Regeling vervallen per 27-11-2015

Financiële verordening gemeente Laarbeek 2011

Geldend van 01-01-2011 t/m 26-11-2015

Besluit van de raad d.d. 13 oktober 2010 tot vaststelling van de Financiële verordening gemeente Laarbeek 2011.

De raad van de gemeente Laarbeek;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 28 september 2010;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

b e s l u i t:

vast te stellen de verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Laarbeek.

1.Inleidende bepalingen

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

a afdeling:iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie van de gemeente Laarbeek met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college.

b administratie:het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Laarbeek en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

2.Begroting en verantwoording

Artikel 2 Programma-indeling

De raad stelt bij aanvang van een nieuwe raadsperiode een programma-indeling voor de komende raadsperiode vast.

Artikel 2a Planning en controlcyclus

Bij aanvang van een begrotingsjaar biedt het college een overzicht aan met daarin in elk geval de data voor het aanbieden door het college en het vaststellen door de raad van de jaarstukken, de kadernota, de tussenrapportages en de begroting met de meerjarenraming.

Artikel 3 Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Bij de begroting wordt een overzicht gegeven van de productenraming ingedeeld naar programma’s en bij het jaarverslag wordt een overzicht gegeven van de productenrealisatie ingedeeld naar programma’s.

  • 2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven.

  • 3. In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten weergegeven.

Artikel 3a Kaders ontwerpbegroting (Kadernota)

  • 1. Het college biedt jaarlijks aan de raad een nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de ontwerpbegroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming.

  • 2. Jaarlijks bij de vaststelling van de Kadernota vindt voorlopige vaststelling plaats van de beleidsvoornemens voor het volgende begrotingsjaar.

  • 3. In de Kadernota wordt richting gegeven aan de besluitvorming rond de volgende (meerjaren) begroting ten aanzien van belastingverhogingen, budgettering nieuw beleid en mogelijke bezuinigingen.

  • 4. De raad stelt deze Kadernota vast.

Artikel 4 Autorisatie begroting en investeringskredieten en begrotingswijzigingen

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten en de totale baten per programma en het dekkingsplan.

  • 2. De nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd. Bij de begrotingsbehandeling kan de raad aangeven van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen.

  • 3. Bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad doet het college voorstellen voor wijziging van de geautoriseerde budgetten en investeringskredieten en eventuele bijstelling van het beleid.

  • 4. Voor investeringen in de loop van het begrotingsjaar die niet in de begroting zijn opgenomen, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een voorstel voor het autoriseren van een investeringskrediet aan de raad voor.

Artikel 5 Tussenrapportage

  • 1. Het college presenteert aan het begin van ieder jaar een planning van de Maatschappelijke Effecten en Beleidsvoornemens.

  • 2. Het college informeert de raad door middel van minimaal twee tussenrapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente van het lopende boekjaar.

  • 3. De rapportage geeft een overzicht van de voortgang maatschappelijke effecten en beleidsvoornemens. Als bijlage bij de tussenrapportage worden de bijstellingen van de baten en lasten in het begrotingsjaar alsmede een overzicht van de stand van zaken van de lopende projecten i.c. kredieten gepresenteerd.

  • 4. Voor de uitvoering van de beleidsvoornemens in het begrotingsjaar is de procedure van toepassing volgens de bij deze verordening behorende Bijlage 1 ‘Procedure beleidsvoornemens lopend jaar’.

  • 5. Voor de voorbereiding van beleidsvoornemens voor de daarop volgende 3 jaren is de procedure van toepassing volgens de bij deze verordening behorende Bijlage 2 ‘Procedure beleidsvoornemens komende jaren’.

  • 3. Financieel beleid

Artikel 6 Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1.

    Kosten voor onderzoek en ontwikkeling (haalbaarheidsonderzoek et cetera) voor een bepaald actief en het saldo van agio en disagio worden lineair in maximaal 5 jaar afgeschreven.

  • 2.

    Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 3.

