Regeling vervallen per 01-10-2010

Bomenverordening 2006

Geldend van 07-06-2007 t/m 30-09-2010

Intitulé

Bomenverordening 2006

De gemeenteraad van Landerd:

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Landerd,

nummer 2006/;

gelet op art. 147, 173 en 175 van de Gemeentewet, de Boswet, de Habitatrichtlijn, de Flora en Faunawet, artikel 5:42 van het Burgerlijk Wetboek, afdeling 3.4, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 141 van de Wetboek van Strafvordering

besluit de volgende verordening vast te stellen (inclusief toelichting):

Bomenverordening 2006

Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    boom: een houtachtig, opgaand gewas, zowel vitaal als afgestorven, met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 30 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld.

    Indien het betreft houtopstand in publiek eigendom (gemeentelijke bomen), geldt in afwijking van het in vorige zin bepaalde een dwarsdoorsnede van 20 centimeter op 1,3 meter hoogte. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam.

    In afwijking van het hiervoor gestelde kan de dwarsdoorsnede kleiner zijn dan 30 cm respectievelijk 20 cm op 1,3 meter boven het maaiveld, indien sprake is van:

    a. een monumentale boom of bijzondere beschermwaardige houtopstand als bedoeld in artikel 5;

    b. een houtopstand onderdeel uitmakend van de hoofdbomenstructuur; het betreft hier de bomenstructuur zoals aangegeven in het bomenbeleidsplan van de gemeente.

    c. een houtopstand in het kader van een herplant of instandhoudingsplicht als bedoeld in de artikelen 9 en 10.

  • 2.

    houtopstand: één of meer bomen of boomvormers, of andere houtachtige gewassen, mogelijk onderdeel uitmakend van hakhout, een houtwal, een grotere (lint)begroeiing van heesters en struiken, een beplanting van bosplantsoen, een struweel of een heg, met de onder sub 1 genoemde minimale dwarsdoorsnede;

  • 3.

    monumentale boom: bijzondere beschermwaardige houtopstand met een relatief hoge leeftijd en met een bijzondere schoonheid- of zeldzaamheidswaarde, of een bijzondere functie voor de omgeving;

  • 4.

    vellen: rooien; kappen; verplanten; het snoeien van meer dan 20 procent van de kroon of het wortelgestel, met inbegrip van kandelaberen; het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben;

  • 5.

    rooien: het geheel verwijderen van het boven- en ondergrondse deel van de houtopstand;

  • 6.

    kappen: het geheel of grotendeels verwijderen van het bovengrondse deel van de houtopstand;

  • 7.

    dunning: voorzorgsmaatregel ter bevordering van de groei van de overblijvende houtopstand:

  • 8.

    kandelaberen: het terugsnoeien van de kroon tot een hoofdstam met takstompen;

  • 9.

    bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld overeenkomstig artikel 1 lid 5 van de Boswet;

  • 10.

    boomwaarde: de monetaire waarde van een boom zoals getaxeerd volgens de meest recente richtlijnen van Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen;

  • 11.

    bomen effect analyse: een standaard beoordeling van de gevolgen van voorgenomen bouw of aanleg voor houtopstand, op basis van landelijke richtlijnen van de Bomenstichting;

  • 12.

    belanghebbenden: belanghebbenden in de zin van artikel 1:2 Algemene wet bestuursrecht;

  • 13.

    iepenziekte: de aantasting van iepen door de schimmel Ophiostoma ulmi (Buism.) Nannf. (syn. Ceratocystis ulmi (Buism.) C. Moreau);

  • 14.

    iepenspintkever: het insect, in elk ontwikkelingsstadium, behorende tot de soorten Scolytus scolytus (F.) en Scolytus multistratus (Marsch) en Scolytus pygmaeus.

  • 15.

    Boswet: De bebouwde kom wordt enkele malen expliciet genoemd in deze verordening. Houtopstanden buiten de bebouwde kom vallen onder de Boswet. Hierdoor is geen kapvergunning vereist. Melding bij het Ministerie van Landbouw Natuurbeheer en Visserij volstaat.

  • 16.

    het college: het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Landerd;

  • 17.

    de raad: de gemeenteraad van Landerd.

Normstelling

Artikel 2 Kapverbod

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het college houtopstand te vellen of te doen vellen met een dwarsdoorsnede van de stam groter dan 30 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. Indien het betreft houtopstand in publiek eigendom (gemeentelijke bomen), geldt in afwijking van het in vorige zin bepaalde een dwarsdoorsnede van 20 centimeter op 1,3 meter hoogte. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor houtopstand die aantoonbaar op bedrijfseconomische wijze worden geëxploiteerd als bedoeld in artikel 15 lid 3 van de Boswet.

