Verordening Wet Inburgering gemeente Landgraaf 2013

Geldend van 11-04-2013 t/m heden

Intitulé

Verordening Wet Inburgering gemeente Landgraaf 2013

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 18 december 2012;

gehoord het advies van de Commissie Burgers/Middelen van 12 maart 2013;

 

gelet op de artikelen 8, 19 vijfde en zesde lid, 23, derde lid, 24e, 24f, en 35 van de Wet inburgering, zoals deze luidde op 31 december 2012 en artikel X van de wet van 13 september 2012 tot wijziging van de Wet inburgering (Stb. 2012, 430);

overwegende dat de raad bij verordening regels dient te stellen over de informatievoorziening door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan inburgeringsplichtigen en de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is vastgesteld, alsmede dat de raad bij verordening het bedrag dient vast te stellen van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd;

overwegende dat als gevolg van de wijziging van de Wet inburgering de taken van gemeenten op het terrein van inburgering op termijn beëindigd zullen worden;

overwegende dat gedurende een overgangsperiode gemeenten nog een aantal taken op het terrein van inburgering zullen uitoefenen;

overwegende dat de onder de Wet inburgering, zoals deze luidde op 31 december 2012, opgestelde Verordening Wet inburgering gemeente Landgraaf 2012 dient te worden ingetrokken;

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening Wet Inburgering gemeente Landgraaf 2013

 

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Landgraaf;

    • b.

      de wet: de Wet inburgering zoals deze luidde op 31 december 2012;

    • c.

      de wetswijziging: de wet van 13 september 2012 tot wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige (Stb. 2012, 430);

    • d.

      voorziening: een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening;

    • e.

      inburgeringsplichtige: persoon, bedoeld in artikel X, tweede tot en met vijfde lid, van de wetswijziging.

  • 2. De begripsomschrijvingen in de wet, de wetswijziging en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

  • 1. Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot de voorzieningen.

  • 2. Het college maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen in ieder geval gebruik van de volgende middelen:

    • a.

      het inrichten van een informatiepunt in het gemeentehuis;

    • b.

      het verstrekken van schriftelijk voorlichtingsmateriaal aan personen ten aanzien van wie al dan niet op grond van gegevens uit het Bestand Potentiële Inburgeringsplichtigen redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij inburgeringsplichtig zijn;

    • c.

      het inrichten van een digitaal informatiepunt op de gemeentelijke website.

  • 3. Het college beoordeelt tenminste een keer per jaar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en rapporteert daarover aan de raad.

Hoofdstuk 2 Doelgroepen en samenstelling van de voorziening

Artikel 3 Inburgeringsaanbod

Het college biedt

  • a.

    de houder van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000, en

  • b.

    de geestelijke bedienaar, bedoeld in artikel 1, onderdeel g, van de wet, die geen oudkomer is als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de wet, een voorziening aan voor zover deze vóór 1 januari 2013 inburgeringsplichtig is geworden.

Artikel 4 De samenstelling van de voorziening

  • 1. Het college stemt de voorziening aan de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3, onder a, af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

  • 2. Indien de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3, onder a, een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de voorziening op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt afgestemd.

  • 3. Aan de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3, onder a, biedt het college maatschappelijke begeleiding aan.

  • 4. Een voorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, een of meer van de volgende onderdelen bevatten: trajectbegeleiding en de daarbij behorende voortgangsgesprekken.

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage

  • 1. De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in ten hoogste twaalf termijnen betaald.

  • 2. Het college legt in de beschikking tot vaststelling van de voorziening de termijnen van betaling vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

Artikel 6 Opleggen van verplichtingen

Het college kan een inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 bij beschikking één of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    het deelnemen aan de voorziening;

  • b.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • c.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • d.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

  • e.

    het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan.

Hoofdstuk 3 Het aanbod van een voorziening

Artikel 7 De procedure van het doen van een aanbod

  • 1. Het college doet het aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid, van de wet, schriftelijk. Het aanbod wordt gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

  • 2. In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de voorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en verplichtingen vermeld die aan die voorziening worden verbonden.

