Verordening rioolheffing Laarbeek 2016

Geldend van 01-01-2016 t/m heden

Intitulé

Verordening rioolheffing 2016.

Besluit van de raad d.d. 10 december 2015 tot vaststelling van de Verordening rioolheffing 2016.

De raad van de gemeente Laarbeek;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 3 november 2015;

gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de navolgende Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2016.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    gemeentelijke riolering mede het voor de openbare dienst bestemde gemeentewater;

  • b.

    afvalwater: water en stoffen die via de gemeentelijke riolering worden afgevoerd;

  • c.

    eigendom: een roerende of een onroerende zaak.

Artikel 2 Aard van de belasting, belastbaar feit en belastingplicht

  • 1. Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven van de gebruiker van een

    eigendom van waaruit afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt af-

    gevoerd.

  • 2. Met betrekking tot de belasting als bedoeld in het eerste lid, wordt als gebruiker aange-

    merkt:

    • a.

      degene die naar omstandigheden beoordeeld de onroerende zaak al dan niet krachtens

      eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een eigendom – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 3 –

      voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.

Artikel 3 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 2 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

  • 1. De heffing als bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt geheven naar het aantal kubieke meters afvalwater dat vanuit het eigendom wordt afgevoerd.

  • 2. Het aantal kubieke meters afvalwater wordt gesteld op het aantal kubieke meters water dat in de laatste aan het begin van het belastingtijdvak voorafgaande verbruiksperiode naar het eigendom is toegevoerd of is opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.

  • 3. Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:

    • a.

      watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of

    • b.

      bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen. De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

  • 4. De op de voet van het derde lid berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet als afvalwater is afgevoerd.

  • 5. Voor zover de gegevens als bedoeld in het tweede lid van dit artikel niet bekend zijn, wordt het waterverbruik door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde ambtenaar vastgesteld op basis van het waterverbruik van vergelijkbare huishoudens.

Artikel 5 Tarieven

  • 1. Voor een eigendom of een gedeelte van een eigendom, uitsluitend bestemd als woning, bedraagt de belasting per maand van het heffingstijdvak € 14,30

  • 2. Voor een perceel of gedeelte van een perceel, niet of niet uitsluitend

    bestemd als woning, bedraagt de heffing,

    • -

      voor de eerste afgevoerde 500 m3 of gedeelte daarvan € 171,53

    • -

      voor elke afgevoerde 500 m3 of gedeelte daarvan boven 500 m3 met

      een maximum van 5.000 m³ € 23,88

    • -

      voor elke afgevoerde 500 m3 of gedeelte daarvan boven 5.000 m3 met

      een maximum van 50.000 m3 € 14,32

    • -

      voor elke afgevoerde 500 m3 of gedeelte daarvan boven 50.000 m3 € 7,16

Artikel 6 Belastingtijdvak

  • 1. Het heffingstijdvak voor de heffing als bedoeld in artikel 5, eerste lid en tweede lid betreft een aaneengesloten periode van zes kalendermaanden.

  • 2. Het eerste heffingstijdvak gaat in op 1 januari 2016.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting bedoeld in artikel 5, eerste lid en tweede lid, wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De heffing, bedoeld in artikel 5, is verschuldigd bij het begin van het heffingstijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het heffingstijdvak aanvangt, is de belasting bedoeld in artikel 5 verschuldigd voor zoveel volle kalendermaanden als er in het tijdvak , na aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het heffingstijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel volle kalendermaanden van de voor een volledig heffingstijdvak verschuldigde heffing als bedoeld in artikel 5, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1. De aanslagen als bedoeld in artikel 5, moeten, in afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, worden betaald 1 maand na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zes gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens één maand later.

  • 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van het rioolheffing.

Artikel 11 Kwijtschelding

Van de rioolheffing wordt slechts kwijtschelding verleend aan natuurlijke personen.

Artikel 12 Tijdstip inwerkingtreding

  • 1. De Verordening rioolheffing 2015, vastgesteld bij besluit van de raad van de gemeente Laarbeek van 11 december 2014, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van heffing is 1 januari 2016.

Artikel 13 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als 'Verordening rioolheffing 2016'.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Laarbeek van 10 december 2015.
De raad voornoemd,
De griffier, De voorzitter,
M.L.M. van Heijnsbergen F.H.G.M. Ronnes.