    De afschrijvingslasten worden berekend over de boekwaarde aan het begin van het dienstjaar. Als in de loop van het dienstjaar investeringen gedaan worden, heeft dit geen effect op de afschrijvingslasten in het dienstjaar.

  • 4.

    De materiële vaste activa met economisch nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het BBV, worden lineair afgeschreven in maximaal:

Omschrijving Afschrijvingstermijn

Gronden en terreinen

Grond Geen

Woonruimten, bedrijfsgebouwen

Gebouwen 40 jaar

Semi-permanente voorzieningen 20 jaar

Renovatie/bouwkundige aanpassingen 25 jaar

Grond-, weg- en waterbouwkundige werken

Riolen, putten en kolken 60 jaar

Persleidingen riolering 45 jaar

Rioolgemalen bouwkundig 45 jaar

Rioolgemalen mechanisch/elektrisch 15 jaar

Drukriolering bouwkundig 45 jaar

Drukriolering mechanisch/elektrisch 15 jaar

Randvoorzieningen riolering bouwkundig 60 jaar

Randvoorzieningen riolering mechanisch/elektrisch 15 jaar

Vervoermiddelen

Groot materieel brandweer 15 jaar

Voertuigen 10 jaar

Machines, apparaten en installaties

Technische installaties 15 jaar

Verkeersregelinstallaties 15 jaar

Telefooncentrales 10 jaar

Kantoor- en huishoudelijke apparatuur (foto, repro, koeling) 5 jaar

Machines en gereedschappen ** jaar

Overige materiële vaste activa

Hekwerken e.d. 20 jaar

Meubels en inventaris 15 jaar

Buiteninventaris (speeltoestellen) 10 jaar

Automatisering hardware 4 jaar

Automatisering software 5 jaar

Automatisering licenties 3 jaar

Van de hier genoemde afschrijvingstermijnen kan bij raadsbesluit worden afgeweken.

5.Aankoop en vervaardiging van activa met een meerjarig maatschappelijk nut worden onder aftrek van bijdragen van derden ten laste van de exploitatie gebracht. Hiervan kan bij raadsbesluit worden afgeweken. In geval van activering wordt het actief lineair als volgt maximaal afgeschreven:

Omschrijving Afschrijvingstermijn

Grond-, weg- en waterbouwkundige werken

Aanleg sportvelden 30 jaar

Renovatie sportvelden 15 jaar

Wegen/terreinverhardingen 25 jaar

Asfaltwerken (toplaag) 15 jaar

Vijvers 15 jaar

Kunstwerken 20 jaar

Openbare verlichting 35 jaar

  • 6.

    Het uitgangspunt is dat materiële vaste activa met een verkrijgingprijs van minder dan € 10.000 niet worden geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Deze laatst genoemden worden altijd geactiveerd.

  • 7.

    Geactiveerde bijdragen aan activa in eigendom van derden, zoals bedoeld in artikel 36 van het BBV, worden niet afgeschreven maar zo snel mogelijk ten laste van het vermogen afgewaardeerd.

Artikel 7 Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2. Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolheffing (in het verleden: rioolrecht) en afvalstoffenheffing de compensabele BTW.

  • 3. Voor rentetoerekening aan de activa wordt een vast percentage gebruikt. Dit percentage wordt expliciet in de financieringparagraaf van de begroting genoemd. Voor de berekening van de rentetoerekening is de boekwaarde op 1 januari van het diensjaar leidend.

Artikel 8 Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1. Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor belastingen, rioolheffing (in het verleden: rioolrecht) en afvalstoffenheffing. De raad stelt deze tarieven bij verordening vast.

  • 2. De hoogte van de gemeentelijke tarieven, heffingen en prijzen voor de door de gemeente verstrekte diensten, wordt door de raad bij verordening vastgesteld.

  • 3. Het college biedt jaarlijks de raad een nota aan met de kaders voor de prijzen voor de uitgifte van gronden (Grondnota). De raad stelt de nota vast.

Artikel 9 Financieringsfunctie

  • 1.

