Regeling vervallen per 01-01-2015

Nadere regels Wmo gemeente Landgraaf 2012

Geldend van 01-01-2014 t/m 31-12-2014

Intitulé

Nadere regels Wmo gemeente Landgraaf 2012

Het College van de gemeente Landgraaf

 

overwegende dat het in verband met de in de Beleidsnota WMO opgenomen Kanteling, en in verband hiermee gewijzigde verordening, wenselijk is nadere regels te stellen in verband met de te treffen voorzieningen om de beperkingen die een persoon heeft om te kunnen participeren in de samenleving, voldoende te compenseren;

 

gelet op de artikelen 4 en 6 van de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Beleidsnota WMO 2012-2015 van de gemeente Landgraaf;

 

Gezien de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Landgraaf 2012;

 

gehoord de Wmo adviesraad, het Platform Wwb, de Seniorenraad, het Platform Gehandicaptenbeleid Landgraaf en het Lokaal Platform Vrijwilligerswerk Landgraaf,

 

b e s l u i t :

paragraaf 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet: de Wet maatschappelijke ondersteuning.

  • b.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landgraaf;

  • c.

    Verordening Wmo: de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Landgraaf 2012;

  • d.

    CAK: het Centraal Administratiekantoor dat voor het college de eigen bijdrage berekent en int;

  • e.

    Wwb: de Wet werk en bijstand;

  • f.

    PGB: persoonsgebonden budget.

Artikel 2. Te bereiken resultaten

  • 1. Ter uitvoering van de in artikel 4, van de Wet genoemde vier gebieden, gelden de volgende te bereiken resultaten:

    • a.

      iedere burger kan wonen in een schoon en leefbaar huis;

    • b.

      iedere burger kan wonen in een voor hem/haar geschikt huis;

    • c.

      iedere burger kan beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;

    • d.

      iedere burger kan beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

    • e.

      iedere burger kan thuis zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;

    • f.

      iedere burger kan zich verplaatsen in, om en nabij het huis;

    • g.

      iedere burger kan zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel;

    • h.

      iedere burger heeft de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten.

Artikel 3. Geen voorziening

  • 1. Bij de beoordeling of compenserende maatregelen getroffen dienen te worden, beoordeelt het college of het probleem van de burger op eigen kracht kan worden opgelost dan wel of er een (wettelijk) voorliggende voorziening is waardoor geen compensatie van de beperkingen door het college behoeft te worden verstrekt.

  • 2. Het college verstrekt evenmin compensatie indien sprake is van gebruikelijke zorg door inschakeling van de sociale omgeving waardoor de beperkingen voldoende worden gecompenseerd.

  • 3. Van het in artikel 2 van de Verordening Wmo bedoelde gesprek wordt door of namens het college een verslag gemaakt.

PARAGRAAF 2 VORM VAN TE VERSTREKKEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN

Artikel 4. Keuzevrijheid

Het college geeft de aanvrager die aanspraak heeft op een individuele voorziening de keuze tussen een voorziening in natura, een PGB als bedoeld in artikel 6 van de Wet dan wel een financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de Wet.

Artikel 5. Persoonsgebonden budget

  • 1. Indien de aanvrager kiest voor een PGB zal de beschikking waarin dit bedrag wordt toegekend de voorwaarden bevatten over de besteding van het PGB.

  • 2. De omvang van het PGB wordt onderscheidenlijk vastgesteld voor:

    • a.

      het persoonsgebonden budget voor diensten, waaronder hulp bij het huishouden, waarbij het gaat om betaling per uur of een deel daarvan tegen een uurtarief zoals bedoeld in artikel 12, eerste lid, aan dienstverleners;

    • b.

      het persoonsgebonden budget voor voorzieningen, waaronder hulpmiddelen, woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen;

    • c.

      het persoonsgebonden budget als tegenwaarde voor een individueel toepasbare collectieve vervoersvoorziening, als bedoeld in artikel 19, lid 1;

    • d.

      het persoonsgebonden budget als tegenwaarde van een autoaanpassing als bedoeld in artikel 19, lid 3.

  • 3. Het PGB voor voorzieningen als bedoeld in het tweede lid, sub b is, voor zover noodzakelijk, inclusief onderhoud, reparatieen verzekering, zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald bij de verstrekking van een voorziening in natura. Op het PGB wordt de tussen het college en de leverancier reeds overeengekomen korting voor een nieuw hulpmiddel, in mindering gebracht.

  • 4. Het door het college te verstrekken PGB voor een voorziening als bedoeld in het tweede lid, sub b en d. wordt verstrekt voor een periode die gelijk is aan de door de leverancier in de offerte vastgestelde levensduur. Onder de levensduur wordt tevens verstaan de periode die resteert na aftrek van de in de betreffende branche gebruikelijke afschrijvingsperiode.

Artikel 6. Geen persoonsgebonden budget

  • 1. Verstrekking van het PGB blijft achterwege indien er duidelijk aanwijzingen zijn dat:

    • a.

      de aanvrager problemen zal hebben bij het op een goede wijze omgaan met een PGB;

    • b.

      de aanvrager niet of niet voldoende zal kunnen voldoen aan lopende of toekomstige financiële verplichtingen;

    • c.

      de verstrekking van het PGB niet of niet voldoende bijdraagt aan het leveren van een compenserende voorziening;

    • d.

      door de verstrekking van het PGB het aanbod van de collectieve voorziening dermate onder druk komt te staan dat de collectieve voorziening redelijkerwijs niet meer kan worden verstrekt.

  • 2. Het wederom verstrekken van een PGB voor een reeds eerder verstrekte soortgelijke voorziening, kan slechts dan geschieden indien de economische afschrijvingstermijn, zoals deze gelden bij het verstrekken van een voorziening in natura, van de betreffende voorziening verstreken is.

Artikel 7. Eigen bijdrage of eigen aandeel

  • 1. Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 8 van de verordening Wmo, wordt op een voorziening in natura, een PGB en een financiële tegemoetkoming een eigen bijdrage of eigen aandeel door het CAK in rekening gebracht.

  • 2. De eigen bijdrage die voor een voorziening wordt verstrekt geldt hoogstens gedurende een periode van 39 maal vier weken.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid geldt de eigen bijdrage bij hulp bij het huishouden en individuele begeleiding, zo lang als de voorziening wordt verstrekt.

  • 4. De eigen bijdrage mag de daadwerkelijke kostprijs van de voorziening niet te boven gaan.

  • 5. Voor personen tot 18 jaar aan wie een individuele voorziening is verstrekt, wordt geen eigen bijdrage of eigen aandeel gehanteerd.

  • 6. De eigen bijdrage of het eigen aandeel voor ongehuwde personen jonger dan 65 jaar bedraagt € 19,00 per vier weken, met dien verstande dat indien het inkomen zoals bedoeld in artikel 1, van de Verordening Wmo meer bedraagt dan € 23.295,00 het bedrag van € 19,00 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat inkomen en € 23.295,00.

  • 7. De eigen bijdrage of het eigen aandeel voor ongehuwde personen van 65 jaar of ouder bedraagt € 19,00 per vier weken, met dien verstande dat indien het inkomen, zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 onderdeel c van de Verordening Wmo, meer bedraagt dan € 16.456,00 het bedrag van € 19,00 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat inkomen en € 16.456,00.

  • 8. De eigen bijdrage of het eigen aandeel per vier weken voor gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar of indien beiden jonger zijn dan 65 jaar, bedraagt € 27,20 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen, zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 onderdeel c van de Verordening Wmo, meer bedraagt dan € 29.174,00 het bedrag van € 27,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat gezamenlijke inkomen en € 29.174,00.

  • 9. De eigen bijdrage of het eigen aandeel per vier weken voor gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn, bedraagt € 27,20 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Verordening Wmo, meer bedraagt dan € 22.957,00, het bedrag van € 27,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat gezamenlijke inkomen en € 22.957,00.

  • 10. De eigen bijdrage voor de individuele toepasbare collectieve vervoersvoorziening wordt bepaald door de vervoerder c.q. het tarief voor het normale openbaar vervoer.

Artikel 8. Afleggen verantwoording persoonsgebonden budget dan wel financiële tegemoetkoming

  • 1. Degene aan wie een PGB wordt toegekend als bedoeld in artikel 5, lid 2 sub a. (voor hulp bij het huishouden) en artikel 22 (individuele begeleiding), legt binnen zes weken na beëindiging van de verstrekkingsperiode hierover verantwoording af aan het college op een door het college aan te geven wijze, met uitzondering van het vrij besteedbaar deel, zijnde 1,5% van het totaal toegekende bedrag met een minimum van € 250,- en een maximum van € 1.250,- op jaarbasis. Over dit deel behoeft geen verantwoording te worden afgelegd.

  • 2.

    • a.

      Degene aan wie een PGB als bedoeld in artikel 5, lid 2, sub b. en d. voor hulpmiddelen wordt toegekend, verstrekt binnen 6 maanden na het verlenen van de voorziening de hierop betrekking hebbende originele factuur aan het college.

    • b.

      Degene aan wie een PGB als bedoeld in artikel 5 voor een niet bouwkundige woontechnische voorziening is toegekend, legt binnen 6 maanden na het verlenen van de voorziening de hierop betrekking hebbende originele factuur aan het college over.

  • 3. Degene aan wie een financiële tegemoetkoming dan wel PGB als bedoeld in artikel 5 voor woningaanpassing is toegekend, dan wel de eigenaar van de woning, meldt zo mogelijk binnen een termijn van 12 maanden nadat de tegemoetkoming of het PGB werd verleend, op basis van een door het college aan te reiken gereedmeldingsformulier, inhoudende dat de woningaanpassing is gerealiseerd onder overlegging van de hierop betrekking hebbende originele facturen.

  • 4. De vaststelling van de hoogte van de tegemoetkoming dan wel het PGB vindt plaats nadat het gereedmeldingsformulier met bijbehorende facturen door het college zijn ontvangen en het college heeft vastgesteld dat de aanpassing heeft plaatsgevonden overeenkomstig het programma van eisen.

  • 5. Het college is bevoegd de aanvrager van een woningaanpassing al dan niet gefaseerd een voorschot te verlenen van maximaal 80% van het te verstrekken bedrag.

  • 6. De uitbetaling van de tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten vindt pas plaats indien en zodra de aanvrager een schriftelijk verzoek hiertoe heeft ingediend onder overlegging van de bewijsstukken dat hij naar een woning die aan het programma van eisen voldoet, is verhuisd of gaat verhuizen.

  • 7. Indien de financiële tegemoetkoming dan wel het PGB niet of niet voldoende wordt verantwoord, wordt het bedrag dat niet verantwoord is niet uitbetaald dan wel indien betaling al heeft plaatsgevonden, van de aanvrager teruggevorderd.

PARAGRAAF 3 HET VOEREN VAN EEN HUISHOUDEN

Artikel 9. Omvang voeren van een huishouden

  • 1. Ter uitvoering van de in artikel 2, eerste lid, sub a, c, d en e genoemde resultaten op het gebied van: het voeren van een huishouden, geldt hetgeen is bepaald in bijlage 1.

  • 2. HbH omvat (in volgorde van belangrijkheid):

    • a.

      de veiligheid van (voorkomen gevaarlijke situaties en verwaarlozing) en de regie over het huishouden;

    • b.

      het aanschaffen van voedingsmiddelen, bereiden en tot zich doen nemen van voeding en drinken, afvoeren van vuilnis;

    • c.

      essentiële hygiëne van de huishouding: schone bedden, kleding, sanitair, stofzuigen en dweilen;

    • d.

      incidentele schoonmaakwerkzaamheden, zoals van kasten, ramen e.d .

  • 3. Licht en zwaar huishoudelijk werk dient op de gebruikelijke wijze te kunnen worden uitgevoerd opdat het resultaat van een schoon en leefbaar huis kan worden bereikt, waarbij algemeen gangbare huishoudelijke apparatuur, zoals wasmachine en stofzuiger e.d. in de huishouding beschikbaar dient te zijn.

  • 4. Woonruimten die onder de compensatieplicht vallen zijn in elk geval die ruimten die op het niveau sociale woningbouw voor dagelijks gebruik noodzakelijk zijn, in het bijzonder de keuken, de badkamer, het separaat toilet, woonkamer, slaapkamer(s) en gang. Niet voor dagelijks gebruik en daardoor uitgesloten zijn in ieder geval: de zolder, de kelder, de tuin.

  • 5. In geval de aanvrager een zeer korte levensverwachting heeft dan wel door een medische behandeling voor een korte duur extra zorg behoeft, kan ter verlichting van de leefeenheid van de aanvrager door het college worden afgeweken van de geldende normering.

Artikel 10. Gebruikelijke zorg van huisgenoten

  • 1. Indien tot de leefeenheid van de persoon met beperkingen volgens de gegevens van de Gemeentelijke Basis Administratie personen behoren met wie de aanvrager een gezamenlijke huishouding voert, waardoor er een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het voeren van de huishouding bestaat, is het college bevoegd de voorziening af te wijzen indien deze huisgenoten geacht kunnen worden gebruikelijke zorg te leveren.

  • 2. Wanneer de huisgenoot die geacht wordt de gebruikelijke zorg te verlenen een aaneengesloten periode van ten minste zeven etmalen van huis is, is er in die periode feitelijk sprake van een eenpersoonshuishouden en gaat het college er van uit dat door deze persoon geen gebruikelijke zorg kan worden geleverd.