  • 3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt verder niet voor:

    • a.

      houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving van het college, zulks onverminderd het bepaalde in de artikelen 9 en 10 van deze verordening.

    • b.

      het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud.

    • c.

      het periodiek knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen ter uitvoering van het reguliere onderhoud.

Artikel 3 Aanvraag vergunning

  • 1. De vergunning moet schriftelijk en gemotiveerd, conform een door het college vastgesteld aanvraagformulier onder bijvoeging van een situatieschets, worden aangevraagd bij het college door of namens dan wel met toestemming van degene blijkens een machtiging, die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.

    Bij de beoordeling wordt een afweging gemaakt tussen boombelang en verwijderingsbelang. Is het boombelang groter dan het verwijderingsbelang, dan zal de vergunning worden geweigerd. Omgekeerd, wanneer het verwijderingsbelang juist groter is, zal de vergunning worden verleend.

  • 2. Wanneer door of namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan het college een afschrift is toegezonden van de ontvangstbevestiging in verband met kennisgeving als bedoeld in artikel 2 van de Boswet, beschouwt het college dit afschrift mede als een vergunningsaanvraag.

Artikel 4 Verlenings,- weigerings,- en opschortingsgronden

  • 1. Het college kan de vergunning om te vellen weigeren dan wel onder voorschriften verlenen.

  • 2. Een vergunning wordt geweigerd indien het belang van verlening niet opweegt tegen één of meer van de volgende waarden van behoud van houtopstand:

    • a.

      natuur en milieuwaarden;

    • b.

      landschappelijke waarden;

    • c.

      cultuurhistorische waarden;

    • d.

      beeldbepalendheid;

    • e.

      waarden van stads en dorpsschoon;

    • f.

      waarden voor recreatie en leefbaarheid.

    Bij de beoordeling wordt een afweging gemaakt tussen boombelang en verwijderingsbelang. Is het boombelang groter dan het verwijderingsbelang, dan zal de vergunning worden geweigerd. Omgekeerd, wanneer het verwijderingsbelang juist groter is, zal de vergunning worden verleend.

  • 3. In beginsel wordt geen vergunning verleend voor houtopstanden voorkomend op de vastgestelde lijst van monumentale bomen, als bedoeld in artikel 5 of zijn opgenomen in de boomstucturen van het vastgestelde boombeheerplan gemeente Landerd.

  • 4. In beginsel wordt geen vergunning verleend indien velling in strijd is met het vigerende bestemmingsplan, de Flora en Faunawet, de Habitatrichtlijn, of andere regelgeving inzake natuurbescherming.

  • 5. Onverminderd het bepaalde in het 2e lid, wordt voor houtopstand in het openbaar gebied binnen de bebouwde kom in beginsel geen vergunning verleend, tenzij er sprake is van:

    • a.

      aanleg of grootschalige herstructurering van nieuwe woningen of infrastructuurconform een door het bevoegd bestuursorgaan goedgekeurd bouwplan of projectplan,

    • b.

      woonwijken met herstructurering van de groenstructuur, waarbij onderzocht is hoe het bomenbestand zo goed mogelijk bewaard kan blijven;

    • c.

      dunning van het bomenbestand, waarbij de groeiomstandigheden van individuelebomen door de groei van de groep bomen waarvan zij deel uitmaken, zichtbaar verslechteren;

    • d.

      zeer ernstige overlast.

  • 6. De beslissing op een aanvraag van een vergunning tot vellen kan worden opgeschort als de aanvraag is ingediend in samenhang met de realisatie van een ander vergunningplichtig werk, zolang op die andere vergunningaanvraag niet is beslist.

  • 7. Een vergunning tot vellen kan worden opgeschort of geweigerd, nadat een bouw- of aanlegvergunning is verleend, indien de rechthebbende aanvrager van de vergunning tot vellen niet, of niet tijdig, of niet volledig de aanwezigheid van een beeldbepalende of anderszins waardevolle houtopstand heeft aangemeld aan het college.

  • 8. De Burgemeester kan toestemming geven tot direct vellen, indien sprake is van acuut gevaar of vergelijkbaar spoedeisend belang.

Artikel 5 Monumentale bomen en bijzondere houtopstand

  • 1. Het college stelt een lijst vast met monumentale bomen en bijzondere houtopstand, waarvoor in beginsel geen kapvergunning wordt afgegeven, tenzij sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, noodtoestand of andere uitzonderlijke situaties.

  • 2. De in het eerste lid genoemde lijst bevat in ieder geval de bomen voorkomende in het landelijk Register van Monumentale Bomen van de landelijke Bomenstichting, eventueel aangevuld met lokale en toekomstige monumentale bomen en andere bijzondere houtopstand.

