Regeling vervallen per 05-10-2021

Bomenverordening 2015 gemeente Laarbeek

Geldend van 01-01-2015 t/m 04-10-2021

Intitulé

Bomenverordening 2015 gemeente Laarbeek

BOMENVERORDENING LAARBEEK 2015

ARTIKEL 1: Begripsomschrijvingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

a.boom: een houtig opgaand gewas zowel levend als afgestorven met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 10 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam.

In afwijking van deze minimale dwarsdoorsnede geldt geen minimale dwarsdoorsnede bij toepasbaarheid van artikelen 10, 11, 13, 14 en 15 van deze verordening.

  • b.

    houtopstand: één of meer bomen of boomvormers, of andere houtachtige gewassen, mogelijk onderdeel uitmakend van een bomenstructuur.

  • c.

    waardevolle boom: gemeentelijke of particuliere solitaire, of in groepsverband staande boom, die voldoet aan de gemeentelijke criteria voor waardevolle boom.

  • d.

    groenvlakken: vlakken met houtopstanden in het buitengebied die als bos, natuur of landschapselement bestemd zijn in het bestemmingsplan buitengebied of voldoen aan de gemeentelijke criteria voor opname op de Groene Kaart.

  • e.

    lijnstructuren: houtopstanden in lijnvormige beplanting in het buitengebied, die als zodanig zijn aangewezen of benoemd in het Bomenbeleidsplan Laarbeek 2013 of houtopstanden die voldoen aan de gemeentelijke criteria voor opname op de Groene Kaart.

  • f.

    hoofdgroenstructuur: houtopstanden in dorpen die als zodanig zijn benoemd in het Groenbeleids- en groenstructuurplan Laarbeek 2011.

  • g.

    wijkgroen: houtopstanden in dorpen die als zodanig zijn benoemd in het Groenbeleids- en groenstructuurplan Laarbeek 2011.

  • h.

    beschermde houtopstand:een houtopstand waarop het kapverbod van toepassing is.

  • i.

    Groene Kaart: topografische (digitale) kaart met daarop aangegeven, hoofdgroenstructuren, wijkgroen, lijnstructuren, groenvlakken en waardevolle bomen, met bijbehorend register.

  • j.

    vellen: rooien, kappen, verplanten, het snoeien van meer dan 20 procent van de kroon of het wortelgestel, met inbegrip van kandelaberen; het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood, de ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben.

  • k.

    dunning: een velling uitsluitend bedoeld als verzorgingsmaatregel ter bevordering van groei van de overblijvende houtopstand.

  • l.

    boomwaarde: de monetaire waarde van een boom zoals getaxeerd volgens de meest recente richtlijnen van Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen.

  • m.

    Bomen Effect Analyse: een standaard beoordeling van de gevolgen van voorgenomen bouw of aanleg voor een houtopstand, op basis van landelijke richtlijnen van de Bomenstichting.

  • n.

    bevoegd gezag: bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

ARTIKEL 2: Groene Kaart

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen een Groene Kaart met beschermde houtopstanden vast. Jaarlijks stellen Burgemeester en wethouders de mutaties op de kaart met bijbehorend register vast. De kaart en het bijbehorend register bevatten een samenhangend geheel van de volgende beschermde houtopstanden:

    • a.

      waardevolle bomen;

    • b.

      groenvlakken;

    • c.

      lijnstructuren;

    • d.

      hoofdgroenstructuur;

    • e.

      wijkgroenstructuren.

  • 2. De eigenaar van een beschermde houtopstand is verplicht het bevoegd gezag onmiddellijk schriftelijk mededeling te doen van:

    • a.

      het geheel of gedeeltelijk tenietgaan van een beschermde houtopstand, anders dan door velling op grond van een verleende ontheffing of vergunning;

    • b.

      de dreiging dat de beschermde houtopstand geheel of gedeeltelijk teniet kan gaan.

ARTIKEL 3: Kapverbod waardevolle bomen

  • 1. Het is verboden waardevolle bomen zoals aangeduid op de Groene Kaart te vellen of te doen vellen.

  • 2. Het bevoegd gezag kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

  • 3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:

    • a.

      bomen die moeten worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving van het bevoegd gezag, zulks onverminderd het bepaalde in de artikelen 10 en 11 van deze verordening;

    • b.

      het periodiek scheren, knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij vormbomen ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

    • c.

      het verrichten van snoeiwerkzaamheden aan bomen met achterstallig onderhoud;

    • d.

      bomen waarvoor voor verwijdering op basis van het vigerende bestemmingsplan een aanlegvergunning nodig is. Beoordeling vindt dan in het kader van de aanlegvergunningprocedure plaats.