  • 3. De inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen vier weken het college schriftelijk mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt.

  • 4. Wanneer de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen acht weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot vaststelling van de voorziening overeenkomstig het gedane aanbod.

Artikel 8 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot vaststelling van de voorziening bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de voorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

  • c.

    de datum waarop het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II uiterlijk moet zijn behaald, en

  • d.

    de wijze van betaling van de eigen bijdrage.

Hoofdstuk 4 De bestuurlijke boete

Artikel 9 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

  • 1. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 200,00 indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet.

  • 2. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 400,00, indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde voorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 6 van deze verordening.

  • 3. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 500,00, indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 4. Bij het vaststellen van de hoogte van de bestuurlijke boete bedoeld in de leden 1 tot en met 3 van dit artikel handelt het college overeenkomstig zijn beleidsregels aan de hand waarvan de op te leggen boete afgestemd wordt op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze – gelet op de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd - aan de overtreder kan worden verweten. In deze beleidsregels stelt het college tevens vast in welke omstandigheden de overtreding de overtreder in elk geval wel en in welke omstandigheden in elk geval niet kan worden verweten.

Artikel 10 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

  • 1. De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, bedraagt ten hoogste € 250,00 indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 2. De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 9, tweede lid, bedraagt ten hoogste € 500,00 indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 3. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 1.000,00 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 of 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 4. Het bepaalde in het vierde lid van artikel 9 is van overeenkomstige toepassing bij vaststelling van een bestuurlijke boete overeenkomstig het onderhavige artikel.

Artikel 11 Het vaststellen van de identiteit van de inburgeringsplichtige

Het college stelt de identiteit van de inburgeringsplichtige vast aan de hand van:

  • a.

    een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht; en

  • b.

    een door de IND in het identiteitsbewijs van de inburgeraar aangebrachte sticker waaruit blijkt dat de inburgeraar een geldige verblijfsvergunning heeft.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 12 Inwerkingtreding

  • 1.

    • De Verordening Wet Inburgering gemeente Landgraaf 2012 wordt ingetrokken.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op de dag na algemene bekendmaking hiervan.

  • 3. Deze verordening wordt algemeen bekend gemaakt in de Landgraaf Aktueel.

Artikel 13 Overgangsbepaling

De artikelen 14, 17 en 18, van de Verordening Wet Inburgering gemeente Landgraaf 2010, blijven van toepassing op de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 1, onderdeel q, van de wet, die met het college een overeenkomst heeft gesloten tot het volgen van een inburgeringsvoorziening.

Artikel 14 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet Inburgering gemeente Landgraaf 2013.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 28 maart 2013.
De griffier, De voorzitter,

Nota-toelichting

Algemene toelichting

 

Met ingang van 1 januari 2013 is de Wet inburgering (WI) gewijzigd (Wet van 13 september 2012, Stbl. 2012, 430). In de wet zoals die gold tot en met 31 december 2012 was aan gemeenten een belangrijk aantal taken toebedeeld. Door de gewijzigde wet vervallen de taken van de gemeenten. Wel blijven de gemeenten op grond van het overgangsrecht met name de eerste jaren na inwerkingtreding van de wetswijziging een aantal taken uitoefenen. Dit betreft met name inburgeraars die al met een traject gestart zijn in staat te stellen dit af te maken. Daarnaast blijven de gemeenten de oude inburgeraars handhaven.

De voor gemeenten belangrijkste wijzigingen zijn als volgt.

De verantwoordelijkheid voor inburgering wordt bij de inburgeringsplichtige gelegd. Dit betekent dat het tot de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige behoort om te bepalen hoe hij aan zijn inburgeringsplicht voldoet en dat hij daarvoor zelf de kosten draagt. Daarmee vervalt de plicht van gemeenten om voor inburgeringsvoorzieningen en taalkennisvoorzieningen te zorgen. De taken die de gemeente heeft ten aanzien van het oproepen van (potentieel) inburgeringsplichtigen en het doen van een onderzoek (intake) vervallen daarmee eveneens.

