Subsidieverordening sloop ongewenste bebouwing buitengebied gemeente Laarbeek

Geldend van 04-07-2008 t/m heden

Intitulé

Subsidieverordening sloop ongewenste bebouwing buitengebied gemeente Laarbeek

De raad van de gemeente Laarbeek,

gelet op het bepaalde in:

  • -

    titel 4.2 en 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    de artikelen 108, eerste lid, 147, eerste lid, en 149 van de Gemeentewet,

  • -

    het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 juni 2008 tot vaststelling van de subsidieverordening,

BESLUIT:

vast te stellen de navolgende bepalingen voor de subsidiëring van de sloop van ongewenste bebouwing in het buitengebied van de gemeente:

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • a) Burgemeester en wethouders: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Laarbeek.

  • b) Gebouw: elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

  • c) Glasopstanden: constructie van staand glas of een staande constructie van met glas overeenkomend materiaal; voor de toepassing van deze verordening worden glasopstanden met een oppervlakte van 5.000 m² of meer buiten beschouwing gelaten.

  • d) Kelderruimte: een geheel of gedeeltelijk beneden het maaiveld gelegen overdekte ruimte, die geheel, gedeeltelijk of niet onder een gebouw is gelegen.

  • e) Sleufsilo’s en voerplaten: sleufsilo’s en voerplaten met één of meer rechtopstaande wanden.

  • f) Sloopperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing aanwezig is, die de rechthebbende geheel of gedeeltelijk wenst te slopen.

  • g) Buitengebied: het gebied buiten de op grond van artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde bebouwde kom en buiten het gebied dat op grond van een door de gemeenteraad vastgesteld ruimtelijk plan als toekomstig onderdeel van de bebouwde kom kan worden aangemerkt; kleine kernen, gehuchten en buurtschappen waarvoor geen bebouwde kom is vastgesteld, worden tot het buitengebied gerekend.

  • h) Milieuvergunning: vergunning verleend krachtens artikel 8.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer.

  • i) EHS: de ecologische hoofdstructuur, zoals die is geïntroduceerd in het Natuurbeleidsplan van het Rijk (1990) en voortgezet in de rijksnota “Natuur voor mensen, mensen voor natuur” (2000); voor de begrenzing op detailniveau zijn de door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant krachtens de Subsidieregeling Natuurbeheer 2000 vastgestelde Natuurgebiedsplannen voor Noord-Brabant bepalend; de beheersgebieden blijven voor de onderhavige verordening buiten beschouwing.

  • j) BBL: het bureau beheer landbouwgronden als bedoeld in artikel 28 van de Wet agrarisch grondverkeer.

Artikel 2 Aanwijzing gebieden en categorieën gebouwen

  • 1) Burgemeester en wethouders wijzen gedeelten van het buitengebied aan waarin zij de sloop van gebouwen en glasopstanden in het belang van natuur en landschap gewenst achten .

  • 2) Burgemeester en wethouders kunnen tevens categorieën van gebouwen aanwijzen waarvan zij de sloop in het belang van natuur en landschap in het bijzonder gewenst achten.

  • 3) Een aanwijzing op grond van het eerste of tweede lid maken burgemeester en wethouders openbaar bekend in een of meer dagbladen, of huis-aan-huisbladen, en in het gemeenteblad.

Artikel 3 Subsidiabele activiteit

Burgemeester en wethouders verstrekken op aanvraag van een belanghebbende subsidie voor de gehele of gedeeltelijke sloop van gebouwen, glasopstanden, kelderruimten, sleufsilo’s en voerplaten, in de door hen op grond van artikel 2, eerste lid, aangewezen gedeelten van het buitengebied. Indien zij toepassing hebben gegeven aan artikel 2, tweede lid, dan wordt de subsidieverstrekking beperkt tot die percelen waarop de aangewezen categorieën van gebouwen voorkomen.