  • 4. Het bevoegd gezag kan, indien een waardevolle boom direct gevaar oplevert waardoor noodkap noodzakelijk is, besluiten dat de omgevingsvergunning voor het vellen, direct na bekendmaking van het besluit in werking treedt.

ARTIKEL 4: Criteria ontheffing

  • 1. Het bevoegd gezag kan ontheffing om een waardevolle boom te vellen weigeren dan wel onder voorschriften verlenen.

  • 2. Ontheffing voor het vellen van een waardevolle boom kan, mits alternatieven voor behoud uitputtend zijn onderzocht, slechts bij uitzondering worden verleend indien:

    • a.

      een zwaarwegend algemeen maatschappelijk belang opweegt tegen duurzaam behoud van de waardevolle boom of;

    • b.

      naar boomdeskundige maatstaven instandhouding niet langer verantwoord is ter voorkoming van letsel of schade.

ARTIKEL 5: Overige Groene Kaart en bomen in eigendom gemeente

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag houtopstand in groenvlakken, in lijnstructuren, in de hoofdgroenstructuur en in wijkgroen, zoals aangeduid op de Groene Kaart of gemeentebomen dikker dan 10 cm diameter te vellen, onverminderd het gestelde in artikel 3 eerste lid.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:

  • a. houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving van het bevoegd gezag, zulks onverminderd het bepaalde in de artikelen 10 en 11 van deze verordening;

  • b. het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

  • c. het periodiek scheren, knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij vormbomen ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

  • d. het verrichten van snoeiwerkzaamheden aan houtopstand met achterstallig onderhoud;

  • e. dunning van de houtopstand ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

  • f. houtopstanden waarvoor voor verwijdering op basis van het vigerende bestemmingsplan een aanlegvergunning nodig is. Beoordeling vindt dan in het kader van de aanlegvergunningprocedure plaats.

  • 3. Het in het eerste lid bedoelde verbod behoudens vergunning geldt eveneens voor:

  • a. houtopstand die is aangelegd op basis van een herplant- en instandhoudingsplicht op grond van de artikelen 10 en 11 van deze verordening;

  • b. houtopstand die is aangelegd op grond van een overeenkomst met een publiekrechtelijk bestuursorgaan.

  • 4. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor houtopstand als bedoeld in artikel 15 tweede en derde lid Boswet.

  • 5. Het bevoegd gezag kan, indien een houtopstand direct gevaar oplevert waardoor noodkap noodzakelijk is, besluiten dat de omgevingsvergunning voor het vellen, direct na bekendmaking van het besluit in werking treedt.

ARTIKEL 6: Criteria vergunning

  • 1. Het bevoegd gezag kan vergunning om te vellen als bedoeld in artikel 5 eerste lid weigeren dan wel onder voorschriften of beperkingen verlenen.

  • 2. Vergunning voor het vellen van een houtopstand als bedoeld in artikel 5 eerste lid, wordt geweigerd indien de belangen van verlening niet opwegen tegen de belangen van behoud van de houtopstand op basis van één of meer van de volgende waarden:

  • a. natuur- en milieuwaarden;

  • b. landschappelijke waarden;

  • c. cultuurhistorische waarden;

  • d. beeldbepalendheid / esthetische waarden;

  • e. waarden voor recreatie en leefbaarheid;

  • f. specifieke bijzonderheid.

ARTIKEL 7: Aanvraag

1.De ontheffing of vergunning moet schriftelijk en gemotiveerd worden aangevraagd, door of namens dan wel met toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de beschermde houtopstand te beschikken, onder overlegging van een overzicht van de overige vergunningen, ontheffingen of toestemmingen die nodig zijn voor de realisatie van een project.

ARTIKEL 8: Intrekking of wijziging

De omgevingsvergunning kan worden ingetrokken of gewijzigd:

  • a.

    indien onjuiste of onvolledige gegevens ter verkrijging van ontheffing of vergunning zijn verstrekt;

  • b.

    indien na het verlenen van de omgevingsvergunning, op grond van verandering van inzichten of omstandigheden opgetreden na verlening, wijziging of intrekking noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan ontheffing of vergunning is vereist;

  • c.

    indien beperkingen die aan de omgevingsvergunning zijn gesteld zijn of worden vervuld;

  • d.

    indien van de omgevingsvergunning geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn of indien deze termijn ontbreekt, binnen een redelijke termijn.

ARTIKEL 9: Beperking geldigheidsduur

  • 1. De omgevingsvergunnning tot vellen als bedoeld in deze verordening vervalt indien daarvan niet binnen maximaal één jaar na het onherroepelijk zijn van de omgevingsvergunning gebruik is gemaakt, tenzij een langere termijn noodzakelijk is vanwege de voorzienbare langere uitvoeringstermijn van een project.