  • 3. De regelmatig bijgewerkte lijst met monumentale bomen omvat in ieder geval een voor een ieder goed herkenbare omschrijving, de standplaats, het kadastrale perceelsnummer, de eigenaar en/of zakelijk gerechtigde en de reden van registratie van iedere houtopstand.

Artikel 6 Procedure

  • 1. Standardprocedure: Na ontvangst van de aanvraag vindt een beoordeling plaats. Als ingestemd kan worden met de aanvraag, wordt de vergunning uitgeschreven en, met de standaardvoorwaarde van niet gebruik, verzonden. Het besluit om de vergunning te verlenen wordt gepubliceerd in het plaatselijk weekblad.

    Openbare voorbereidingsprocedure: Indien er naar verwachting belangen van derden gemoeid zijn, er zich ingrijpende consequenties voordoen of als het over beschermwaardige bomen gaat, dan wordt de openbare voorbereidingsprocedure gevolgd. Van een aanvraag van een vergunning wordt overeenkomstig afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht onverwijld na ontvangst kennis gegeven in een lokaal huis-aan-huisblad en deze aanvraag en de ontwerp-beschikking worden ter inzage gelegd.

  • 2. Belanghebbenden kunnen gedurende zes weken na de in lid 1 bedoelde bekendmaking hun zienswijzen mondeling of schriftelijk naar voren brengen.

  • 3. Van het besluit tot verlening of weigering van een vergunning wordt onverwijld kennis gegeven in een huis-aan-huisblad onder gelijktijdige verzending aan aanvrager. Bij deze kennisgeving wordt de concrete datum van verzending aan de aanvrager genoemd als begin van de termijn van zes weken voor belanghebbenden waarbinnen zij in beroep kunnen gaan bij de rechtbank.

Artikel 7 Standaardvoorwaarde van nietgebruik

Een vergunning wordt verleend onder de standaardvoorwaarde van feitelijk niet-gebruik tot het moment van definitief worden van de vergunning, oftewel tot het moment dat: a. de bezwaar- of beroepstermijn voor derden is verstreken zonder dat bezwaar of beroep is ingediend; b. beslist is op een verzoek om een voorlopige voorziening; c. beslist is op het beroep van derden en geen verzoek tot voorlopige voorziening is gedaan.

Artikel 8 Vervaltermijn vergunning

  • 1. De vergunning tot vellen als bedoeld in deze verordening vervalt indien daarvan niet binnen maximaal één jaar na het onherroepelijk zijn van de vergunning gebruik is gemaakt;

  • 2. In het geval het een vergunning voor het vellen van meer dan één boom betreft, is de vergunning voor alle bomen slechts één jaar geldig, ook als in fasen geveld wordt of één boom of enkele bomen al geveld zijn.

  • 3. Het college kan deze termijn op schriftelijk verzoek van de vergunninghouder verlengen.

Artikel 9 Bijzondere vergunningsvoorschriften

  • 1. Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het college te geven aanwijzingen moet worden herplant.

  • 2. In het voorschrift als bedoeld in het eerste lid wordt telkens bepaald binnen welke termijn na de herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen.

  • 3. Tot aan de vergunning tot vellen te verbinden voorschriften kan het voorschrift behoren dat pas tot vellen van houtopstand op en bij bouw- en aanlegwerken of andere ruimtelijke herinrichting of reconstructie mag worden overgegaan indien wordt voldaan aan een of meer van de onderstaande bij de vergunning aan te geven voorwaarden:

    • a.

      andere vergunningen zijn verleend; of

    • b.

      andere ruimtelijke ordeningsprocedures zijn doorlopen; of

    • c.

      de vergunningen of procedures bedoeld onder a. of. b. van dit lid zijn onherroepelijk zijn geworden; of

    • d.

      de feitelijke en financiële voortgang van de werken voldoende is gewaarborgd.

  • 4. Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften kunnen aanwijzingen behoren ter bescherming van nabijgelegen houtopstand en voorschriften ter bescherming van in en rond de houtopstand voorkomende flora en fauna.

  • 5. Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften kan het voorschrift behoren tot het opstellen en overleggen van een bomen effect analyse in geval van bouw of aanleg van werken nabij te behouden bomen.

  • 6. Degene aan wie een voorschrift of een verplichting als bedoeld in dit artikel is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

Artikel 10 Herplant/instandhoudingsplicht

  • 1. Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder vergunning van het college is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het college aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.

  • 2. De verplichtingen en voorschriften van dit artikel 10 kunnen gelden voor bomen kleiner dan de in artikel 1 van deze verordening genoemde minimummaat.