Artikel 4 Voorwaarden voor subsidie

  • 1) De subsidie wordt slechts volledig verstrekt indien:

    • a)

      alle op het sloopperceel aanwezige gebouwen, glasopstanden, kelderruimten, sleufsilo’s en voerplaten, met de bijbehorende fundamenten en de ondergrondse voorzieningen, van het sloopperceel zijn verwijderd op een wijze die verantwoord is uit een oogpunt van milieuzorg, en het sloopperceel is geëgaliseerd, behoudens het bepaalde in het tweede lid van dit artikel;

    • b)

      aan het sloopperceel, voorzover nodig, een passende andere bestemming is verleend, dan wel de subsidieontvanger met de gemeente een overeenkomst heeft gesloten waarin is vastgelegd dat de subsidieontvanger geen bezwaar zal maken tegen het nemen van een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 21 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (artikel 3.7 van de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening) of de herziening, wijziging, of vrijstelling van het ter plaatste geldende bestemmingsplan, strekkende tot het leggen van een passende andere bestemming, en in afwachting van de herziening, wijziging of vrijstelling van het bestemmingsplan geen bouwwerken zal oprichten op de betrokken kavel;

    • c)

      na de indiening van het verzoek om subsidieverlening geen aanvragen om een bouwvergunning zijn ingediend en ten tijde van de indiening van het verzoek om subsidieverlening aanhangige bouwaanvragen, dan wel nog niet gebruikte bouwvergunningen, op het sloopperceel zijn ingetrokken;

    • d)

      de milieuvergunning, indien verleend, voor een inrichting op het sloopperceel is ingetrokken;

    • e)

      bodemverontreiniging op het sloopperceel, indien aanwezig, is teruggebracht tot een niveau dat in verband met het te verwachten grondgebruik aanvaardbaar kan worden geacht;

    • f)

      de binnen de gemeente gelegen gronden van degene door of namens wie de subsidieaanvraag is ingediend, met uitzondering van de bij een woning op het sloopperceel behorende grond, waarvan de oppervlakte ten hoogste een hectare bedraagt, voorzover die in de EHS zijn gelegen, voorafgaand aan de subsidievaststelling in eigendom zijn overgedragen aan BBL, dan wel zijn onttrokken aan pacht (beëindiging pachtovereenkomst) voorzover deze gronden eigendom zijn van Staatsbosbeheer of een particuliere natuurbeschermingsorganisatie, een en ander behoudens het bepaalde in lid 3 van dit artikel;

    • g)

      bij de aanvraag ten behoeve van BBL melding is gedaan van de gronden, die degene door of namens wie de subsidieaanvraag is ingediend, in eigendom heeft op het grondgebied van de gemeente.

  • 2) Het behoud van gebouwen, dan wel het terugbouwen van gebouwen, is toegestaan tot een oppervlakte van ten hoogste 200 m², mits er een woning aanwezig is op of bij de betrokken kavel en de afstand tot deze woning niet meer dan 25 meter bedraagt. Het behoud van gebouwen waarover het gemeentebestuur heeft verklaard dat sloop daarvan niet zal worden toegestaan is eveneens toegestaan, evenals het behoud van (voormalige) bedrijfsruimten die onlosmakelijk zijn verbonden met het woonhuis en daarmee architectonisch een geheel vormen.

  • 3) De in het eerste lid, onder g) genoemde voorwaarde geldt niet indien voor de bedoelde gronden ten tijde van de subsidieverlening een beheers- of inrichtingssubsidie wordt verstrekt met toepassing van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000.

Artikel 5 Uitsluiting of vermindering van subsidie

  • 1) Geen subsidie wordt verstekt indien:

    • a)

      de te slopen oppervlakte minder dan 200 m²bedraagt;

    • b)

      met de sloopwerkzaamheden is begonnen voordat een beschikking over de verlening van subsidie is verzonden aan de aanvrager; onder het beginnen met de uitvoering wordt mede verstaan het aangaan van verplichtingen betreffende de uitvoering van de sloopwerkzaamheden;

    • c)

      het sloopperceel is aangekocht door of in eigendom is van een overheidslichaam;

    • d)

      op het sloopperceel woningbouw is toegestaan volgens een geldend bestemmingsplan als bedoeld in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (artikel 3.1 nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening), of volgens een geldend besluit als bedoeld in artikel 19 van deze wet (artikel 3.10 nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening);

    • e)

      de te slopen gebouwen zijn ingebracht bij een verzoek om provinciale planologische medewerking aan een ruimte voor ruimtewoning, of een verbeterproject in het buitengebied, als bedoeld in paragraaf 3.6.2 van het Streekplan Noord-Brabant 2002 “Brabant in balans” en op het verzoek positief is beslist door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;

    • f)

      de te slopen gebouwen plaats maken voor een nieuw landgoed of een nieuwe buitenplaats waaraan op de voet van de in het vorige onderdeel genoemde paragraaf van het Streekplan Noord-Brabant 2002 planologische medewerking is verleend door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;

    • g)

      de oppervlakte van de in eigendom van de subsidieaanvrager zijnde gronden binnen de gemeente, voorzover deze in de EHS liggen, na de datum waarop deze verordening wordt bekendgemaakt, anders dan door eigendomsoverdracht aan BBL, Staatsbosbeheer of een particuliere natuurbeschermingsorganisatie is verkleind, tenzij voor het gedeelte waarmee de oppervlakte is verkleind ten tijde van de subsidieverlening op grond van de onderhavige verordening een beheers- of inrichtingssubsidie wordt verstrekt met toepassing van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000.

