanghebbende bijvoorbeeld gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare rolstoelpool die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat.

  • 4. Voor de zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn, worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 3.8 Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

  • 1. Het resultaat als genoemd in artikel 2.2 tweede lid onder b van deze verordening, bestaat uit het kunnen doen van dagelijkse boodschappen, het kunnen doen bezoeken van familie, kennissen en het doen van gewenste activiteiten, alles binnen de directe woon- en leefomgeving

  • 2. Met het oog op het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel, kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het verplaatsen over de korte afstand rond de woning en het verplaatsen over de langere afstand binnen de directe woon en leefomgeving.

  • 3. Bij de afweging zoals het college die maakt ingevolge artikel 3.1 van deze verordening, wordt, wat betreft dit te bereiken resultaat voor de belanghebbende, tevens beoordeeld of belanghebbende bijvoorbeeld gebruik kan maken van aanwezig bruikbaar en toegankelijk openbaar vervoer, een aanwezige en bruikbare scootmobielpool of van collectief vraagafhankelijk vervoer van deur tot deur die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat.

  • 4. Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn, worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 3.9 De mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten

  • 1. Het resultaat als genoemd in artikel 2.2, derde lid onder a van deze verordening, bestaat uit het zo mogelijk kunnen afleggen van bezoek en het deelnemen aan activiteiten.

  • 2. Met het oog op de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten, kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het vervoer naar bestemmingen.

  • 3. Bij de afweging zoals het college die maakt ingevolge artikel 3.1 van deze verordening, wordt, wat betreft dit te bereiken resultaat voor de belanghebbende, tevens beoordeeld of de belanghebbende bijvoorbeeld gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare (vrijwilligers)organisaties die in de individuele situatie van belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat.

  • 4. Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn, worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Hoofdstuk 4 Verstrekkingsvormen en typen individuele voorzieningen.

Paragraaf 1 Algemene regels

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen.

Artikel 4.1 Mogelijke verstrekkingswijze en financiële kaders

  • 1. Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura, als persoongebonden budget of een financiële tegemoetkoming.

  • 2. Het college legt in de nadere regels vast in welke gevallen respectievelijk onder welke voorwaarden welke verstrekkingswijze zoals genoemd in eerste mogelijk is. Hierbij houdt het college rekening met haar wettelijke compensatieplicht als bedoeld in artikel 4 van de wet en de nadere invulling hiervan, zoals vermeld in artikel 1.1, onderdeel c van deze verordening, alsmede met keuzevrijheid van burger ten aanzien van de vorm van de voorziening, zoals bepaald in artikel 6 van de wet, behoudens overwegende bezwaren.

  • 3. De PGB-tarieven voor de hulp bij het huishouden (Persoonlijke ondersteuning), dienen het mogelijk te maken om de benodigde noodzakelijke omvang van de individuele voorziening in te kopen.

  • 4. Het college dient bij de vaststelling van de hoogt van de PGB-tarieven voor hulp bij het huishouden (persoonlijke ondersteuning), uit te gaan van criteria als minimumloon, of het van toepassing zijnde CAO-loon, of de hoogte van de tarieven van gecontracteerde aanbieders en de wijze van inkoop.

Artikel 4.2 Voorwaarden individuele voorzieningen

  • 1. Het college besluit over het toekennen dan wel afwijzen van een individuele voorziening bij beschikking

  • 2. Indien een voorziening in natura wordt verstrekt zal, indien van toepassing, met belanghebbende een bruikleenovereenkomst gesloten.

  • 3. Indien een voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, moet belanghebbende een voorziening aanschaffen die voldoet aan de gestelde voorwaarden of Programma van Eisen.

  • 4. De voorwaarden waaronder individuele voorzieningen verstrekt worden, zijn geregeld in nadere regels.

Artikel 4.3 Vormen van individuele voorzieningen

Individuele voorzieningen kunnen in verschillende vormen worden aangeboden. Bij de bepaling welke voorziening wordt ingezet wordt de onderstaande volgorde gehanteerd:

  • a.

    collectieve voorzieningen;

  • b.

    individuele voorzieningen.

