Regeling vervallen per 12-02-2019

Verordening regels bestrijding misbruik bijstand gemeente Laarbeek 2004

Geldend van 27-01-2005 t/m 11-02-2019

Intitulé

Verordening regels bestrijding misbruik bijstand gemeente Laarbeek 2004

Besluit van de raad d.d. 16 december 2004 tot vaststelling van de Verordening regels bestrijding misbruik bijstand gemeente Laarbeek 2004, gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 30 november 2004;

overwegende dat met betrekking tot bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand, alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet, in het kader van het financieel beheer regels gesteld dienen te worden, welke in een verordening worden neergelegd;

gelet op de Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht en de Wet werk en bijstand;

BESLUIT:

vast te stellen de Verordening regels bestrijding misbruik bijstand gemeente Laarbeek 2004

HOOFDSTUK I: ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Laarbeek;

  • b.

    de wet: de Wet werk en bijstand;

  • c.

    bijstand: de bijstand zoals genoemd onder artikel 5 onder b van de Wet werk en bijstand;

  • d.

    alleenstaande: de persoon genoemd in artikel 4 onder a van de Wet werk en bijstand;

  • e.

    alleenstaande ouder: de persoon genoemd in artikel 4 onder b van de Wet werk en bijstand;

  • f.

    gezin: de personen genoemd in artikel 4 onder c van de Wet werk en bijstand;

  • g.

    recidive: het binnen een periode van 5 jaar wederom verwijtbaar niet nakomen van de inlichtingenplicht;

  • h.

    benadelingbedrag: het netto bedrag aan bijstand dat ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend;

  • i.

    inlichtingenplicht: de verplichtingen genoemd in artikel 17, lid 1, 2 en 4 van de Wet werk en bijstand en de artikelen 28 lid 2 en 29 lid 1 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

  • j.

    afstemmingsverordening: de verordening gebaseerd op artikel 8 lid 1 onder b van de Wet werk en bijstand.

Artikel 2

Lid 1

Terugvordering van bijstand voor zover deze ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend als gevolg van het niet nakomen van de inlichtingenplicht genoemd in artikel 1 onder i van deze verordening door de personen genoemd in artikel 1 onder d, e en f van deze verordening, geschiedt met inachtneming van de bepalingen van deze verordening.

Lid 2

Hoofdstuk 3 van de afstemmingsverordening is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3

Terugvordering van ten onrechte of tot een te hoog verleend bedrag aan bijstand vindt niet plaats indien dit belanghebbende niet te verwijten valt.

HOOFDSTUK II: DE WIJZE VAN TERUG- EN INVORDERING

Artikel 4

Lid 1

Indien het benadelingbedrag minder bedraagt dan € 100,00 wordt van terugvordering afgezien, tenzij sprake is van recidive of het benadelingbedrag ontstaan is naar aanleiding van fraude.

Lid 2

Indien het benadelingbedrag gedurende het lopende kalenderjaar niet volledig kan worden ingevorderd, wordt het resterende deel, met toepassing van artikel 58 lid 4 Wet werk en bijstand, na afloop van voornoemd kalenderjaar verhoogd met de verschuldigde loonbelasting, de premies volksverzekeringen evenals de ziekenfondspremie.

Lid 3

Van terugvordering kan worden afgezien in geval sprake is van dringende redenen.

HOOFDSTUK III: AANGIFTE

Artikel 5

Lid 1

Indien het benadelingbedrag de € 6.000,00 overschrijdt, wordt door of namens het college proces-verbaal opgemaakt en aangifte gedaan bij het Openbaar Ministerie.

Lid 2

Jaarlijks maakt het college afspraken met het Openbaar Ministerie over het aantal aan te leveren processen-verbaal.

HOOFDSTUK IV: VERANTWOORDING COLLEGE

Artikel 6

Lid 1

De raad bepaalt jaarlijks de onderwerpen waarover het college dient te rapporteren.

Lid 2

In ieder geval rapporteert het college aan de raad over:

  • -

    het aantal gevallen waarin is vastgesteld dat bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend;

  • -

    in hoeveel gevallen hierbij sprake is geweest van leefvormfraude inclusief het aantal verrichte huisbezoeken;

  • -

    of, en zo ja in hoeveel gevallen tot terugvordering is besloten onderscheidenlijk in hoeveel gevallen, met redenen omkleed, is afgezien van terugvordering;

  • -

    of, en zo ja in hoeveel gevallen is ingevorderd en tot welk bedrag;

  • -

    in hoeveel gevallen toepassing is gegeven aan het gestelde in artikel 8 van deze verordening;

  • -

    in hoeveel gevallen aangifte heeft plaatsgevonden.