  • 2. In het geval het een omgevingsvergunning voor het vellen van meer dan één beschermde houtopstand(en) betreft, is de omgevingsvergunning voor alle beschermde houtopstand(en) slechts één jaar geldig, ook als in fasen geveld wordt of één of enkele beschermde houtopstand(en) al geveld zijn, behoudens de in het eerste lid gestelde bevoegdheid tot het voorschrijven van een langere termijn.

ARTIKEL 10: Bijzondere voorschriften

  • 1. Tot de aan de omgevingsvergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant.

  • 2. Indien niet ter plaatse kan worden herplant, kan tot de aan de omgevingsvergunning te verbinden voorschriften behoren het voorschrift dat een geldelijke bijdrage gestort dient te worden in het gemeentelijk bomenfonds.

  • 3. In het voorschrift als bedoeld in het eerste lid wordt telkens bepaald binnen welke termijn na de herplant en op welke wijze niet aangeslagen beplanting moet worden vervangen.

  • 4. Tot aan de omgevingsvergunning te verbinden voorschriften kan het voorschrift behoren dat pas tot vellen van de beschermde houtopstand op en bij bouw- en aanlegwerken of andere ruimtelijke herinrichting of reconstructie mag worden overgegaan zodra andere ontheffingen, vergunningen, toestemmingen of ruimtelijke ordeningsprocedures onherroepelijk geworden zijn en de feitelijke en financiële voortgang van de werken voldoende gewaarborgd is.

  • 5. Tot aan de omgevingsvergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift tot het opstellen en overleggen van een Bomen Effect Analyse in geval van bouw of aanleg van werken nabij de beschermde houtopstand.

ARTIKEL 11: Herplant-/instandhoudingsplicht

  • 1. Indien een beschermde houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder ontheffing van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de beschermde houtopstand bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.

  • 2. Indien niet ter plaatse kan worden herplant, kan worden bepaald dat een financiële bijdrage gestort dient te worden in het gemeentelijk bomenfonds.

  • 3. Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na herplant en op welke wijze niet aangeslagen beplanting moet worden vervangen.

  • 4. Indien een beschermde houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de beschermde houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om:

  • a. overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen;

  • b. een Bomen Effect Analyse op te stellen en aan te bieden aan het bevoegd gezag.

  • 5. Degene aan wie de verplichting als bedoeld in het eerste tot het vierde lid is opgelegd, alsmede zijn rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

ARTIKEL 12: Schadevergoeding

Burgemeester en wethouders beslissen op een verzoek om schadevergoeding bij weigering van een omgevingsvergunning tot vellen op grond van artikel 17 van de Boswet.

ARTIKEL 13: Afstand van de erfgrenslijn

De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek is vastgesteld op 0,5 meter voor bomen en op nihil voor heesters en heggen in privaat eigendom en op nihil voor bomen, heesters en heggen staande op openbaar terrein.

ARTIKEL 14: Bestrijding van boomziekten

  • 1.Indien zich op een terrein één of meer bomen bevinden die naar het oordeel van Burgemeester en wethouders gevaar opleveren voor verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van de ziekteverspreiders zoals insecten, is de rechthebbende, indien hij daartoe door Burgemeester en wethouders is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:

  • a. de boom te vellen;

  • b. conform richtlijnen van de gemeente de gevelde boom direct zodanig te behandelen dat verspreiding van de boomziekte wordt voorkomen.

    • 2.

      Het is verboden zonder vergunning van Burgemeester en wethouders gevelde bomen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren, indien het een boomsoort betreft die de desbetreffende boomziekte kan verspreiden.

    • 3.

      Het niet voldoen aan de in het eerste lid bedoelde aanschrijving biedt een basis voor de toepassing van bestuursdwang, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden, voor risico en voor rekening van aangeschrevene, door of namens de gemeente kunnen worden verricht.

ARTIKEL 15: Bescherming gemeentebomen

  • 1. Het is verboden om bomen in eigendom van de gemeente:

  • a. te beschadigen, te bekladden of te beplakken;

  • b. daaraan snoeiwerk te verrichten, behoudens door de gemeente opgedragen boomverzorgende taken.

  • 2. Het is verboden om zonder vergunning van Burgemeester of wethouders één of meer voorwerpen in of aan een gemeentelijke boom aan te brengen of anderszins te bevestigen.

ARTIKEL 16: Strafbepaling

  • 1. Degene aan wie een voorschrift als bedoeld in artikel 14, eerste lid is gegeven, is gehouden dienovereenkomstig te handelen.

  • 2. Hij die handelt in strijd met het bij of krachtens artikel 14, tweede lid, artikel 15, eerste en tweede lid bepaalde wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie. Tevens kan een rechterlijke beoordeling op grond van dit artikel openbaar gemaakt worden. Bij de strafmaatbepaling kan rekening worden gehouden met de boomwaarde.

