Notitie: Naar aanleiding van wetsvoorstel wijziging van de WWB in verband met decentralisatie van de langdurigheidstoeslag.

Geldend van 09-04-2000 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-06-2009

Intitulé

Notitie: Naar aanleiding van wetsvoorstel wijziging van de WWB in verband met decentralisatie van de langdurigheidstoeslag.

Inleiding

Op 1 januari 2009 is het wetsvoorstel Wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met decentralisering van de langdurigheidstoeslag en op bevordering van maatschappelijke participatie gerichte ondersteuning van huishoudens met schoolgaande kinderen, in werking getreden.

De langdurigheidstoeslag behoudt zijn grondslag in artikel 36 van de WWB, de nieuwe basisregel wordt: ‘’Het college verleent op aanvraag een langdurigheidstoeslag aan een persoon van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar, die langdurig een laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 heeft en door een gebrek aan arbeidsmarktperspectief geen uitzicht heeft op inkomensverbetering.’’In artikel 8 WWB wordt bepaald dat de gemeente invulling geeft aan de hoogte van de langdurigheidstoeslag en aan de begrippen langdurig en laag inkomen.

Wijziging artikel 5

Het wetsvoorstel voorziet in wijziging van artikel 5 WWB in die zin dat delangdurigheidstoeslag zal gezien moet worden als een vorm van bijzondere bijstand.Op grond van artikel 46 lid 2 WWB is de langdurigheidstoeslag niet meer vatbaar voor beslag.

Criteria

De wettelijke basis van de langdurigheidstoeslag is gelegen in artikel 36 WWB. Een aantal belangrijke criteria met betrekking tot deze toeslag zijn:

1. Het college verleent op aanvraag een toeslag aan een persoon van 21 jaar of ouder en jonger dan 65 jaar;

2. Gedurende een ononderbroken periode van 36 maanden een inkomen hebbengenoten dat niet hoger is dan de voor hen geldende bijstandsnorm en geen inaanmerking te nemen vermogen hebben;

3. Gedurende deze periode naar het oordeel van het college voldoende hebbengetracht algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en aanvaarden en geenuitzicht hebben op inkomensverbetering.

4. De toeslag kan maximaal eenmaal over 12 maanden worden toegekend en wordt als één belastingvrij bedrag uitbetaald;

5. De toeslag wordt verleend met ingang van de datum waarop de 36 maanden termijn is bereikt;

6. De hoogte van de toeslag bedraagt: voor gehuwden € 495,00, voor eenalleenstaande ouder € 445,00 en voor een alleenstaande € 346,00 per jaar (niveau2009).

Tijdelijke inkomsten boven bijstandsniveau

De wetgever vindt het niet wenselijk om in situaties waarin het inkomen zich gedurende een korte periode boven het voor hen geldende bijstandsnorm bevindt het recht op toeslag te doorkruisen. Het draait hierbij feitelijk om de vraag in hoeverre er in deze periode sprake is geweest van structureel uitzicht op inkomensverbetering. Gekozen is om aansluiting te kiezen bij de inkomens- en vermogensgrens van de bijzondere bijstand en het vrijlatingcriterium. Dit betekent dat bij een inkomen van 120% van de voor hen geldende bijstandsnorm gedurende een periode van niet langer dan 6 maanden onafgebroken niet van invloed is op het recht op een langdurigheidstoeslag.

Gedurende deze periode naar het oordeel van het college voldoende hebben getracht algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen

1.Bij het beoordelen van het voldoen aan de arbeidsverplichtingen zal bij het toepassen van het maatregelregime slechts 12 maanden terug in de tijd worden gegaan. Hierbij wordt aangesloten bij de systematiek van het recidivecriterium (paragraaf 7.6 van het maatregelenbeleid gemeente Landerd). Concreet: bij het beoordelen van het recht op een toeslag zal een maatregel verband houdende met de arbeidsverplichtingen welke langer dan 12 maanden geleden is opgelegd geen invloed hebben op de toeslag.

