Regeling vervallen per 01-01-2019

Verordening op de heffing en invordering van reclamebelasting Laarbeek 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2018

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van reclamebelasting Laarbeek 2015

Verordening op de heffing en invordering van reclamebelasting Laarbeek 2015

Artikel 1 Begripsomschrijving

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    reclameobject: een openbare aankondiging in letters, cijfers, tekens, symbolen of kleuren, of een reclamevoorwerp, of een combinatie daarvan, zichtbaar vanaf de openbare weg.

  • b.

    Wet WOZ: de Wet waardering onroerende zaken.

  • c.

    waarde: de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet WOZ voor het kalenderjaar, als be-

    doeld in artikel 7, voor de onroerende zaak vastgestelde waarde. Indien met betrekking tot

    een onroerende zaak geen waarde op de voet van hoofdstuk IV van de Wet WOZ is vastge-

    steld, is de waarde de met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens

    de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet WOZ vastgestelde waarde.

  • d.

    vestiging:

    • 1.

      de onroerende zaak als bedoeld in artikel 16 van de Wet WOZ, of een deel daarvan dat

      door één organisatie of bedrijf wordt gebruikt;

    • 2.

      twee of meer onroerende zaken, als bedoelde in artikel 16 van de Wet WOZ, of delen

      daarvan, die direct naast of boven elkaar gelegen zijn en die tezamen door één organisa-

      tie of bedrijf voor één doel worden gebruikt.

  • e.

    voorziening: specifiek hulpmiddel bestemd voor het aanbrengen van één of meer (al dan niet wisselende) openbare aankondigingen.

  • f.

    jaar: een kalenderjaar.

Artikel 2 Gebiedsomschrijving

Deze verordening is van toepassing binnen het gebied van de gemeente Laarbeek, zoals aange

geven op de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende kaart (Bijlage 1).

Artikel 3 Belastbaar feit

Onder de titel ‘reclamebelasting’ wordt, onder de bij deze verordening gestelde voorwaarden,

binnen het gebied als bedoeld in artikel 2 een directe belasting geheven ter zake van openbare

aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg.

Artikel 4 Belastingplicht

De reclamebelasting wordt geheven van de gebruiker van de vestiging, waarop, waaraan, waar

in of waarbij één of meer reclameobjecten zijn aangebracht dan wel zijn geplaatst.

Artikel 5 Belastingobject

De reclamebelasting wordt geheven per vestiging waarop, waaraan, waarin of waarbij één of

meer reclameobjecten zijn aangebracht dan wel zijn geplaatst.

Artikel 6 Heffingsmaatstaf

  • 1. De heffingsmaatstaf is een vast bedrag per vestiging en een bedrag dat afhankelijk is van de waarde van de vestiging.

  • 2. Indien de vestiging gelijk is aan de onroerende zaak als bedoeld in artikel 16 van de Wet WOZ, is de heffingsmaatstaf een vast bedrag en een bedrag dat afhankelijk is van de waarde van de vestiging.

  • 3. Indien de vestiging deel uitmaakt van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 16 van de Wet WOZ, is de heffingsmaatstaf een vast bedrag en een bedrag dat afhankelijk is van het deel van de waarde dat aan de vestiging kan worden toegerekend.

  • 4. Voor een vestiging als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, sub 2, is de heffingsmaatstaf een vast bedrag en een bedrag dat afhankelijk is van de waarden of de delen van de waarden die aan de vestiging kunnen worden toegerekend.

  • 5. Bij de bepaling van de heffingsmaatstaf wordt buiten aanmerking gelaten de waarde van de delen van de vestiging die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

Artikel 7 Belastingtarief

  • 1. Het vaste bedrag voor de reclamebelasting bedraagt € 350,- per vestiging.

  • 2. Voor zover de waarde van de vestiging meer bedraagt dan € 147.000,- wordt het in het vorige lid genoemde bedrag vermeerderd met € 1,00 per € 1.000,- waarde.

  • 3. De reclamebelasting bedraagt maximaal € 750,- per vestiging.

  • 4. Indien de vastgestelde waarde naar beneden toe wordt bijgesteld, wordt de aanslag ambtshalve verminderd indien de lagere waarde leidt tot een lager belastingbedrag voor de reclamebelasting.