  • 3. Voor de bepaling of gebruikelijke zorg beschikbaar is geldt voor het college als uitgangspunt dat:

    • a.

      kinderen vanaf 12 jaar, binnen de leefeenheid een bijdrage kunnen leveren aan het voeren van het huishouden, inhoudende lichte huishoudelijke werkzaamheden zoals opruimen, tafel dekken en afruimen, afwassen en afdrogen, kleding in wasmand doen boodschappen doen, hun eigen kamer kunnen opruimen, stofzuigen, bed verschonen;

    • b.

      kinderen van 18 tot en met 22 jaar tevens in staat zijn tot het schoonhouden van sanitaire ruimte, keuken en een kamer, de was doen, maaltijden verzorgen, jongere gezinsleden verzorgen en begeleiden, met een maximum van 2 uur zwaar huishoudelijk werk en 3 uur overige taken per aaneengesloten periode van zeven etmalen .

  • 4. Indien huisgenoten op grond van ziekte of aandoeningen aantoonbare beperkingen ervaren bij het uitvoeren van huishoudelijke taken of overbelast zijn of dreigen te geraken waardoor zij de gebruikelijke hulp bij het huishouden niet of niet voldoende kunnen leveren, dan gaat het college over tot compensatie.

  • 5. In geval de aanvrager een zeer korte levensverwachting heeft kan ter verlichting van de leefeenheid van de aanvrager afgeweken worden van de normering van gebruikelijke zorg.

Artikel 11. Kortdurende hulp bij het huishouden

  • 1. In afwijking van het gestelde dat het moet gaan om structurele behoefte aan hulp bij het huishouden:

    • a.

      kan het college bij het ontbreken van alternatieve opvangmogelijkheden voor kinderen of indien sprake is van een acute noodsituatie ter overbrugging van die noodsituatie, voor de duur van maximaal 3 maanden compensatie bieden door hulp bij het huishouden te verstrekken;

    • b.

      kan het college bij een plotseling opkomende niet structurele behoefte aan hulp bij het huishouden tijdelijk compensatie bieden door hulp bij het huishouden te verstrekken.

  • 2. Indien aannemelijk is dat huisgenoten geen of onvoldoende ervaring hebben bij de hulp bij het huishouden kan het college ter overbrugging hiervan voor maximaal 6 weken, hulp bij de huishouding verstrekken.

Artikel 12. Geldende bedragen bij hulp bij het huishouden

  • 1. Geldende bedragen (all in) voor hulp bij de huishouding zijn:

    • a.

      Hbh basis: persoonsgebonden budget € 14,92 per uur

    • b.

      Hbh plus: persoonsgebonden budget € 18,07 per uur

    • c.

      Zorg in Natura

    • Cicero Thuis € 21,96 per uur

    • Parkstad Thuiszorg € 21,96 per uur

    • Stichting MeanderGroep Zuid-Limburg € 22,01 per uur

    • Het tarief kan worden verlaagd tot maximaal € 0,68 per uur, indien de zorgaanbieder de in de aanbesteding opgenomen extra prestaties niet of niet volledig levert.

  • 2. Toekenning en normering van de hulp bij het huishouden vindt overigens plaats overeenkomstig Bijlage I behorend bij deze regeling.

Artikel 13. Individuele woonvoorzieningen

  • 1. Ter uitvoering van het in artikel 2, eerste lid, sub b genoemde resultaat op het gebied van: het voeren van een huishouden, met als resultaat: het wonen in een geschikt huisbeoordeelt het college de noodzaak tot aanpassing van de woning.

  • 2. Indien de noodzaak tot aanpassing van de woning is vastgesteld en de kosten van de woningaanpassing € 6.500,- of meer bedragen dient de aanvrager te verhuizen naar een voor hem geschikte en beschikbare woning die voldoet aan het programma van eisen, tenzij hij kan aantonen dat de verhuis- en inrichtingskosten hoger zouden zijn dan de woningaanpassing.

  • 3. Indien een passende woning niet binnen 6 maanden nadat de noodzaak tot aanpassing van de woning is vastgesteld, voor de aanvrager beschikbaar is, komt de aanvrager in aanmerking voor een tegemoetkoming in de kosten van aanpassing van de woning.

  • 4. In afwijking van het gestelde in het tweede lid kan een tegemoetkoming in de kosten van aanpassing worden verstrekt indien:

    • a.

      de aanvrager in afwachting van een geschikte en beschikbare woning, niet meer in de eigen woning kan blijven wonen;

    • b.

      er medische redenen zijn waarom een verhuizing niet mogelijk is;

    • c.

      er andere redenen zijn waardoor het redelijkerwijs niet van de aanvrager kan worden gevergd om te verhuizen.

  • 5. Indien de aanvrager om persoonlijke niet verwijtbare en niet in de compensatieplicht gelegen redenen niet wenst te verhuizen terwijl een geschikte woning binnen 6 maanden beschikbaar is, komt de aanvrager ten hoogste in aanmerking voor de vergoeding ter hoogte van de gebruikelijke verhuis- en inrichtingskosten zoals bedoeld in het zesde lid.

  • 6. De hoogte van de door het college te verlenen financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten bedraagt € 2.500,-.

Artikel 14. Procedure bij woonvoorzieningen

  • 1. Indien een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening noodzakelijk is en die voorziening is geheel opgenomen in bijlage II behorend bij deze nadere regels, dan kan die voorziening tegen de in de bijlage opgenomen maximale bedrag worden verstrekt zonder dat de aanvrager voorafgaand een offerte behoeft over te leggen.

  • 2. Indien een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening noodzakelijk is en die voorziening is niet of niet geheel in bijlage II opgenomen, dan dient de aanvrager voorafgaand ten minste een offerte en indien de aanvrager tevens eigenaar van de woning is, ten minste twee offertes aan het college te overleggen afkomstig van ondernemingen die aan de door het college te stellen eisen voldoen.

  • 3. Een uitbreiding van de woning is slechts mogelijk indien een inpandige woningaanpassing technisch niet mogelijk is dan wel niet het goedkoopst compenserend is.

  • 4. Een aanbouw van een huurwoning is slechts mogelijk indien vooraf vaststaat dat de huurwoning opnieuw beschikbaar kan komen voor personen met beperkingen.

  • 5. Indien een herbruikbare losse unit bij een eigen woning in vergelijking met een aanbouw aan de woning het goedkoopst compenserend is, dan kan het college hiertoe beslissen.

  • 6. Bij elke bouwkundige en woontechnische woonvoorziening wordt in een door het college vast te stellen programma van eisen bepaald aan welke eisen de voorziening moet voldoen om in aanmerking te komen voor de tegemoetkoming.

  • 7. Bij elke niet-bouwkundige en niet woontechnische woonvoorziening kan het college een programma van eisen stellen waarin wordt bepaald aan welke eisen de voorziening moet voldoen om in aanmerking te komen voor de tegemoetkoming.

  • 8. De financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening wordt betaald aan de eigenaar van de woonruimte. Op uitdrukkelijk verzoek van de aanvrager tevens eigenaar kan de betaling rechtstreeks aan de leverancier (aannemer) plaatsvinden. Indien de aanvrager geen eigenaar is en de eigenaar van de woning heeft ingestemd met aanpassing van de woning, dan kan de betaling rechtstreeks plaatsvinden aan de eigenaar indien en voor zover de aanvrager dit met de eigenaar is overeengekomen.

Artikel 15. Weigeringsgronden woonvoorziening

De tegemoetkoming dan wel het PGB voor een woonvoorziening wordt geweigerd indien:

  • a.

    aan de door het college aangewezen personen geen toegang wordt verleend tot de woonruimte waar de woningaanpassing plaatsvindt dan wel geen toegang tot de nieuw te betrekken woning wordt verleend;

  • c.

    geen inzage wordt geboden in de bescheiden en tekeningen welke betrekking hebben op de woonvoorziening;

  • d.

    geen of onvoldoende gelegenheid wordt geboden om vast te stellen of wordt voldaan aan het programma van eisen;

  • e.

    niet die informatie wordt verstrekt die nodig is om de kosten van de woonvoorzieningen c.q. aanpassingen te kunnen beoordelen;

  • f.

    zonder (voorafgaande) toestemming van het college wordt afgeweken van het programma van eisen dan wel van de werkzaamheden zoals omschreven in de aan het college overgelegde bouwtekening;

  • g.

    de woonvoorzieningen c.q. aanpassingen aan de woning in strijd komen met de geldende bouwvoorschriften;

  • h.

    de offerte als bedoeld in 14, tweede lid, niet voldoet aan de door het college gestelde eisen.

Artikel 16. Terugvordering tegemoetkoming woonvoorziening

  • 1. Indien het college overeenkomstig artikel 19, van de Verordening Wmo, tot terugvordering van de tegemoetkoming in de woonvoorziening als bedoeld in artikel 14, sub b (bouwkundige of woontechnische woonvoorziening), besluit, vordert het college per jaar met aftrek van de reeds betaalde eigen bijdrage, het volgende terug:

    • a.

      In het eerste jaar 100% van het ontvangen bedrag;

    • b.

      In het tweede jaar 90% en in het derde tot en met het tiende jaar in aflopende zin telkens 10% minder dan in het voorgaande jaar.

  • 2. De periode waarover de terugvordering als bedoeld in het eerste lid geldt, gaat in vanaf het moment van gereedmelding aan het college van de woonvoorziening door de aanvrager.

PARAGRAAF 4 ZICH VERPLAATSEN IN EN OM DE WONING

Artikel 17. Het zich verplaatsen in en om de woning

  • 1. Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 2, eerste lid, sub f, het zich verplaatsen in, om en nabij de woning, geldt als te bereiken resultaat dat de aanvrager in staat is in huis door middel van een te verstrekken rolstoelvoorziening de woonkamer, het slaapvertrek, het toilet, de douche en de keuken te bereiken en zich daar zodanig te kunnen redden dat normaal functioneren mogelijk is.

  • 2. Indien een medische noodzaak wordt vastgesteld voor een rolstoelvoorziening, kan het college de aanvrager hiervoor in aanmerking brengen.

  • 3. Indien aan de aanvrager een rolstoelvoorziening in natura wordt verstrekt worden de van toepassing zijnde kosten van onderhoud, keuring en reparatie door het college rechtstreeks aan de leverancier betaald.

  • 4. Het college bepaalt aan de hand van een op te stellen programma van eisen aan welkefunctionaliteiten de rolstoelvoorziening dient te voldoen.

PARAGRAAF 5 HET ZICH LOKAAL VERPLAATSEN PER VERVOERMIDDEL

Artikel 18. Lokaal verplaatsen per vervoermiddel

  • 1. Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 2, eerste lid, sub g. het zich in de woonplaats kunnen verplaatsen per vervoermiddel, geldt als te bereiken resultaat: het zich lokaal kunnen verplaatsen per vervoermiddel in de eigen woon- en leefomgeving met een straal van 15 tot 20 kilometer rond de woning.

  • 2. Indien een aanvrager niet in staat is een loopafstand van 800 meter in 20 minuten te overbruggen, kan het college hem in aanmerking brengen voor een algemene voorziening dan wel een individueel toepasbare collectieve vervoersvoorziening.

  • 3. Indien een aanvrager niet in staat is een loopafstand van 250 meter te overbruggen en deze afstand ook niet met een gebruikelijk hulpmiddel kan worden overbrugd, kan het college hem in aanmerking brengen voor een individuele vervoersvoorziening, waaronder een open elektrische buitenwagen (scootermobiel) of driewielfiets.

  • 4. Indien een individueel toepasbare collectieve vervoersvoorziening niet of niet voldoende de beperkingen van de aanvrager compenseert, kan de aanvrager in aanmerking worden gebracht:

    • a.

      voor een aanpassing van de eigen auto een maal per 5 jaar, dan wel een PGB ter hoogte van maximaal de aanpassingskosten van de eigen auto;

    • b.

      indien de aanvrager geen eigen auto heeft, voor een tegemoetkoming in de taxikosten van € 1.692,01 inclusief rolstoelvervoer en € 1.127,33 exclusief rolstoelvervoer per jaar, met dien verstande dat indien de partner eveneens in aanmerking komt voor een tegemoetkoming in de taxikosten, de hoogte van de tegemoetkoming voor beiden wordt bepaald op anderhalf maal het geldende bedrag.

  • 5. Indien en voor zover de aanvrager door de aanpassing van de auto als bedoeld in lid 4, sub a. meer verzekeringspremie resp. motorrijtuigenbelasting dient te betalen, komen deze extra kosten voor vergoeding in aanmerking.

Artikel 19. Vervoersvoorziening in de vorm van een PGB

  • 1. De hoogte van het PGB voor een individueel toepasbare collectieve vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 18, tweede lid, wordt bepaald op € 385, - per jaar.

  • 2. De hoogte van het PGB voor een vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 18, derde lid, (o.a scootermobiel) wordt bepaald op basis van een offerte van de door het college gecontracteerde leverancier.

  • 3. De hoogte van het PGB in de plaats van de aanpassing van de eigen auto, wordt bepaald door de hoogte van de goedkoopst compenserende aanpassing gebaseerd op tenminste een door de aanvrager aan het college te overleggen offerte.

