Regeling vervallen per 01-01-2019

Subsidieverordening sociaal domein gemeente Landgraaf

Geldend van 01-01-2018 t/m 31-12-2018

Intitulé

Subsidieverordening sociaal domein gemeente Landgraaf

De raad van de gemeente Landgraaf;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders [7 november 2017 / B.17.1861];

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de “Subsidieverordening sociaal domein gemeente Landgraaf”

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • -

    alliantie: samenwerkingsverband van professionele organisaties, gericht op het in gang zetten van een gezamenlijke ontwikkeling binnen het sociaal domein;

  • -

    burgerinitiatief: een niet beroepsmatig maatschappelijk en innovatief initiatief van een of meer bewoners van de gemeente Landgraaf en/ of van een of meer in Landgraaf gevestigde verenigingen;

  • -

    de-minimisverordening: verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L352), dan wel later daarvoor in de plaats tredende regelgeving;

  • -

    Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld;

  • -

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landgraaf;

  • -

    innovatiesubsidie: subsidie ten behoeve van een project van een professionele organisatie of een alliantie gericht op sociale innovatie dat mede ten goede komt aan de Landgraafse samenleving als bedoeld in hoofdstuk 4 van deze verordening;

  • -

    onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

  • -

    project: samenhangende activiteiten, gericht op het bereiken van concrete doelen binnen een vooraf vastgestelde begroting en periode;

  • -

    samenwerkingssubsidie: subsidie ten behoeve van een project van rechtspersonen gericht op de verwezenlijking van meer samenwerking binnen het sociaal domein in de gemeente Landgraaf als bedoeld in hoofdstuk 3 van deze verordening;

  • -

    sociale innovatie: inzet gericht op vernieuwing van (onderdelen van) het sociaal domein die leidt tot verbetering van producten, diensten, methodieken en systemen;

  • -

    Verdrag: Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Artikel 2. Reikwijdte

Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college ten behoeve van:

  • 1.

    de verwezenlijking van burgerinitiatieven;

  • 2.

    projecten gericht op de verwezenlijking van meer samenwerking binnen het sociaal domein in de gemeente Landgraaf;

  • 3.

    projecten gericht op sociale innovatie die mede ten goede komen aan de Landgraafse samenleving.

Artikel 3. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. Het college stelt afzonderlijke subsidieplafonds vast voor de subsidie voor burgerinitiatieven, de samenwerkingssubsidie en de innovatiesubsidie.

  • 2. Subsidies ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, worden verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

Artikel 4. Wijze van verdeling

  • 1. Verstrekking van subsidies vindt plaats op volgorde van ontvangst van complete aanvragen, totdat het vastgestelde subsidieplafond is bereikt.

  • 2. Als de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt als datum van ontvangst van de aanvraag de datum waarop de aangevulde aanvraag is ontvangen.

  • 3. Indien het vastgestelde subsidieplafond dreigt te worden overschreden of wordt overschreden als gevolg van het aantal complete aanvragen dat op dezelfde dag wordt ontvangen, worden de complete aanvragen die op die dag ontvangen zijn, door middel van loting gerangschikt.

Hoofdstuk 2 Subsidie voor burgerinitiatieven

Artikel 5. Activiteiten

Het college kan aan een of meer burgers van de gemeente Landgraaf of een of meer in Landgraaf gevestigde verenigingen subsidie verlenen ten behoeve van de verwezenlijking van een burgerinitiatief binnen de gemeente Landgraaf mits dit initiatief een bijdrage levert aan de leefbaarheid, de sociale samenhang en/of de betrokkenheid van bewoners in (een deel van ) de gemeente.

Artikel 6. Voorwaarden

  • 1. Het college kan ten behoeve van een burgerinitiatief subsidie verstrekken indien:

    • a.

      het burgerinitiatief wordt gerealiseerd binnen de gemeente Landgraaf en in overwegende mate ten goede komt aan de Landgraafse samenleving, en

    • b.

      de aanvrager in tijd of in geld zelf een bijdrage levert aan de realisering van het initiatief.

  • 2. De subsidie mag uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van de realisering van het burgerinitiatief.

  • 3. Het burgerinitiatief dient binnen zes maanden nadat de subsidie verleend is gerealiseerd te zijn.

  • 4. Het college kan op verzoek van de aanvrager afwijken van de in lid 3 genoemde termijn indien naar het oordeel van het college uit een gemotiveerd verzoek van de aanvrager blijkt dat dit noodzakelijk is.

Artikel 7 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1. Voor subsidie komen in aanmerking de redelijkerwijs te maken kosten die direct verbonden zijn met de uitvoering van het project.

