Regeling vervallen per 18-12-2012

Standplaatsenvergunningenbeleid gemeente Landerd 2010

Geldend van 01-01-2010 t/m 17-12-2012 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2010

Intitulé

Standplaatsenvergunningenbeleid gemeente Landerd 2010

STANDPLAATSVERGUNNINGENBELEID

GEMEENTE LANDERD 2010

1.Aanleiding

Voor u ligt een geactualiseerde standplaatsenbeleid. In de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Landerd 2009 (APV) is nu een algemene regel opgenomen. Deze regel houdt in dat het venten nu slechts verboden is als de openbare orde wordt verstoord, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

Hierdoor zijn de bepalingen over het venten in het beleid overbodig.

Voor standplaatsen is nog wel vergunning noodzakelijk. Volgens artikel 5:18 APV kan een standplaatsvergunning geweigerd worden wegens strijd met een geldend bestemmingsplan. Daarnaast kan een vergunning worden geweigerd indien de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan eisen van redelijke welstand, en indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.

2.Standplaatsenbeleid

2.1Wettelijke grondslag

De wettelijke grondslag van de ter uitvoering van de uitgifte van standplaatsen is te vinden in artikel 5:18 van de APV.

Op grond van het tweede lid van dit artikel van de APV weigert het college de vergunning wegens strijd met het bestemmingsplan. Daarnaast kan, op grond van het derde lid van dit artikel, de vergunning worden geweigerd:

  • a.

    indien de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan eisen van redelijke welstand;

  • b.

    indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.

Aan de hand van deze weigeringsgronden kunnen beleidsregels worden vastgesteld, waarin wordt aangegeven wanneer wel en wanneer geen standplaatsvergunning wordt verleend. Het vaststellen van een dergelijk beleid, waarin objectieve, algemeen bekendgemaakte, criteria worden aangegeven, die bij de beoordeling van een vergunningaanvraag worden gehanteerd, is volgens de jurisprudentie toegestaan. Overigens moet iedere aanvraag afzonderlijk worden getoetst aan de in de APV gestelde weigeringsgronden en het vigerende standplaatsenbeleid.

Toelichting op de weigeringsgronden:

Bestemmingsplan

De bepalingen in de APV met betrekking tot het innemen van een standplaats zijn gebaseerd op ordening van de straathandel en zijn gebaseerd op de regulerende bevoegdheid van de gemeente van zaken die tot haar huishouding behoren. Daarnaast vormen de besluiten op grond van de Wet op de ruimtelijke ordening, zoals een bestemmingsplan, een zelfstandige weigeringsgrond. Dit betekent dat bij de beoordeling van een aanvraag voor een vergunning voor het innemen van een standplaats altijd gelet moet worden op de voorschriften die uit het bestemmingsplan voortvloeien.

Als het bestemmingsplan standplaatsen ter plaatse niet toelaat, is het moeilijk uit te leggen dat de vergunning weliswaar wordt verleend, maar dat daarvan geen gebruik gemaakt kan worden wegens strijd met het bestemmingsplan. Strijd met het bestemmingsplan is daarom als imperatieve weigeringsgrond opgenomen. Blijkens jurisprudentie is dit aanvaardbaar omdat een dergelijke bepaling geen zelfstandige planologische regeling bevat.

Redelijke eisen van welstand

Deze weigeringsgrond kan gehanteerd worden indien een of meer standplaatsen worden ingenomen op een zodanige plaats dat het straatbeeld ernstig verstoord wordt. Met deze weigeringsgrond kan niet alleen verkapte marktvorming worden tegengegaan, ook wordt daarmee het aanzien van monumentale gebouwen of stedenbouwkundige ensembles gewaarborgd. Het college bepaalt zelfstandig de inhoud van deze weigeringsgrond. Het is niet noodzakelijk, maar wel verstandig om bijvoorbeeld de welstandscommissie om advies te vragen.