ARTIKEL 17: Toezicht

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van Burgemeester en wethouders of Burgemeester aangewezen personen.

ARTIKEL 18: Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015 onder de voorwaarde dat de Groene Kaart op dat moment ook door het college van Laarbeek is vastgesteld en bekend is gemaakt. Is dat (nog) op 1 januari 2015 nog niet het geval, dan treedt deze verordening in werking zo snel mogelijk nadat vaststelling en publicatie van de Groene Kaart heeft plaatsgevonden.

  • 2. Op dat tijdstip wordt de op 1 november 2007 vastgestelde Bomenverordening gemeente Laarbeek, ingetrokken.

ARTIKEL 19: Overgangsbepaling

  • 1. De vergunningen of ontheffingen die verleend zijn krachtens de in het vorige artikel, tweede lid, genoemde verordening, blijven van kracht tot de tijd waarvoor zij verleend werden verstreken is, of totdat zij worden ingetrokken.

  • 2. Aanvragen om vergunning of ontheffing die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld volgens het recht zoals dat gold vóór het tijdstip waarop deze verordening in werking is getreden.

ARTIKEL 20: Citeertitel

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: Bomenverordening Laarbeek 2015.

  • 2.

    Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 11 december 2014.

De raad van de gemeente Laarbeek,

de griffier, de voorzitter,

M.L.M. van Heijnsbergen F.H.G.M. Ronnes

APPENDIX: BIJDRAGEREGELING WAARDEVOLLE BOMEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 2, EERSTE LID, ONDER A VAN DE BOMENVERORDENING LAARBEEK 2014

ARTIKEL 1: Bijdrageregeling waardevolle bomen

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een bijdrage verlenen in de kosten van maatregelen, die noodzakelijk zijn voor het duurzaam instandhouden van een waardevolle boom.

  • 2. Onder duurzame maatregelen, als bedoeld in het eerste lid, zijn in elk geval begrepen:

  • a. het onderzoek naar de kwaliteit van de waardevolle boom en de groeiplaats;

  • b. structurele groeiplaatsverbetering;

  • c. bescherming van de groeiplaats;

  • d. snoeiwerkzaamheden;

  • e. kroonverankering;

  • f. uitrasteren van de waardevolle boom.

  • 3. De bijdrage kan worden verleend aan:

  • a. de eigenaar van de grond waarop zich de waardevolle boom bevindt, met uitzondering van overheden, natuurbeschermingsorganisaties en andere publiekrechtelijke lichamen;

  • b. een natuurlijk of rechtspersoon die krachtens een persoonlijk of zakelijk recht het feitelijke gebruik heeft van de grond waarop zich de waardevolle boom bevindt.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen, naast het in het eerste en tweede lid van dit artikel bepaalde, diensten verlenen voor het onderhoud en de instandhouding van een waardevolle boom. Desgewenst kunnen zij hiervoor een schriftelijke, meerjarige overeenkomst sluiten.

ARTIKEL 2: Procedure bijdrageregeling waardevolle bomen

  • 1. Een aanvraag om een bijdrage of dienstverlening als bedoeld in het eerste lid, respectievelijk vierde lid van artikel 1 moet schriftelijk worden ingediend bij Burgemeester en wethouders.

  • 2. De aanvraag dient ondertekend te zijn door zowel de eigenaar als de gebruiker van de grond waarop zich de waardevolle boom bevindt.

  • 3. De bijdrage wordt slechts verleend indien een begroting van de kosten, opgesteld door een deskundig boomverzorger dan wel door de gemeente, wordt bijgevoegd en vooraf door Burgemeester en wethouders is goedgekeurd.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen nadere voorwaarden stellen aan vorm en inhoud van de aanvraag en de aanvraagprocedure.

ARTIKEL 3: Hoogte van de bijdrage

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen jaarlijks de bijdragen vast voor de in artikel 1 bedoelde maatregelen. Zij kunnen een maximumbijdrage vaststellen voor de maatregelen te verrichten aan één waardevolle boom.

  • 2. De bijdrage wordt alleen toegekend voor de kosten, die vooraf door Burgemeester en wethouders zijn goedgekeurd.

  • 3. De bijdrage wordt verleend onder de voorwaarden dat:

  • a. de maatregelen worden uitgevoerd door een deskundig boomverzorger;

  • b. de maatregelen binnen 1 jaar na toekenning worden uitgevoerd;

  • c. de waardevolle boom in alle opzichten behoorlijk in stand wordt gehouden en zich kan ontwikkelen.

  • 4. Aan het verlenen van de bijdrage kunnen door Burgemeester en wethouders nadere voorwaarden worden gesteld.