  • 2. Niet voor subsidie in aanmerking komen in ieder geval de kosten van:

    • a.

      andere organisaties;

    • b.

      consumpties of de huur van een locatie voor open activiteiten;

    • c.

      een ontbijt, brunch, lunch of diner;

    • d.

      sponsoring;

    • e.

      kosten voor communicatie zoals telefoon, printer, laptop, computer en eventuele abonnementskosten.

Artikel 8. Hoogte subsidie

De subsidie is proportioneel ten opzichte van het burgerinitiatief en het aantal burgers dat met het initiatief bereikt wordt.

Artikel 9. Aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor subsidie dient maximaal 6 maanden en minimaal 3 weken vóór de start van het burgerinitiatief te worden ingediend.

  • 2. Een aanvraag dient te bevatten:

    • a.

      een beschrijving van het burgerinitiatief waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, welke partijen eraan bijdragenen de wijze waarop het wordt gerealiseerd;

    • b.

      een beschrijving van de doelen en resultaten die met het burgerinitiatief worden nagestreefd en de wijze waarop het burgerinitiatief daaraan bijdraagt;

    • c.

      een begroting en een dekkingsplan voor de kosten van het burgerinitiatief. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van hetzelfde burgerinitiatief, onder vermelding van de stand van zaken daarvan.

  • 3. Het college is bevoegd binnen een door het college te stellen termijn nadere informatie te verlangen indien dat voor de beoordeling van de subsidieaanvraag van belang is.

  • 4. Indien de aanvrager een vereniging betreft dient deze, indien deze voor de eerste maal subsidie aanvraagt, een kopie van de statuten bij de aanvraag te voegen.

  • 5. Een aanvraag kan slechts betrekking hebben op één burgerinitiatief.

Artikel 10. Subsidieverlening

  • 1. Het college beslist op een aanvraag binnen tien weken na ontvangst van een complete aanvraag.

  • 2. Bij de beslissing op een aanvraag neemt het college kennis van een advies van een burgercommissie over het burgerinitiatief waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 3. Bij de verleningsbeschikking wordt vermeld op welke wijze de subsidie-ontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden in diens verzoek om subsidievaststelling als bedoeld in artikel 13.

  • 4. Het bepaalde in het derde lid geldt niet indien het college toepassing heeft gegeven aan artikel 13, vierde lid.

Artikel 11. Weigeringsgronden

  • 1. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35, van de Algemene wet bestuursrecht, kan het college weigeren subsidie te verstrekken als:

    • a.

      de aanvraag wordt ingediend buiten het in artikel 9, eerste lid, opgenomen tijdvak;

    • b.

      de aanvraag niet ziet op activiteiten als bedoeld in artikel 5;

    • c.

      het burgerinitiatief niet of onvoldoende bijdraagt aan de leefbaarheid, de sociale samenhang of de betrokkenheid van bewoners in (een deel van) de gemeente;

    • d.

      het burgerinitiatief niet wordt gerealiseerd binnen de gemeente Landgraaf of niet voldoende ten goede komt aan de Landgraafse samenleving;

    • e.

      de aanvrager zelf niet bijdraagt aan de realisering van het burgerinitiatief;

    • f.

      het burgerinitiatief een commercieel, politiek of religieus doel of karakter heeft;

    • g.

      het burgerinitiatief in strijd met de wet, de openbare orde of de goede zeden is;

    • h.

      het project niet in belangrijke mate ten goede komt aan het bereiken van de doelen die de gemeente heeft gesteld binnen het werkgebied van het sociaal domein;

    • i.

      al in voldoende mate wordt voorzien in het beoogde doel;

    • j.

      niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het realiseren van het project waarvoor deze wordt gevraagd;

    • k.

      het burgerinitiatief in strijd is met de visie en het beleid van de gemeente Landgraaf;

    • l.

      voor het burgerinitiatief of een vergelijkbaar initiatief reeds subsidie is verleend;

    • m.

      de gemeente Landgraaf reeds op andere wijze financieel heeft bijdragen aan het burgerinitiatief;

    • n.

      voor het burgerinitiatief subsidie kan worden verleend op een andere grondslag;

    • o.

      de aanvrager onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt, of

    • p.

      er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat het burgerinitiatief niet of niet binnen zes maanden na de subsidieverlening gerealiseerd zal worden en er geen reden is om op grond van artikel 6, vierde lid, van deze termijn af te wijken.

  • 2. Daarnaast weigert het college subsidie te verlenen voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die niet voor subsidie in aanmerking komen zoals bedoeld in artikel 7.