  • 2) Indien voor de betrokken sloopactiviteiten eveneens subsidie wordt verstrekt door een of meer andere partijen wordt op grond van deze verordening slechts een zodanig bedrag aan subsidie verleend, dat de som van de subsidie en de andere geldelijke bijdrage(n) niet meer bedraagt dan het op grond van artikel 6 vast te stellen bedrag.

Artikel 6 Hoogte van de subsidie

1)De hoogte van de subsidie wordt bepaald aan de hand van de oppervlakte van de te slopen of te verwijderen objecten, als volgt:

Te slopen of te verwijderen object

Subsidiebedrag per m²2

a)

Glasopstanden

€ 3,-

b)

Gebouw, niet zijnde glasopstanden

€ 15,-

c)

Asbestplaten

€ 7,50

d)

Kelderruimte

€ 2,50

e)

Sleufsilo’s en voerplaten

€ 3,-

2)Indien op een sloopperceel subsidie wordt verleend voor de sloop van een of meer gebouwen als bedoeld onder b) en bovendien voor de sloop of verwijdering van een of meer van de objecten als bedoeld onder c) t/m e), dan mag de gezamenlijke subsidie voor de sloop of verwijdering van het gebouw (de gebouwen) en de andere objecten niet meer bedragen dan het aantal vierkante meters van de oppervlakte van het gebouw (de gebouwen), vermenigvuldigd met € 25,-.

Artikel 7 Openstelling, subsidieplafond

  • 1) Burgemeester en wethouders stellen de periode vast waarin een subsidie als bedoeld in artikel 3 kan worden aangevraagd; zij bepalen gelijktijdig de hoogte van het subsidieplafond dat zij voor deze aanvraagperiode hanteren.

  • 2) Burgemeester en wethouders kunnen besluiten om een of meer vervolgperioden aan te wijzen, waarbij zij telkens gelijktijdig het subsidieplafond aangeven en afwijkende subsidiebedragen kunnen vaststellen.

  • 3) De openstelling, het subsidieplafond en, indien van toepassing, afwijkende subsidiebedragen maken burgemeester en wethouders openbaar bekend in een of meer dagbladen, of huis-aan-huisbladen, en in het gemeenteblad.

Artikel 8 Prioritering

  • 1) Voorafgaand aan de openstelling van de verordening stellen burgemeester en wethouders regels vast voor de bepaling van een rangorde voor de toewijzing van subsidieaanvragen. Daarbij betrekken zij in ieder geval de aanwijzing van categorieën van gebouwen op grond van artikel 2, tweede lid, indien zij een zodanige aanwijzing hebben gegeven. De regels voor de bepaling van de rangorde worden overeenkomstig het bepaalde in artikel 7, derde lid, bekendgemaakt.

  • 2) Indien door toewijzing van alle subsidieaanvragen die zijn ingediend in een aanvraagperiode het subsidieplafond zou worden overschreden, dan stellen burgemeester en wethouders een rangorde vast met toepassing van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde regels.

  • 3) De subsidies worden in het in het tweede lid bedoelde geval slechts verstrekt voor die slooppercelen waarop sloop de hoogste prioriteit heeft, totdat het voor de aanvraagperiode vastgestelde plafond is bereikt.

Artikel 9 Subsidieverlening

  • 1) De aanvraag tot subsidieverlening wordt op een daartoe vastgesteld formulier, vergezeld van de daarin aangegeven documenten, ingediend bij het college van burgemeester en wethouders.

  • 2) Indien de aanvraag onvolledig is, stellen burgemeester en wethouders de aanvrager in de gelegenheid om binnen twee weken na kennisgeving hiervan de aanvraag aan te vullen met de ontbrekende gegevens.

  • 3) Burgemeester en wethouders nemen binnen twaalf weken na ontvangst van de aanvraag of, indien deze onvolledig was, na ontvangst van de ontbrekende gegevens, een beslissing over de subsidieverlening.

  • 4) De termijn voor het nemen van de beslissing kan door burgemeester en wethouders worden verlengd met ten hoogste twaalf weken.

