Regeling vervallen per 03-03-2018

Monumentenverordening gemeente Landerd

Geldend van 16-11-2010 t/m 02-03-2018

Intitulé

Monumentenverordening gemeente Landerd

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Hoofdstuk 2 Aanwijzing gemeentelijke monumenten

Artikel 2 Het gebruik van het monument

Artikel 3 De aanwijzing tot beschermd gemeentelijk monument

Artikel 4 Voorbescherming

Artikel 5 Termijnen advies en aanwijzingsbesluit

Artikel 6 Mededeling aanwijzingsbesluit

Artikel 7 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

Artikel 8 Wijzigen van de aanwijzing

Artikel 9 Intrekken van de aanwijzing

Hoofstuk 3 Instandhouding van gemeentelijke monument

Artikel 10 Instandhoudingbepaling

Artikel 1 Termijnen advies

Artikel 1 Weigeringsgronden

Artikel 1 Intrekken van de vergunning

Hoofdstuk 4 Beschermde rijksmonumenten

Artikel 1 Vergunning voor beschermd rijksmonument

Hoofdstuk Cultuurhistorisch waardevolle gebieden, objecten en

landschapselementen

Artikel Omschrijving en aanwijzing

Artikel Registratie

Artikel Relatie met bestemmingsplannen

Artikel uimtelijke planontwikkeling

Hoofdstuk Overige bepalingen

Artikel 2 Tegemoetkoming in schade

Artikel 2 Strafbepaling

Artikel 2Toezichthouders

Artikel 2 Hardheidsclausule

Hoofdstuk Slot- en overgangsbepalingen

Artikel Intrekken oude regeling

Artikel 2 Overgangsrecht

Artikel Inwerkingtreding

Artikel Citeertitel

Toelichting

verordening gemeente

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1. Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    gemeentelijk monument: een overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen:

    • 1.

      zaak, die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;

    • 2.

      terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak bedoeld onder 1;

  • b.

    gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen zaken of terreinen bedoeld in onderdeel a;

  • c.

    beschermd monument: beschermd monument als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • d.

    monumentencommissie: de op basis van art15 Monumentenwet 1988 ingestelde commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de verordening en het monumentenbeleid;

(verbrede) welstandscommissie: de door de gemeenteraad ingestelde commissie, die als taak heeft het college te adviseren over bouwplannen van en in relatie tot zowel rijksmonumenten als gemeentelijke monumenten. Wanneer deze advisering gevraagd wordt, zal de welstandscommissie hiervoor incidenteel worden uitgebreid met een vertegenwoordiging van de monumentencommissie:de zogenaamde “verbrede” welstandscommissie;

. bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente ;:

. vergunning: een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

. Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Hoofdstuk 2. Aanwijzing gemeentelijke monumenten

Artikel 3. De aanwijzing tot gemeentelijk monument

  • 1.

    Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument aanwijzen als gemeentelijk monument. Een besluit tot aanwijzing dient gebaseerd te zijn op een redengevende monumentbeschrijving.

  • 2.

    Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt het college advies aan de monumentencommissie. In bijzondere spoedeisende gevallen kan het vragen van dit advies achterwege blijven.

  • 4.

    De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van de monumentenverordening van de provincie Noord-Brabant.

Artikel 4. Voorbescherming

Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als gemeentelijk monument ontvangt tot het moment dat de aanwijzing en registratie als bedoeld in artikel 7 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 10 tot en met 14 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5. Termijnen advies en aanwijzingsbesluit

  • 1.

    De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen 8 weken na ontvangst van het verzoek van het college.

  • 2.

    Het college beslist binnen twaalf weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen twintig weken na de adviesaanvraag.

Artikel 6. Mededeling aanwijzingsbesluit

  • 1.

    De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en, indien om aanwijzing is verzocht, aan de verzoeker.

  • 2.

    Het college stelt de monumentencommissie in kennis van het met reden omklede besluit.

Artikel 7. Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 1.

    Het college registreert het gemeentelijke monument op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2.

    De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gemeentelijke monument en foto’s.

  • 3.

    Indien een deel van een onroerende zaak beschermingswaardig is, beperkt de bescherming en registratie zich tot dat specifieke deel. In de beschrijving dient dit tot uitdrukking te komen.

Artikel 8. Wijzigen van de aanwijzing

  • 1.

    Het college kan al dan niet op aanvraag van een belanghebbende de aanwijzing wijzigen.