  • 4. Indien een aanvrager in aanmerking komt voor een PGB of financiële tegemoetkoming voor een of meer vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 18, tweede en vierde lid, in combinatie met een vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 18, derde lid (scootmobiel), wordt ten hoogste 75% van het PGB dan wel financiële tegemoetkoming verstrekt.

Artikel 20. Weigeringsgronden vervoersvoorziening

De aanvraag voor een individueel toepasbare collectieve vervoersvoorziening wordt afgewezen ten behoeve van een kind tot en met 11 jaar voor zover kan worden aangenomen dat het kind in de regel niet alleen met het openbaar vervoer reist.

PARAGRAAF 6 SOCIALE VERBANDEN AANGAAN

Artikel 21. Medemensen ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aangaan

  • 1. Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 2, eerste lid, sub h, sociale verbanden aangaan, geldt als te bereiken resultaat: het hebben van contacten en deelname aan recreatieve, maatschappelijke en religieuze activiteiten.

  • 2. Indien de aanvrager voor het kunnen aangaan van sociale verbanden uitsluitend is aangewezen op een sportvoorziening en alleen door deze voorziening het in het eerste lid genoemde resultaat kan worden bereikt, kan hij in aanmerking worden gebracht voor een sportvoorziening, waaronder een sportrolstoel.

  • 3. Toekenning en normering van Individuele begeleiding vindt plaats overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage III

Artikel 22. Omvang individuele begeleiding

  • 1. Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 30, eerste lid van de Verordening Wmo, wordt de omvang en de duur van de individuele begeleiding door het college bepaald aan de hand van een door de zorgverlener opgesteld plan van aanpak, gespecificeerd naar uren en minuten, op basis van de in bijlage III genoemde activiteiten.

  • 2. Geldende bedragen voor individuele begeleiding zijn:

    • a.

      Individuele begeleiding ingepland: zorg in natura € 51,31 per uur

      • persoonsgebonden budget € 36,37 per uur

    • b.

      Individuele begeleiding niet ingepland:zorg in natura € 54,98 per uur

      • persoonsgebonden budget € 38,96 per uur

paragraaf 7 Procedurele bepalingen

Artikel 23. Medisch advies

  • 1. Het College vraagt in elk geval advies van een onafhankelijk extern medisch adviesorgaan indien:

    • -

      het bedrag van de beoogde voorziening (inclusief onderhoud) € 25.000,- of meer bedraagt;

    • -

      te verwachten is dat een aanvraag om medische reden zal worden afgewezen;

    • -

      er twijfel bestaat omtrent de beperking, bijvoorbeeld als het een progressief ziektebeeld of een moeilijk objectiveerbare aandoening betreft.

  • 2. Het college kan het inwinnen van een medisch advies achterwege laten indien het college over voldoende medische gegevens beschikt.

Artikel 24. Verhuizing uit een andere gemeente

  • 1. Bij een voorgenomen verhuizing naar Landgraaf, kan ten hoogste 6 maanden voorafgaand aan de verhuizing een aanvraag voor continuering van een bij de vertrekkende gemeente geboden voorziening bij de gemeente Landgraaf worden ingediend.

  • 2. Indien een aanvraag ten minste drie maanden voorafgaand aan de verhuizing bij het college wordt ingediend, wordt bij het nemen van de beslissing de bestaande voorziening in elk geval voortgezet tot de datum waarop die beslissing wordt genomen, tenzij het een woonvoorziening betreft.

  • 3. Het college is bevoegd op een aanvraag als bedoeld in het eerste lid, waarbij de aanvrager nog geen inwoner is van de gemeente Landgraaf, voorwaardelijk te beslissen.

PARAGRAAF 8 SLOTBEPALINGEN

Artikel 25. Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als: “Nadere regels Wmo gemeente Landgraaf 2012”.

Artikel 26. Inwerkingtreding

  • 1.

    • Dit besluit wordt algemeen bekend gemaakt.

  • 2. Dit besluit treedt in werking met ingang van 15 mei 2012, onder gelijktijdige intrekking van het "Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Landgraaf 2011", zoals vastgesteld op 12 juli 2011.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het College van de gemeente Landgraaf op 1 mei 2012.
De Burgemeester, De Secretaris,

Bijlage I

Toekenning en normering hulp bij het huishouden

 

 

BOODSCHAPPEN VOOR HET DAGELIJKS LEVEN DOEN

 

Taken

Normering

Boodschappen voor het dagelijks leven doen

-Boodschappenlijst samenstellen;

-Boodschappen inkopen en opslaan

60 min per week

 

MAALTIJDVERZORGING

 

Taken

Normering

Bereiding broodmaaltijd

-Broodmaaltijd klaarzetten;

-Tafeldekken en afruimen;

-Koffie/thee zetten;

-Afwassen (machine/handmatig);

-Opruimen;

-Eten bereiden (voorbereiden, koken);

-Opslaan en beheer levensmiddelenvoorraad.

15 min per keer

Bereiding warme maaltijd

-Tafeldekken;

-Eten bereiden (voorbereiden, koken);

-Koffie/thee zetten;

-Opruimen;

-Afwassen (machine/handmatig);

-Opslaan en beheer levensmiddelenvoorraad.

30 min per keer

 

 

LICHT HUISHOUDELIJK WERK

 

Taken

Normering

Licht huishoudelijk werk

-Afwassen;

-Opruimen;

-Stof afnemen/ragen;

-Bedden opmaken.

60 min per week

 

 

ZWAAR HUISHOUDELIJK WERK

 

De omvang van de benodigde ondersteuning is afhankelijk van de grootte van de woning, het aantal personen binnen het huishouden en het aantal woonruimtes dat noodzakelijkerwijs gebruikt wordt door de personen die onderdeel maken van het huishouden.              

 

Taken

Normering

éénpersoons huishouden

Normering

meerpersoons huishouden

Zwaar huishoudelijk werk

-stofzuigen;

-schrobben/dweilen/soppen van sanitair en keuken;

-opruimen huishoudelijke afval;

-bedden verschonen

Eenkamerwoning (zit-slaapkamer)

45 min per week

45 min per week

Kleine woning

90 min per week

90 min per week

Grote woning waarvan 1 of 2 slaapkamers noodzakelijk in gebruik

120 min per week

120 min per week

Grote woning waarvan meer dan 2 slaapkamers noodzakelijk in gebruik

n.v.t.

180 minuten per week

 

Definitie grote/kleine woning

Onder een kleine woning wordt verstaan: een woning met 2 of minder slaapkamers.

Onder een grote woning wordt in deze regeling verstaan: een woning met tenminste drie slaapkamers dan wel een woning met tenminste 180 m2 bruto vloeroppervlakte. Hierbij wordt uitgegaan van de oorspronkelijke staat van de woning en het beoogde gebruik van de ruimten bij de bouw.

Noodzakelijke gebruik van woonruimtes

Onder de compensatieplicht vallen de ruimtes die- op het niveau sociale woningbouw- voor dagelijks gebruik noodzakelijk zijn. Niveau sociale woningbouw betekent dat dit niveau als uitgangspunt wordt genomen. Daarbij kunnen persoonskenmerken en behoeften het noodzakelijk maken hiervan af te wijken. Kamers die niet noodzakelijk in gebruik zijn, worden minder frequent schoongehouden. Met kamers wordt de hoeveelheid ruimtes in de woning bedoeld exclusief de keuken, badkamer en het toilet.

 

VERZORGING KLEDING/LINNENGOED

 

Taken

Normering

éénpersoons huishouden

Normering

meerpersoons huishouden

Verzorging kleding/linnengoed (wassen)

-Kleding en linnengoed sorteren en wassen in de wasmachine;

-Centrifugeren, ophangen, afhalen;

-Was drogen in de droogmachine;

-Niet gestreken was vouwen, opbergen

30 min per week

45 min per week

Verzorging kleding/linnengoed (strijken)

-Strijken (alleen bovenkleding), vouwen

30 min per week

45 min per week

 

 

OPVANG EN/OF VERZORGING VAN KINDEREN

 

De grondslag voor deze indicatie ligt bij de ouder. Deze is tijdelijk niet in staat om de ouderrol op zich te nemen.

 

Deze normtijden worden gebruikt bij het berekenen van de totale benodigde tijd voor deactiviteiten met betrekking tot kinderen. Hiervoor wordt de normtijd vermenigvuldigd met het aantal keer per dag en het aantal keer per week. Dit levert dan de totaaltijd op van deactiviteiten met betrekking tot kinderen.

 

Taken

Normering

Verzorging van kinderen

-Naar bed brengen;

-Uit bed halen;

-Wassen en kleden;

-Eten en drinken geven;

-Babyvoeding bereiden (flesje/potje);

-Naar school/creche brengen/halen;

-Sfeer scheppen, spelen;

-Opvoedingsactiviteiten.

Maximaal 40 uur per week

10 min per keer per kind

10 minuten per keer per kind

30 min per dag per kind

20 min per maaltijd

10 min per keer per kind

15 min per keer per gezin

(maatwerk)

(maatwerk)

 

Het is hierbij mogelijk om taken te combineren. Als kinderen op hetzelfde tijdstip naar bed gaan, telt dat voor 1 keer en niet per kind. De frequentie is gerelateerd aan de leeftijd en ontwikkelingsfase van het kind. Bij de indicatie wordt rekening gehouden met onderstaande tabel.

 

Kinderen van 0 tot 5 jaar

- kunnen niet zonder toezicht van volwassenen;

- hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotore ontwikkeling;

- zijn tot 4 jaar niet zindelijk;

- moeten volledig verzorgd worden: aan- en uitkleden, eten, wassen;

- hebben begeleiding nodig bij hun sport/spel/vrijetijdsbesteding;

- hebben sport- en hobbyactiviteiten niet in verenigingsverband;

- zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te begeven.

Kinderen van 5 tot 12 jaar

- hebben een reguliere dagbesteding op school, oplopend van 22 tot 25 uur per week;

- kunnen niet zonder toezicht van volwassenen;

- hebben bij persoonlijke verzorging toezicht nodig, maar weinig hulp;

- hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotore ontwikkeling;

- zijn overdag zindelijk, en ’s nachts merendeels ook;

- hebben bij hun vrijetijdsbesteding alleen begeleiding nodig in het verkeer wanneer zij van en naar hun activiteiten gaan;

- hebben sport- en hobbyactiviteiten in verenigingsverband, ongeveer 2 maal per week.

Kinderen van 12 tot 18 jaar

- hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen;

- kunnen vanaf 16 jaar dag en nacht alleen gelaten worden;

- kunnen vanaf 18 jaar zelfstandig wonen;

- hebben bij hun persoonlijke verzorging geen hulp en weinig toezicht nodig;

- hebben geen begeleiding nodig naar vrijetijdsactiviteiten;

- hebben onbeperkt sport- en hobbyactiviteiten in verenigingsverband;

- hebben tot 16 jaar een reguliere dagbesteding op school;

- hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontplooiing en ontwikkeling.

 

Bij tijdelijke opvang gaat het om die tijden dat de partner vanwege werkzaamheden niet thuis is. Dat kan dus gaan om maximaal 40 uur, bij een 40-urige werkweek, plus de noodzakelijke reistijden. Bij de toekenning stelt door het College bij beschikking vast om welke tijdelijke periode het gaat en op welke wijze gezocht dient te worden naar een definitieve oplossing.

DAGELIJKSE ORGANISATIE VAN HET HUISHOUDEN

 

Taken

Normering

Dagelijkse organisatie van het huishouden

-Administratieve werkzaamheden t.b.v. belanghebbende (alleen in combinatie met andere huishoudelijke taken);

-Organisatie huishoudelijke activiteiten;

-Plannen en beheren van middelen m.b.t het huishouden.

30 min per week

 

ADVIES, INSTRUCTIE EN VOORLICHTING GERICHT OP HET HUISHOUDEN

 

Taken

Normering

Advies, instructie, voorlichting, gericht op het huishouden

-Instructie omgaan met hulpmiddelen;

-Instructie licht huishoudelijk werk;

-Instructie textielverzorging;

-Instructie boodschappen doen;

-Instructie koken.

30 min per keer

 

Frequentie: 3 x  per week 30 minuten (90 min) voor maximaal 6 weken.

Meer/minder werk

Indien er sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor de normen niet toereikend zijn om het probleem te compenseren, kan op basis van maatwerk extra tijd worden geïndiceerd.

 

Gedeeltelijke toekenning

Indien de aanvrager een activiteit deels zelf kan uitvoeren, wordt de helft van de normtijd toegekend.

  

 

Uitstelbare taken

In onderstaande tabel wordt de uitstelbaarheid en de fysieke zwaarte van activiteiten en taken weergegeven:

 

Activiteit/ taak

Zwaar of licht

Uitstelbaar

Boodschappen voor het dagelijks leven doen

Combinatie

Ja

Maaltijden verzorgen

Licht

Nee

Afwassen

Licht

Nee

Opruimen

Licht

Nee

Stof afnemen/ragen

Licht

Ja

Bedden opmaken

Licht

Ja

Stofzuigen

Zwaar

Ja

Sanitair (schrobben, dweilen, soppen)

Zwaar

Ja

Keuken (schrobben, dweilen, soppen)

Zwaar

Ja

Opruimen huishoudelijk afval

Zwaar

Nee

Bedden verschonen

Zwaar

Ja

Opvangen en verzorgen van kinderen

Licht

Nee

Wasverzorging

Zwaar

Ja

 

 

 

 

 

 

Bijlage II

Lijst van standaard woonvoorzieningen (verkorte procedure)

 

De limitatieve lijst is opgesteld door SCIO Consult aan de hand van landelijk gemiddelde prijzen zoals genoemd in op de bouw gerichte maandelijkse en/of halfjaarlijkse periodieken.