HOOFDSTUK V: OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 7

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 8

Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van de uitkeringsgerechtigde afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 9

Deze verordening wordt binnen 2 jaar na inwerkingtreding geëvalueerd.

Artikel 10

Deze verordening kan worden aangehaald als:

Verordening regels bestrijding misbruik bijstand gemeente Laarbeek 2004.

Deze verordening treedt in werking nadat een periode van 6 weken is verlopen na publicatie.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Laarbeek van 16 december 2004.

De raad voornoemd,

De griffier, De voorzitter,

M.H.C.M. van der Aa. J.J.P.M. Gilissen.

Algemene toelichting

Bij amendement is artikel 8a in de Wet werk en bijstand opgenomen, dat bepaalt dat de gemeenteraad regels dient te stellen voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand evenals van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet. In de toelichting bij dit amendement is verwezen naar artikel 212 Gemeentewet. Strekking van laatstgenoemd artikel is dat de verordening dient te waarborgen dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan.

Voorkoming en bestrijding van fraude

Met de invoering van de Wet werk en bijstand (Wwb) worden de kosten voor bijstandsuitkeringen geheel door onze gemeente zelf gedragen.

Onderhavige verordening regelt hoe wordt omgegaan met gevallen, waarbij sprake is van het tot een ten onrechte of tot een te hoog verleend bedrag aan bijstand als gevolg van het verwijtbaar niet-nakomen van de inlichtingenplicht.

Uitgangspunt is dat verplicht wordt teruggevorderd, tenzij het benadelingbedrag minder bedraagt dan € 100,00.

Indien sprake is van recidive wordt in alle gevallen teruggevorderd.

Slechts bij hoge uitzondering kan van terugvordering van ten onrechte of tot een te hoog verleend bedrag aan bijstand worden afgezien.

Indien het benadelingbedrag de € 6.000,00 overschrijdt, wordt aangifte gedaan bij het Openbaar Ministerie.

Over de omvang van de fraudebedragen rapporteert het college jaarlijks aan de gemeenteraad.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Dit artikel spreekt voor zich. Wat betreft de recidive is het zo dat aangehaakt wordt bij de verjaringstermijn van 5 jaar zoals opgenomen in het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 2

Dit artikel beschrijft de werkingssfeer van de verordening.

Het tweede lid verwijst naar de afstemmingsverordening aangezien het niet nakomen van de inlichtingenplicht-sec een reden vormt om tot een verlaging van de bijstand te besluiten.

Artikel 3

Indien gemotiveerd vaststaat dat belanghebbende/belanghebbenden geen verwijt treft met betrekking tot het ontstaan van de vordering, vindt geen terugvordering plaats.

Artikel 4

Uitgangspunt is dat alle benadelingbedragen die de € 100,00 overschrijden van de belanghebbende dan wel belanghebbenden wordt/worden teruggevorderd. Het voorgaande is slechts anders indien sprake is van recidive die zich binnen 5 jaar na de eerdere terugvordering voordoet of als het benadelingbedrag beneden € 100,00 afkomstig is uit fraude. Van terugvordering kan worden afgezien indien naar mening van het college sprake is van dringende reden. Hierbij kan gedacht worden aan levensbedreigende situaties, mits onderbouwd en voldoende gemotiveerd. Het hebben van schulden is echter geen dringende reden om van terugvordering af te zien.

Artikel 5

Dit artikel voorziet in de strafrechtelijke afhandeling van fraudegevallen, waarbij het benadelingbedrag boven de door het Openbaar Ministerie (OM) vastgestelde grens van € 6.000,00 ligt. De gemeente zal jaarlijks via de Sociale Recherche met het OM afspraken maken over het aantal aan te leveren processen-verbaal.

Artikel 6

In dit artikel wordt invulling gegeven aan de opdracht die door de raad, in het kader van haar kaderstellende en controlerende taak, aan het college is opgedragen. Verder voorziet dit artikel in de mogelijkheid om, naast de verplichte onderdelen waarover jaarlijks verantwoording dient te worden afgelegd, andere onderwerpen toe te voegen.

Artikel 7

Dit artikel mandateert de bevoegdheid aan het college om een besluit te nemen in gevallen, waarin deze verordening onverhoopt niet voorziet.

Artikel 8

Dit artikel heeft betrekking op de hardheidsclausule en maakt het mogelijk ten voordele van de cliënt af te wijken van wat in de verordening is vastgelegd.

Artikel 9

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 10

Dit artikel spreekt voor zich.