ARTIKEL 4: Uitbetaling bijdrage

De bijdrage wordt uitbetaald indien:

  • a.

    Burgemeester en wethouders is gebleken dat de maatregelen naar behoren zijn uitgevoerd;

  • b.

    binnen uiterlijk 15 maanden na toekenning van de bijdrage de rekening van de boomverzorger is overgelegd.

ARTIKEL 5: Het vervallen van de bijdrage

  • 1.

    De toekenning van de bijdrage vervalt, zodra:

  • a.

    degene aan wie de bijdrage is toegekend ophoudt eigenaar te zijn of anderszins onbevoegd wordt over de waardevolle boom te beschikken;

  • b.

    de houtopstand teniet is gegaan;

  • c.

    niet wordt voldaan aan de bepalingen van deze bijdrageregeling;

  • d.

    niet wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij toekenning van de bijdrage;

  • e.

    de eigenaar een privaatrechtelijke rechtspersoon is, die ontbonden wordt.

  • 2.

    Ingeval het eigendom van de waardevolle boom gedeeltelijk overgaat of de waardevolle boom gedeeltelijk teniet gaat, bepalen Burgemeester en wethouders of en in hoeverre voor het overblijvende deel van de waardevolle boom verdere verlening van de bijdrage plaatsvindt.

BOMENVERORDENING 2015 ‘GEMEENTE LAARBEEK’

TOELICHTING ARTIKELSGEWIJS

ARTIKEL 1: Begripsomschrijvingen

a. boom

Afbakening van het begrip boom is van belang in verband met het aangeven van de ondergrens van de bescherming. Het betreft zowel vitaal als afgestorven houtachtig gewas.Hiermee kan voorkomen worden dat een kwaadwillende boomeigenaar er voor zorgt dat een gezonde boom dood gaat of `bij vergissing´ een gezonde boom kapt. Het kan tevens wenselijk zijn om dode bomen te bewaren vanwege hun ecologisch waardevolle functies of omdat er wettelijk beschermde diersoorten in nestelen. Door de minimale doorsnede en de meerstammigheid kunnen zeer oude struiken ook juridisch beschermd zijn.

b. houtopstand

Een kernbegrip van deze verordening, waarop het kapverbod en de omgevingsvergunningplicht van toepassing zijn. Door dit begrip centraal te stellen indien sprake is van vergunningplichtige bomen, boomvormers of andere houtachtige gewassen wordt duidelijk dat de bescherming in dat geval betrekking heeft op meer dan bomen alleen.

boomvormers.Een boomvormer is een houtig, opgaand gewas met ontwikkeling van één of meer hoofdtakken. Een boomvormer kan uitgroeien tot een boom, een meerstammige boom of een boomachtige struik. In het alledaagse spraakgebruik heeft een boom één of slechts enkele stammen. In de natuur bestaat er echter een geleidelijke overgang: heester - struik - struikachtige boom - (meerstammige) boom.

h. beschermde houtopstand

Een houtopstand is beschermd indien daarop het kapverbod van deze verordening van toepassing is. Dit betreffen onder andere de beschermde houtopstanden van de Groene Kaart maar ook gemeentelijke bomen met een doorsnede van meer dan 10 cm. Tevens zijn houtopstanden die zijn aangeplant in het kader van een herplantplicht en houtopstanden die zijn aangeplant door middel van een overeenkomst met een overheidsorgaan beschermd door middel van het kapverbod.

i. Groene Kaart

Er is bewust gekozen voor een (digitale) topografische kaart en niet alleen voor een register van beschermde houtopstanden. Een kaart zorgt voor een coherent geheel (groene verbindingen vallen eerder op). De Groene Kaart met het bijbehorend register zorgt voor meer structuurbescherming en ook voor betere randvoorwaarden voor ruimtelijke (groene) inrichting dan alleen een lijst met beschermde houtopstanden. Een Groene Kaart sluit bovendien goed aan bij de systematiek van andere ruimtelijke instrumenten en daardoor is integraal omgevingsbeleid eenvoudiger te realiseren.

j. vellen

Elke wijze van het te gronde richten van een houtopstand ongeacht of dit gedeeltelijk is, bijvoorbeeld bij kappen, of volledig, zoals bij rooien (inclusief stobbe verwijderen). Ook ingrepen die een ingrijpende wijziging betekenen, zoals kandelaberen of het snoeien van meer dan 20 procent van het kroonvolume, vallen onder vellen. Dit om het ernstig beschadigen of ontsieren van een boomkroon tegen te kunnen gaan. Het instandhouden door periodieke snoei van de door kandelaberen of knotten ontstane kroonvorm is niet ontheffing- of vergunningplichtig. De eerste keer kandelaberen of knotten is wel ontheffing- of vergunningplichtig. Het verwijderen van hoofdwortels, waarvan kan worden aangenomen dat daardoor de houtopstand ernstige schade oploopt, valt eveneens onder het begrip vellen. Door de verordening ook van toepassing te laten zijn op het ernstig beschadigen of ontsieren van samengestelde verschijningsvormen, worden grootschalige ingrepen in een houtopstand eveneens ontheffing- of vergunningplichtig.