Artikel 12. Voorschot

Indien het college besluit om subsidie te verlenen voor een burgerinitiatief verleent het op aanvraag een voorschot ter hoogte van het volledige subsidiebedrag.

Artikel 13. Subsidievaststelling

  • 1. De subsidie-ontvanger dient binnen acht weken na realisering van het burgerinitiatief een verzoek tot subsidievaststelling in.

  • 2. Uit dit verzoek dient voldoende te blijken dat het burgerinitiatief waarvoor de subsidie is verleend, gerealiseerd is, dat de subsidie ten goede is gekomen aan het burgerinitiatief en dat is voldaan aan de overige in de subsidieverlening opgenomen verplichtingen.

  • 3. Het college beslist op dit verzoek om subsidievaststelling binnen tien weken na ontvangst daarvan.

  • 4. Het college is bevoegd om de subsidie vast te stellen zonder voorafgaande verlening.

Artikel 14. Algemene verplichtingen van subsidie-ontvanger

  • 1. Als aannemelijk is dat het burgerinitiatief waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel gerealiseerd zal worden of dat niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld schriftelijk aan het college.

  • 2. Een subsidie-ontvanger informeert het college onverwijld schriftelijk over:

    • a.

      voornemens of beslissingen die zijn gericht op de beëindiging van het burgerinitiatief waarvoor subsidie is verleend, of – voor zover de ontvanger een vereniging is - tot ontbinding van de vereniging;

    • b.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet, niet tijdig of niet geheel zullen kunnen worden nagekomen;

    • c.

      voor zover de ontvanger een vereniging betreft: wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders en het doel van de rechtspersoon.

Hoofdstuk 3 Samenwerkingssubsidie

Artikel 15. Activiteiten

Het college kan samenwerkingssubsidie verlenen ten behoeve van een project van twee of meer rechtspersonen gericht op de verwezenlijking van meer samenwerking binnen het sociaal domein in de gemeente Landgraaf indien dit project maatschappelijke meerwaarde genereert voor de Landgraafse samenleving en/of een kostenbesparing oplevert en in overwegende mate ten goede komt aan de Landgraafse samenleving.

Artikel 16. Voorwaarden

  • 1. Het college kan ten behoeve van een project als bedoeld in artikel 15 samenwerkingssubsidie verstrekken indien:

    • a.

      het project in overwegende mate gericht is op de gemeente Landgraaf of haar ingezetenen dan wel in overwegende mate ten goede komt aan de gemeente Landgraaf of haar ingezetenen, en

    • b.

      het project in belangrijke mate ten goede komt aan het bereiken van de doelen die de gemeente heeft gesteld binnen het sociaal domein, en

    • c.

      de aangevraagde samenwerkingssubsidie noodzakelijk is voor het realiseren van het project waarvoor dit is aangevraagd.

  • 2. De samenwerkingssubsidie mag uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van de realisering van het project.

  • 3. De effecten van het project zijn meetbaar.

  • 4. Het project dient binnen drie maanden nadat de subsidie verleend is te zijn gestart.

  • 5. Het college kan op verzoek van de aanvrager afwijken van de in lid 4 genoemde termijn indien naar het oordeel van het college uit het gemotiveerde verzoek van de aanvrager blijkt dat dit noodzakelijk is.

Artikel 17. Hoogte subsidie

De samenwerkingssubsidie is proportioneel ten opzichte van de beoogde doelen en het beoogde effect van het project en wordt verstrekt voor zover de structurele besparing in de kosten en/of de structurele kwalitatieve voordelen direct tot het project zijn terug te leiden.

Artikel 18. Aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor samenwerkingssubsidie dient maximaal 6 en minimaal 3 maanden voor de start van het project te worden ingediend en dient te bevatten:

    • a.

      een beschrijving van het project waarvoor de samenwerkingssubsidie wordt aangevraagd, de hieraan deelnemende partijen en de wijze waarop het project wordt gerealiseerd;

    • b.

      een beschrijving van de doelen en resultaten die met het project worden nagestreefd en op welke (groepen van) inwoners het project gericht is alsmede een beschrijving van de wijze waarop het project daaraan bijdraagt;

    • c.

      een begroting en een dekkingsplan voor de kosten van het project. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van hetzelfde project, onder vermelding van de stand van zaken daarvan.

  • 2. Als een of meer van de aan het project deelnemende partijen een onderneming betreft dienen bij de aanvraag de volgende gegevens gevoegd te worden:

    • -

      een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor het project waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • -

      een verklaring als bedoeld in de de-minimisverordening (de-minimisverklaring) van elk van de deelnemende partijen.