Zaken die onder andere bij dit criterium aansluiten zijn:

-het niet naar vermogen trachten arbeid in dienstbetrekking te verkrijgen;

-het niet dan wel niet tijdig voldoen aan een oproep om, in verband met de inschakeling in de arbeid, op een aangegeven plaats en tijd te verschijnen;

-het niet dan wel in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar demogelijkheden tot inschakeling in de arbeid, dan wel aan een onderzoek naar degeschiktheid voor scholing en opleiding.

WTOS en WSF

Er is geen sprake van gebrek aan inkomensverbetering indien aanvrager op de peildatum een opleiding volgt als bedoeld in de WTOS, dan wel een studie volgt als genoemd in de WSF 2000.

Toets inkomen en vermogen (specifiek voor niet cliënten)

Uitgangspunt is dat de aanvrager in principe zelf bewijzen dient aan te leveren.

Overnames bijstandscliënten uit andere gemeenten

De basisregel is dat er een toets dient plaats te vinden betreffende het verwerven van neveninkomsten en toepassing van het maatregelenregime. Bij de aanvraag zal uit de rapportage toekenning bijstand voor levensonderhoud duidelijk moeten blijken hoe lang iemand in een andere gemeente al bijstand heeft genoten.

Uitgangspunt blijft echter dat de cliënt (voor zover mogelijk) zelf verantwoordelijk is voor het aanleveren van bewijsstukken betreffende het in aanmerking wensen te komen voor een toeslag.

Aanvraag

Het is niet mogelijk om de toeslag ambtshalve te verstrekken. In de wet wordt bepaald dat het college de toeslag op aanvraag verstrekt. Dit sluit de mogelijkheid voor ambtshalve toekenning uit. Het kabinet geeft hierbij aan dat het gaat om een vorm van bijzondere bijstand, waarbij geldt dat voor elk individueel geval beoordeeld moet worden of er een recht bestaat.

De wetgever heeft geen nadere beperking willen stellen voor het tijdstip waarop een aanvraag gedaan dient te worden. Belanghebbende kan dus ook jaren later nog een aanvraag indienen met betrekking tot een eerder recht op langdurigheidstoeslag. De aanvraag om een langdurigheidstoeslag hoeft niet binnen een bepaalde termijn te worden ingediend. Vanuit het bestuursrecht mag echter wel van een belanghebbende in het algemeen verwacht worden dat hij zijn aanspraken jegens de overheid uiterlijk binnen 5 jaar te gelde maakt (zie CRvB 19-10-1995, nr. 93/551 AW en CRvB 02-10-2008, nr. 07/5601 WUV).

Aangezien de aanvraag langdurigheidstoeslag een reguliere aanvraag betreft, is er conform de Awb ook sprake van een reguliere beslistermijn van 8 weken.

Bij een eerste aanvraag is het van belang om de peildatum vast te stellen. Getoetst wordt aan de vroegst mogelijke peildatum ook als die in een eerder kalenderjaar ligt. In de beschikking moet de peildatum en mogelijk opnieuw recht na 12 maanden vermeld worden.

Peildatum

Op grond van artikel 36 lid 1 WWB wordt de langdurigheidstoeslag verleend op aanvraag en volgens lid 3 van artikel 36 is de ingangsdatum de peildatum, de datum waarop de periode van 36 maanden is bereikt (en aan de andere voorwaarden is voldaan). Hierdoor ontstaat het eerstvolgende recht op een toeslag telkens 12 maanden na de peildatum.

Als bijvoorbeeld in december 2009 een langdurigheidstoeslag wordt aangevraagd en de peildatum is 1januari 2009, dan kan deze per 1 januari 2009 worden toegekend zodat per 1 januari 2010 het eerstvolgende recht op een langdurigheidstoeslag ontstaat.