Redelijk verzorgingsniveau

Als een gemeente op basis hiervan een vergunning weigert, dan moet worden aangetoond, mede aan de hand van de boekhouding van de plaatselijke winkelier, dat het voortbestaan van de winkel in gevaar komt als vanaf een standplaats dezelfde goederen worden aangeboden.

De Dienstenrichtlijn staat deze weigeringsgrond voor standplaatsen die (mede) diensten verlenen niet toe, omdat dit wordt beschouwd als een economische, niet toegestane, belemmering voor het vrij verkeer van diensten. Het blijft echter wel mogelijk om deze weigeringsgrond te hanteren voor het verkopen van goederen. De Dienstenrichtlijn is daarop immers niet van toepassing.

2.2 Inhoud standplaatsenbeleid

De motieven waarop een beleid met betrekking tot het innemen van standplaatsen berust, mogen niet strijdig zijn met de bevoegdheidsgrondslag om ordenend op te treden. De zaken die in het standplaatsenbeleid kunnen worden vastgelegd, betreffen:

  • -

    het toepassingsbereik van het beleid;

  • -

    de vaststelling van het maximumstelsel aantal af te geven standplaatsvergunningen;

  • -

    het aanwijzen van locaties voor standplaatsen;

  • -

    de vaststelling van het aantal af te geven standplaatsvergunningen per plaats en per branche;

  • -

    de aanwijzing van tijdstippen waarop standplaatsen mogen worden ingenomen.

Toepassingsbereik van het beleid

Het beleid is van toepassing op Schaijk, Reek en Zeeland. Aanvragen voor één van deze kernen of buurtschappen zal naar bevind van zaken door de gemeente worden afgehandeld, waarbij rekening wordt gehouden met de gebruikelijke criteria.

Het beleid heeft betrekking op incidentele en jaarstandplaatsen.

Vaststellen van het maximaal aantal af te geven standplaatsvergunningen

Omdat grote (onbeperkte) aantallen standplaatsen en standplaatshouders leiden tot de verstoring van de openbare orde, is het noodzakelijk tot een maximumstelsel te komen. Dit stelsel mag niet zodanig beperkt zijn, dat dit in feite neerkomt op bescherming van de gevestigde winkeliers. Er moet dus een redelijke ruimte zijn voor standplaatsen, gerelateerd aan de bescherming van de openbare orde.

In Schaijk worden er geen standplaatsvergunningen verleend voor de zaterdag, omdat er dan een weekmarkt is.

Met betrekking tot Reek en Zeeland wordt verwezen naar de “Mini-markt”.

Aanwijzen van locaties voor standplaatsen

Om tot een deugdelijk standplaatsenbeleid te komen, is het noodzakelijk dat, met inachtneming van de weigeringsgronden genoemd in de APV, aangegeven wordt aan welke criteria locaties voor standplaatsen moeten voldoen om als zodanig geschikt te zijn.

Parkeerplaatsen zijn in principe geschikt als locatie voor standplaatsen, omdat deze locaties meer ruimte geven voor publiek, parkeerruimte direct aanwezig is en publiek en passanten geen last hebben van de geplaatste kraam of verkoopwagen. Het innemen van standplaatsen op trottoirs moet voorkomen worden. Het publiek ondervindt daar in de praktijk hinder van en bovendien kunnen er gevaarlijke situaties door ontstaan. Om overlast te voorkomen moet verder worden vermeden dat standplaatsen worden ingenomen direct voor woningen, winkels en andere publieksgevoelige ruimten.

Het innemen van standplaatsen aan (drukke) doorgaande wegen is vooral uit oogpunt van verkeersveiligheid ongewenst.

Op basis van bovenstaande criteria komen de volgende plaatsen in aanmerking voor een standplaats:

  • -

    het Europaplein in Schaijk;

  • -

    het plein tussen supermarkt C1000 en gemeentehuis te Zeeland;

  • -

    Nieuw Heijtmorgen te Reek.

Vaststellen maximaal aantal af te geven standplaatsvergunningen per plaats en per standhouder

Vanwege het openbare orde aspect alsmede om verhoudingsgewijs niet in strijd te komen met het bestemmingsplan (een parkeerplaats moet bijvoorbeeld wel zijn bestemming parkeerplaats behouden), dient ook te worden bepaald hoeveel vergunningen per plaats maximaal worden verleend.