Inburgeringsplichtig zijn vreemdelingen die op of na de inwerkingtreding van de wetswijziging rechtmatig verblijf verkrijgen voor verblijf in Nederland en (direct of in een later stadium) een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd krijgen voor een niet-tijdelijk doel (asiel of gezinsvorming/hereniging) of als geestelijke bedienaar.

De mogelijkheid voor gemeenten om vrijwillige inburgeraars (EU onderdanen en genaturaliseerde Nederlanders) op grond van de WI een inburgeringsvoorziening aan te bieden, vervalt. Vrijwillige inburgeraars kunnen net als iedere ander burger via het reguliere onderwijs de noodzakelijke (taal)vaardigheid en kennis verwerven om volledig deel te kunnen nemen aan de samenleving.

Bovengenoemde bevoegdheden van gemeenten vervallen en de resterende bevoegdheden verschuiven van gemeenten naar de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK).

- Een overgangsregeling die erin voorziet:

- dat gemeenten diegenen die al een aanbod hebben gehad en zich momenteel voorbereiden op het inburgeringsexamen in staat stellen dit voort te zetten en het examen af te leggen;

- dat gemeenten handhaven dat inburgeraars die vóór 1 januari 2013 inburgeringsplichtig zijn geworden aan hun inburgeringsplicht voldoen;

- dat gemeenten een aanbod doen aan asielgerechtigden en geestelijke bedienaren die vóór 1 januari 2013 inburgeringsplichtig zijn geworden maar nog geen aanbod hebben gehad voor die datum. Daarbij blijft ongewijzigd dat voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening ook uit maatschappelijke begeleiding (artikel 19, zesde lid, van de wet) bestaat.

In de onderhavige verordening wordt het zogenaamde 'aanbodstelsel' toegepast in plaats van het 'vaststellingsstelsel'. In de Verordening Wet Inburgering 2012 was laatstgenoemd stelsel opgenomen. Het 'vaststellingsstelsel' hield in dat de inburgeringsvoorzieningen en taalkennisvoorzieningen vastgesteld werden zonder dat eerst een aanbod aan de inburgeringsplichtigen werd gedaan. De WI bood gemeenten in artikel 19A de mogelijkheid het 'vaststellingsstelsel' op te nemen in de verordening. Hiervan had de raad gebruik gemaakt. Artikel 19A is echter per 1 januari 2013 vervallen. In de onderhavige verordening wordt het aanbodstelsel gehandhaafd op basis van het overgangsrecht in de wet. Dit stelsel houdt in dat het college de inburgeringsplichtige een aanbod doet en de voorziening vaststelt overeenkomstig het aanbod als de inburgeringsplichtige het aanbod heeft aanvaard.

Sinds 1 januari 2013 kunnen gemeenten op grond van de WI alleen een aanbod doen aan asielgerechtigden en geestelijke bedienaren, die uiterlijk 31 december 2012 inburgeringsplichtig zijn geworden en nog geen voorziening hebben aangeboden gekregen.

Gemeenten blijven de opdracht houden om de inburgeringsplichtigen in de gemeente die onder het overgangsrecht vallen goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet.

Ook moeten gemeenten de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen handhaven die onder het overgangsrecht vallen. Dit betreft inburgeringsplichtigen die vóór 1 januari 2013 hun inburgeringsplicht opgelegd hebben gekregen en voor die datum een gemeentelijk aanbod hebben gekregen.

In verband met deze taken dienen gedurende de overgangsperiode de volgende onderwerpen bij verordening geregeld te worden c.q. te blijven:

1. Regels over de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen terzake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en toegang tot inburgeringsvoorzieningen (artikel 8 van de WI)

2. Regels met betrekking tot het aanbieden van een inburgeringsvoorzieningof taalkennisvoorziening en over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is vastgesteld (artikel 19, vijfde lid, en artikel 23, derde lid, van de WI).

3. Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd (artikel 35 van de WI).

Regels over de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

Artikel 8, van de WI, bepaalt dat de raad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen. Het gaat dan om informatie over de rechten en plichten uit hoofde van de WI en informatie over het aanbod van inburgeringsvoorzieningen en de toegang tot die voorzieningen.

Regels met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen

Het uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen. Gemeenten kunnen inburgeringsplichtigen ondersteunen door het vaststellen van een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening. Onder het overgangsrecht zijn gemeenten verplicht een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan te bieden aan alle asielgerechtigde inburgeringsplichtigen en een inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren (artikel 19, eerste lid, van de wet) die voor 1 januari 2013 inburgeringsplichtig zijn geworden en nog geen voorziening aangeboden hebben gekregen. Een inburgeringsvoorziening leidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en omvat het éénmaal kosteloos afleggen van dat examen. De inburgeringsplichtige is verplicht een eigen bijdrage van € 270,00 te betalen voor de voorziening. Een taalkennisvoorziening is gericht op de verwerving van de kennis van de Nederlandse taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 (artikel 19, derde lid, van de WI). Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat een voorziening ook uit maatschappelijke begeleiding (artikel 19, zesde lid, WI).

 

De WI draagt de gemeenteraden op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening. In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld.

  • 1.

    de procedure die door het college wordt gevolgd voor het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI);

  • 2.

    de criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI);

  • 3.

    de vaststelling door het college van een passende voorziening, met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling van die voorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI);

  • 4.

    de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI).

 

Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete

Artikel 35, van de WI, draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34, van de WI, bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

In de WI worden de begrippen 'inburgeringsvoorziening' en 'taalkennisvoorziening' gebruikt. In onderstaande toelichting worden beide begrippen waar mogelijk afzonderlijk genoemd. In een enkel geval wordt uit overweging van leesbaarheid het woord 'voorziening' gebruikt, waarmee zowel inburgeringsvoorziening als taalkennisvoorziening wordt aangeduid.

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de WI. De WI laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening wordt georganiseerd. Wel bepaalt artikel 8, van de WI, dat de raad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, terzake van hun rechten en plichten uit hoofde van de WI, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen. Dit artikel in de verordening vormt de uitwerking van deze verplichting. In het tweede lid is vastgelegd welke middelen het college in ieder geval aanwendt bij de informatievoorziening. Concreet betreft dit:

a. het inrichten van een informatiepunt in het gemeentehuis (loket inburgering met koppeling aan loket zorg en welzijn);

b. het verstrekken van schriftelijk voorlichtingsmateriaal;

c. het verstrekken van digitale informatie op de gemeentelijke en de landelijke website.

 

Artikel 3 Inburgeringsaanbod

Sinds 1 januari 2013 is het college alleen verplicht een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening aan te bieden aan asielgerechtigden en een inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren, mits deze voor 1 januari 2013 inburgeringsplichtig zijn geworden.

 

Artikel 4 De samenstelling van de voorziening

In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van die voorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, van de WI). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor de asielgerechtigde inburgeringsplichtige een op de persoon toegesneden voorziening samen te stellen. In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende voorziening vaststelt. Bij het bepalen van de geschiktheid van een voorziening kunnen de volgende factoren een rol spelen:

- de kennis van de inburgeringsplichtige van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving en zijn of haar leercapaciteit;

- de maatschappelijke rol die de inburgeringsplichtige vervult of gaat vervullen in de Nederlandse samenleving (bijvoorbeeld het verrichten van betaalde arbeid en/of het opvoeden van kinderen), en

- de persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige (bijvoorbeeld het verrichten van zorgtaken).

De samenstelling van de voorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de voorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven.

 

In het tweede lid wordt aangegeven, dat het college, in geval een uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtige een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ontvangt, de inburgeringsvoorziening en de voorziening gericht op arbeidsinschakeling op elkaar zal afstemmen. Uitgangspunt daarbij is wel, zo blijkt uit artikel 19, vierde lid, van de WI, dat een inburgeringsvoorziening ten behoeve van een uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtige niet wordt vastgesteld, indien dat diens arbeidsinschakeling belemmert.