    Het college zorgt bij het uitoefenen van de financieringsfunctie voor:

    • a.

      het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting uit te voeren;

    • b.

      het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico’s, koersrisico’s en kredietrisico’s;

    • c.

      het beperken van de kosten van leningen en het bereiken van een voldoende rendement op uitzettingen;

    • d.

      het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 2.

    Het college neemt bij het uitvoeren van de financieringsfunctie de volgende richtlijnen in acht:

    • a.

      het uitzetten van overtollige geldmiddelen gebeurt uitsluitend bij financiële ondernemingen die gevestigd zijn in een lidstaat van de EER (Europese Economische Ruimte) die tenminste beschikt over een AA-rating afgegeven door tenminste twee ratingbureaus;

      b . het uitzetten van overtollige geldmiddelen gebeurt uitsluitend bij financiële ondernemingen met minimaal een AA-minusrating afgegeven door tenminste twee ratingbureaus, of voor wiens waardepapieren een solvabiliteitseis geldt van 0 procent;

  • c.

    overtollige geldmiddelen worden uitsluitend uitgezet tegen vastrentende waarden, dan wel in producten waarbij de hoofdsom tenminste aan het eind van de looptijd in tact is;

  • d.

    derivaten worden uitsluitend gebruikt voor het beperken van financiële risico’s;

  • e.

    voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan 1 jaar worden tenminste twee prijsopgaven bij verschillende financiële ondernemingen gevraagd;

  • f.

    overeenkomsten voor het aangaan van leningen, het uitzetten van middelen of het verlenen van garanties luiden in euro.

    • 3.

      Alle acties die het college verricht met het oog op de financieringsfunctie worden gebaseerd op de spelregels zoals die verwoord zijn in het treasurystatuut.

    • 4.

      Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofde van de publieke taak bedingt het college indien mogelijk zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties.

4.Financieel beheer en interne controle

Artikel 10 Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa, voorraden, vorderingen en schulden, enzovoort;

  • c.

    het verschaffen van informatie over het meerjarig verloop van de budgetten, uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 11 Interne controle

Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

Artikel 12 Misbruik en oneigenlijk gebruik

Het college zorgt voor en legt vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

5.Financiële organisatie

Artikel 13 Financiële organisatie

Het college zorgt voor en legt vast:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten van de productraming en de productrealisatie.

6.Slotbepalingen

Artikel 14 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2011.

  • 2. Deze verordening treedt in de plaats van de “Financiële verordening gemeente Laarbeek 2010” vastgesteld door de raad op 25 februari 2010.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening wordt in de gemeentelijke stukken aangehaald onder de naam “Financiële verordening gemeente Laarbeek 2011”.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Laarbeek van 13 oktober 2010.

De raad voornoemd,

De griffier, De voorzitter,

M.H.C.M. van der Aa. P.H.M. Jacobs-Aarts.

BIJLAGE I ‘Procedure beleidsvoornemens lopend jaar’

Bijlage behorende bij de ‘Financiële verordening gemeente Laarbeek 2010’ ex artikel 212 Gemeentewet (nadere uitwerking artikel 5, 3e lid).

Procedure verantwoording college over uitvoering van beleidsvoornemens in het lopende begrotingsjaar

Algemeen

Vaststelling van de begroting door de raad betekent dat de uitvoering van de beleidsvoornemens in het begrotingsjaar door burgemeester en wethouders en ambtelijke organisatie ter hand moet worden genomen en periodiek verantwoording moet worden afgelegd aan de raad.

De planning van de Maatschappelijke Effecten en Beleidsvoornemens wordt bij de aanvang van het begrotingsjaar ter kennis gebracht aan de raad (artikel 2a van de ‘Financiële verordening).

Uitgangspunten

  • 1.

    Door vaststelling van de begroting door de raad zijn de opgenomen budgetten (investeringen en/of jaarlijkse lasten) voor de beleidsvoornemens in het begrotingsjaar door de raad geautoriseerd.