  • 3. Een deelnemende rechtspersoon die voor de eerste maal subsidie aanvraagt, voegt een exemplaar van de oprichtingsakte-, of de statuten, alsmede van het jaarverslag, de jaarrekening of de balans van het voorgaande jaar toe aan de aanvraag.

  • 4. Het college is bevoegd binnen een door het college te stellen termijn, nadere informatie te verlangen indien dat voor de beoordeling van de subsidieaanvraag van belang is.

  • 5. Een aanvraag voor samenwerkingssubsidie kan slechts betrekking hebben op één project.

Artikel 19. Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1. Voor samenwerkingssubsidie komen de redelijkerwijs te maken kosten in aanmerking die direct verbonden zijn met de uitvoering van het project.

  • 2. Niet voor subsidie in aanmerking komen in ieder geval de kosten van:

    • a.

      alle vormen van exploitatiekosten, die zijn gerelateerd aan gebouwen en systemen;

    • b.

      kosten van onderhoud of verbouwing van gebouwen en inventaris;

    • c.

      reguliere overhead, uurvergoeding (onder)directeuren en/of managers;accountantskosten;

    • d.

      onvoorziene kosten.

Artikel 20. Subsidieverlening

  • 1. Het college beslist op een aanvraag binnen tien weken na ontvangst van een complete aanvraag.

  • 2. Bij de verleningsbeschikking wordt vermeld op welke wijze de subsidie-ontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden in zijn verzoek om subsidievaststelling als bedoeld in artikel 24.

  • 3. Het bepaalde in het tweede lid geldt niet indien het college toepassing heeft gegeven aan artikel 24, vierde lid.

Artikel 21. Voorschot

Indien het college besluit om samenwerkingssubsidie te verlenen voor een project, verleent het op aanvraag een voorschot ter hoogte van het gehele dan wel een deel van het verleende bedrag.

Artikel 22. Europees steunkader

  • 1. Bij samenwerkingssubsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 2. Bij samenwerkingssubsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.

Artikel 23. Weigerings- en terugvorderingsgronden

  • 1. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid,en 4:35, van de Algemene wet bestuursrecht, weigert het college de samenwerkingssubsidie in ieder geval als de aanvraag niet ziet op activiteiten als bedoeld in artikel 15, dan wel voor zover de aanvraag betrekking heeft op niet voor subsidie in aanmerking komende kosten als bedoeld in artikel 19.

  • 2. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35, van de Algemene wet bestuursrecht, weigert het college de samenwerkingssubsidie voorts in ieder geval als de subsidieverstrekking aangemerkt dient te worden als een steunmaatregel die onverenigbaar is met de interne markt, als bedoeld in artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

  • 3. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35, van de Algemene wet bestuursrecht, weigert het college de samenwerkingssubsidie verder in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:

    • a.

      subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager en/of ten behoeve van een of meer deelnemers die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader, of

    • b.

      de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.

  • 4. Onverminderd de vorige leden kan het college de samenwerkingssubsidie verder in ieder geval weigeren indien:

    • a.

      de aanvraag en/of andere deelnemers geen activiteiten uitvoeren in de gemeente Landgraaf;

    • b.

      de aanvraag wordt ingediend buiten het in artikel 18, eerste lid, opgenomen tijdvak;

    • c.

      het project in strijd is met de wet, de openbare orde of de goede zeden;

    • d.

      voor het project of een vergelijkbaar project reeds subsidie is verleend of anderszins van overheidswege is bijgedragen aan het project;

    • e.

      voor het project subsidie kan worden verleend op een andere grondslag;

    • f.

      het project onvoldoende is gericht op samenwerking binnen het sociaal domein;

    • g.

      het project niet of niet in overwegende mate gericht is op de gemeente Landgraaf of haar ingezetenen of als dit onvoldoende ten goede komt aan de gemeente Landgraaf of haar ingezetenen;

    • h.

      het project niet in belangrijke mate ten goede komt aan het bereiken van de doelen die de gemeente heeft gesteld binnen het werkgebied van het sociaal domein;

    • i.

      al in voldoende mate wordt voorzien in de activiteiten en/of het beoogde doel;

    • j.

      niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het realiseren van het project waarvoor deze wordt gevraagd;

    • k.

      de ingediende begroting onvoldoende inzicht biedt in de kosten en opbrengsten van het project en in het bijzonder de bijdrage van de aanvrager(s) en/of andere deelnemers;

    • l.