l. boomwaarde

De richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen en houtige gewassen (NVTB, Postbus 683, 7300 AK Apeldoorn, tel. 055-5999449) voor de monetaire boomwaarde worden jaarlijks vastgesteld aan de hand van de prijsindexcijfers van het CBS, marktprijsgemiddelden en andere kengetallen. De richtlijnen gelden als de meest deskundige methodiek voor de wijze van vaststellen van de geldwaarde van bomen en worden in de rechtspraak erkend. Het spreekt overigens voor zich dat beschermde houtopstanden ook vele andere waarden dan monetaire waarde kunnen vertegenwoordigen.

m. Bomen Effect Analyse

Waardevolle houtopstanden worden regelmatig (ernstig) beschadigd of vernietigd door bouw en aanleg van huizen, wegen, rioleringen of kabels en leidingen. Vaak gebeurt dit ongewenst en onbedoeld, omdat er te laat is gekeken naar de gevolgen voor de bomen, waardoor ze niet ingepast of (onherstelbaar) beschadigd raken. De Bomen Effect Analyse (BEA) is de landelijke richtlijn van de Bomenstichting voor een nauwgezette en onafhankelijke beoordeling, voorafgaand aan de voorgenomen bouw of aanleg. Deze standaardisering waarborgt de boomtechnische kwaliteit en garandeert een goede beoordeling van alle effecten en mogelijke alternatieven. Een BEA dient uitgevoerd te worden door een deskundig boomverzorger of boomtechnisch adviseur. De resultaten van deze beoordeling kunnen vervolgens worden meegenomen in de besluitvorming rond bouw of aanleg.

n. bevoegd gezag

De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geeft de term ‘bevoegd gezag’ weer. Nu de aanvraag tot vergunning of ontheffing tot het vellen van beschermde houtopstanden voortaan een aanvraag tot een omgevingsvergunning is, dient de term ‘bevoegd gezag’ gehanteerd te worden i.p.v. ‘Burgemeester en wethouders’.

ARTIKEL 3: Kapverbod

Er is in artikel 3 bewust gekozen voor een ontheffingenstelsel in plaats van een vergunningenstelsel om aan te geven dat in beginsel een ontheffing slechts bij hoge uitzondering wordt verleend. Ook bij interpretatieverschillen, bij gerede twijfel of bij tegenstrijdige deskundigenadviezen en vergelijkbare randgevallen geldt dat de ontheffing niet wordt verleend. Een ontheffing is dus een uitdrukking van een juridisch voorzorgsbeginsel. Dit in tegenstelling tot een vergunning die bij twijfelgevallen in beginsel wel verleend wordt.

Er wordt voor het kapverbod in deze verordening geen onderscheid gemaakt tussen vitale en afgestorven beschermde houtopstand. Hiermee kan voorkomen worden dat een kwaadwillende boomeigenaar er voor zorgt dat een gezonde beschermde houtopstand dood gaat of ‘bij vergissing’ een gezonde beschermde houtopstand kapt. Het kan tevens wenselijk zijn om dode bomen te bewaren vanwege hun ecologisch waardevolle functies of omdat er wettelijk beschermde diersoorten in nestelen.

Indien voor een beschermde houtopstand een herplantplicht wordt opgelegd zal voor de kap van de herplant wederom een kapverbod gelden.

ARTIKEL 4: Criteria

Indien bouw of aanleg ter plaatse van de beschermde houtopstand de reden tot de ontheffingsaanvraag is, moet allereerst duidelijk zijn in welke mate een maatschappelijk belang met de realisatie gediend is. Vervolgens moeten voorafgaand aan een eventuele ontheffing de alternatieven voor (her)inrichting of aanpassing van de plannen voldoende onderzocht zijn en als onmogelijk of zeer onwenselijk zijn aangemerkt.

Indien gevaarzetting (voorkomen van letsel of schade) reden tot de ontheffingsaanvraag is, moeten voorafgaand aan een eventuele ontheffing de (boomverzorgings-) alternatieven voor kap voldoende onderzocht zijn en als onmogelijk of zeer onwenselijk zijn aangemerkt.

