Regeling vervallen per 20-07-2018

Wegsleepregeling voor de gemeente Landerd

Geldend van 10-02-1994 t/m 19-07-2018

Intitulé

Wegsleepregeling

Regelen en aanwijzingen ingevolge het “Besluit wegslepen van voertuigen” (Koninklijk Besluit van 12 augustus 1978, Stb. 458).

De burgemeester van de gemeente Landerd;

overwegende, dat bij Koninklijk Besluit van 12 augustus 1978, Stb. 458, is vastgesteld het Besluit wegslepen van voertuigen;

dat ingevolge artikel 2 van dit Besluit de burgemeester regelen geeft omtrent de wijze waarop de overbrenging en bewaring van voertuigen ingevolge de artikelen 27, lid 3 en lid 5, 43a en 43b van de Wegenverkeerswet, in de gemeente Landerd geschiedt alsmede omtrent hetgeen verder voor de uitvoering van die artikelen noodzakelijk is;

dat de burgemeester ingevolge artikel 43a, lid 16 van de Wegenverkeerswet en artikel 3 van het Besluit wegslepen van voertuigen aanwijzingen geeft, die een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding inhouden van de gevallen, waarin tot het overbrengen en in bewaring stellen van een voertuig kan worden overgegaan;

dat over deze regelen en aanwijzingen overleg heeft plaatsgevonden met het Openbaar Ministerie en de Rijkspolitie;

besluit:

vast te stellen de navolgende regelen en aanwijzingen:

  • I.

    Verwijdering van een voertuig vindt plaats:

    • a.

      indien de bevoegde ambtenaar van oordeel is dat het belang van de veiligheid op de weg of de vrijheid van het verkeer de verwijdering van het voertuig noodzakelijk maakt en

    • b.

      tevens proces-verbaal wordt opgemaakt, dan wel een administratieve sanctie als bedoeld in de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften wordt opgelegd, ten aanzien van:

      • 1.

        het stil laten staan:

        • a.

          op een kruispunt (art. 23 lid 1 sub a RVV)

        • b.

          op een fietsstrook op de rijbaan langs een fietsstrook (art. 23 lid 1 sub b RVV)

        • c.

          op een oversteekplaats of binnen een afstand van vijf meter daarvan (art. 23 lid 1 sub c RVV)

        • d.

          in een tunnel (art. 23 lid 1 sub d RVV)

        • e.

          bij een bord bushalte ter hoogte van de geblokte markering dan wel, ingeval die markering niet is aangebracht, op een afstand van minder dan 12 meter van het bord (art. 23 lid 1 sub e RVV) (geldt niet voor het onmiddellijk laten in- en uitstappen van passagiers)

        • f.

          op de rijbaan langs een busstrook (art. 23 lid 1 sub f RVV)

        • g.

          langs een gele doorgetrokken streep (art. 62 jo art. 23 lid 1 sub g RVV)

        • h.

          (zonder dat dit noodzakelijk is) op de rijbaan van een autoweg of autosnelweg (art. 43 lid 2 RVV)

        • i.

          op een fietspad (bord G11 of G13 (is gebruik van) (art. 10 lid 1 RVV).

      • 2.

        Parkeren op een invalidenparkeerplaats (art. 62 RVV jo bord E6 art. 26 RVV).

  • II.

    Verwijdering van een voertuig kan plaatsvinden:

    • a.

      indien de bevoegde ambtenaar van oordeel is, dat het belang van de veiligheid op de weg of de vrijheid van het verkeer de verwijdering van het voertuig noodzakelijk maakt en

    • b.

      tevens proces-verbaal wordt opgemaakt of een administratieve sanctie als bedoeld in de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften wordt opgelegd ten aanzien van:

    • 3.

      het parkeren:

      • a.

        in strijd met verkeerstekens (b.v. parkeerverbod of parkeerverbodszone) (art. 62 RVV jo bord E1 evt. ivm art. 66 RVV)

      • b.

        of stil laten staan bij een verbod om stil te staan (art. 62 RVV jo bord E2)

      • c.

        bij een taxistandplaats (art. 62 RVV jo bord E5)

      • d.