      de structurele besparing in de kosten en/of de structurele kwalitatieve voordelen niet direct tot het project zijn terug te leiden;

    • m.

      met het project het maken van winst wordt beoogd;

    • n.

      er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat het project niet of niet binnen drie maanden na de subsidieverlening zal worden gestart en er geen reden is om op grond van artikel 16, vijfde lid, af te wijken van deze termijn;

    • o.

      de organisatorische en/of financiële continuïteit van de aanvrager(s) onvoldoende is gewaarborgd;

    • p.

      de aanvrager(s) en/of andere deelnemers voor het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft met een functionaris een bezoldiging als bedoeld in artikel 1.1, onder e, van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector overeenkomt of is overeengekomen die hoger is dan het bedrag, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van die wet.

  • 5. Burgemeester en wethouders vorderen een subsidie met rente terug als dit nodig is ter uitvoering van een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie of een onherroepelijke rechterlijke uitspraak.

Artikel 24. Subsidievaststelling

  • 1. De subsidie-ontvanger dient binnen drie maanden na realisering van het project een verzoek tot subsidievaststelling in.

  • 2. Uit dit verzoek dient voldoende te blijken dat het project waarvoor de samenwerkings-subsidie is verleend, gerealiseerd is, dat de samenwerkingssubsidie ten goede is gekomen aan het project en dat is voldaan aan de overige in de subsidieverlening opgenomen verplichtingen.

  • 3. Het college beslist op dit verzoek om subsidievaststelling binnen tien weken na ontvangst daarvan.

  • 4. Het college is bevoegd om de subsidie vast te stellen zonder voorafgaande verlening.

Artikel 25. Algemene verplichtingen van subsidie-ontvanger

  • 1. Als aannemelijk is dat het project waarvoor de samenwerkingsssubsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zal worden verwezenlijkt, dat daarin wijzigingen zijn aangebracht of dat niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld schriftelijk aan het college.

  • 2. Een subsidie-ontvanger informeert het college onverwijld schriftelijk over:

    • a.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van het project waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van een deelnemende rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet, niet tijdig of niet geheel zullen kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van een deelnemende rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders en het doel van de rechtspersoon.

Hoofdstuk 4 Innovatiesubsidie

Artikel 26. Activiteiten

Het college kan aan een professionele organisatie of alliantie innovatiesubsidie verstrekken ten behoeve een project gericht op sociale innovatie, dat mede ten goede komt aan de Landgraafse gemeenschap.

Artikel 27. Voorwaarden

  • 1. Het college kan ten behoeve van een project als bedoeld in artikel 26 innovatiesubsidie verstrekken indien:

    • a.

      het project mede gericht is op de gemeente Landgraaf of haar ingezetenen dan wel mede ten goede komt aan de gemeente Landgraaf of haar ingezetenen, en

    • b.

      het project in belangrijke mate ten goede komt aan het bereiken van de doelen die de gemeente heeft gesteld binnen het sociaal domein, en

    • c.

      de aangevraagde innovatiesubsidie noodzakelijk is voor het realiseren van het project waarvoor dit is aangevraagd.

  • 2. De innovatiesubsidie mag uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van de realisering van het project.

  • 3. De effecten van het project zijn meetbaar.

  • 4. Het project dient binnen drie maanden nadat de subsidie verleend is te zijn gestart.

  • 5. Het college kan op verzoek van de aanvrager afwijken van de in lid 4 genoemde termijn indien naar het oordeel van het college uit het gemotiveerde verzoek van de aanvrager blijkt dat dit noodzakelijk is.

Artikel 28. Hoogte subsidie

De innovatiesubsidie is proportioneel ten opzichte van de beoogde doelen en het beoogde effect van het project en wordt verstrekt voor zover de structurele besparing in de kosten en/of de structurele kwalitatieve voordelen direct tot het project zijn terug te leiden.

Artikel 29. Aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor innovatiesubsidie dient maximaal 6 en minimaal 3 maanden voor de start van het project te worden ingediend en dient te bevatten:

    • a.

      een beschrijving van het project waarvoor de innovatiesubsidie wordt aangevraagd, de hieraan deelnemende partijen en de wijze waarop het project wordt gerealiseerd;

    • b.

      een beschrijving van de doelen en resultaten die met het project worden nagestreefd en op welke (groepen van) inwoners het project gericht is alsmede van de wijze waarop het project daaraan bijdraagt;

    • c.

      een begroting en een dekkingsplan voor de kosten van het project. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van hetzelfde project, onder vermelding van de stand van zaken daarvan.