Daarnaast maakt SCIO Consult gebruik van de prijzen zoals deze door ArchiCalc en Bouwkosten.nl worden samengesteld. Voor de genormeerde uren maakt SCIO Consult onder andere gebruik van het ‘Manurenboek Kleinbouw – 2009/2010’. Tevens vindt de toetsing plaats aan gemiddelde elementprijzen voor woningaanpassingen zoals door erkende aannemers en installateurs wekelijks bij SCIO Consult worden ingediend.

Voor sanitaire elementen worden de bruto catalogusprijzen van de Technische Unie gehanteerd, aangevuld met het bijbehorende hulpmateriaal en de gebruikelijke standaard montagetijd per element. Overige producten met naam omschreven worden vergeleken met de jaarlijkse prijzenlijst van de genoemde firma’s.

De eventuele korting die installateurs en aannemers bedingen op producten is niet verrekend in de limitatieve lijst. De kortingen variëren en zijn afhankelijk van het inkoopbeleid van de aannemer c.q. installateur.

 

De benodigde bevestigingsmiddelen en reparaties van stuc- en tegelwerk ten gevolge van het aanbrengen van de gewenste artikelen zijn inclusief, tenzij anders is vermeld.

 

Het gehanteerde uurtarief voor de in lijst opgenomen werkzaamheden voor 2012 is € 41,80 per uur.

 

Code

Omschrijving

excl. BTW

 

incl. BTW

 

Algemeen gebruikelijk

Groep 1: Toiletvoorzieningen

Subgroep 1.1: (Verhoogde) toiletbrillen

 

1.101

Leveren en monteren van een toiletzitting (Sphinx-300):

 

 

 

Algemeen

gebruikelijk

 

- zonder deksel

 

€ 31,00

21%

€ 37,51

Algemeen gebruikelijk

 

- met deksel

€ 35,00

21%

€ 42,35

 

Algemeen gebruikelijk

 

- manuren (0,25 uur)

€ 10,45

6%

€ 11,08

 

 

1.102

Leveren en monteren van een toiletzitting

(Pressalit-Objecta):

 

 

 

Algemeen

gebruikelijk

 

- zonder deksel

€ 53,20

21%

€ 64,37

Algemeen gebruikelijk

 

- met deksel

€ 67,95

21%

€ 82,22

 

Algemeen gebruikelijk

 

- manuren (0,25 uur)

€ 10,45

6%

€ 11,08

 

 

1.103

Leveren en monteren van een toiletzitting (Sanmedi-Soft):

 

 

 

 

 

- zonder deksel

€ 86,90

21%

€ 105,15

 

 

 

- manuren (0,25 uur)

€ 10,45

6%

€ 11,08

 

 

1.104

Leveren en monteren van een verhoogde toiletzitting (Etac):

 

 

 

6+ Algemeen gebruikelijk

 

+ 6cm zonder deksel Type Hi-Loo

€ 58,00

21%

€ 70,18

 

Algemeen gebruikelijk

 

+ 6cm met deksel Type Hi-Loo

€ 161,00

21%

€ 194,81

 

Algemeen gebruikelijk

 

+ 10cm zonder deksel Type Hi-Loo

€ 61,00

21%

€ 73,81

 

 

 

+10 cm met deksel Type Hi-Loo

€ 159,00

21%

€ 192,39

 

 

 

- manuren (0,5 uur)

€ 20,90

6%

€ 22,15 

 

 

- verwijderen en afvoeren bestaande toiletzitting

€ 8,356

6%

€ 9,07

 

 

1.105

Leveren en monteren van een verhoogde toiletzitting met

armleggers (Etac) Type Hi-Loo met deksel

bestaande toiletzitting:

 

 

 

6+

Algemeen gebruikelijk

 

+ 6cm

€ 335,00

21%

€ 405,35

 

Algemeen gebruikelijk

 

+10cm

€ 335,00

21%

€ 405,35

 

 

 

- manuren (0,25 uur)

€ 10,45

6%

€ 11,08

 

 

 

- verwijderen en afvoeren bestaande toiletzitting

€ 8,56

6%

€ 9,07

 

 

1.106

Leveren en monteren van een toiletzitting met armleggers:

 

 

 

 

- opklapbaar Etac Supporter met deksel

€ 298,00

21%

€ 360,58

 

 

 

- opklapbaar/wegdraaibaar met deksel Etac Supporter

€ 370,00

21%

€ 447,70

 

 

 

- manuren (0,5 uur)

€ 20,90

6%

€ 22,15

 

 

Subgroep 1.2: Toiletpotten

 

1.200

leveren en plaatsen van een standaard (staand) toilet (merk

Sphinx eurobase o.g., kleur wit), inclusief aansluitmateriaal

en bestaande toiletbril overplaatsen c.q. nieuwe toiletzitting

plaatsen, aanwezig reservoir handhaven en bestaande

toiletpot verwijderen en afvoeren:

 

 

 

Algemeen

gebruikelijk

 

- AO

€132,00

21%

€ 159,72

Algemeen gebruikelijk

 

- PK

€132,00

21%

€ 159,72 

Algemeen gebruikelijk

 

- bevestigingsmateriaal (incl. toiletzitting)

€ 55,45

21%

€ 67,09 

 

 

- manuren (3 uur)

€ 125,40

6%

€ 132,92

 

 

1.201

Leveren en plaatsen van een verhoogd toilet +6 (merk Sphinx 300 erg.93 o.g., kleur wit), incl. aansluitmateriaal en

bestaande toiletzitting overplaatsen c.q. nieuwe toiletzitting

plaatsen, aanwezig reservoir handhaven en bestaande

toiletpot verwijderen en afvoeren:

 

 

Algemeen

gebruikelijk

 

- AO

€ 246,00

21%

€ 297,66

 

Algemeen gebruikelijk

 

- PK

€ 213,00

21%

€ 257,73

 

Algemeen gebruikelijk

 

- bevestigingsmateriaal (incl. toiletzitting)

€ 55,45

21%

€ 67,09 

 

 

- manuren (3 uur)

€ 125,40

6%

€ 132,92 

 

1.202

Leveren en plaatsen van een verhoogd toilet +10 (merk

Sphinx 300erg.84 o.g., kleur wit), incl. aansluitmateriaal en

bestaande toiletzitting overplaatsen c.q. nieuwe toiletzitting

plaatsen, aanwezig reservoir handhaven en bestaande

toiletpot verwijderen en afvoeren:

 

 

 

 

 

- AO

€ 262,00

21%

€ 317,02

 

 

 

- PK

€ 232,00

21%

€ 280,72

 

 

 

- bevestigingsmateriaal (incl. toiletzitting)

€ 55,45

21%

€ 67,09

 

 

 

- manuren (3 uur)

€ 125,40

6%

€ 132,92 

 

1.203

Leveren en plaatsen van een laaghangend reservoir

(Wisa 790, kleur wit).

 

 

 

 

 

- verwijderen en afvoeren bestaand reservoir:

€ 81,56

21%

€ 98,69

 

 

 

- bevestigingsmateriaal

€ 6,00

21%

€ 7,26

 

 

 

- manuren (1 uur)

€ 41,80

6%

€ 44,31

 

 

1.204

Meerprijs verhoogd t.o.v. 'standaard' toilet bij nieuwbouw of renovatie (merk Sphinx Eurobase o.g., kleur wit):

 

 

 

6+

Algemeen gebruikelijk

 

 

+ 6 cm

 

€ 81,00

21%

 

€ 98,01

 

 

Algemeen gebruikelijk

 

+ 10 cm

€ 100,00

21%

€ 121,00

 

 

1.205

Leveren en plaatsen duo-block +6 (merk Sphinx, type Europa o.g.,kleur wit) inclusief aansluitmateriaal en bestaande toiletbril overplaatsen c.q. nieuwe toiletzitting plaatsen, bestaande toiletpot verwijderen en afvoeren.

Plaatsen indien standaard 6+ toiletpot met reservoir

niet geplaatst kan worden i.v.m. plaatsing c.q

aanpassen leidingwerk/afvoer.

 

 

 

Algemeen

gebruikelijk

 

- AO

€ 569,91

21%

€ 689,59

 

Algemeen gebruikelijk

 

- PK

€ 530,03

21%

€ 641,34 

Algemeen gebruikelijk

 

- bevestigingsmateriaal (incl. toiletzitting)

€ 55,45

21%

€ 67,09

 

 

 

- manuren (3 uur)

€ 125,40

6%

€ 132,92

 

 

1.206

Verwijderen duo-block:

 

 

 

 

 

- afvoerkosten

€ 51,22

21%

€ 61,98 

 

 

- manuren ( 2 uur )

€ 83,60

6%

€ 88,62

 

 

Groep 2: Douchevoorzieningen

2.001

Leveren en monteren douchezit met rugleuning, plaatsingshoogte

volgens opgave Wmo-consulent, haaks t.o.v. de kranen. opklapbaar, muurbevestiging

(merk Linido o.g., kleur wit):

 

 

 

 

 

-zonder rugleuning en armleggers

€ 137,00

21%

€ 165,77

 

 

 

- met rugleuning zonder armleggers

€ 233,00

21%

€ 81,93 

 

 

- met rugleuning en armleggers

€ 258,00

21%

€ 312,18

 

 

- bevestigings materiaal

€ 13,00

21%

€ 15,73

 

 

 

- manuren (2 uur)

€ 81,60

6%

€ 88,62

 

 

2.002

Leveren en monteren van een hulppoot:

 

 

 

 

 

- dubbele hulpset

€ 88,00

21%

€ 106,48

 

 

 

- manuren (0,5 uur)

€ 20,40

6%

€ 22,15

 

 

2.003

Leveren en monteren van een contraplaat:

 

€ 74,00

21%

€ 89,54

 

 

 

- manuren (0,25 uur)

€ 10,45

6%

€ 11,08 

 

2.004

Verplaatsen douchezit, inclusief reparatie wand:

 

 

 

 

 

- reparatiemateriaal wand, gaatjes dichten

€ 10,25

21%

€ 12,40

 

 

 

- manuren (1,5 uur)

€ 62,70

6%

€ 66,48

 

 

2.005

Leveren en monteren extra ophangpunt t.b.v. douchekop

(Grohe, o.g.):

 

€ 7,15

21%

€ 8,65

 

 

 

- manuren (0,25 uur)

€ 10,45

6%

€ 11,08

 

2.006

Bestaande glijstang verplaatsen (0,5 manuren).

 

€ 20,90

6%

€ 22,15

 

 

2.007

Spiegelhouder draaibaar

(Haceka o.g.) leveren en plaatsen:

 

€ 38,14

21%

€ 46,15

 

 

 

- manuren (0,5 manuur)

€ 20,90

6%

€ 22,15

 

 

2.008

Grote spiegel 80 x 60 cm (incl. klemmen):

 

€ 43,00

21%

€ 52,03 

 

 

- manuren (0,5 manuur)

€ 20,90

6%

€ 22,15

 

 

Groep 3: Beugels

3.001

Leveren en monteren van een vaste wandbeugel (Linido,

o.g., kleur wit), plaatsingshoogte volgens opgave Wmo-consulent:

 

 

 

200 t/m 500 mm

Algemeen gebruikelijk

 

- bevestigingsmateriaal

€ 6,00

21%

€ 7,26

 

 

 

- manuren (0,5 uur)

€ 20,90

6%

€ 22,15

 

 

 

- beugel:

 

 

 

 

 

- 200 mm

€ 34,00

21%

€ 41,14 

Algemeen gebruikelijk

 

- 300 mm

€ 35,00

21%

€ 42,35

 

Algemeen

gebruikelijk

 

- 400 mm

€ 36,00

21%

€ 43,56

 

Algemeen

gebruikelijk

 

- 500 mm

€ 38,00

21%

€ 45,98

 

Algemeen

gebruikelijk

 

- 600 mm

€ 40,00

21%

€ 48,40

 

 

 

- 700 mm

€ 45,00

21%

€ 54,45

 

 

 

- 800 mm

€ 47,00

21%

€ 56,87

 

 

 

- 900 mm

€ 51,00

21%

€ 61,71 

 

 

- 1000 mm

€ 53,00

21%

€ 64,13 

 

 

- 1200 mm

€ 71,00

21%

€ 85,91

 

 

 

- 1400 mm

€ 83,00

21%

€ 100,43 

 

3.002

Leveren en monteren van een vaste wandbeugel

(Linido, o.g., kleur wit), plaatsingshoogte volgens opgave Wmo-consulent:

 

 

 

 

 

- bevestigingsmateriaal

€ 12,00

21%

€ 14,52

 

 

 

- manuren (0,75 uur)

€ 31,35

6%

€ 33,23 

 

 

beugel:

 

 

 

 

 

- 1600 mm

€ 130,00

21%

€ 157,30 

 

 

- 1800 mm

€ 140,00

21%

€ 169,40 

 

 

- 2000 mm

€ 150,00

21%

€ 181,50

 

 

3.003

Vaste wandbeugel verplaatsen. Prijs hanteren indien er

meerdere aanpassingen uitgevoerd moeten worden!