Artikel 4.4 Voorzieningen met eigen bijdrage of eigen aandeel

  • 1. Bij het verstrekken van een individuele voorziening, kan de belanghebbende van 18 jaar of ouder een eigen bijdrage of een eigen aandeel verschuldigd zijn ten aanzien van de resultaten zoals deze genoemd zijn in artikel 2.2 van deze verordening.

  • 2. Het college legt in nadere regels de hoogte en de duur van de eigen bijdrage of eigen aandeel vast met inachtneming van het Besluit maatschappelijke ondersteuning.

    Paragraaf 2 De beschikking

Artikel 4.5 Verstrekking in natura

  • 1. Bij het treffen van een voorziening in natura wordt in de beschikking vastgelegd:

    • a.

      wat de te treffen voorziening is en voor welk resultaat de verstrekking in natura verstrekt wordt;

    • b.

      de eventuele duur en omvang van de verstrekking;

    • c.

      hoe de voorziening in natura verstrekt wordt en

    • d.

      of er sprake is van een overeenkomst waarin deze verstrekking is geregeld.

  • 2. Als er sprake is van een eigen bijdrage wordt dit in de beschikking opgenomen.

Artikel 4.6 Verstrekking als persoonsgebonden budget

  • 1. Bij het treffen van een voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt in de beschikking vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het persoonsgebonden budget gebruikt moet worden, eventueel aangevuld met een Programma van Eisen waaraan bij de besteding voldaan moet worden;

    • b.

      wat de omvang van het persoonsgebonden budget is en hoe deze omvang tot stand is gekomen;

    • c.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het persoonsgebonden budget bedoeld is en

    • d.

      welke regels gelden ten aanzien van verantwoording van het persoonsgebonden budget.

  • 2. Het college stelt in de nadere regels de hoogte van de PGB-tarieven vast.

  • 3. Als er sprake is van een eigen bijdrage wordt dit in de beschikking opgenomen.

Artikel 4.7 Verstrekking als financiële tegemoetkoming

  • 1. Bij het treffen van een voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming wordt in de beschikking vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat de financiële tegemoetkoming bestemd is;

    • b.

      wat de duur van de verstrekking is;

    • c.

      of er sprake is van een overeenkomst waarin deze verstrekking is geregeld;

    • d.

      wat de hoogte van de financiële tegemoetkoming is;

    • e.

      welke regels gelden ten aanzien van de verantwoording van de tegemoetkoming.

  • 2. Als er sprake is van een eigen aandeel wordt dit in de beschikking opgenomen.

Hoofdstuk 5. Procedurele bepalingen rond onderzoek, advies en besluitvorming, intrekking en terugvordering

Artikel 5.1 Beslistermijn

  • 1. Het college beslist binnen acht weken op een aanvraag om een voorziening.

  • 2. Er geldt een afwijkende termijn bij een aanvraag om een voorziening voor het wonen in een geschikt huis als het gaat om voorzieningen waar bouwkundige offertes opgevraagd moeten worden. Het college beslist dan binnen zestien weken.

Artikel 5.2 Uitgangspunten en weigeringsgronden

  • 1. Een voorziening die bedoeld is om de resultaten zoals genoemd in artikel 2.2 van deze verordening te bereiken wordt slechts toegekend voor zover:

    • a.

      de voorziening noodzakelijk is om het resultaat te bereiken en het college, gelet op de afweging zoals gemaakt ingevolge artikel 3.1 eerste lid van deze verordening of ingevolge de compensatieplicht gehouden is tot toekenning van deze voorziening.

    • b.

      deze langdurig noodzakelijk is om de beperkingen op te heffen of te verminderen. Uitzondering hierop is de hulp in de huishouding (persoonlijke ondersteuning) welke in sommige gevallen voor een korte duur kan worden geïndiceerd.

    • c.

      deze als goedkoopst compenserende voorziening kan worden aangemerkt.

  • 2. Een voorziening wordt niet toegekend of een gevraagde voorziening wordt afgewezen:

    • a.

      Indien de voorziening niet aan het bepaalde in het eerste lid onder a., b. of c. voldoet.

    • b.