  • 2.

    Artikel 3, tweede en derde lid, alsmede artikel 4, 5 en 6 zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.

  • 3.

    Indien de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing, als bedoeld in lid 2, achterwege.

  • 4.

    De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

5 De wijziging van de aanwijzing wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en indien om een wijziging van de aanwijzing is verzocht, aan de verzoeker.

Artikel 9. Intrekken van de aanwijzing

  • 1.

    Indien het college de aanwijzing intrekt, zijn artikel 3, tweede lid, en artikelen 4 en 5 van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of wanneer het gemeentelijk monument op grond van de monumentenverordening van de provincie Noord-Brabant wordt aangewezen als beschermd.

. De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst geregistreerd.

. De intrekking wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale ligger bekend staan en de overige belanghebbenden.

Hoofdstuk 3. Instandhouding van beschermde gemeentelijke monumentale zaken

Artikel 10. Instandhoudingbepaling

  • 1.

    Het is verboden een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, te beschadigen of te vernielen.

  • 2.

    Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag:

    • a.

      een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    • b.

      een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 3.

    Het verbod en de vergunningplicht, als bedoeld in het tweede lid, gelden niet indien het college nadere regels stelt met betrekking tot de wijze waarop werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd.

  • 4.

    Het bevoegd gezag verleent, met betrekking tot een monument met een religieuze bestemming, geen vergunning als bedoeld in het tweede lid, dan in overeenstemming met de eigenaar indien en voor zover het een vergunning betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.

  • 5.

    Het college kan voorschrijven dat de aanvrager van een vergunning als bedoeld in het tweede lid nader onderzoek moet verrichten, zoals een bouwhistorisch of archeologisch onderzoek.

  • 6.

    Het college kan aan een vergunning voorschriften verbinden betreffende de uitvoering en de materiaaltoepassing.

Artikel 11. De schriftelijke aanvraag

Een schriftelijke aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 10 wordt ingediend overeenkomstig artikel 4.2 Besluit omgevingsrecht.

Artikel 12. Termijnen advies en vergunningverlening

  • 1.

    Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een gemeentelijk monument naar de verbrede welstandscommissie voor advies voordat zij beslist op de aanvraag op grond van artikel 10.

  • 2.

    Binnen weken na de adviesaanvraag brengt de verbrede welstandscommissie schriftelijk advies uit aan het bevoegd gezag. Indien deze commissie niet binnen deze termijn heeft geadviseerd, neemt het bevoegd gezag een besluit.

Artikel 13. Weigeringsgronden

De vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument.

Artikel 14. Intrekken van de vergunning

De vergunning kan door het bevoegd gezag worden ingetrokken indien:

  • a.

    blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

  • b.

    de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen;

c binnen zes weken na het onherroepelijk worden van de vergunning geen begin met de werkzaamheden is gemaakt;

d.tussen het begin en het einde van de werkzaamheden deze werkzaamheden langer dan een aaneengesloten periode van 26 weken stilliggen.

Hoofdstuk 4. BERijksmonumenten

Artikel 15. Vergunning voor beschermd rijksmonument

  • 1.

    Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument aan de verbrede welstandscommissie.

  • 2.

    De verbrede welstandscommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen weken na de datum van verzending van het afschrift.

  • 3.

    Bij overschrijding van de in het tweede lid genoemde termijn wordt de verbrede welstandscommissie geacht geadviseerd te hebben.

HOOFDSTUK . CULTUURHISTORISCH WAARDEVOLLE GEBIEDEN, OBJECTEN EN LANDSCHAPSELEMENTEN

Artikel 1. Omschrijving en aanwijzing.

Burgemeester en wethouders kunnen, gehoord de monumentencommissie, cultuurhistorischwaardevolle gebieden,objecten en landschapselementen aanwijzen welke naar hun oordeel voor bescherming in aanmerking komen en derhalve als cultuurhistorisch waardevol object gelden wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of (cultuur)historische waarde.

Een cultuurhistorisch waardevol gebied, object en landschapselement kan onder meer bestaan uitelementen zoals wegen en waterlopen, beplanting, bomen, houtwallen, verkaveling en gebouwen in hun verschijningsvorm historisch bepaald.