  • 3. Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na herplant en op welke wijze nietgeslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 4. Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is in het voortbestaan ernstig worden bedreigd, kan het college aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om:

    • a.

      overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen;

    • b.

      een bomen effect analyse op te stellen en aan te bieden.

  • 5. Degene aan wie een voorschrift of een verplichting als bedoeld in dit artikel is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

  • 6. Indien uitvoering van een herplant niet mogelijk is of naar maatstaven van redelijkheid onvoldoende compensatie biedt voor het vellen van de houtopstand wordt aan de ontheffing, vergunning of toestemming het voorschrift verbonden, dat de houtopstand niet mag worden geveld alvorens een bedrag gelijk aan de herplantwaarde (waarde bepaalt volgens landelijk vastgestelde taxatiemethoden) in de bestemmingsreserve bomen is gestort.

  • 7. Bestemmingsreserve Bomen. Hierin worden financiele herplantverplichtingen, schadevergoedingen en boetes gestort. De bedragen gestort in deze reserve mogen slecht worden gebruikt ten behoeve van herplant of onderhoud van houtopstanden ten genoege van de vergunningverlener.

Artikel 11 Schadevergoeding

Het college beslist op een verzoek om schadevergoeding bij weigering van een vergunning tot vellen op grond van artikel 17, juncto artikel 13 vierde lid, van de Boswet.

Artikel 12 Afstand van de erfgrenslijn

De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 0,5 meter voor bomen en op nihil voor heesters en heggen.

Artikel 13 Bestrijding van iepenziekte

  • 1. Indien zich op een terrein één of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren van verspreiding van de iepenziekte of voor vermeerdering van de iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:

    • a.

      indien de iepen in de grond staan, deze te vellen;

    • b.

      de iepen ter plaatse te ontbasten en de bast te vernietigen;

    • c.

      de niet ontbaste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepenziekte wordt voorkomen.

  • 2. Het is verboden gevelde iepen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren;

  • 3. Het verbod is niet van toepassing op geheel ontbast iepenhout en op iepenhout met een doorsnede kleiner dan 4 centimeter;

  • 4. Het college kan ontheffing verlenen van het onder lid 2 gestelde verbod.

Artikel 14 Bescherming publieke houtopstand

  • 1. Het is verboden om houtopstanden, die publiek eigendom zijn:

    • a.

      te beschadigen, te bekladden of te beplakken;

    • b.

      daaraan snoeiwerk te verrichten, behoudens door het college opgedragen boomverzorgende taken.

  • 2. Het is verboden om één of meer voorwerpen in of aan een publieke houtopstand aan te brengen of anderszins te bevestigen, behoudens vergunning van het college.

Sancties

Artikel 15 Strafbepaling

  • 1. Degene aan wie een voorschrift als bedoeld in artikel 4, vijfde en zesde lid, artikel 5 vierde lid, artikel 7, artikel 8 eerste en tweede lid, artikel 9 eerste, tweede, derde, vierde, vijfde, zesde, zevende, achtste lid, artikel 10 eerste, tweede, derde en vijfde lid, artikel 13 tweede, derde en vierde lid en artikel 14 eerste en tweede lid is gegeven, onderscheidenlijk een verplichting als bedoeld in artikel 10 derde lid is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is gehouden dienovereenkomstig te handelen.

  • 2. Hij die handelt in strijd met artikel 2, eerste lid, danwel een voorschrift onderscheidenlijk een verplichting als bedoeld in het vorige lid niet na komt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie. Tevens kan een rechterlijke beoordeling op grond van dit artikel openbaar gemaakt worden. Bij de strafmaatbepaling kan rekening worden gehouden met de boomwaarde.

Toezicht en opsporing

Artikel 16 Opsporing

Met de opsporing van de in deze afdeling strafbaar gestelde feiten zijn behalve de ambtenaren, genoemd in artikel 141 van het Wetboek van strafvordering, belast de daartoe door het college aangewezen personen.

Overgangs en slotbepalingen

Artikel 17 Overgangsrecht

De kapvergunningsaanvragen, die zijn ingediend voor de in artikel 18 tweede lid genoemde datum van inwerkingtreding, vallen onder de verordening die van kracht was voorafgaande aan deze verordening, zijnde Afdeling 3 van de Algemene Plaatselijke Verordening.

Artikel 18 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening wordt aangehaald als “ Bomenverordening 2006 ”.

  • 2. Deze verordening treedt inwerking op de 8e dag na bekendmaking;

  • 3. Afdeling 3 van de Algemene Plaatselijke Verordening vervalt met ingang van de in het tweede lid genoemde datum.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 21 september 2006

De griffier
De voorzitter

Waardevolle Bomen en bijzondere houtopstanden

Lijst met waardevolle bomen en bijzondere houtopstanden.pdf