Anders voorrijdkosten á 0,5 uur extra berekenen!

 

 

 

 

 

- bevestigingsmateriaal

€ 6,00

21%

€ 7,26 

 

 

- manuren (0,5 uur)

€ 20,90

6%

€ 22,15 

 

3.004

Leveren en monteren van een hoekwandbeugel t.b.v.

trapspil (Linido, o.g. kleur wit), afm. 510x510mm

plaatsingshoogte volgens opgave Wmo-consulent:

 

 

 

 

 

- links

€ 98,00

21%

€ 118,58

 

 

 

- rechts

€ 98,00

21%

€ 118,58

 

 

 

- bevestigingsmateriaal

€ 6,00

21%

€ 7,26

 

 

 

- manuren (0,5 uur)

€ 20,90

6%

€ 22,15 

 

3.005

Leveren en monteren van een kozijnbeugel

(Linido, o.g., kleur wit), plaatsingshoogte volgens opgave Wmo-consulent:

 

 

 

 

 

- bevestigingsmateriaal

€ 6,00

21%

€ 7,26

 

 

 

- manuren (0,5 uur)

€ 20,90

6%

€ 22,15

 

 

 

- 300 mm

€ 49,00

21%

€ 59,29

 

 

 

- 450 mm

€ 54,00

21%

€ 65,34

 

 

 

- 600 mm

€ 59,00

21%

€ 71,39

 

 

3.006

Leveren en monteren van een wastafelbeugel, breedte 700

mm, lengte/diepte 500 mm

(Linido, o.g., kleur wit)

 

€ 199,00

21%

€ 240,79

 

 

- bevestigingsmateriaal

€ 13,00

21%

€ 15,73

 

 

 

- manuren (1 uur)

€ 41,80

6%

€ 44,31 

 

3.007

Leveren van één pakpaal telescopisch excl. verzendkosten:

 

€ 541,00

21%

€ 654,61

 

 

 

- horizontale beugel 30 cm

€ 144,00

21%

€ 174,24

 

 

 

- horizontale beugel 60 cm

€ 177,00

21%

€ 214,17

 

 

 

- horizontale beugel 80 cm

€ 195,00

21%

€ 235,95

 

 

- verzendkosten

€ 17,50

21%

€ 21,18 

 

 

- manuren (1,0 uur)

€ 41,80

6%

€ 44,31

 

Groep 4: Vaste en opklapbare toilletbeugels

4.001

Leveren en monteren van een vaste toiletbeugel (Linido o.g., kleur wit), plaatsingshoogte volgens opgave Wmo-consulent:

 

 

 

 

 

- bevestigingsmateriaal

€ 9,00

21%

10,89

 

 

 

- manuren (0,5 uur)

€ 20,90

6%

€ 22,15 

 

 

- beugel:

 

 

 

 

 

- 500 mm

€ 79,00

21%

€ 95,59 

 

 

- 600 mm

€ 81,00

21%

€ 98,01

 

 

 

- 700 mm

€ 83,00

21%

€ 100,43

 

 

 

- 800 mm

€ 85,00

21%

€ 102,85 

 

 

- 900 mm

€ 88,00

21%

€ 106,48 

 

4.002

Leveren en monteren van een opklapbare toiletbeugel

(Linido o.g., kleur wit), plaatsingshoogte volgens opgave

Wmo-consulent:

 

 

 

 

 

- bevestigings materiaal

€ 9,00

21%

€ 10,89

 

 

 

- manuren (0,5 uur)

€ 20,90

6%

€ 22,15

 

 

 

- beugel:

 

 

 

 

 

- 530 mm

€ 91,00

21%

€ 110,11 

 

 

- 600 mm

€ 93,00

21%

€ 112,53 

 

 

- 700 mm

€ 95,00

21%

€ 114,95 

 

 

- 800 mm

€ 97,00

21%

€ 117,37

 

 

 

- 900 mm

€ 99,00

21%

€ 119,79

 

 

4.003

Vloerstatief voor vaste beugel:

 

 

 

 

 

- statief

€ 110,00

21%

€ 133,10

 

 

- bevestigingsmateriaal

€ 9,00

21%

€ 10,89

 

 

 

- manuren (0,5 uur)

€ 20,90

6%

€ 22,15

 

 

4.004

Hulppoot aan opklapbare beugel leveren en plaatsen:

 

 

 

 

 

- hulppoot

€ 47,00

21%

€ 56,87

 

 

 

- manuren ( 0,25 uur)

€ 10,45

6%

€ 11,08 

 

4.005

Bevestiging m.b.v. contraplaat:

 

 

 

 

 

- contraplaat

€ 45,00

21%

€ 54,45

 

 

4.006

closetrolhouder aan toiletbeugel

€ 17,00

21%

€ 20,57

 

 

 

- manuren ( 0,5 uur )

€ 20,90

6%

€ 22,15 

 

Groep 5: Anti-slipvloeren

5.001

Anti-slipvloer met etsing aanbrengen (Slidex o.g.):

 

 

 

 

 

- etsing vloer minimum afname 4 m²

€ 250,00

21%

€ 302,505

 

 

 

- extra etsing (> 4m²)

€ 300,00 p/m²

21%

€ 363,00

 

 

 

- voorrijdkosten inbegrepen!

 

 

 

 

5.002

Vervangen huidige vloer door anti-slipvloertegel:

 

 

 

 

 

- verwijderen bestaande tegelvloer (1,25 uur p/m²)

€ 52,25 p/m²

6%

€ 55,39

 

 

 

- afvoeren oude vloer

€ 19,50 post

6% + 21%

€ 22,43

 

 

- vloer uitvlakken en op afschot brengen

€ 36,08 p/m²

6% + 21%

€ 40,13

 

 

 

- aarding aanbrengen

€ 19,40 p/m2

6% + 21%

€ 22,56 

 

 

- doucheplug aanbrengen en aansluiten

€ 103,22 post

6% + 21%

€ 118,19

 

 

 

- Bette douchebak 3,5 cm hoog incl. montage

€ 732,60 p/m¹

6% + 21%

€ 871,84 

 

 

- tegelwerk vloer (all in)

€ 105,96 p/m²

6% + 21%

€ 120,19

 

 

 

- kitwerk

€ 10,53 p/m¹

6% + 21%

€ 12,09

 

 

Groep 6: Drempelhulpen/drempels

6.001

Aanbrengen binnendrempelhulp, plaatsen houten scheg incl. schilderwerk aan binnenzijde bij dorpels.

 

€ 79,83

6% + 21%

€ 94,04

 

 

6.002

Verwijderen bestaande houten binnendorpel en aanbrengen van een verlaagde houten binnendorpel.

 

€ 91,01

6% + 21%

€ 102,86

 

 

6.003

Verwijderen bestaande houten buitendorpel en aanbrengen van een verlaagde hardstenen buitendorpel.

 

€ 196,63

6% + 21%

€ 224,16

 

6.004

Dorpeloploop standaard, oprijlengte 335 mm (Stabag-Q netics o.g.),

incl. levering en montage

(tot hoogte van 2 – 6 cm):

 

 

 

 

 

- dorpeloploop

 

 

 

 

 

- 900 mm

€ 147,00

21%

€ 177,87

 

 

 

- 1000 mm

€ 150,75

21%

€182,41

 

 

 

- verzendkosten

€ 25,00

21%

€ 30,25

 

 

 

- verzendkosten bij meer dan 1 drempelhulp

€ 41,00

21%

€ 49,61

 

 

Groep 7: Straatwerk/vlonders

7.001

Toegangspad naar hoofdingang belanghebbende

max. 20 m², terras max. 6m²:

 

 

 

 

 

- ontgraven

 

 

 

- aanbrengen zandbed en aftrillen

 

 

 

- stellen kantplank

€ 12,07 p/m²

6% + 21%

€ 68,26

 

 

 

- leveren en leggen betontegels

(bv 30x30cm / 40x60cm)

€ 61,64 p/m²

6% + 21%

€ 13,38 

 

 

* tot 6cm hoogteverschil!

 

 

 

 

 

Totaal

€ 73,71

6% + 21%

€ 81,64

 

 

 

* bij 4m² of minder straatwerk.

€ 294,84

6% + 21%

€ 326,56

 

 

7.002

Verwijderen groenvoorzieningen

€ 137,80

6% + 21%

€ 158,47

 

 

7.003

Bankirai-vlonders per m² (incl. arbeid). * n.v.t. bij woningen bouwjaar na 1998!

€ 174,90

6% + 21%

€ 202,60

 

7.004

Balustrade verhoging in combinatie met vlonder (incl. arbeid)

* n.v.t. bij woningen bouwjaar na 1998!

 

 

€ 114,40

6% + 21%

€ 135,26 

 

Groep 8: Aftimmering/trapleuning

8.001

2 e trapleuning aanbrengen op wand/muur (prijs p/m¹)

(incl. schilderwerk).

€ 58,08

6% + 21%

€ 66,69 

 

8.002

Sokkel leveren en plaatsen t.b.v. verhogen wasmachine/

koelkast, (bv Washmade)

€ 85,50

21%

€ 103,46

 Algemeen gebruikelijk

9.001

Oplaadpunt scootmobiel (afsluitbaar): indien er binnen

Een straal van 2 meter (voeding) elektra aanwezig is

(excl. graaf-, breek- en hakwerk). (zie groep 11)

€ 215,22

21%

€ 256,11

 

 

Groep 9: Elektra

9.002

Aanbrengen keiloog (buiten)wand (samen met 9.001)

€ 39,45

6% + 21%

€ 44,63

 

 

9.003

Extra wcd aanbrengen

(opbouw, incl. arbeid)

€ 151,00

6% + 21%

€ 189,12

 

9.004

Automatische draaideuropener buitendeur:

- drukschakelaar

- elektrische sluitplaat

- aansluiting intercom

- volledige montage

  totaal:

€ 1.907,21

21%

€ 2.307,72 

 

9.005

Meerprijs afstandsbediening; zender 2/4 kanaals + ontvanger

€ 139,00

21%

€ 168,19 

 

9.006

Elektra voorziening/aanpassing t.b.v. automatische

buitendeuropener

€ 282,00

21%

€ 341,22

 

 

9.007

Automatische draaideuropener binnendeur

- drukschakelaar

- volledige montage

  totaal:

€ 1.716,92

21%

€ 2.077,47

 

 

9.008

Elektra voorziening/aanpassing t.b.v. automatische

binnendeuropener.

€ 243,10

6% + 21%

€ 276,83

 

 

9.009

Automatische draaideuropener centrale voordeur wooncomplex

- drukschakelaar

- sleutelschakelaar

- ontvanger

- zender 2/4 kanaals

- volledige montage

  totaal:

€ 2.079,33

21%

€ 2.515,99

 

9.010

Elektra voorziening/aanpassing t.b.v. automatische

buitendeuropener centrale toegang.

€ 282,00

21%

€ 341,22 

 

9.011

Automatische draaideuropener galerijdeur

- 2x drukschakelaar

- ontvanger

- zender 2/4 kanaals

- volledige montage

 totaal:

€ 1.979,26

21%

€ 2.394,90

 

9.012

Elektra voorziening/aanpassing t.b.v. automatische

buitendeuropener galerijdeur.

€ 282,00

21%

€ 341,22 

 

 

Aanvullende elektrotechnische en / of bouwkundige

aanpassingen t.b.v. automatische deuropener op basis

van offerte eventueel subsidiabel te stellen.

 

 

 

 

Groep 10: Raambediening

10.001

Per verblijfsruimte één bovenraambediening bereikbaar

maken:

 

 

 

 

- standaard; vaste overbrenging, incl. montage

€ 134,23

21%

€ 1762,42

 

 

- flexibele overbrenging

(> 2 scharnierpunten), incl. montage

199,25

21%

€ 241,25 

 

Groep 11: Scootmobielstalling

11.001

leveren + plaatsen houten tuinhuisje, afm. 2.00x2.50m,

brede deuropening en geen onderdorpel (metalen strip).

 

€ 2.170,35

6% + 21%

€ 2.495,90

 

11.002

Oplaadpunt + houder

(incl. aanleg elektra/verlichting).

€ 285,23

6% + 21%

€ 328,01 

 

11.003

Fundering/betontegels bv 30x30 t.p.v. stalling.

€ 368,55

6% + 21%

€ 408,02

 

 

 

Bijlage III

Activiteiten individuele begeleiding

 

Uitgangspunten van individuele begeleiding

Onderstaand worden belangrijke uitgangspunten en elementen van de begeleiding ten aanzien van de individuele begeleiding weergegeven:

  • - De hulpvraag dient meervoudig complex te zijn.

  • -

    De gevraagde ondersteuning dient een relatie te hebben met het huishouden.

  • -

    Begeleiden en toezicht houden in verband met het stabiliseren van de leef en/of woonsituatie (krijgen en behouden van een vast onderkomen), hulp bij het verkrijgen van een gezond dagritme en zinvolle dagbesteding, helpen structureren van de ontregelde huishouding, het bieden van praktische hulp en ondersteuning. Onder andere bij het (helpen) verzorgen van kinderen en functioneren in een gezinssysteem.