  • 2. Bij de aanvraag dienen de volgende gegevens gevoegd te worden:

    • -

      een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor het project waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • -

      een verklaring als bedoeld in de de-minimisverordening (de-minimisverklaring) van elk van de deelnemende partijen.

  • 3. Een partij die voor de eerste maal subsidie aanvraagt voegt een exemplaar van de oprichtingsakte-, of de statuten, alsmede van het jaarverslag, de jaarrekening of de balans van het voorgaande jaar toe aan de aanvraag.

  • 4. Het college is bevoegd binnen een door het college te stellen termijn, nadere informatie te verlangen indien dat voor de beoordeling van de subsidieaanvraag van belang is.

  • 5. Een aanvraag voor innovatiesubsidie kan slechts betrekking hebben op één project.

Artikel 30. Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1. Voor innovatiesubsidie komen de redelijkerwijs te maken kosten in aanmerking die direct verbonden zijn met de uitvoering van het project.

  • 2. Niet voor subsidie in aanmerking komen in ieder geval de kosten van:

    • a.

      alle vormen van exploitatiekosten, die zijn gerelateerd aan gebouwen en systemen;

    • b.

      kosten van onderhoud of verbouwing van gebouwen en inventaris;

    • c.

      reguliere overhead, uurvergoeding (onder)directeuren en/of managers;

    • d.

      accountantskosten;onvoorziene kosten.

Artikel 31. Subsidieverlening

  • 1. Het college beslist op een aanvraag binnen tien weken na ontvangst van een complete aanvraag.

  • 2. Bij de verleningsbeschikking wordt vermeld op welke wijze de subsidie-ontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden in zijn verzoek om subsidievaststelling als bedoeld in artikel 35.

  • 3. Het bepaalde in het tweede lid geldt niet indien het college toepassing heeft gegeven aan artikel 35, vierde lid.

Artikel 32. Voorschot

Indien het college besluit om innovatiesubsidie te verlenen voor een project verleent het op aanvraag een voorschot ter hoogte van het gehele dan wel een deel van het verleende bedrag.

Artikel 33. Europees steunkader

  • 1. Bij innovatiesubsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 2. Bij innovatiesubsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.

Artikel 34. Weigerings- en terugvorderingsgronden

  • 1. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35, van de Algemene wet bestuursrecht,weigert het college de innovatiesubsidie in ieder geval als de aanvraag niet ziet op activiteiten als bedoeld in artikel 26, dan wel voor zover de aanvraag betrekking heeft op niet voor subsidie in aanmerking komende kosten als bedoeld in artikel 30.

  • 2. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35, van de Algemene wet bestuursrecht, weigert het college de innovatiesubsidie voorts in ieder geval als de subsidieverstrekking aangemerkt dient te worden als een steunmaatregel die onverenigbaar is met de interne markt, als bedoeld in artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

  • 3. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35, van de Algemene wet bestuursrecht, weigert het college de innovatiesubsidie verder in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:

    • a.

      subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager en/of ten behoeve van een of meer deelnemers die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeerd als bedoeld in het desbetreffende steunkader, of

    • b.

      de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.

  • 3. Onverminderd de vorige leden kan het college de samenwerkingssubsidie verder in ieder geval weigeren indien:

    • a.

      de aanvrager en/of andere deelnemers geen activiteiten uitvoeren in de gemeente Landgraaf;

    • b.

      de aanvraag wordt ingediend buiten het in artikel 29, eerste lid, opgenomen tijdvak;

    • c.

      het project is strijd is met de wet, de openbare orde of de goede zeden;

    • d.

      voor het project of een vergelijkbaar project reeds subsidie is verleend of anderszins van overheidswege is bijgedragen aan het project;

    • e.

      voor het project subsidie kan worden verleend op een andere grondslag;

    • f.

      het project onvoldoende is gericht op innovatie binnen het sociaal domein;

    • g.

      het project niet mede op de gemeente Landgraaf of haar ingezetenen is gericht of als dit onvoldoende ten goede komt aan de gemeente Landgraaf of haar ingezetenen;

    • h.

      het project niet in belangrijke mate ten goede komt aan het bereiken van de doelen die de gemeente heeft gesteld binnen het werkgebied van het sociaal domein;

    • i.

      al in voldoende mate wordt voorzien in de activiteiten en/of het beoogde doel;

    • j.

      niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het realiseren van het project waarvoor deze wordt gevraagd;

    • k.

      de aanvraag een ondersteuningsaanbod betreft waarover geen afstemming heeft plaatsgevonden met (andere) betrokken professionals en/of informele zorgverleners;

    • l.