Artikel 8 Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belastingschuld ontstaat bij het begin van het belastingtijdvak.

  • 2. Indien de belastingplicht na het begin van het belastingtijdvak aanvangt, ontstaat de belas-

    tingschuld bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de reclamebe-lasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde reclamebelasting als er in dat jaar, na het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, wordt de aanslag op

    verzoek van belastingplichtige verminderd met zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat

    jaar verschuldigde reclamebelasting als er in dat jaar, na het tijdstip van de beëindiging van

    de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 9 Wijze van heffing

De reclamebelasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 10 Vrijstellingen

De reclamebelasting wordt niet geheven voor openbare aankondigingen:

  • a.

    die korter dan 13 weken aanwezig zijn, tenzij deze openbare aankondigingen zijn aange-

    bracht in een voorziening waarin, waaraan of waarop wisselende openbare aankondigingen

    worden aangebracht, die individueel korter dan 13 weken aanwezig zijn, maar waarbij de

    verschillende openbare aankondigingen gezamenlijk 13 weken of meer aanwezig zijn;

  • b.

    die als algemene bewegwijzering waarmee een algemeen belang wordt gediend, kunnen

    worden aangemerkt;

  • c.

    die door de gemeente of in opdracht van de gemeente is geplaatst of aangebracht, indien

    en voor zover de openbare aankondiging geschiedt ter uitvoering van de publieke taak;

  • d.

    die door (semi-)overheden of culturele, maatschappelijke of daarmee gelijk te stellen licha-

    men met ideële doelstellingen zijn aangebracht en betrekking hebben op activiteiten die uit

    sluitend een cultureel, maatschappelijk, charitatief of ideëel belang dienen;

  • e.

    aangebracht door of namens winkeliersverenigingen of centrummanagement, waarbij het

    reclameobject uitsluitend bestaat uit een vlag, banier of zuil met de naam van de winke-

    liersvereniging of het centrummanagement;

  • f.

    aangebracht op bouwterreinen, voor zover deze opschriften rechtstreeks betrekking hebben

    op de op dat terrein in uitvoering zijnde bouwwerkzaamheden;

  • g.

    die door politieke partijen zijn aangebracht;

  • h.

    die onderdeel uitmaken van voor de verkoop of verhuur bestemde artikelen en producten in

    een etalage of in de winkel;

  • i.

    bestemd voor de verkoop of verhuur van onroerende zaken, indien deze aanwezig zijn in de

    onmiddellijke nabijheid van de te verkopen of te verhuren zaak;

  • j.

    aangebracht op scholen, zorginstellingen, ziekenhuizen, kerken en moskeeën, en die uitslui-

    tend betrekking hebben op de functie van het gebouw;

  • k.

    waarvan de (gezamenlijke) oppervlakte per vestiging minder dan 0,1 vierkante meter be-

    draagt.

Artikel 11 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van

    de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en

    de tweede twee maanden later.

    Indien de aanslag in één keer wordt betaald, moet dit vóór de eerste vervaldag.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet

    verenigde aanslagen, of andere gemeentelijke heffingen, of als het aanslagbiljet maar één

    aanslag bevat, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische beta-

    lingsincasso kunnen worden geïnd, dat het totaalbedrag van het aanslagbiljet moet worden

    betaald in 10 gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op of omstreeks de laatste werk

    dag van de maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld

    en elk van de volgende termijnen een maand later.

  • 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste en tweede lid gestelde

    termijnen.

Artikel 12 Kwijtschelding

Van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 13 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels stellen met betrekking tot de heffing en invordering van de reclamebelasting.

Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag volgend op haar bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.

  • 3.

    Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening Reclamebelasting Laarbeek

    2015’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Laarbeek, d.d. 11 december 2014.
De raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,
M.L.M. van Heijnsbergen F.H.G.M. Ronnes

Bijlage 1 bij de Verordening Reclamebelasting Laarbeek 2015

Als aangewezen gebied, bedoeld in artikel 2 van de Verordening reclamebelasting 2015, geldt het op onderstaande kaart afgebakende gebied binnen de rode lijn.