  • -

    Herstellen van de veiligheid, het creëren van een veilige leefsituatie en het versterken van de opvoedingsmogelijkheden in geval van gezinsystemen.

  • -

    Ondersteunen en begeleiden bij praktische vragen rond geldbesteding en schulden, uitkering, verzekering, het realiseren van een zelfstandige financiële basis, hygiëne en zelfzorg, schoolgang van kinderen en omgang met maatschappelijke instanties.

  • -

    Het coördineren en afstemmen van zorg met overige hulp- en dienstverleners rond de aanvrager of het gezinsysteem.

  • -

    Hulp bij het ontwikkelen van vaardigheden die perspectief bieden op een maatschappelijk aanvaardbaar bestaan.

  • -

    Het bieden van emotionele ondersteuning.

  • -

    Ondersteunen en begeleiden bij de mogelijke integratie in de samenleving en de sociale participatie en opbouw van een sociaal netwerk.

 

De aanvrager/het aanvragersysteem werkt samen met de begeleider gestructureerd aan afgesproken doelen. Deze doelen worden vastgelegd in een begeleidingsplan.

 

De nadruk in de begeleiding ligt op het samendoen, ook wel ‘hand-in-handbegeleiding’ genoemd. Samen met aanvrageren/ontregelde huishoudens zaken oppakken en/of meedraaien in huis. Gedurende het ‘samen doen’ voorbeelden geven, alternatieven bespreken en gedragsveranderingen bewerkstelligen.

 

Er wordt, vanuit een solide theoretische achtergrond, heel concreet en praktisch gewerkt. De begeleider steekt ook zelf de handen uit de mouwen. Het is een ‘helpende’ vorm van begeleiding die zich onderscheidt van hulp waarbij vooral met mensen wordt gepraat. Doel van de begeleiding is dat de aanvrager uiteindelijk zoveel mogelijk het eigen leven en huishouden, de eigen verzorging en/of de opvoeding van de kinderen kan organiseren en uitvoeren.

 

De indicatiestelling komt tot stand door een analyse van de beperking van de aanvrager. In het indicatiebesluit wordt aangegeven welke activiteiten een antwoord bieden op de beperkingen van de aanvrager.

 

Taken

Hieronder wordt een opsomming gegeven van taken die worden toegerekend tot de voorziening Individuele begeleiding. Het gaat hierbij altijd om voorzieningen die op het individu zijn gericht zijn. De activiteiten die groepsgericht worden aangeboden betreffen AWBZ-functies (OB/AB-DAG), worden geïndiceerd door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ).

Individuele Begeleiding 

1.0 Algemene taken

1.1 Problemen oplossen, besluiten nemen en gevolgen inschatten.

 

1.2. Initiëren en uitvoeren eenvoudige taken (bv. eten maken, de was doen).

 

1.3 Initiëren en uitvoeren van complexere taken (bv. werkritme).

 

1.4. Dagelijkse routine regelen: structuur in dagindeling.

 

1.5 Dagelijkse bezigheden: activiteiten plannen/uitvoeren.

 

 

2.0 Vaardigheden

2.1 Kunnen lezen, schrijven en rekenen.

 

2.2. Zelf geld beheren, weten hoe je iets koopt en betaalt.

 

2.3 Zelf allerlei administratieve zaken afhandelen.

 

2.4 Zich redden bij het gebruik van openbaar vervoer.

 

2.5 Zich redden in winkels, postkantoor, bank, et cetera.

 

 

3.0 Communicatie

3.1 Communicatie: begrijpen wat anderen zeggen.

 

3.2 Communicatie: zich begrijpelijk maken naar anderen.

 

3.3. Communicatie: een gesprek voeren.

 

3.4 Hulpmiddelen voor communicatie gebruiken (telefoon, computer et cetera).

 

 

4.0 Oriëntatie

4.1 Oriëntatie in tijd: weten welke dag het is, et cetera.

 

4.2 Oriëntatie naar plaats: weten waar je bent.

 

4.3 Oriëntatie in ruimte: de weg vinden in huis en omgeving.

 

4.4 Oriëntatie in persoon: weten wie je bent, wie anderen zijn.

 

 

5.0 Informele zorg

5.1 Verminderen langdurige belasting bij gezinsleden die veel informele zorg geven aan de persoon met chronische ziekte of beperkingen.

Activiteiten binnen Individuele BegeleidingDagstructurering

 

TOTAAL

Doel: verandering gedrag

 

TOTAAL

Doel: stabilisatie / onderhoud

 

 

Dagelijkse routine regelen: structuur in dagindeling.

 

Problemen oplossen, besluiten nemen en gevolgen inschatten.

 

Verkrijgen van een gezond dagritme en zinvolle dagbesteding.

Structuur in het huishouden

 

TOTAAL

Doel: verandering gedrag

 

TOTAAL

Doel: stabilisatie / onderhoud

 

 

Dagelijkse bezigheden: activiteiten plannen/uitvoeren.

 

Problemen oplossen, besluiten nemen en gevolgen inschatten.

 

Structureren van de ontregelde huishouding

 

Hygiëne en zelfzorg, schoolgang van kinderen

Aanleren  huishoudelijk werk

 

TOTAAL

Doel: verandering gedrag

 

TOTAAL

Doel: stabilisatie / onderhoud

 

 

Initiëren en uitvoeren eenvoudige taken (bv. eten maken, de was doen).

 

Initiëren en uitvoeren van complexere taken (bv. werkritme).

Budgetteren en administratie

 

TOTAAL

Doel: verandering gedrag

 

TOTAAL

Doel: stabilisatie / onderhoud

 

 

Zelf geld beheren, weten hoe je iets koopt en betaalt.

 

Zelf allerlei administratieve taken afhandelen.

   Woonomgeving

 

TOTAAL

Doel: verandering gedrag

 

TOTAAL

Doel: stabilisatie / onderhoud

 

 

Zich redden bij het gebruik van openbaar vervoer.

 

Zich redden in winkels, postkantoor, bank etc.

 

Behouden van een vast onderkomen

 

Herstellen van de veiligheid, het creëren van een veilige leefsituatie en het versterken van de opvoedingsmogelijkheden

Opvoeding

 

TOTAAL

Doel: verandering gedrag

 

TOTAAL

Doel: stabilisatie / onderhoud

 

 

Het verzorgen van kinderen en functioneren in een gezinssysteem

 

Schoolgang van kinderen

Mantelzorg / familie / vrienden

 

TOTAAL

Doel: verandering gedrag

 

TOTAAL

Doel: stabilisatie / onderhoud

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Nota-toelichting

Algemene toelichting

 

Van eigen kracht tot individuele voorziening

 

Bij De Kanteling ligt de nadruk op zelfredzaamheid en betrokkenheid bij de samenleving. Bij het zoeken naar oplossingen voor het probleem van de burger denkt het college dan ook vanuit de eigen kracht van de burger en zijn sociale omgeving.

 

In het kader van De Kanteling worden vier typen oplossingen onderscheiden:

  • -eigen kracht;

  • -sociale omgeving;

  • -algemene voorzieningen;

  • -individuele voorzieningen.

 

  

 

 

 

 

 

 

Met eigen kracht wordt bedoeld wat de burger zelf kan doen en organiseren om te blijven meedoen. Eerst wordt samen in het in de Verordening opgenomen gesprek gezocht naar oplossingen die dicht bij de burger zelf staan. Dit kan door te beginnen bij de oplossingen die de burger zelf al had gevonden, toen zijn probleem nog niet zo groot was dat hij daar hulp van anderen bij nodig had. Door in eerste instantie te kijken naar wat de burger wel kan en naar wat hij in zijn eigen directe omgeving aan ondersteuning kan organiseren blijft hij beter betrokken bij de samenleving. Ook wordt hij door deze volgorde gestimuleerd om naar vermogen actief te blijven en mogelijk zelf ook een (vrijwillige) bijdrage te leveren aan de ondersteuning van anderen. Dit is natuurlijk niet voor alle burgers een mogelijkheid. De Wmo geeft gemeenten en burgers de ruimte om tot passende oplossingen te komen met het oog op het te behalen resultaat. Laagdrempelige en algemeen toegankelijke voorzieningen bieden veel perspectief om op een betaalbare manier invulling te geven aan de gemeentelijke compensatieplicht.

 

Het uitgangspunt bij het zoeken naar oplossingen is het streven naar maatwerk. Iedere burger zit in een andere situatie. Een arrangement bestaat dan ook meestal uit één of meerdere typen van oplossingen die de burger samen passende ondersteuning bieden voor de beperkingen die hij ervaart in zijn zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. Het komt vaak voor dat een burger ook zorg of ondersteuning vanuit andere kaders (nodig) heeft, zoals de AWBZ, Zvw of de Wwb. Beperkingen en problemen van de burger houden zich immers niet aan de grenzen van de verschillende wettelijke kaders. In deze Nadere regels gaat het primair om de oplossingen die gemeenten in het kader van de Wmo (en de compensatieplicht) kunnen organiseren en stimuleren.

Artikelsgewijze toelichting

Ad Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor een deel worden hier begripsbepalingen gehanteerd die ook in de verordening Wmo ten grondslag liggen. Voor de artikelsgewijze toelichting wordt dan ook naar de verordening verwezen.

Het CAK is het centraal administratiekantoor, gevestigd in den Haag, dat in opdracht van het Ministerie VWS een taak heeft gekregen in het berekenen en het innen van de eigen bijdrage in het kader van de Wmo.

 

Ad Artikel 2 Te bereiken resultaten

In de Wet worden in artikel 4, vier gebieden genoemd waarop de compensatieplicht zich richt. In dit artikel wordt opgenomen welke resultaten daarbij zouden moeten worden bereikt. Daarbij kan het zijn dat de te verstrekken voorziening zich op meerdere te bereiken resultaten richt. Zo is het bijvoorbeeld bij het gebied “voeren van een huishouden” zo dat de te bieden compensatie betrekking kan hebben op meer dan een te bereiken resultaat, zoals genoemd in de onderdelen sub a tot en met sub e.

Onder resultaat ad c: goederen voor primaire levensbehoeften worden verstaan, de boodschappen inzake levens- en schoonmaakmiddelen die dagelijks nodig zijn. Zo nodig valt ook de bereiding van maaltijden hieronder. De inkopen van kleding en duurzame goederen, zoals huishoudelijke apparaten vallen hier weer niet onder dit resultaat. Het gaat erom dat de gemeente mensen compenseert om in de eigen woning de beschikking te krijgen over de primaire levensbehoeften.

Bij het  resultaat ad d : beschikken over schone en draagbare kleding wordt gedacht aan het wassen, drogen en in bepaalde situaties strijken daarvan zodat schone en draagbare kleding beschikbaar is. Hierbij wordt uitsluitend gedoeld op normale kleding voor alledag. Bij de keuze van kleding wordt een beroep gedaan op de eigen verantwoordelijkheid; uitgangspunt is dat gekozen wordt voor kleding, die in principe niet hoeft te worden gestreken. Verwacht wordt dat bij het kopen van kleding hier rekening mee wordt gehouden. Het strijken van lakens, theedoeken, zakdoeken en ondergoed etc. behoort niet tot het te bereiken resultaat en wordt dus niet meegerekend.

Bij het resultaat ad e: het thuis zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren, wordt niet gedacht aan een structurele oplossing, maar de Wmo biedt wel de ruimte om een tijdelijke oplossing te bieden zodat de ruimte ontstaat om die structurele oplossing te zoeken. Dat wil zeggen: de acute problemen worden opgelost zodat er gezocht kan worden naar een permanente oplossing. De zorg voor kinderen die tot het huishouden behoren is in de basis een taak en verantwoordelijkheid van de ouders. Ook werkende ouders dienen er zorg voor dragen dat er op tijden dat zij beiden werken opvang voor de kinderen is. Dat is niet anders in de situatie dat beide ouders, mede door beperkingen, niet in staat zijn hun kinderen structureel op te vangen. In die situatie is het ook zo dat een structurele oplossing moet worden gezocht.  

 

Ad Artikel 3 Geen voorziening

Voordat een voorziening tot bijvoorbeeld het voeren van een huishouden wordt verstrekt, onderzoekt het college of de betreffende persoon op eigen kracht de beperkingen kan compenseren. Uitgangspunt hierbij is onder meer dat iedere burger zorg draagt voor eigen huisvesting.  De overheid heeft immers niet tot taak om elke inwoner aan huisvesting te helpen. De huisvesting kan zowel een gekochte woning zijn als een huurwoning. Ook bij afwijkende situaties, zoals een woonwagen met vaste standplaats wordt in principe gesproken van woning. Daarbij mag er van uit worden gegaan dat de burger bij de keuze van de woning rekening houdt met bestaande of bekende of voorzienbare beperkingen. Dat omvat dus ook bepaalde beperkingen die er nog niet direct zijn maar voor de betreffende persoon wel voorzienbaar zijn in de nabije toekomst. Uiteraard is het wel zo dat de oplossingen voor voorzienbare beperkingen ook binnen handbereik lagen.

Het college toetst verder of er indien sprake is van beperkingen die in beginsel onder de compensatieplicht kunnen vallen, algemene afwijzingsgronden gelden.

Het college toetst of er sprake is van wettelijk voorliggende voorzieningen met betrekking tot het “voeren van een huishouden”, waartoe onder meer behoren, de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, de Zorgverzekeringswet, de Wet arbeid en zorg, de Wet op de Kinderopvang.

