Regeling vervallen per 26-08-2021

Verordening procedure overleg huisvesting onderwijs

Geldend van 16-12-2010 t/m 25-08-2021

Intitulé

Verordening procedure overleg huisvesting onderwijs

De raad der gemeente L a n d g r a af;

overwegende dat het bij wet is voorgeschreven een procedure vast te stellen voor het voeren van op overeenstemming gericht overleg met de door de schoolbesturen aangewezen vertegenwoordigers voorafgaande aan de vaststelling of wijziging van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 10 september 1996;

gehoord het advies van de commissie Welzijnszaken;

gezien het gevoerde overleg met de vertegenwoordigers van de schoolbesturen;

gelet op artikel 76, vijfde lid van de Wet op het basisonderwijs, artikel 84, vijfde lid van de Interimwet op het speciaal en het voorgezet speciaal onderwijs en artikel 76m, vijfde lid van de Wet op het voortgezet onderwijs;

besluit:

vast te stellen de volgende "Verordening procedure overleg huisvesting onderwijs".

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    bevoegd gezag:

  • het bestuur van een volgens de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs bekostigde openbare of bijzondere school voor basisonderwijs, voor speciaal onderwijs, voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor algemeen voortgezet onderwijs en voor voorbereidend beroepsonderwijs, die geheel of gedeeltelijk gehuisvest is in een gebouw dat zich bevindt op het grondgebied van de gemeente;

  • b.

    bestuurlijk overleg:

  • het op overeenstemming gericht overleg tussen het gemeentebestuur en de bevoegde gezagsorganen als bedoeld in artikel 76, vijfde lid van de Wet op het basisonderwijs, artikel 84, vijfde lid van de Interimwet op het speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs en artikel 76m, vijfde lid van de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • c.

    verordening voorzieningen huisvesting onderwijs:

  • de vast te stellen of te wijzigen Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs als bedoeld in artikel 76, eerste lid van de Wet op het basisonderwijs, artikel 84, eerste lid van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en artikel 76m, eerste lid van de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • d.

    advies van de Onderwiisraad:

  • het advies van de Onderwijsraad als bedoeld in artikel 76, zesde lid van de Wet op het basisonderwijs, artikel 84, zesde lid van de Interimwet op het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs en artikel 76m van de Wet op het voortgezet onderwijs.

Artikel 2 Uitnodiging

  • 1. Alvorens burgemeester en wethouders een voorstel aan de raad doen over de vaststelling of wijziging van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs, wordt de voorgenomen inhoud van dit voorstel met een toelichting daarop en de inventarisatie als bedoeld in artikel 4, toegezonden aan alle bevoegde gezagsorganen.

  • 2. De toezending geschiedt onder bekendmaking van de plaats, de datum en het tijdstip waarop het bestuurlijk overleg hierover zal aanvangen. Tussen de datum van de toezending van het voorstel en de datum van het overleg liggen tenminste twee weken.

Artikel 3 Secretariaat

Burgemeester en wethouders voeren het secretariaat van het bestuurlijk overleg.

Artikel 4 Voorbereiding

Het bestuurlijk overleg kan worden voorafgegaan door een voorbereidend overleg tussen vertegenwoordigers van de bevoegde gezagsorganen en burgemeester en wethouders. Dit voorbereidend overleg wordt afgerond met een inventarisatie van de onderwerpen waarover wel en waarover geen overeenstemming is bereikt.

Artikel 5 Vertegenwoordiging

  • 1. Alle bevoegde gezagsorganen kunnen zich laten vertegenwoordigen in het bestuurlijk overleg. Een bevoegd gezag wijst daartoe vertegenwoordigers aan, die namens dit bevoegd gezag het bestuurlijk overleg voeren.

  • 2. Bevoegde gezagsorganen kunnen zich gezamenlijk laten vertegenwoordigen in het bestuurlijk overleg. Voor het bepalen van het aantal vertegenwoordigers is het gestelde in het eerste lid van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Burgemeester en wethouders worden in het overleg vertegenwoordigd door de portefeuillehouder onderwijs. De portefeuillehouder onderwijs fungeert als voorzitter van het bestuurlijk overleg.

Artikel 6 Advies Onderwijsraad

  • 1. Indien één of meer vertegenwoordigers in het bestuurlijk overleg een advies van de Onderwijsraad wensen over een voorstel tot vaststelling of wijziging van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs in relatie tot de vrijheid van richting en vrijheid van inrichting, dan wordt dit tijdens het bestuurlijk overleg door de vertegenwoordiger of vertegenwoordigers kenbaar gemaakt. Dit gebeurt aan de hand van een schriftelijk gemotiveerde omschrijving van de onderwerpen waarover het advies van de Onderwijsraad wordt verwacht. Hierbij wordt tevens het verband aangegeven tussen deze onderwerpen en de vrijheid van richting en de vrijheid van inrichting.

  • 2. Alle vertegenwoordigers worden in het bestuurlijk overleg in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen naar voren te brengen over het verzoek om advies van de Onderwijsraad.

  • 3. Burgemeester en wethouders zijn belast met de indiening van een verzoek om advies bij de Onderwijsraad. Daarbij wordt de Onderwijsraad tevens geïnformeerd over de in het tweede lid bedoelde zienswijzen voor zover deze afwijken van de inhoud van het verzoek.