Domicilie

Voorwaarde is dat men op de peildatum van het te beoordelen jaar in Landerd woonachtig is. Indien men op peildatum woonachtig was in een andere gemeente dan dient u in die gemeente de aanvraag voor die periode in te dienen

Hoogte van de toeslag

De hoogte van de toeslag was centraal bepaald. Het zijn vaste bedragen, als percentage (38,5%) van de voor de persoon toepasselijke bijstandsnorm. Gemeenten bepalen vanaf 1 januari 2009 zelf de hoogte van de toeslag. Daarbij moeten wij op een aantal zaken bedacht zijn.

  • -

    Een te laag bedrag doet geen recht aan het karakter van de langdurigheidstoeslag, namelijk dat deze is bedoeld voor mensen die financieel geen mogelijkheden hebben gehad te reserveren voor onverwachte uitgaven.

  • -

    Een te hoog bedrag kan leiden tot het optreden van de armoedeval. Immers, wordt op enig moment een hoger inkomen bereikt, dan vervalt direct de hele toeslag.

Gelet op het bovenstaande stel ik voor om aan te sluiten bij de huidige normen voor de langdurigheidstoeslag. Deze bedraagt momenteel (peil 1 januari 2009):

  • a.

    voor gehuwden €. 495,00

  • b.

    voor een alleenstaande ouder €. 445,00

  • c.

    voor een alleenstaande €. 346,00

Om niet jaarlijks de verordening aan te hoeven passen is gekozen om de hoogte jaarlijks automatisch mee te laten bewegen met de bijstandsnormen. Omdat de bijstandsnormen in beginsel 2 maal per jaar worden geïndexeerd en de langdurigheidstoeslag maar eenmaal, wordt steeds een vergelijking gemaakt met de bijstandsnormen per 1 januari van het voorafgaande jaar.

Gedetineerden

Gedetineerden zijn op grond van artikel 36 lid 6 WWB jo. artikel 13 lid 1 onderdeel a WWB uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag. Dit heeft betrekking op het in detentie zijn op peildatum. Het feit dat belanghebbende in de periode van 36 maanden voorafgaand aan het recht op langdurigheidstoeslag gedetineerd is geweest, is geen uitsluitingsgrond (zie ook Rb Breda 14-06-2005, nr. 04/2429 WWB).

Penitentiaire programma's

De uitsluiting van het recht op langdurigheidstoeslag wegens detentie strekt zich niet uit tot deelnemers aan penitentiaire programma's omdat artikel 36 lid 6 WWB ook bepaalt dat artikel 13 lid 3 WWB van overeenkomstige toepassing is.

Gehuwden

Het recht op langdurigheidstoeslag komt gehuwden of samenwonenden gezamenlijk toe. Indien belanghebbenden op de peildatum voor de WWB als gehuwden worden aangemerkt, moeten beide belanghebbenden voldoen aan de voorwaarden. Indien een van beiden niet voldoet hebben beiden geen recht.Indien een van beiden op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 van de WWB komt de rechthebbende echtgenoot in

aanmerking voor de toeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

Rechtmatig verblijf in Nederland

Belanghebbende moet uiterlijk op de peildatum rechtmatig verblijf in Nederland hebben in de zin van artikel 8 onderdeel a t/m e of l van de Vreemdelingenwet 2000. Dit volgt uit artikel 11 lid 2 Vw 2000. Voorts kan uit het feit dat de langdurigheidstoeslag moet worden aangevraagd bij het college van de gemeente waar belanghebbende woonplaats heeft, worden afgeleid dat hij uiterlijk op de peildatum in een Nederlandse gemeente moet wonen.

Verblijf in inrichting

Er is geen bepaling die een belanghebbende uitsluit van het recht op langdurigheidstoeslag wegens verblijf in een inrichting. Aangezien de langdurigheidstoeslag geen verband houdt met specifieke kosten is er geen reden om aan te nemen dat een belanghebbende die in een inrichting verblijft niet in aanmerking komt voor de langdurigheidstoeslag. Deze belanghebbende moet om in aanmerking te komen natuurlijk wel aan de hierboven genoemde voorwaarden voldoen.