 

De WI bepaalt dat de inburgeringsvoorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (reïntegratievoorziening) als een inburgeringsvoorziening wordt vastgesteld voor een inburgeringsplichtige die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere socialezekerheidswet of socialezekerheidsregeling én die verplicht is om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden (artikel 20, eerste lid, van de WI) Het college is verantwoordelijk voor het vaststellen van de gecombineerde inburgeringsvoorziening (artikel 20, tweede lid, van de WI) Aangezien de voorzieningen in het kader van de uitkeringsverstrekking op grond van socialezekerheidswetten of –regelingen ook door andere partijen dan het college (kunnen) worden verstrekt, zal het college afspraken moeten maken met de verantwoordelijke uitvoerders van de socialezekerheidswet of –regeling: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), eigenrisicodragers of overheidswerkgevers (artikel 21, van de WI).

 

Voor asielgerechtige inburgeringsplichtigen maakt maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de inburgeringsvoorziening of de taalkennisvoorziening (artikel 19, zesde lid, van de WI).

 

Het vierde lid regelt de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening heeft opgenomen, te weten: trajectbegeleiding en het houden van voortgangsgesprekken. Trajectbegeleiding en het houden van voortgangsgesprekken zijn vooral van belang bij inburgeringsplichtigen die geen inburgeringsvoorziening in combinatie met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling krijgen. Bij voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling vormen dergelijke faciliteiten reeds een vast onderdeel.

In de WI is geregeld waaruit een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toeleidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en het éénmaal kosteloos afleggen van het desbetreffende examen (artikel 19, derde lid, WI).

 

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage

In de verordening worden regels gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, van de WI). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de WI en bedraagt thans € 270,00. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, tweede lid, van de WI).

 

Artikel 6 Opleggen van verplichtingen

Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, van de WI, dat bepaalt dat de raad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening op te leggen. Het college legt in de beschikking tot de vaststelling van de voorziening deze verplichtingen vast.

 

Artikel 7 De procedure van het doen van een aanbod

Dit artikel bevat enkele procedurele bepalingen die ervoor moeten zorgen dat het doen van een aanbod op zorgvuldige wijze gebeurt. Dit is van belang omdat zo'n aanbod de start is van een procedure die – als het goed is – leidt tot een besluit tot het toekennen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening.

 

Het aanbod dat het college aan de inburgeringsplichtige doet, zal inhoudelijk dezelfde strekking moeten hebben als de uiteindelijke beschikking. De zorgvuldigheid van de procedure gebiedt dat als de inburgeringsplichtigde het aanbod aanvaardt of weigert, hij of zij dit schriftelijk aan de gemeente meedeelt (het derde lid van het artikel). Het meest praktisch is dat deze schriftelijke mededeling geschiedt in de vorm van het laten ondertekenen door de inburgeringsplichtige van een verklaring die door de gemeente is opgesteld.

 

Het kan voorkomen dat een inburgeringsplichtige aan het college meldt dat hij wel een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening wil, maar dat hij gelet op zijn situatie bepaalde wijzigingen aangebracht zou willen zien in het aanbod van het college. Als het college hierop positief reageert, zal het het gedane aanbod moeten aanpassen. Een inburgeringsplichtige hoeft een aanbod niet te accepteren. Weigert de inburgeringsplichtige het aanbod, dan zal hij zich zelfstandig moeten voorbereiden op het inburgeringsexamen.

 

 

 

Artikel 8 De inhoud van de beschikking 

Het besluit tot het vaststellen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking worden neergelegd.

 

In de beschikking zullen de toegekende voorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeringsplichtige nauwkeurig moeten worden vermeld (onderdelen a en b). De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de voorziening (artikel 23, eerste lid, van de WI). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene (onder andere door middel van de beschikking) bekend zijn gemaakt.