Voorgesteld wordt per dag (2 dagdelen) per aangewezen plaats niet meer dan één vergunning af te geven (dus: indien bijvoorbeeld alleen voor de ochtend een vergunning is verleend, wordt niet ook voor de middag nog een vergunning verleend).

Verder wordt aan een standplaatshouder voor maximaal één dag per week per kern een vergunning verleend.

Vaststellen maximaal aantal standplaatsvergunningen per branche

Uit oogpunt van een gevarieerd aanbod voor het publiek is een evenwichtige brancheverdeling noodzakelijk. Voor de verschillende kernen afzonderlijk wordt per week maximaal één vergunning per branche verleend.

Tijdstippen waarop de standplaatsen mogen worden ingenomen

Alhoewel in principe de Winkeltijdenwet ook van toepassing is op de verkoop van goederen vanaf een standplaats, wordt uit oogpunt van openbare orde voorgesteld de tijden waarop een standplaats mag worden ingenomen te beperken van 09:00 uur tot 18:00 uur.

Vergunningvoorschriften

De aan de vergunning te verbinden voorschriften hebben betrekking op:

  • -

    de verplichting om een standplaats persoonlijk in te nemen;

  • -

    de termijn waarvoor de vergunning wordt verleend;

  • -

    de soort goederen of diensten die mogen worden aangeboden (brancheverdeling);

  • -

    het tijdstip en de dag waarop de standplaats mag worden ingenomen en verlaten;

  • -

    het uiterlijk aanzien van de standplaats;

  • -

    het voorkomen en beperken van overlast;

  • -

    opruimen van rommel en schoon achterlaten van de locatie.

“Mini-markt”

In 1996 is besloten om in Reek éénmaal per week, c.q. op de woensdagochtend van 09:00 uur tot 13:00 uur, een zogenaamde “mini-markt” in te stellen. Het maximaal aantal te verlenen standplaatsvergunningen is destijds bepaald op 4 standplaatsen.

Met ingang van 1 januari 2007 is de weekmarkt in Zeeland opgeheven. Gekozen is om ook voor deze kern een dergelijke “mini-markt” op donderdagmiddag van 13:30 uur tot 18:00 uur in te stellen met maximaal vijf standplaatsen. Momenteel nemen vier standplaatshouders een standplaats in op de donderdagmiddag en één standplaatshouder op de dinsdagochtend. Zodra deze laatste standplaats wordt opgezegd, zal slechts op donderdagmiddag een standplaats op de “mini-markt” kunnen worden ingenomen.

Het is niet mogelijk om naast de “mini-markten” een losse standplaats in te nemen in de betreffende kernen.

3.Beleidsregels

Standplaatsvergunningen

  • ·

    Voor Schaijk worden maximaal vijf standplaatsvergunningen per week verleend.

  • ·

    Per dag wordt per aangewezen plaats niet meer dan één vergunning verleend.

  • ·

    Een standplaatshouder kan voor maximaal één dag per week een vergunning krijgen.

  • ·

    Per week wordt één vergunning per branche verleend.

  • ·

    Een standplaats mag worden ingenomen van 08:00 uur tot 18:00 uur.

  • ·

    In Reek kan slechts voor een standplaats op de “mini-markt” vergunning worden verleend.

  • ·

    Voor Reek worden maximaal vier standplaatsvergunningen per week verleend (“mini-markt” op woensdagochtend van 08:00 uur tot 13:00 uur).

  • ·

    In Zeeland kan slechts voor een standplaats op de “mini-markt” vergunning worden verleend.

  • ·

    Voor Zeeland worden maximaal vijf standplaatsvergunningen per week verleend (“mini-markt” op donderdagmiddag van 13:30 uur tot 18:00 uur).

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landerd d.d.

de secretaris, de burgemeester,

J.A.J. Lenssen W.C. Doorn-van der Houwen