ARTIKEL 7: Aanvraag

Aanvragerskunnen slechts zijn: eigenaren van of zakelijk gerechtigden tot een beschermde houtopstand. Zakelijk gerechtigdenzijn in beginsel degenen die een notariële akte kunnen overleggen betreffende een recht van erfpacht, pacht, opstal, erfdienstbaarheid, vruchtgebruik of pootrecht betreffende de beschermde houtopstand.

Huurdershebben een persoonlijk en geen zakelijk recht. Zij moeten dus de schriftelijke toestemming voor kapaanvraag van de verhuurder, die eigenaar van de beschermde houtopstand is, overleggen. De eigenaar van een beschermde houtopstand kan bij (huur)overeenkomst of bij machtiging zijn huurders het recht tot omgevingsvergunningaanvraag verlenen. Na ontbinding van de huurovereenkomst is de omgevingsvergunningvoor het vellen van een beschermde houtopstand die altijd zaaksgebonden is,nog van toepassing op het project. Voorschriften van de omgevingsvergunning dienen dan door de eigenaar van het perceel nagekomen te worden.

De indieningsvereisten voor een omgevingsvergunning zijn in de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor) verplicht voorgeschreven. Buiten deze verplichte indieningsvereisten zijn in artikel 5 van deze verordening aanvullende indieningsvereisten gesteld. De indieningsvereisten samen maken dat alle informatie aanwezig is om een goede inschatting te maken ten aanzien van de omgevingsvergunningverlening.

Algemene indieningsvereisten staan in artikel 1.3 Mor:

Artikel 1.3 Indieningsvereisten bij iedere aanvraag (omgevingsvergunning red)

  • 1.

    In de aanvraag vermeldt de aanvrager;

  • a.

    de naam, het adres en de woonplaats van de aanvrager, alsmede het elektronische adres van de aanvrager, indien de aanvraag met een elektronisch formulier wordt ingediend;

  • b.

    het adres, de kadastrale aanduiding dan wel de ligging van het project;

  • c.

    een omschrijving van de aard en de omvang van het project;

  • d.

    een omschrijving van de aard en omvang van de gevolgen van het project voor de fysieke leefomgeving, voor zover die gevolgen relevant zijn voor de beoordeling van de aanvraag;

  • e.

    indien de aanvraag wordt ingediend door een gemachtigde: zijn naam, adres en woonplaats, alsmede het elektronisch adres van gemachtigde, indien de aanvraag met een elektronisch formulier wordt ingediend;

  • f.

    indien het project wordt uitgevoerd door een ander dan de aanvrager: zijn naam, adres en woonplaats.

  • 2.

    De aanvrager voorziet de aanvraag van een aanduiding van de locatie van de aangevraagde activiteit of activiteiten. Deze aanduiding geschiedt met behulp van een situatietekening, kaart, foto’s of andere geschikte middelen.

  • 3.

    De aanvrager doet bij de aanvraag een gespecificeerde opgave van de kosten van de te verrichten werkzaamheden.

ARTIKEL 8: Intrekking of wijziging

In dit artikel zijn de gronden aangegeven voor intrekking, wijziging van de omgevingsvergunning die verstrekt is op grond van deze verordening (art. 2.31 lid 2 Wabo).

De intrekking van de omgevingsvergunning voor het vellen van een beschermde houtopstand - indien sprake van sanctie - is geregeld in hoofdstuk 5 Wabo. Het gezag dat bevoegd is een omgevingsvergunning te verlenen kan deze dan geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

  • -

    de omgevingsvergunning is verleend op grond van onjuiste of onvolledige opgave;

  • -

    niet overeenkomstig de omgevingsvergunning is of wordt gehandeld;

  • -

    de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften of beperkingen niet zijn of worden nageleefd;

  • -

    de houder van de omgevingsvergunning leeft de voor hem geldende regels niet na (art. 5.19 lid 1 Wabo).

Tevens is het mogelijk op grond van artikel 2.33, eerste lid onder e Wabo de omgevingsvergunning die van rechtswege is verleend in te trekken indien deze betrekking heeft op een activiteit die ontoelaatbaar ernstige nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving heeft of dreigt te hebben en het opleggen van voorschriften daar geen oplossing voor biedt ( art. 2.31, eerste lid, aanhef en onder c, Wabo).

Bij wijziging of intrekking van de omgevingsvergunning dient wederom de reguliere of- indien voorgeschreven- de uitgebreide procedure te worden gevolgd.

ARTIKEL 9: Beperking geldigheidsduur

Dit artikel blijkt nodig te zijn om misbruik van (zeer) oude omgevingsvergunningen tegen te gaan.

ARTIKEL 10: Bijzondere vergunningsvoorschriften

De voorschriften die herplant inhouden moeten concreet en precies worden uitgewerkt, bijvoorbeeld naar locatie, boomsoort of grootte. Uit de rechtspraak naar aanleiding van de herplantplicht blijkt dat beleidsmatige uitwerking van aard en omvang van de herplantplicht noodzakelijk is.

