Regeling vervallen per 01-01-2010

Verordening op de heffing en invordering van rioolrecht 2002

Geldend van 01-01-2009 t/m 31-12-2009

Intitulé

VERORDENING RIOOLRECHT 2002

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt:

  • a.

    onder gemeentelijke riolering mede het voor de openbare dienst bestemde gemeentewater begrepen;

  • b.

    onder afvalwater verstaan water en stoffen, die worden afgevoerd via de gemeentelijke riolering;

  • c.

    onder eigendom verstaan een roerende of een onroerende zaak;

  • d.

    onder Brabant Water N.V. wordt verstaan de naamloze vennootschap Brabant Water, gevestigd te ’s-Hertogenbosch;

  • e.

    onder verbruiksperiode verstaan de periode, waarop de afrekening van Brabant Water voor de levering van water betrekking heeft.

Artikel 2 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1. Onder de naam "rioolrecht" wordt een recht geheven van de gebruiker van een eigendom, van waaruit afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.

  • 2. Met betrekking tot het recht als bedoeld in het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld het eigendom al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een eigendom - niet zijnde een gedeelte als bedoeld in artikel 3 - ten gebruike is afgestaan, degene die dat gedeelte in gebruik heeft afgestaan.

Artikel 3 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 2 bedoeld eigendom blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt het recht geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als één eigendom worden aangemerkt.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

  • 1. Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt geheven naar het aantal kubieke meters afvalwater, dat vanuit het eigendom wordt afgevoerd.

  • 2. Het aantal kubieke meters afvalwater wordt gesteld op het aantal kubieke meters water, dat in de laatste aan het begin van het belastingtijdvak voorafgaande verbruiksperiode naar het eigendom is toegevoerd door Brabant Water N.V.

    Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.

  • 3. De op voet van het tweede lid berekende hoeveelheid toegevoerd water wordt verminderd met de hoeveelheid water, die niet als afvalwater is afgevoerd.

  • 4. Voor zover de gegevens als bedoeld in het tweede lid van dit artikel niet bekend zijn, wordt het waterverbruik door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde ambtenaar vastgesteld op basis van het verbruik van vergelijkbare eigendommen.

Artikel 5 Tarief

Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, bedraagt per maand van het belastingtijdvak bij een waterverbruik per belastingtijdvak van:

01.

0 tot en met

100 m3

10,06

02.

101 tot en met

250 m3

14,35

03.

251 tot en met

500 m3

24,39

04.

501 tot en met

750 m3

40,21

05.

751 tot en met

1.000 m3

57,42

06.

1.001 tot en met

1.500 m3

71,75

07.

1.501 tot en met

2.000 m3

100,47

08.

2.001 tot en met

2.500 m3

110,53

09.

2.501 tot en met

3.000 m3

134,93

10.

3.001 tot en met

4.000 m3

143,53

11.

4.001 tot en met

5.000 m3

147,83

12.

5.001 m3 of meer

245,45

Artikel 6 Belastingtijdvak

  • 1. Het belastingtijdvak is in de gevallen, waarin de heffing door middel van afrekeningen van Brabant Water N.V. plaatsvindt, de verbruiksperiode zoals die voor de betrokken belastingplichtige voor het desbetreffende belastingobject geldt.

  • 2. In andere gevallen dan in het eerste lid bedoeld is het belastingtijdvak gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Heffing naar tijdsgelang

  • 1 Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 2 Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3 Het 1e en 2e lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een perceel in feitelijk gebruik neemt.

Artikel 8 Wijze van heffing

  • 1. Het recht wordt geheven bij wege van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving.

    Deze kan worden gesteld op de afrekening van Brabant Water N.V. . Als dagtekening van de kennisgeving geldt in dat geval de dagtekening van de afrekening.

    Als kennisgeving van voorlopig gevorderde bedragen wordt aangemerkt de voorschotnota van Brabant Water N.V. of de kennisgeving op andere wijze van betaling van voorschotbedragen.

  • 2. Het recht per kalenderjaar wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1. Ingeval het belastingtijdvak de verbruiksperiode is, moet het voorlopig gevorderde bedrag, alsmede het definitief gevorderde bedrag worden betaald tegelijk met en op dezelfde wijze als die waarop het voorschotbedrag, onderscheidenlijk het definitieve bedrag van de afrekening van Brabant Water N.V. moet worden betaald.

  • 2. Ingeval de rechten worden geheven bij wege van aanslag moet het bedrag, in afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand, volgend op de maand, die in de dagtekening van de aanslag is vermeld, en de tweede twee maanden later.

  • 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in dit artikel gestelde termijnen.

Artikel 10 Vrijstelling

Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt niet geheven ter zake van eigendommen, die in hoofdzaak worden gebruikt voor de publieke dienst van de gemeente.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van het rioolrecht.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2002.

  • 3. Indien het belastingtijdvak een verbruiksperiode is en deze niet gelijk is aan het kalenderjaar, vangt in afwijking in zoverre van artikel 6, eerste lid, het eerste belastingtijdvak ,waarvoor deze verordening geldt, aan op 1 januari 2002 en eindigt dat belastingtijdvak op het moment, dat de op 1 januari 2002 lopende verbruiksperiode eindigt.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening Rioolrecht 2002”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Landerd bij besluit van 8 november 2001;
ingang 1 januari 2002 en laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 1 december 2008; ingang 1 januari 2009.