Daarnaast toetst het college of sprake is van niet-wettelijk voorzieningen met betrekking tot het voeren van een huishouden, waartoe onder meer behoren, kinderopvang, maaltijdservice, supermarktservice, etc.

Indien (een deel van) de taken in het huishouden kunnen worden overgenomen door mantelzorg of onbetaalde inzet, ligt compensatie evenmin voor de hand.

Nadat is vastgesteld dat de voorliggende en niet-wettelijke voorzieningen er niet zijn, beoordeelt het college of het probleem opgelost kan worden met behulp van de sociale omgeving.

Is sprake van gebruikelijke zorg waardoor de bestaande beperkingen afdoende worden gecompenseerd,  dan compenseert het college niet.

 

Zijn al deze mogelijkheden verkend, bij voorkeur in het eerste gesprek dat met een persoon met beperkingen wordt gevoerd, en zijn de mogelijkheden niet beschikbaar, beoordeelt het college op welke wijze compensatie op grond van de Wmo geboden dient te worden.

 

Ad Artikel 4 Keuzevrijheid

Bij een persoonsgebonden budget voor voorzieningen maakt het college per toekenning een berekening. Daarbij moet het bedrag overeenkomstig het bepaalde in artikel 6 eerste lid van de Wet voldoende zijn om de voorziening aan te schaffen en dus de bestaande problemen voldoende te compenseren. De kosten van de voorziening als de voorziening in natura zou worden verstrekt zijn daarbij uitgangspunt. Het uurbedrag en het totale bedrag dat in het kader van het persoonsgebonden budget wordt gegeven dient toereikend en dus voldoende compenserend te zijn en vergelijkbaar met de voorziening verstrekt in natura.

 

Ad Artikel 5 Persoonsgebonden budget

Indien de aanvrager kiest voor een persoonsgebonden budget, dan kan het college aan de hand van het bepaalde in artikel 5 hiertoe besluiten.

Bij een PGB voor een voorziening ( bijv traplift) is uitgangspunt voor de bepaling van de hoogte van de PGB, het bedrag dat de voorziening nieuw zou hebben gekost en indien van toepassing, onder aftrek van de in een offerte van de gecontracteerde leverancier vaste contractueel overeengekomen korting. Onderhoud, keuring en reparatie wordt in de offerte meegerekend voor de door de leverancier vastgestelde levensduur van de voorziening.

 

Ad Artikel 6 Geen persoonsgebonden budget

In dit artikel is geregeld onder welke omstandigheden er geen keuzevrijheid bestaat voor het persoonsgebonden budget.

 

Ad artikel 7. Eigen bijdrage of eigen aandeel

Bij een voorziening in natura of een persoonsgebonden budget, welke aan de aanvrager zelf worden uitgekeerd, wordt gesproken over een eigen bijdrage. Bij een financiële tegemoetkoming, welke niet rechtstreeks aan de aanvrager hoeft te worden uitgekeerd, wordt gesproken over een eigen aandeel.

Een persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming wordt altijd bruto uitbetaald. Dit betekent dat de eigen bijdrage of het eigen aandeel niet in het bedrag wordt verrekend. De eigen bijdrage of het eigen aandeel moet belanghebbende uit eigen middelen voldoen.

Op de voorzieningen hulp bij de huishouding en de individuele begeleiding wordt altijd een eigen bijdrage toegepast zolang de hulp wordt verstrekt.

De eigen bijdrage voor een voorziening die in eigendom wordt verstrekt geldt hoogstens gedurende een periode van 39 maal vier weken. Deze termijn is overeenkomstig het gestelde in artikel 4.1 lid 3 Besluit maatschappelijke ondersteuning (AmvB). 

 

Ad Artikel 8. Afleggen verantwoording persoonsgebonden budget dan wel financiële tegemoetkoming

In dit artikel wordt voor de uiteenlopende voorzieningen bepaald op welke wijze en binnen welke termijn hierover verantwoording dient te worden afgelegd.

Gaat het om een PGB in verband met een rolstoelvoorziening dan dient de aanvrager binnen een periode van 6 maanden na de verleende beschikking de factuur van de rolstoelvoorziening aan het college te overleggen.

De factuur wordt dan door het college beschouwd als een verzoek om uitbetaling van het persoonsgebonden budget.

Indien niet of onvoldoende wordt verantwoord, wordt dit gesanctioneerd. Het niet verantwoorde deel wordt niet uitbetaald.

 

Ad Artikel 9. Omvang voeren van een huishouden

Als er geen wettelijk voorliggende voorziening geldt en er is geen gebruikelijke zorg en er zijn geen oplossingen op eigen kracht te vinden, dan zal het college compenseren om bepaalde resultaten te kunnen bereiken.  

Bij het inventariseren van de eigen mogelijkheden van het huishouden wordt geen onderscheid gemaakt op basis van sekse, religie, cultuur, de wijze van inkomensverwerving of persoonlijke opvattingen over het verrichten van huishoudelijke taken.

 

Het verplicht stellen van gebruik van alternatieve opvangmogelijkheden voor kinderen acht het college redelijk, onafhankelijk van de financiële omstandigheden. Is aangetoond dat deze mogelijkheden reeds maximaal zijn gebruikt of afwezig zijn, of is er slechts kortdurend overbrugging nodig in noodgevallen, dan kan het college voor de duur van maximaal 3 maanden compenseren. Hiermee wordt de aanvrager de kans geboden een eigen oplossing te zoeken.

 

Indien de mantelzorger aantoonbaar niet toe komt aan een bijdrage tot een schoon en leefbaar huis van de aanvrager kan op naam van de aanvrager hulp plaatsvinden.

Dit kan ook plaatsvinden bij (dreigende) overbelasting van de mantelzorger.

 

In bijlage I wordt de normering voor het hulp bij het huishouden bepaald. In het vijfde lid worden twee situaties omschreven waarbij het college van de normering af kan wijken. De afwijking is alleen van toepassing indien aannemelijk is dat extra huishoudelijke werk moet worden verricht als gevolg van de korte levensverwachting dan wel als gevolg van de medische behandeling de aanvrager zelf een aantal handelingen niet kan verrichten.

 

AdArtikel 10. Gebruikelijke zorg van huisgenoten

Bij de voorziening hulp bij het huishouden gaat het niet om de zorg aan een persoon maar aan een leefeenheid.

Het college gaat er daarbij van uit dat indien huishoudelijke hulp wordt verleend, technische hulpmiddelen die algemeen gebruikelijk zijn, beschikbaar zijn uit het oogpunt van verantwoorde werkomstandigheden.

Gebruikelijke zorg is in dit verband de normale, dagelijkse zorg die huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden. Om te bepalen wie tot de kring van huisgenoten behoort wordt gekeken naar de gegevens in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA).

Indien er sprake is van kamerverhuur middels een huurcontract wordt de huurder van de desbetreffende ruimte overigens niet tot de leefeenheid gerekend.

Bij gebruikelijke zorg wordt rekening gehouden met de leeftijd van de huisgenoot.

In geval de leefeenheid van de aanvrager mede bestaat uit kinderen, dan gaat het college ervan uit, dat de kinderen, afhankelijk van hun leeftijd en psychosociaal functioneren, een bijdrage kunnen leveren aan de huishoudelijke taken. Het college gaat er daarbij van uit dat kinderen tot 12 jaar in elk geval geen wezenlijke bijdrage aan de huishouding leveren.

 

Indien de huisgenoot van een aanvrager vanwege zijn/haar werk fysiek niet aanwezig is wordt hiermee door het college rekening gehouden. De afwezigheid van de huisgenoot moet inherent zijn aan diens werk en niet naar eigen keuze te bepalen zijn; bijvoorbeeld bij offshore werk, internationaal vrachtverkeer en werk in het buitenland. Wanneer een huisgenoot gedurende een aaneengesloten periode van ten minste zeven etmalen van huis is, is er in die periode feitelijk sprake van een eenpersoonshuishouden en kan er geen gebruikelijke zorg worden geleverd. Het college beoordeelt daarnaast of de huisgenoot ook feitelijk kan voorzien in het verlenen van gebruikelijke zorg. Indien aannemelijk is dat de huisgenoot niet kan voorzien in gebruikelijke zorg, compenseert het college.

 

In geval van een huishouden van meer personen staat het hebben van een normale baan of het volgen van een opleidingdoor de huisgenoot het leveren van gebruikelijke zorg op zich niet in de weg. Het college is van oordeel dat het bieden van gebruikelijke zorg voorgaat op andere activiteiten van leden van de leefeenheid in het kader van hun maatschappelijke participatie. Er wordt verwacht dat bij uitval van één van de leden van die leefeenheid, gestreefd wordt naar een herverdeling van de huishoudelijke taken binnen die leefeenheid. Alleen wanneer dit onmogelijk blijkt te zijn komt de compensatieplicht aan de orde.

 

Indien huisgenoten op grond van ziekte of aandoeningen aantoonbare beperkingen ervaren bij het uitvoeren van huishoudelijke taken en/of overbelast zijn waardoor zij geen gebruikelijke zorg kunnen leveren voor de betreffende huishoudelijke taken, dan kan het college besluiten om toch te compenseren.

Wanneer overbelasting van huisgenoten wordt veroorzaakt door een combinatie van werk en gebruikelijke zorg en andere activiteiten dan werk en huishouden, dienen  werk en gebruikelijke zorg voor te gaan op de overige activiteiten.

Het houden van huisdieren wordt door het college beschouwd als een keuze en valt daarmee niet onder de compensatieplicht. Het college compenseert extra hulp bij het huishouden in verband met dieren alleen indien er bijvoorbeeld sprake is van een hulphond.

 

Ad Artikel 11. Kortdurende hulp bij het huishouden

Indien een huisgenoot huishoudelijke taken niet kan uitvoeren, omdat hij er geen ervaring in heeft, is dit geen reden voor toekenning. Er kan in een dergelijk geval maximaal 6 weken hulp bij het huishouden worden toegekend met als doel het aanleren van de taken waarvoor gebruikelijke zorg geleverd moet worden. Indien redelijkerwijs kan worden verondersteld dat een huisgenoot niet in staat is de taken aan te leren, dan kan het college compenseren.

In geval huisgenoten overbelast dreigen te raken door de combinatie van werk en verzorging van de aanvrager, kan een indicatie worden gesteld op de onderdelen die normaliter tot de gebruikelijke zorg worden gerekend. De indicatie zal dan van korte duur zijn om de leefeenheid de gelegenheid te geven de onderlinge taakverdeling aan de ontstane situatie aan te passen.

 

Ad Artikel 12. Geldende bedragen bij hulp bij het huishouden

Bij de totstandkoming van het uurtarief persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden is rekening gehouden met een maximaal bruto-uurloon conform CAO VVT (HbHbasis = FWG 10) vermenigvuldigd met 8% vakantiegeld en 7,69% vakantiedagen. De oorspronkelijke basis, waarbij bij de bepaling van het PGB-uurtarief een generieke korting van 25% i.v.m overheadkosten op de kosten van hulp in natura werd toegepast, is juridisch niet houdbaar gebleken. Voor de vergelijkingsmaatstaf is volgens de CRvB de gecontracteerde zorg het uitgangspunt. Om tot een reële hoogte van een persoonsgebonden budget te komen is dan ook gekeken naar de directe loonkosten volgens de CAO thuiszorg die immers ook in de gecontracteerde zorg worden gehanteerd.

 

De tarieven zijn ‘all-in’. Dit betekent dat in de genoemde bedragen ook loonbelasting, vakantiegeld, reiskosten, kleding, auto, eventuele scholingskosten en overige vergoedingen zijn opgenomen. Het is dus niet de bedoeling dat de aanvrager deze vergoedingen nog apart aan de zorgverlener uitbetaalt.

 

De verstrekking van een persoonsgebonden budget in het kader van hulp bij het huishouden wordt na toekenning op basis van bevoorschotting per periode van 4 weken uitbetaald. Een jaar is opgedeeld in 13 perioden van 4 weken.

 

Ad Artikel 13. Individuele woonvoorzieningen

Tot het resultaat van wonen in een geschikt huis kunnen aanpassingen aan een woning, noodzakelijk zijn ter compensatie van de beperking van een persoon, zoals het drempelvrij maken van de woning of het plaatsen van automatische deuropeners. Het verwerven van een op zich geschikte woning, koop of huur, blijft daarbij een eigen verantwoordelijkheid. Dit geldt eveneens indien de burger een grotere woning wenst dan strikt nodig is. De burger is eveneens zelf verantwoordelijk voor een tweede woning (op het eigen terrein) indien dit wenselijk is in verband met de te ontvangen mantelzorg.

Het gaat er telkens om wat redelijkerwijs van de gemeente verwacht mag worden. Het zal redelijkerwijs bijvoorbeeld niet gauw van het college verwacht mogen worden om een lange oprit van een vrijstaand huis aan te passen in verband met het gebruik van een rolstoel.

Indien de kosten van aanpassing van de woning hoger zijn dan een bedrag van € 6.500,- (zijnde de gemiddelde aanpassingskosten voor een woning), dan kan het college het primaat van de verhuizing opleggen. Een passende woning moet dan wel binnen een periode van 6 maanden beschikbaar zijn. Als een kleine aanpassing van die woning nog nodig is, dan kan het college daartoe overgaan. Is een geschikte of tegen geringe kosten geschikt te maken woning niet beschikbaar dan komt alsnog de aanpassing van de woning voor vergoeding in aanmerking.