Ze kunnen de volgende kenmerken dragen:

a) een verschijningsvorm van elementen van een cultuurhistorisch waardevol gebied,

blijkende onder meer uit materiaalgebruik, kleur, detaillering, is geheel of goeddeels nog

in overeenstemming met zijn authentieke streekgebonden historische karakter;

b) storende elementen zijn slechts minimaal aanwezig;

c) een of meer van de genoemde elementen hebben een belangrijke rol gespeeld in de lokale geschiedenis of herinnering.

3 Onder "historisch(e)" wordt mede verstaan cultuurhistorische, geomorfologisch(e) of archeologische; onder "schoonheid" wordt mede verstaan landschappelijke schoonheid.

  • 4.

    De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen 8 weken na ontvangst van het verzoek van het college.

  • 5.

    Bij overschrijding van de in lid 4 genoemde termijn wordt deze commissie geacht

    geadviseerd te hebben.

Artikel . Registratie

  • 1.

    De lijst van cultuurhistorisch waardevolle gebieden, objecten en landschapselementen

    geeft de plaatselijke aanduiding aan waarbij zo nodig de onderdelen worden genoemd

    waarop de aanwijzing gericht is.

  • 2.

    De lijst met cultuurhistorisch waardevolle gebieden, objecten en landschapselementen

ligt ter gemeentesecretarie voor een ieder ter inzage.

Artikel . Relatie met bestemmingsplannen

Burgemeester en wethouders bevorderen dat cultuurhistorisch waardevolle gebieden,objecten en landschapselementen als bedoeld in artikel 19 overeenkomstig worden bestemd in bestemmingsplannen.

Artikel . Ruimtelijke planontwikkeling

  • 1.

    Alvorens het bevoegd gezag een beslissing neemt om toepassing te geven aan artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wabo vraagt het bevoegd gezag, in het geval het een cultuurhistorisch waardevol gebied betreft, aan de monumentencommissie advies over cultuurhistorische waarden.

  • 2.

    Het bevoegd gezag zendt een verzoek om toepassing te geven aan een procedure

    als bedoeld in lid 1 onmiddellijk na ontvangst om advies van de monumentencommissie.

  • 3.

    Deze commissie adviseert schriftelijk binnen 8 weken na ontvangst van het verzoek van het bevoegd gezag.

  • 4.

    Bij overschrijding van de in lid 2 genoemde termijn wordt deze commissie geacht geadviseerd te hebben.

Hoofdstuk Overige bepalingen

Artikel Tegemoetkoming in schade

1 Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het bevoegd gezag hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen tegemoetkoming toe, indien de schade in relatie staat tot:

  • a.

    de weigering van het bevoegd gezag een vergunning als bedoeld in artikel 10 te verlenen;

  • b.

    de voorschriften door het bevoegd gezag verbonden aan een vergunning als bedoeld in artikel 10;

  • c.

    de door het college nader te stellen regels als bedoeld in artikel 10, derde lid

    • 2.

      Voor de behandeling van de aanvragen zijn de bepalingen van de verordening ter regeling van de procedure bij toepassing van artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening van overeenkomstige toepassing.

Artikel . Strafbepaling

Degene, die handelt in strijd met het derde lid van artikel 10 en artikel 16 met uitzondering van het bepaalde in het tweede lid, onder e, van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 2. Toezichthouders

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast:

    • a.

      met betrekking tot zakelijke monumenten als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1; de door het college aangewezen toezichthouders van de gemeente ;

    • b.

      met betrekking tot monumentale terreinen als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 2;de door het college aangewezen toezichthouders van de gemeente .

  • 2.

    Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.

Artikel 2. Hardheidsclausule

1.Het college handelt overeenkomstig deze verordening, tenzij dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandighedenonevenredig zijn in verhouding tot de met deze verordening te dienen doelen.

2.De bewijslast voor de bijzondere omstandigheden ligt bij de aanvrager.

Hoofdstuk . Slot- en overgangsbepalingen

Artikel . Intrekken oude regeling

De Verordening “Monumentenverordening ” vastgesteld op februari vervalt op de dag dat de”verordening ” in werking treedt.

Artikel2. Overgangsrecht

  • 1.

    De op grond van de onder artikel 2 ingetrokken Monumentenverordening aangewezen en geregistreerde gemeentelijke monumenten, worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 2.

    Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de in artikel ingetrokken verordening.

Artikel Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking treedt.

Artikel . Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “verordeningemeente ”

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van

ber 2010.

De raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter

. .C.