        bij een gelegenheid bestemd voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen (art. 62 RVV jo bord E7)

      • e.

        bij een parkeergelegenheid, alleen bestemd voor vergunninghouders (art. 62 RVV jo bord E9)

      • f.

        bij of op een kruispunt op een afstand van minder dan 5 meter daarvan (art. 24 lid 1 sub a RVV)

      • g.

        voor een in- of uitrit (art. 24 lid 1 sub b RVV)

      • h.

        buiten de bebouwde kom op de rijbaan van en voorrangsweg (art. 24 lid 1 sub c RVV)

      • i.

        op een parkeerplaats voor zover dit voertuig niet behoort tot de categorie die is aangegeven, op andere wijze dan is aangegeven, dan wel op andere dagen of uren dan zijn aangegeven (art. 24 lid 1 sub d RVV)

      • j.

        langs een gele onderbroken streep (art. 62 jo 24 lid 1 sub e RVV)

      • k.

        dubbel parkeren (art. 24 lid 2 RVV)

      • l.

        binnen een erf anders dan op als zodanig aangeduide of aangewezen weggedeelten (art. 46 RVV).

    • 4.

      Het laten stilstaan op een voetpad (bord G7) of trottoir (het gebruik maken van) (art. 10 lid 1 RVV).

    • 5.

      Het gebruik maken, behoudens noodgevallen, van de vluchtstrook, de vluchthaven of de berm van een autoweg of autosnelweg (art. 43 lid 3 RVV).

    • 6.

      Het stil laten staan of parkeren op plaatsen waar dit gevaar of hinder veroorzaakt of kan veroorzaken voor de overige weggebruikers (art. 25 WVW).

    • 7.

      Het feit dat de eigenaar of houder van een motorrijtuig niet kan worden achterhaald doordat geen of een valse kentekenplaat is aangebracht (art. 9 WVW).

  • III.

    De regeling van toepassing te verklaren op alle wegen gelegen binnen de gemeente.

  • IV.

    Aan te wijzen als plaats van bewaring voor het in het bewaring te stellen van voertuigen

    -het terrein bij de gemeentewerf, Runstraat 59a te Schaijk en Bosweg 1 te Zeeland.

  • V.

    De districtschef van politie of een door hem aangewezen teamchef of chef van dienst te machtigen tot uitvoering van de regeling tot wegslepen en in bewaring nemen van voertuigen, een en ander met inachtneming van de daartoe gestelde regels.

  • VI.

    De districtschef van politie of een door hem aangewezen teamchef of chef van dienst te machtigen in bepaalde gevallen van noodzaak een tijdelijke bewaarplaats aan te wijzen.

  • VII.

    De districtschef van politie of een door hem aangewezen teamchef of chef van dienst te machtigen in de hierna te noemen bijzondere omstandigheden weggesleepte voertuigen aan betrokkenen terug te geven, zonder kosten voor wegslepen en/of bewaring in rekening te brengen indien:

    • a.

      er sprake is van een politieopdracht die noodzakelijkerwijs heeft geleid tot een verkeersovertreding en het verzoek met redenen omkleed schriftelijk door de daarvoor aangewezen politiefunctionaris wordt bevestigd;

    • b.

      er wordt aangetoond dat de betreffende persoon is overleden;

    • c.

      er wordt aangetoond dat de overtreding of gedraging op grond van een medische noodzaak is gepleegd. De medische noodzaak moet door een deskundige worden bevestigd.

  • VIII.

    Het wegslepen van voertuigen geschiedt door erkende particuliere sleep- en takelbedrijven, waarmee afspraken zijn gemaakt.

  • IX.

    De vergoeding, verbonden aan het verwijderen van een voertuig (ook indien het voertuig niet daadwerkelijk is weggesleept) is overeenkomstig de daarvoor geldende VBS-tarieven.

Ondertekening

Deze verordening kan worden aangehaald als “Wegsleepregeling voor de gemeente Landerd”.
Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na de dag waarop deze is bekend gemaakt.
Schaijk, 27 januari 1994.
De Burgemeester van Landerd,
M.W.M. Kooijmans
Datum bekendmaking : 2 februari 1994
Datum inwerking treding : 10 februari 1994