Regeling vervallen per 01-10-2009

Verordening misbruik en oneigenlijk gebruik Wet werk en bijstand 2004

Geldend van 24-06-2004 t/m 30-09-2009

Intitulé

Verordening misbruik en oneigenlijk gebruik Wet werk en bijstand 2004

De raad van de gemeente Landerd;

Gezien het voorstel van het College van burgemeester en wethouders van 23 maart 2004, gelet op artikel 8a van de Wet werk en bijstand; overwegende dat met betrekking tot bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand, alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet, in het kader van het financieel beheer regels gesteld dienen te worden, welke in een verordening worden neergelegd; gelet op de Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht en de Wet werk en bijstand;

B E S L U I T:

vast te stellen de Verordening misbruik en oneigenlijk gebruik Wet werk en bijstand 2004

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • de wet: de Wet werk en bijstand (WWB Stb 2003, nr, 375));

  • algemene bijstand: de bijstand bedoeld in artikel 5, onderdeel b, van de wet;

  • bijzondere bijstand: de bijstand bedoeld in artikel 5, onderdeel d, van de wet;

  • bijstand: algemene en bijzondere bijstand;

  • bijstandsnorm: de bijstandsnorm bedoeld in artikel 5, onderdeel c, van de wet;

  • afstemmingsverordening: De verordening gebaseerd op artikel 8 lid 1 onder b van de wet;

  • alleenstaande: de persoon genoemd in artikel 4 onder a van de Wet werk en bijstand;

  • alleenstaande ouder: de persoon genoemd in artikel 4 onder b van de Wet werk en bijstand;

  • gezin: de personen genoemd in artikel 4 onder c van de Wet werk en bijstand;

  • recidive: het binnen een periode van 5 jaar wederom verwijtbaar niet nakomen van de inlichtingenplicht;

  • benadelingsbedrag: het netto-bedrag aan bijstand dat ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend;

  • inlichtingenplicht: de verplichtingen genoemd in artikel 17 lid 1, 2 en 4 van de Wet werk en bijstand en de artikelen 28 lid 2 en 29 lid 1 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

  • langdurigheidstoeslag: de langdurigheidstoeslag bedoeld in artikel 5, onderdeel e, van de wet;

  • maatregel: het verlagen van de bijstand of de langdurigheidstoeslag op grond van artikel 18, tweede lid, van de wet;

  • gemeenteraad: de gemeenteraad van Landerd;

  • het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landerd.

Artikel 2 Bevoegdheid

Burgemeester en wethouders maken gebruik van de bevoegdheid tot:

  • a.

    het herzien of intrekken van het toekenningsbesluit ingevolge artikel 69 lid 3 van de Algemene bijstandswet (Abw) of artikel 54 lid 3 van de Wet werk en bijstand (WWB);

  • b.

    het terugvorderen van ten onrechte verleende bijstand zoals neergelegd in de artikelen 78 tot en met 90 van de Abw en de artikelen 58 tot en met 60 van de WWB.

Hoofdstuk 2 Herziening en intrekking

Artikel 3 Herziening of intrekking van het toekenningsbesluit

Een besluit tot toekenning van bijstand wordt herzien of ingetrokken indien:

  • a.

    het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting als bedoeld in artikel 17 lid 1 WWB, of de artikelen 28 lid 2 en 29 lid 1 van de Wet Suwi, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand;

  • b.

    anderszins de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.

Van het nemen van een herzienings- of intrekkingsbesluit kan op grond van dringende redenen worden afgezien.

Hoofdstuk 3 Terugvordering

Artikel 4 Terugvordering

Bijstand wordt teruggevorderd in de gevallen zoals vermeld in deze beleidsregels.

Artikel 5 Ten onrechte verleende bijstand

Burgemeester en wethouders vorderen bijstand terug van de belanghebbende voorzover deze bijstand:

  • a.

    ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend;

  • b.

    in de vorm van een geldlening is verleend en de uit de geldlening voortvloeiende verplichtingen niet of niet behoorlijk worden nagekomen;

  • c.

    voortvloeit uit gestelde borgtocht;

  • d.

    ingevolge artikel 52 WWB bij wijze van voorschot is verleend en nadien is vastgesteld dat geen recht op bijstand bestaat;

  • e.

    anderszins onverschuldigd is betaald en de belanghebbende dit redelijkerwijs kon begrijpen, waaronder begrepen dat:

    • 1.

      de belanghebbende met betrekking tot de periode waarover bijstand is verleend, over in aanmerking te nemen middelen als bedoeld in artikel 31 WWB beschikt of kan beschikken;

    • 2.

      bijstand is verleend met een bepaalde bestemming en naderhand door de belanghebbende vergoedingen of tegemoetkomingen worden ontvangen met het oog op die bestemming.

  • f.

    terugvordering als bedoeld onder e. vindt niet plaats, indien de betreffende kosten zijn gemaakt meer dan twee jaar vóór de datum van verzending van het besluit tot terugvordering.

Artikel 6 Terugvordering van gezinsleden

  • 1. Onverminderd het bepaalde onder artikel 5 worden kosten van bijstand, indien de bijstand aan een gezin wordt verleend, van alle gezinsleden teruggevorderd.

  • 2. Indien de bijstand als gezinsbijstand aan gehuwden had moeten worden verleend, maar zulks achterwege is gebleven omdat belanghebbende de verplichting bedoeld in artikel 17 WWB, of de artikelen 28 lid 2 en 29 lid 1 van de Wet Suwi, niet of niet behoorlijk is nagekomen, kunnen de kosten van bijstand mede worden teruggevorderd van de gezinsleden met wier middelen als bedoeld in artikel 31 WWB bij de verlening van bijstand rekening had moeten worden gehouden.

  • 3. de onder a. en b. genoemde personen zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de terugbetaling van de kosten van bijstand die worden teruggevorderd.

Artikel 7 Afzien van het nemen van een terugvorderingbesluit

Burgemeester en wethouders zien af van het nemen van een terugvorderingsbesluit indien:

  • a.

    het terug te vorderen bedrag lager is dan € 113,--( jaarlijks te indexeren)

  • b.

    hiertoe een dringende reden aanwezig is.

Hoofdstuk 4 Kwijtschelding

Artikel 8 Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek

In afwijking van artikel 5 en 6 kunnen burgemeester en wethouders besluiten tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de teruggevorderde bijstand indien:

  • a.

    redelijkerwijs te voorzien is dat de belanghebbende niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden, en

  • b.

    redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen, behoudens de in artikel 6 onder b. bedoelde vorderingen, van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen, en

  • c.

    de vordering van de gemeente wegens teruggevorderde bijstand ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

Artikel 9 Afzien van kwijtschelding wegens schuldenproblematiek

Van kwijtschelding als bedoeld in artikel 8 wordt afgezien indien:

  • a.

    de terugvordering van bijstand het gevolg is van verwijtbaar gedrag van de belanghebbende;

  • b.

    de vordering wordt gedekt door pand of hypotheek op een goed of goederen, behoudens voor zover de vordering niet op die goederen verhaald kan worden.

Artikel 10 Inwerkingtreding van het besluit tot afzien van terugvordering wegens schuldenproblematiek

Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van terugvordering of tot het gedeeltelijk afzien van verdere terugvordering treedt niet in werking voordat een schuldregeling tot stand is gekomen.

Artikel 11 Intrekking kwijtscheldingsbesluit schuldenproblematiek

Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van terugvordering of tot het gedeeltelijk afzien van verdere terugvordering wordt ingetrokken of ten nadele van de belanghebbende gewijzigd indien:

  • a.

    niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling is tot stand gekomen;

  • b.

    de belanghebbende zijn schuld aan de gemeente niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet; of

  • c.

    onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

Artikel 12 Kwijtschelding na het voldoen aan de betalingsverplichting

In afwijking van artikel 5 kunnen burgemeester en wethouders besluiten van terugvordering of van verdere terugvordering af te zien, indien de belanghebbende:

  • a.

    gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;

  • b.

    gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;

  • c.

    gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten;

  • d.

    of een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom in één keer aflost.