      de ingediende begroting onvoldoende inzicht biedt in de kosten en opbrengsten van het project en in het bijzonder de bijdrage van de aanvrager(s)en/of andere deelnemers;

    • m.

      de structurele besparing in de kosten en/of de structurele kwalitatieve voordelen niet direct tot het project zijn terug te leiden;

    • n.

      met het project het maken van winst wordt beoogd;

    • o.

      de activiteiten bestaan uit het verstrekken van geld of goederen;

    • p.

      er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat het project niet of niet binnen drie maanden na de subsidieverlening zal worden gestart;

    • q.

      de organisatorische en/of financiële continuïteit van de aanvrager(s)en/of andere deelnemers onvoldoende is gewaarborgd;

    • r.

      als de aanvrager(s)en/of andere deelnemers voor het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft met een functionaris een bezoldiging als bedoeld in artikel 1.1, onder e, van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector overeenkomt of is overeengekomen die hoger is dan het bedrag, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van die wet.

  • 4. Burgemeester en wethouders vorderen een subsidie met rente terug als dit nodig is ter uitvoering van een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie of een onherroepelijke rechterlijke uitspraak.

Artikel 35. Subsidievaststelling

  • 1. De subsidie-ontvanger dient binnen drie maanden na realisering van het project een verzoek tot subsidievaststelling in.

  • 2. Uit dit verzoek dient voldoende te blijken dat het project waarvoor de innovatiesubsidie is verleend, gerealiseerd is, dat de innovatiesubsidie ten goede is gekomen aan het project en dat is voldaan aan de overige in de subsidieverlening opgenomen verplichtingen.

  • 3. Het college beslist op dit verzoek om subsidievaststelling binnen tien weken na ontvangst daarvan.

  • 4. Het college is bevoegd om de subsidie vast te stellen zonder voorafgaande verlening.

Artikel 36. Algemene verplichtingen van subsidie-ontvanger

  • 1. Als aannemelijk is dat het project waarvoor de innovatiesubsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zal worden verwezenlijkt, dat daarin wijzigingen zijn aangebracht of dat niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld schriftelijk aan het college.

  • 2. Een subsidie-ontvanger informeert het college onverwijld schriftelijk over:

    • a.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van het project waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van een deelnemende rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet, niet tijdig of niet geheel zullen kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van een deelnemende rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders en het doel van de rechtspersoon.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 37. Hardheidsclausule

  • 1. Het college kan van deze verordening afwijken indien onverminderde toepassing voor een subsidieaanvrager(s) of –ontvanger(s) of een of meer aan een project of burgerinitiatief deelnemende partijen gevolgen zouden hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen.

  • 2. Toepassing van de hardheidsclausule wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Artikel 38. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2018. In het geval de algemene bekendmaking van deze verordening na 1 januari 2018 plaatsvindt, treedt deze verordening in werking op de dag na deze algemene bekendmaking en werkt deze terug tot en met 1 januari 2018.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: “Subsidieverordening sociaal domein gemeente Landgraaf”.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare besluitvormende raad, gehouden op 30 november 2017
De griffier, De voorzitter,

Nota-toelichting Subsidieverordening sociaal domein gemeente Landgraaf

Algemeen

Deze subsidieverordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landgraaf ten behoeve van: de verwezenlijking van burgerinitiatieven, projecten gericht op de verwezenlijking van meer samenwerking binnen het sociaal domein in de gemeente Landgraaf en projecten gericht op sociale innovatie die mede ten goede komen aan de Landgraafse samenleving. Dit zoals de gemeenteraad dit voor ogen had bij de decentralisatie van het sociaal domein en zoals vastgelegd in het beleidsplan integrale aanpak sociaal domein 2014.

1.Subsidie voor burgerinitiatieven

Binnen de gemeente Landgraaf zijn talloze bewoners, die zich belangeloos inzetten voor de straat, buurt, wijk of gemeente en haar inwoners. Daarnaast zien we dat er ook steeds meer initiatieven van bewoners ontstaan waarbij burgers zelf aan de slag gaan om de leefbaarheid, de sociale samenhang of de betrokkenheid in de omgeving te verbeteren.

Ter stimulering van deze bewonersinitiatieven bestaat op grond van de subsidieverordening Sociaal Domein (hierna te noemen: “de verordening”), de mogelijkheid om subsidie aan te vragen voor deze initiatieven.