Bij het bepalen van al dan niet bouwkundige of bouwtechnische woonvoorzieningen houdt het college ook rekening met de belangen van mantelzorgers.

De omstandigheid dat een aanvrager niet wenst te verhuizen omdat hij zijn eigen woning niet verkoopbaar acht, is een omstandigheid die voor rekening en risico blijft van de aanvrager. Dit zijn immers omstandigheden die afhankelijk zijn van de economische situatie en geen omstandigheden die onder de compensatieplicht van de Wmo vallen.

 

Ad Artikel 14 Procedure bij woonvoorziening

Indien de aanpassing staat genoemd in de bij deze Regels behorende Bijlage II dan kan de zgn verkorte procedure worden gevolgd. De aanvrager behoeft geen offerte te overleggen. Dat is wel het geval indien de voorziening niet in de bijlage is opgenomen, of indien een deel van de aanpassingen niet is genoemd. Dan dient de aanvrager wel een offerte te overleggen.

Omdat het uitgangspunt voor de Wmo is de beperkingen op de goedkoopst compenserende wijze te realiseren, is in dit artikel een rangorde opgenomen waarop bij de toekenning moet worden gelet.

 

Ad Artikel 15 Weigeringsgronden woonvoorziening

Naast de algemene weigeringsgronden voor een voorziening bevat dit artikel gronden die gelden bij verzoeken tot woningaanpassing.

 

Ad Artikel 16 Terugvordering tegemoetkoming woonvoorziening

Mocht degene die als eigenaar in aanmerking is gebracht voor woningaanpassing, binnen een bepaalde periode verhuizen, dan dient een deel van de tegemoetkoming te worden terugbetaald. Daarvoor geldt een staffeling, verspreid over een periode van tien jaren.

Bij huurwoningen wordt aangenomen dat de woonvoorziening hergebruikt kan worden. Om die reden vindt terugbetaling alleen plaats bij aanpassing van een eigen woning.

 Ad Artikel 17: Het zich verplaatsen in en om de woning

In het gesprek dat met een aanvrager wordt gevoerd komen alle mogelijkheden om de problematiek op te lossen aan de orde.

Bezien zal worden of het probleem kan worden opgelost op eigen kracht.

Is dat niet het geval dan wordt bezien of er wettelijk voorliggende voorzieningen zijn met betrekking tot het zich verplaatsen in en om de woning zoals op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, de Zorgverzekeringswet, de Wet personenvervoer 2.000, dan wel niet wettelijk voorliggende voorzieningen beschikbaar zijn met betrekking tot het zich verplaatsen in en om de woning (auto, fiets, buggy) maar ook te denken valt aan vrij verkrijgbare loophulpmiddelen, bijvoorbeeld een wandelstok. Maar mogelijk kunnen de beperkingen ook worden opgelost met behulp van de sociale omgeving van de betrokkene (bijvoorbeeld via mantelzorg).

Indien de beperkingen alleen kunnen worden gecompenseerd met een rolstoelvoorziening, kan de aanvrager hiervoor in aanmerking worden gebracht. Onder de compensatie vallen ook de kosten van onderhoud, keuring en reparatie van rolstoelvoorzieningen hetgeen contractueel is vastgelegd tussen de leverancier van de rolstoelvoorzieningen en de gemeente.

Is dat niet het geval dan vindt vergoeding plaats na indiening factuur door aanvrager.

Bij het bepalen van rolstoelvoorzieningen houdt het college rekening met de belangen van mantelzorgers. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat als de mantelzorger niet in staat is de rolstoel in alle omstandigheden te duwen, er een ondersteunende motorvoorziening verschaft kan worden.

Voor wat betreft de omvang van het PGB voor rolstoelvoorzieningen, wordt dit geregeld in artikel 5.

 

Ad Artikel 18.  lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Aan de hand van de individuele vervoersbehoefte zal het college beoordelen of een aanvrager die een loopafstand van maximaal 800 meter in 20 minuten niet kan overbruggen voldoende gecompenseerd kan worden met een individueel toepasbare collectieve vervoersvoorziening. Hieronder valt ook collectief vraagafhankelijk (rolstoel)vervoer, individueel vervoer, vervoer van kamer tot kamer etc. Pas wanneer al deze voorzieningen niet compenserend zijn, kan de aanvrager in aanmerking worden gebracht voor aanpassing van de auto of taxikostenvergoeding.

Indien collectief vraagafhankelijk vervoer het probleem van de aanvrager voldoende compenseert, heeft dit het primaat boven de verstrekking van een PGB. Indien het probleem om een medische reden en/of andere zwaarwegende redenen niet gecompenseerd kan worden door de verstrekking van een collectieve vervoersvoorziening, geldt het primaat uiteraard niet.

Indien het collectief vraagafhankelijk vervoer een voldoende compenserende  voorziening is, kan desgevraagd een financiële tegemoetkoming in de kosten van een autoaanpassing van de eigen auto, in plaats van het tegen gereduceerde tarief (blauwe strippenkaarttarief) gebruik van het CVV, verstrekt worden. Deze financiële tegemoetkoming wordt ten hoogste éénmaal per vijf jaar verstrekt.

 

Er wordt geen onbeperkte kostenloze vervoermogelijkheid aangeboden. Net als voor personen zonder beperkingen geldt dat men voor het collectief vraagafhankelijk vervoer een bijdrage dient te betalen in de vorm van een tarief. De tarieven worden door de aanbieder van het (individueel toepasbaar) collectief vervoer vastgesteld. Voor informatie over het bereik (aantal zones) en een eventueel gratis meereizende begeleider wordt verwezen naar de brochure van het collectief systeem vervoer (Regiotaxi).

 

Indien individueel toepasbaar collectief vervoer geen voldoende compenserende voorziening is, kan het college een individuele voorziening in de vorm van een voorziening in natura (bijv. autoaanpassing) of een PGB, te besteden aan vervoer, verstrekken.

 

Ad Artikel 19. Persoonsgebonden budget als vervoersvoorziening

In dit artikel is opgenomen welke bedragen er gelden indien een PGB wordt verstrekt tbv een vervoersvoorziening. De hoogte van het PGB voor een individueel toepasbare collectieve vervoersvoorziening is gebaseerd op ervaringscijfers van de gemiddelde kosten voor de individueel toepasbare collectieve vervoersvoorziening berekend over een reeks van vier jaren. Indien aan een persoon een combinatie van een vervoersvoorziening is toegekend (b.v. scootmobiel en een PGB te besteden aan een vervoersvoorziening), bedraagt de hoogte van de financiële vergoeding of het persoonsgebonden budget maximaal 75% .  

Een scootmobiel moet compenserend zijn. Dat betekent dat hiervoor geen grens van 75% geldt. Wanneer iemand een PGB heeft voor een collectief vervoer of voor een tegemoetkoming in de taxikosten, en daarnaast een andere vervoersvoorziening heeft, alleen dan wordt het PGB resp de financiële tegemoetkoming beperkt tot 75 %. Want er wordt van uit gegaan dat door de cumulatie van vervoersvoorzieningen de vervoersbehoefte met 75% voldoende wordt gecompenseerd.

Binnen de gemeente Landgraaf vindt bij een combinatie van een vervoersbehoefte en gebruik van een of meer andere vervoersvoorzieningen, de uitvoering hiervan plaats als volgt:  

-    Indien de aanvrager een substantiële vervoersbehoefte heeft in de directe woonomgeving en daarvoor een open elektrische buitenwagen (elektrische rolstoel, scootmobiel e.d.) ter beschikking heeft gekregen vanuit de Wmo of de AAW, is afhankelijk van de beperking, situatie en vervoersbehoefte een gedeeltelijke verstrekking van een andere vervoersvoorziening (o.a. CVV, individuele voorziening, overgangsregeling) op zich mogelijk, maar de andere voorziening wordt dan gekort met 25%.

-    Verstrekking van een voorziening(-en) in de vorm van een elektrische buitenrolstoel met bediening achterop (specifiek bedoeld voor de begeleider), een tandem, een aangepaste driewielfiets, een handbike, een handbewogen rolstoel/duwwandelwagen, aangepaste buggy leiden niet tot een korting.

 

Ook al vallen de vervoersbehoeften van echtgenoten niet (geheel) samen, wordt bij een voorziening aan de echtelieden gezamenlijk niet meer dan anderhalf maal een enkele vergoeding toegekend.

 

Bij tussentijdse hernieuwde aanvraag van een autoaanpassing wordt deze alleen toegekend indien de hernieuwde aanvraag een gevolg is van een calamiteit. Dit kan dan op basis van de in de verordening opgenomen Hardheidsclausule.

 

Vergoeding voor de kosten van onderhoud, keuring en reparatie van individuele vervoersvoorzieningen is vastgelegd met de gecontracteerde leverancier van de voorzieningen.

Bij een persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening niet zijnde het collectief systeem vervoer is de voorziening die de aanvrager/betrokkene als voorziening in natura zou ontvangen voor het college uitgangspunt voor de hoogte van het PGB of de financiële tegemoetkoming. Het persoonsgebonden budget wordt gebaseerd op een offerte van de gecontracteerde leverancier. Het betreft een offerte voor een nieuw middel, waarbij de korting wordt toegepast zoals deze bij een voorziening in natura wordt toegepast. Onderhoud, keuring en reparatie wordt in de offerte verrekend voor de door de leverancier vastgestelde levensduur van de voorziening.

 

Ad artikel 20. Weigeringsgronden vervoersvoorziening

In dit artikel is opgenomen wanneer de vervoersvoorziening wordt geweigerd.

Het college gaat er van uit dat kinderen tot en met 11 jaar niet alleen met het openbaar vervoer zullen reizen. Om die reden komt men dan ook niet in aanmerking voor een collectieve vervoersvoorziening ten behoeve van een kind tot en met 11 jaar.

 

Ad Artikel 21. Medemensen ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aangaan

Zoals steeds zal het college in het eerste gesprek proberen na te gaan of het probleem kan worden opgelost op eigen kracht.

Tevens vindt toetsing plaats aan de wettelijk voorliggende voorzieningen met betrekking tot het ontmoeten van medemensen en aangaan van sociale verbanden zoals de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, de Zorgverzekeringswet, de Wet op de Kinderopvang en aan de niet wettelijk voorliggende voorzieningen zoals:

  • Uitleenservice;

  • Sportpoli revalidatiecentra;

  • Algemeen maatschappelijk werk;

  • Dagbesteding voor ouderen.

Soms is een oplossing te vinden met inschakeling van de sociale omgeving van de aanvrager

Indien (een deel van) het probleem kan worden opgelost door mantelzorg of onbetaalde inzet, gaat dit voor op het compenseren middels een collectieve of individuele voorziening.

Indien het probleem mbt het aangaan van sociale verbanden veroorzaakt wordt door een vervoersprobleem, kan compensatie hiervoor worden geboden door een vervoersvoorziening aan te bieden.

Daarnaast kan sprake zijn van een behoefte aan individuele begeleiding.

 

Ad artikel 22. Omvang individuele begeleiding

Toekenning en normering van Individuele begeleiding vindt plaats conform de bij deze regeling behorende bijlage III.

 

Ad Artikel 23. Medisch advies Niet in alle gevallen zal het nodig zijn een medisch advies in te winnen. In dit artikel is opgenomen wanneer dat het geval is.

 

Ad artikel 24. Verhuizing uit een andere gemeente

Bij de raadsbehandeling van de aan de Nadere Regels ten grondslag liggende verordening, heeft de raad de wens uitgesproken om in geval van verhuizing vanuit een andere gemeente, de door de andere gemeente verstrekte individuele voorziening, in elk geval te continueren tot het college op de nieuwe aanvraag heeft beslist. Artikel 24 is daarom alsnog in de Nadere regels opgenomen. Het artikel voorziet er in dat voorafgaand aan de verhuizing een aanvraag kan worden ingediend bij de nieuwe gemeente.  Indien de aanvraag tenminste drie maanden voorafgaand aan de daadwerkelijke verhuizing wordt ingediend, heeft het college in elk geval drie maanden de tijd om de aanvraag te toetsen. Zou dit niet voldoende zijn dan bepaalt artikel 24 dat de aanvrager de voorziening die hij had, behoudt tot het moment dat op zijn aanvraag wordt beslist. In die beslissing wordt hiermee rekening gehouden, waardoor er een grondslag voor voortzetting van de voorziening wordt geboden, ook al zou de aanvrager niet aan de criteria van de Landgraafse regels voldoen. Deze garantie geldt overigens vanzelfsprekend niet in geval van een woningaanpassing.  

De termijn van drie maanden dient wel te worden aangehouden. Komt een aanvraag een week voorafgaand aan de verhuizing binnen of wordt pas ingediend nadat de verhuizing al heeft plaatsgevonden, dan geldt artikel 24 dus niet.

Het college is bevoegd om al een beslissing te nemen ook al is de feitelijke verhuizing nog niet gerealiseerd. Het college zal, indien een voorziening wordt verstrekt, alsdan voorwaardelijk beslissen. 

 

Ad artikel 25 en 26.

Deze artikelen spreken voor zich.