 

De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de WI. Deze termijn is drieënhalf jaar (artikel 7, eerste lid, van de WI). In de beschikking hoeft (en kan) van deze termijn alleen melding worden gemaakt (onderdeel c). Onderdeel d bepaalt dat in beschikking moet worden vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering). Dit is geregeld in artikel 5 van de verordening.

 

Artikel 9 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

Artikel 35, van de WI, draagt de raad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34, van de WI, zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd.

 

De boetebedragen die in de verordening worden opgenomen zijn maximumbedragen en géén gefixeerde bedragen. Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien moet het college daarbij ook zo nodig rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 5:46, tweede lid, van de Awb). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige. In dit kader heeft het college beleidsregels vastgesteld.

 

Artikel 10 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om bij herhaling van de overtreding een hogere boete op te leggen dan op grond van artikel 9 mogelijk is. Ook de verhoogde boetebedragen ingeval van herhaling van de overtreding mogen uiteraard niet hoger zijn dan de maximumbedragen die in artikel 34, van de WI, worden genoemd. Om te kunnen spreken van een herhaling van een overtreding, moeten de overtredingen zich wel binnen een bepaalde tijdspanne voordoen. In de verordening is deze periode vastgesteld op twaalf maanden.

Artikel 34, onderdeel d, WI biedt de mogelijkheid voor gemeenten om de bestuurlijke boete te verhogen van maximaal € 500,00 naar maximaal € 1.000,00 in het geval dat de inburgeringsplichtige bij herhaling niet voldoet aan de verplichting binnen de gestelde termijn het inburgeringsexamen te behalen. Dit is geregeld in het derde en vierde lid van dit artikel.

 

Als de inburgeringsplichtige niet binnen de voor hem geldende termijn het inburgeringsexamen heeft behaald, dan legt het college hem een bestuurlijke boete op. De maximumboete die kan worden opgelegd, is neergelegd in artikel 9, derde lid, van de verordening. Op grond van artikel 32, van de WI, moet het college in de boetebeschikking een nieuwe termijn vaststellen waarbinnen de inburgeringsplichtige alsnog het inburgeringsexamen moet behalen. Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze nieuwe termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, maakt het derde lid het mogelijk dat het college een hogere boete vaststelt. Het wettelijk maximum bedraagt € 1.000,00 (artikel 34, onderdeel d, van de WI) Ook in dat geval zal in de boetebeschikking een nieuwe termijn moeten worden opgenomen waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet behalen. De maximumboete in het derde lid geldt ook voor alle hierop volgende overschrijdingen van termijnen door de inburgeringsplichtige.

 

De artikelen 9 en 10 bieden in de vorm van het vaststellen van maximumbedragen het kader voor het college bij het vaststellen van de hoogte van de bestuurlijke boetes in individuele gevallen. Het college heeft binnen deze kaders beleid ontwikkeld en dit vastgelegd in beleidsregels.

 

Artikel 11 Vaststellen van de identiteit van de inburgeringsplichtige

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 12 Inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 13 Overgangsbepaling

In de Verordening Wet Inburgering gemeente Landgraaf 2010 was een hoofdstuk opgenomen met betrekking tot vrijwillige inburgeraars. In de Verordening Wet Inburgering 2012 was reeds opgenomen dat eerstgenoemde verordening is gebleven op vrijwilligere inburgeraars die vóór 1 januari 2012 zijn gestart met een voorziening. Aangezien artikel X, vijfde lid, van de wetswijziging, bepaalt dat de artikelen 24e en 24f, van de WI, van toepassing blijven op de vrijwillige inburgeraar die reeds een overeenkomst heeft gesloten met het college, dienen de in de Verordening Wet Inburgering gemeente Landgraaf 2010 op grond van de artikelen 24e en 24f, van de WI, opgenomen bepalingen eveneens van toepassing te blijven op reeds lopende vrijwillige inburgeringstrajecten.

 

Artikel 14 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.