De omgevingsvergunning heeft een zaaksgebonden karakter ( art. 2.25 Wabo). Om die reden is de vergunninghouder niet degene aan wie de vergunning is verleend, maar degene die verantwoordelijk is voor uitvoering. De naleving van de voorschriften m.b.t. herplant, valt daarom tevens onder zijn verantwoording. Wanneer de omgevingsvergunning gelding krijgt voor een ander dan de aanvrager of houder van de omgevingsvergunning moet tenminste een maand tevoren dit aan het bevoegd gezag worden mee gedeeld. Zie hiervoor het Besluit omgevingsrecht artikel 4.8 (Bor). Dit onder vermelding van:

  • a.

    naam en adres vergunninghouder- aanvrager

  • b.

    de omgevingsvergunning of omgevingsvergunningen krachtens welke de activiteiten worden verricht;

  • c.

    de naam, het adres en het telefoonnummer van degene voor wie de omgevingsvergunning zal gaan gelden;

  • d.

    de contactpersoon van degene voor wie de omgevingsvergunning zal gaan gelden;

het beoogde tijdstip dat de omgevingsvergunning zal gaan gelden voor de onder c bedoelde persoon.

ARTIKEL 11: Herplant-/instandhoudingsplicht

Herplantvoorschriften zijn concreet en eenduidig en moeten zeer gedetailleerd soort, locatie en plantwijze voorschrijven. De wijze waarop de zelfstandige herplant- en instandhoudingsplicht wordt uitgevoerd, gebeurt op beleidsmatige wijze. De uitwerking kan deel uitmaken van een breder opgezet handhavingsbeleid. Factoren die daarbij een rol spelen, zijn de ernst van de overtreding, de mate van (on)verantwoordelijkheid die aan de overtreder kan worden toegekend en de feitelijke mogelijkheden tot uitvoering van een herplant.

Artikel 5:18 Wabo biedt de mogelijkheid- indien sprake is van een herstel, - of instandhoudingssanctie van het velverbod- onder oplegging van last onder bestuursdwang of dwangsom, bij het besluit tot herplantverplichting tevens te bepalen dat de uitvoering van het besluit tevens geldt voor de rechtsopvolger.

ARTIKEL 12: Schadevergoeding

De Boswet schrijft voor dat een gemeentelijke verordening dit artikel moet bevatten.

ARTIKEL 14: Bestrijding van boomziekten

Dit artikel is bedoeld om besmettelijke boomziekten zoals de iepziekte adequaat te kunnen bestrijden. Belangrijk is dat verspreiding van potentieel broedhout en de besmetting wordt voorkomen. In het derde lid is een bijzondere bestuursdwang bevoegdheid in aanvulling op de algemene gemeentelijke bestuursdwang bevoegdheid opgenomen, vanwege de ernst van de zaak en noodzaak snel te kunnen handelen vooral voor een afdeling "Groen".

ARTIKEL 16: Strafbepaling

De Wabo verbiedt in artikel 2.3 het handelen in strijd met een voorschrift uit een omgevingsvergunning. Door artikel 5.4 Invoeringswet Wabo is het handelen zonder omgevingsvergunning of het handelen in strijd met een omgevingsvergunning strafbaar gesteld in de Wet economische delicten. Om die reden zijn de strafbepalingen van artikel 16 van deze verordening niet van toepassing op dergelijk handelen maar de bepalingen van de Wet economische delicten.

Overtreding van artikel 3 lid 1, van deze verordening en overtreding van voorschriften op grond van artikel 10 van deze verordening, heeft als strafmaat een hechtenis van maximaal 6 maanden, taakstraf en/of een geldboete tot maximaal € 19.000 (artikel 6 Wed). De boomwaarde kan verhogend op de geldboete werken. Indien de boomwaarde hoger is dan een vierde gedeelte van € 19.000, kan een geldboete worden opgelegd van maximaal € 74.000.

De op grond van artikel 16 van deze verordening ingestelde strafvervolging laat onverlet de mogelijkheid van het instellen door Burgemeester en wethouders van een privaatrechtelijke vordering tot schadevergoeding wegens schade aan gemeentelijke houtopstand.

ARTIKEL 17: Toezichthouders

Ter toezicht op de naleving en het toezicht op de uitvoering en handhaving van het verbod een beschermde houtopstand te vellen of te doen vellen zonder omgevingsvergunning (art. 5.13 Wabo), zijn de aangewezen toezichthouders bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner. Wel dienen toezichthouders daarbij in het bezit te zijn van een machtiging, met toestemming tot betreding, van Burgemeester en wethouders.