  • 2.

    Bij de uitvoering van de beleidsvoornemens binnen de vastgestelde budgetten zal als algemene regel gelden dat door middel van de tussenrapportages verantwoording wordt afgelegd aan de raad, een afzonderlijk raadsvoorstel is niet nodig.

  • 3.

    De verantwoording over de uitvoering zal zich echter niet in alle gevallen kunnen beperken tot de tussenrapportages en de jaarrekening. De beleidsvoornemens zijn vooral een opsomming van te realiseren producten en activiteiten, waarbij het in sommige gevallen wenselijk en/of noodzakelijk kan zijn de raadscommissie en/of de raad tussentijds te informeren, te laten adviseren (raadscommissies) of te laten besluiten (raad).

Procedure

Om uitvoering te geven aan bovenvermelde uitgangspunten zal bij besluitvorming door het college expliciet worden vermeld of:

  • 1.

    verantwoording zal plaatsvinden via de tussenrapportages begroting; na besluitvorming in het college kan de uitvoering ter hand worden genomen;

  • 2.

    het noodzakelijk is de raadscommissie en/of de raad te informeren, alvorens tot uitvoering kan worden overgegaan;

  • 3.

    het noodzakelijk is om de raadscommissie te laten adviseren, alvorens tot uitvoering kan worden overgegaan;

  • 4.

    het noodzakelijk is dat de raad een afzonderlijk besluit neemt, alvorens tot uitvoering kan worden overgegaan.

BIJLAGE II ‘Procedure beleidsvoornemens komende jaren’

Bijlage behorende bij de ‘Financiële verordening gemeente Laarbeek 2010’ ex artikel 212 Gemeentewet (nadere uitwerking artikel 5, 4e lid).

Procedure voorbereiding beleidsvoornemens van de drie op het begrotingsjaar volgende jaren door aanwending van het door de raad beschikbaar gestelde algemeen voorbereidingskrediet van € 200.000,-.

Algemeen

In de begroting vindt prioritering plaats van beleidsvoornemens voor het begrotingsjaar en de daarop volgende drie jaren.

De prioritering voor de drie op het begrotingsjaar volgende jaren draagt een voorlopig karakter en kan/zal in de jaarlijkse cyclus bij de voorbereiding en besluitvorming rond kadernota en begroting wijziging ondergaan.

Wijziging van de beleidsvoornemens kan mogelijk zijn als gevolg van actualisering van het raadsbeleidsplan, voorts kan de financiële positie aanleiding geven tot bijstelling van het budget voor nieuw beleid.

Gebleken is dat het noodzakelijk kan zijn om de voorbereiding te starten van een beleidsvoornemen, dat in de begroting in een later jaar (voorlopig) is geprioriteerd.

Om te kunnen anticiperen op een nog niet door de raad geprioriteerd beleidsvoornemen heeft de raad op 27 maart 2003 een algemeen voorbereidingskrediet beschikbaar gesteld van € 200.000,- ten laste waarvan incidenteel voorbereidende werkzaamheden kunnen worden gebracht.

Bij de definitieve beschikbaarstelling van het krediet worden de voorbereidingskosten overgeheveld naar het betreffende project.

Procedure

  • 1.

    Om te kunnen starten met de voorbereiding van een beleidsvoornemen dat in de begroting in een later jaar (voorlopig) is geprioriteerd, zal bij de besluitvorming door het college een nadere onderbouwing/motivering worden opgenomen met bijbehorende kostenraming;

  • 2.

    Raadsleden worden in de gelegenheid gesteld hun (eventuele) reactie kenbaar te maken aan de betreffende portefeuillehouder binnen 14 dagen na publicatie van de besluitenlijst;

  • 3.

    Komen er geen reacties dan zal het college de raad informeren via een tussenrapportage;

  • 4.

    Komt er een reactie van één of meerdere raadsleden dan zal de beoogde voorbereiding van een beleidsvoornemen worden voorgelegd aan de daartoe meest geëigende raadscommissie.