Met deze extra subsidiemogelijkheid willen we de kracht van bewoners stimuleren: zij bedenken ideeën en initiatieven, voeren ze uit en sluiten aan bij de capaciteiten en gewoontes van de deelnemers in hun wijk, buurt, of straat. Het budget is alleen bedoeld voor het ontwikkelen en uitvoeren van initiatieven van en door bewoners zelf. Het budget is dus niet bedoeld voor de bekostiging van professionals en/of professionele activiteiten, al kan het incidenteel voorkomen dat beperkte professionele inzet onderdeel van het initiatief is (bijvoorbeeld het opstellen van een akte, communicatie etc.). Dit moet dan duidelijk onderdeel van of voorwaardenscheppend zijn voor het bewonersinitiatief.

De subsidieverordening is bedoeld om bewoners de mogelijkheid te geven een initiatief te ontwikkelen en uit te voeren. Per initiatief wordt slechts eenmalig subsidie verleend. Men kans dus niet in volgende jaren opnieuw subsidie toegekend krijgen voor hetzelfde (doorlopende) initiatief of meermaals subsidie toegekend krijgen voor een (al dan niet jaarlijks) terugkerend initiatief.

Platform BurgerinitiatievenAanvragen voor een subsidie voor burgerinitiatieven worden voorgelegd aan het Platform Burgerinitiatieven. Het Platform Burgerinitiatieven bestaat uit zes leden, die zijn aangewezen door de buurt/belangenverenigingen van respectievelijk Nieuwenhagen, Schaesberg en Ubach over Worms. Het Platform Burgerinitiatieven is er dus vóór en dóór bewoners van Landgraaf. Het platform heeft tot taak de gemeente Landgraaf te adviseren over de aanvragen voor toekenning van steun, geld en/of begeleiding uit het Burgerinitiatievenfonds.

2.Samenwerkingssubsidie

De transformatie in het sociaal domein heeft de gemeente aangezet tot een omslag in het sociaal domein. Met de voorliggende subsidieverordening wil de gemeente Landgraaf innovatieve projecten op het gebied van samenwerking ondersteunen. Waarbij initiatieven die een bijdrage leveren aan het versterken van de sociaal economische infrastructuur van de gemeente c.q. de regio bijzondere aandacht krijgen. De gemeente Landgraaf wil daarom investeren aan de voorkant met als doel de samenwerking en verbinding tussen de diverse maatschappelijke organisaties op gang te brengen. De verwachting is dat dit op termijn besparingen oplevert dan wel zich uitbetaalt in hoger maatschappelijk rendement. In de gemeentebegroting zijn middelen gereserveerd om initiatieven die tot samenwerking kunnen leiden te stimuleren. Aanvragen worden op eigen initiatief ingediend en niet op aansturen van de gemeente. Bij het opstellen van de criteria is rekening gehouden met het beperken van de regels tot het strikt noodzakelijke. Hiermee wordt het makkelijker gemaakt om aanspraak te maken op het budget.

3.Innovatiesubsidie

De gemeente Landgraaf heeft bij de decentralisatie van het sociaal domein besloten om in te zetten op het verminderen van zware specialistische vormen van zorg en te streven naar meer eerstelijns- en preventieve zorg. Als een of meerdere (in een alliantie gevormde) professionele instellingen het voor elkaar krijgen dat er minder gebruik wordt gemaakt van zware specialistische zorg, dan levert dat direct ook een financiële besparing voor de gemeente op. Aan professionele instellingen wordt dan ook gevraagd om na te denken hoe dit vorm gegeven kan worden. Deze regeling is ingesteld om er voor te zorgen dat het sociaal domein structureel uit het (teruglopende) beschikbare budget gefinancierd kan worden. Investeringen die in aanmerking komen voor subsidie moeten daarom aannemelijk maken dat zij leiden tot financieel rendement.

Deze subsidieverordening ziet toe op het verstrekken van subsidies voor innovatieve projecten. Uitgangspunt is dat wordt aangesloten bij de doelstellingen van de gemeente Landgraaf binnen het sociaal domein en dat innovatieplannen niet strijdig zijn met het door de gemeente Landgraaf te voeren beleid.

Met innovatie (van voorzieningen) wordt bedoeld dat voorzieningen een hele andere vorm kunnen hebben dan nu. Een nieuwe vorm hoeft daarbij juist niet alleen betrekking te hebben op of de WMO of op de Jeugdwet of op de Participatiewet. Eén nieuwe vorm die meerdere beleidsdoelen combineert en daarmee een bijdrage levert aan het verminderen van bijvoorbeeld een individuele voorziening, draagt bij aan het streven naar meer eerstelijns- en preventieve zorg of om de eigen kracht en eigen regie van de hulpvragers te versterken.