      Indien de belanghebbende niet zijn / haar hoofdverblijf heeft in de gemeente Laarbeek

    • c.

      voor zover er aan de zijde vande belanghebbende geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd;

    • d.

      voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de persoon met beperkingen voorafgaand aan het moment van beschikken op de aanvraag heeft gemaakt, tenzij

      • -

        het college vooraf uitdrukkelijk schriftelijk toestemming heeft gegeven, of

      • -

        het college de noodzaak, adequaatheid en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen;

    • e.

      indien een voorziening reeds eerder krachtens deze, of voorafgaande versie van deze verordening dan wel krachtens de aan deze verordening voorafgaande verordening is verstrekt en de normale afschijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen.

    • f.

      indien belanghebbende niet voldoet aan de in artikel 5.3 van deze verordening gestelde voorwaarden en verplichtingen.

Artikel 5.3 Advisering/medewerking

  • 1. Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op compensatie, de belanghebbende of bij gebruikelijke zorg zijn relevante huisgenoten:

    • a.

      op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen.

    • b.

      op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen bevragen of onderzoeken.

  • 2. Belanghebbende alsook diens relevante huisgenoten in het kader van gebruikelijke zorg, hebben de verplichting mee te werken aan de oproep en bevraagd /of onderzocht te worden. Deze medewerkingsplicht behelst ook de verplichting om aan het college, gevraagd en ongevraagd, mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op compensatie.

  • 3. Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen indien:

    • a.

      het een aanvraag betreft van een belanghebbende die niet eerder een voorziening heeft gehad danwel met wie niet eerder een gesprek is gevoerd.

    • b.

      het een aanvraag betreft van een belanghebbende die wel eerder een voorziening heeft gehad of een gesprek heeft gevoerd, maar waarvan de medische omstandigheden zodanig zijn veranderd dat die gewijzigde omstandigheden de noodzaak van een voorziening of de soort van voorziening kunnen beïnvloeden.

Artikel 5.4 Wijziging situatie

Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht zo spoedig mogelijk aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 5.5 Intrekking / beëindigen

  • 1. Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken of het verleende recht beëindigen indien:

    • a.

      niet of niet langer is voldaan aan de voorwaarden of verplichtigen gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      op grond van gegevens een besluit is genomen en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen;

    • c.

      ingeval van wijzigingen in de omstandigheden van de belanghebbende, als ten gevolge daarvan de noodzaak als bedoeld in artikel 5.2 eerste lid onder b van deze verordening is komen te vervallen.

  • 2. Een besluit tot het verlenen van een voorziening wordt ingetrokken als blijkt dat de belanghebbende zijn hoofdverblijf als bedoeld in artikel 1.1 onderdeel u van deze verordening niet meer in de gemeente heeft

  • 3. Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling van het geldbedrag niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Artikel 5.6 Terugvordering en invordering

  • 1. Ingeval de aanspraak op een voorziening is ingetrokken kan een op basis daarvan reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget dan wel een verstrekte voorziening in natura worden teruggevorderd.

  • 2. Bij de invordering van de ten onrechte verleende geldsom maakt het college, indien mogelijk, gebruik van haar bevoegdheid tot verrekening met in de toekomst uit te betalen financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget. Bij invordering wordt rekening gehouden met de regels van de 4e tranche Awb

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 6.1 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 6.2 Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de, in het kader van deze verordening en de op deze verordening berustende nadere regels, geldende bedragen verhogen of verlagen aan de hand van de prijsindex voor de gezinsconsumptie, zoals bepaald in artikel 4.5 eerste lid van het Belsluit maatschappelijke ondersteuning (Stb. 2006, 450), dan wel een andere voor de branche gebruikelijke prijsindex.

Artikel 6.3 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt na bekendmaking in werking op een nader door het college te bepalen tijdstip.

  • 2. Op de dag van inwerkingtreding, als vermeld in het eerste lid, wordt de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Laarbeek 2013 ingetrokken.

    Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Laarbeek van 23 januari 2014.

    De raad vernoemd,

    de griffier, de voorzitter,

    M.L.M. van Heijnsbergen J.G.M.T. Ubachs

    Bekend gemaakt op:

    De gemeentesecretaris,

    ----------------------------