Artikel 10 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1) De subsidieontvanger zorgt ervoor dat uiterlijk binnen één jaar na de verlening van de subsidie wordt voldaan aan de in artikel 4 genoemde voorwaarden. In geval van overmacht is het mogelijk om deze periode met maximaal zes maanden te verlengen.

  • 2) Indien niet binnen de in het eerste lid genoemde termijn, of, ingeval van verlenging, verlengde termijn, is voldaan aan een van de in artikel 4, eerste lid, onder a), c), d), e), f), of g) genoemde voorwaarden, dan wordt het subsidiebedrag dat voortvloeit uit de toepassing van artikel 5 gekort met 10%. Indien aan twee of meer van deze voorwaarden niet tijdig is voldaan, dan bedraagt het kortingspercentage 20%.

  • 3) De subsidieontvanger is verplicht mee te werken aan fysieke en administratieve controle door de door burgemeester en wethouders aangewezen toezichthouders.

Artikel 11 Subsidievaststelling

  • 1) De aanvraag tot subsidievaststelling wordt op een daartoe vastgesteld formulier, vergezeld van de daarin aangegeven documenten, ingediend bij het college van burgemeester en wethouders, binnen drie maanden nadat is voldaan aan de in artikel 4 genoemde voorwaarden.

  • 2) Indien de aanvraag onvolledig is, stellen burgemeester en wethouders de aanvrager in de gelegenheid om binnen twee weken na kennisgeving hiervan de aanvraag aan te vullen met de ontbrekende gegevens.

  • 3) Burgemeester en wethouders nemen binnen acht weken na ontvangst van een ontvankelijke aanvraag een beslissing over de subsidievaststelling.

Artikel 12 Bevoorschotting, intrekking en terugvordering

  • 1) Burgemeester en wethouders kunnen de subsidieontvanger op diens verzoek een voorschot betalen van ten hoogste 50% van al gemaakte sloopkosten onder overlegging van facturen. Het voorschot wordt op verzoek van de subsidieontvanger verstrekt na de voltooiing van de in artikel 4, eerste lid, onder a) bedoelde werkzaamheden.

  • 2) Een beschikking tot subsidieverlening of -vaststelling wordt ingetrokken indien binnen vijf jaren nadat deze is genomen, voor het sloopperceel een bestemmingsplan of een besluit als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (artikel 3.10 nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening) tot stand komt op basis waarvan woningbouw is toegelaten, tenzij de subsidieontvanger het sloopperceel heeft vervreemd en ten genoege van burgemeester en wethouders aannemelijk kan maken:

    • a)

      dat hij noch zijn wederpartij op het tijdstip waarop de vervreemding plaatsvond op de hoogte waren of konden zijn van het feit dat een zodanig bestemmingsplan of besluit werd of zou worden voorbereid, alsmede

    • b)

      dat de voorwaarden waaronder de vervreemding heeft plaatsgevonden zodanig zijn dat daaruit blijkt dat daarbij geen rol heeft gespeeld de verwachting dat het gemeentebestuur nadien zou kunnen besluiten een zodanig bestemmingsplan of besluit te gaan voorbereiden of vaststellen.

  • 3) Indien de beschikking tot subsidieverlening of -vaststelling is ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger is gewijzigd, is de subsidieontvanger verplicht de subsidiebedragen en voorschotten terug te betalen op eerste vordering van burgemeester en wethouders, vermeerderd met de wettelijke rente over de periode van de datum van uitbetaling van de subsidie tot het tijdstip van voldoening.

Artikel 13 Hardheidsclausule

  • 1) Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om af te wijken van vorenstaande bepalingen in gevallen waarin de onverkorte toepassing daarvan voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met deze bepalingen te dienen doelen.

  • 2) In de in het eerste lid bedoelde gevallen, evenals in gevallen die niet zijn voorzien in deze beleidsregels, beslissen burgemeester en wethouders naar redelijkheid en billijkheid.

Artikel 14 Bekendmaking en inwerkingtreding

4)Deze verordening en de daarvan onderdeel uitmakende bijlagen en toelichting wordt bekendgemaakt door publicatie in een of meer dagbladen, of huis-aan-huisbladen, en in het gemeenteblad. Zij treedt in werking op de dag na de datum van de publicatie in een of meer dagbladen, of huis-aan-huisbladen, en in het gemeenteblad.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Subsidieverordening sloop ongewenste bebouwing buitengebied gemeente Laarbeek”.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Laarbeek van 3 juli 2008,
De raad voornoemd,
De griffier, De voorzitter,
M.H.C.M. van der Aa, J.J.P.M. Gilissen.