Artikel 13 Verkorting van de periode van voldoen aan betalingsverplichting

De in artikel 12 genoemde termijn is drie jaar indien:

  • a.

    het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan;

  • b.

    en de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid WWB.

Artikel 14 Geen kwijtschelding na voldoen aan betalingsverplichting

Kwijtschelding als bedoeld in artikel 12 vindt niet plaats ten aanzien van vorderingen welke door pand of hypotheek op een goed of goederen zijn gedekt, behoudens voorzover zij niet op die goederen verhaald kunnen worden.

Hoofdstuk 5 Invordering van teruggevorderde bijstand

Artikel 15 Invorderingsbesluit

In het terugvorderingsbesluit delen burgemeester en wethouders aan de belanghebbende mede:

  • a.

    tot welk bedrag en over welke periode de ten onrechte ontvangen bijstand wordt teruggevorderd;

  • b.

    de termijn of termijnen waarbinnen de belanghebbende de ten onrechte ontvangen bijstand dient terug te betalen;

  • c.

    op welke wijze het besluit, bij gebrekkige betaling, ten uitvoer zal worden gelegd.

Artikel 16 Verplichtingen met betrekking tot de invordering

  • 1. Het aflossingsbedrag, zoals medegedeeld in het terugvorderingsbesluit of dat met de belanghebbende op grond van een minnellijke regeling tot stand is gekomen, geldt als een opgelegde betalingsverplichting;

  • 2. ten minste één keer per jaar verrichten burgemeester en wethouders onderzoek naar de betalingsverplichting.Indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft kan als gevolg van dit onderzoek de betalingsverplichting gewijzigd worden vastgesteld.

  • 3. Het onderzoek blijft achterwege indien de belanghebbende binnen vijf jaar zijn betalingsverplichting nakomt.

Artikel 17 Verrekening en beslaglegging

  • 1. Indien de belanghebbende niet bereid is tot het treffen van een minnelijke betalingsregeling, of een eerder opgelegde betalingsverplichting niet meer nakomt, dan wordt het terugvorderingsbesluit tenuitvoer gelegd door middel van:

    • a.

      verrekening met de maandelijks verleende bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand, op grond van artikel 6:127 van het Burgerlijk Wetboek,

      of bij het ontbreken van deze mogelijkheid

    • b.

      een executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g, behoudens artikel 479e lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 18 Kosten

Indien moet worden overgegaan tot verrekening of beslaglegging als bedoeld in artikel 17 dan wordt de vordering verhoogd met de door de deurwaarder gemaakte kosten.

Artikel 19 Nadere invulling van beleid

Burgemeester en wethouders kunnen deze verordening nader uitwerken in een beleidsnotitie inzake terugvordering en invordering van ten onrechte verleende bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand.

Artikel 20 Uitvoering

Burgemeester en wethouders zijn belast met de uitvoering van het bepaalde in deze verordening en beslist in die gevallen waarin deze verordening niet voorziet.

Artikel 21 Onvoorziene omstandigheden

Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 22 Verantwoording

  • 1. Burgemeester en wethouders brengen jaarlijks verslag uit aan de gemeenteraad inzake de uitvoering van deze verordening.

  • 2. De gemeenteraad bepaalt jaarlijks de onderwerpen waarover burgemeester en wethouders dient te rapporteren.

Artikel 23 Inwerkingtreding

De verordening treedt in werking zes weken na publicatie van dit raadsbesluit.

Artikel 24. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening misbruik en oneigenlijk gebruik Wet werk en bijstand 2004.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering

van de raad der gemeente Landerd

van 29 april 2004.

De raad voornoemd,

De secretaris

J.A.G. Huijs

de voorzitter

W.C. Doorn-van der Houwen