  • 4. Een afschrift van het door de Onderwijsraad uitgebrachte advies wordt zo spoedig mogelijk door burgemeester en wethouders toegezonden aan alle bevoegde gezagsorganen. Indien het geheel of gedeeltelijk opvolgen van het advies van de Onderwijsraad zou leiden tot een of meer inhoudelijke bijstellingen van het voorstel over de vaststelling of wijziging van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs zoals dat aan de orde is geweest in het bestuurlijk overleg als bedoeld in het eerste en tweede lid, dan worden de bevoegde gezagsorganen bij de toezending van het afschrift uitgenodigd voor een nader bestuurlijk overleg.

    In alle andere gevallen beoordelen burgemeester en wethouders of nader bestuurlijk overleg over het advies van de Onderwijsraad noodzakelijk is.

    Burgemeester en wethouders geven dit aan bij de toezending van het afschrift van het advies van de Onderwijsraad.

  • 5. Het overleg als bedoeld in het vorige lid vindt binnen twee weken plaats nadat de Onderwijsraad zijn advies heeft uitgebracht. Burgemeester en wethouders informeren de raad over dit overleg in de vorm van een aanvulling op het verslag als bedoeld in artikel 7.

Artikel 7 Verslaglegging; informeren raad

  • 1. Van het bestuurlijk overleg wordt door burgemeester en wethouders een verslag gemaakt.

  • 2. Het verslag bevat in ieder geval:

    • a.

      een overzicht van de gevolgde procedure;

    • b.

      een weergave van de zienswijzen zoals deze tijdens het bestuurlijk overleg door de vertegenwoordigers van de bevoegde gezagsorganen en de vertegenwoordiger van burgemeester en wethouders naar voren zijn gebracht;

    • c.

      een overzicht van de onderwerpen waarover in het bestuurlijk overleg geen of geen volledige overeenstemming is bereikt, waarbij wordt aangegeven wat de inhoudelijke redenen daarvan zijn;

    • d.

      een overzicht van de door de vertegenwoordiger van de gemeente in het overleg toegezegde wijzigingen in het oorspronkelijke voorstel, naar aanleiding van de naar voren gebrachte zienswijzen als bedoeld onder b.

      Indien toepassing wordt gegeven aan het gestelde in artikel 6, eerste lid, dan wordt hiervan eveneens een weergave opgenomen in het verslag.

  • 3. Burgemeester en wethouders zenden het concept van het verslag ter commentaar toe aan de vertegenwoordigers van de bevoegde gezagsorganen die hebben deelgenomen aan het bestuurlijk overleg. De bevoegde gezagsorganen die niet hebben deelgenomen aan het bestuurlijk overleg ontvangen het concept van het verslag ter kennisneming. Binnen één week na de dag waarop het concept van het eindverslag is toegezonden, maken de bevoegde gezagsorganen die deelgenomen hebben aan het bestuurlijk overleg schriftelijk hun opmerkingen over het concept van het verslag kenbaar. Vervolgens stellen burgemeester en wethouders, met inachtneming van de opmerkingen, het verslag definitief vast.

  • 4. Burgemeester en wethouders brengen het verslag gelijktijdig met het voorstel tot vaststelling of wijziging van de Verordening onderwijshuisvesting ter kennis van de gemeenteraad. Voor zover door burgemeester en wethouders is afgeweken van de in het bestuurlijk overleg naar voren gebrachte zienswijzen, zoals weergegeven in het vastgestelde verslag, wordt hiervan in het voorstel aan de raad melding gemaakt. Daarbij worden de redenen voor het niet geheel overnemen van deze zienswijzen vermeld.

Artikel 8 Heropening overleg

  • 1. Indien uit het advies van de betrokken raadscommissie over het voorgenomen voorstel aan de raad tot vaststelling of wijziging van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs met de daarbij behorende stukken als bedoeld in artikel 7, vierde lid, blijkt dat de meerderheid van de raadscommissie of een deel van de raadscommissie dat volgens burgemeester en wethouders geacht kan worden een meerderheid in de raad te vertegenwoordigen, van oordeel is dat het voorstel op een of meer onderdelen inhoudelijk bijstelling behoeft, dan kan een heropening van het bestuurlijk overleg plaatsvinden. Burgemeester en wethouders beslissen daarover. Het bestuurlijk overleg wordt in ieder geval heropend indien het oordeel als bedoeld in de eerste volzin betrekking heeft op inhoudelijke onderdelen van het voorstel waarover in het bestuurlijk overleg overeenstemming was bereikt.

  • 2. Indien burgemeester en wethouders beslissen het bestuurlijk overleg te heropenen dan roepen zij de vertegenwoordigers van de bevoegde gezagsorganen zo spoedig mogelijk bijeen, doch uiterlijk voor het moment waarop de raad een besluit neemt over het voorstel tot vaststelling of wijziging van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs. In het overleg worden de vertegenwoordigers in de gelegenheid gesteld hun zienswijze te geven op het in het eerste lid genoemd oordeel. Burgemeester en wethouders informeren de raad over het resultaat van dit overleg in de vorm van een aanvulling op het verslag als bedoeld in artikel 7. De raad betrekt de in dit aanvullend verslag neergelegde zienswijzen bij zijn besluitvorming over de vaststelling of wijziging van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs.

Artikel 9 Beslissing burgemeester en wethouders in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders gehoord de vertegenwoordigers van de bevoegde gezagsorganen in het bestuurlijk overleg.

Artikel 10 Citeerartikel

  • 1. De verordening kan worden aangehaald als: "Verordening procedure overleg huisvesting onderwijs gemeente Landgraaf".

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de bekendmaking.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 26 september 1996.
De sekretaris, De voorzitter,

Nota-toelichting verordening procedure overleg huisvesting onderwijs

Algemeen

Ingevolge de WBO, ISOVSO en WVO dient de gemeenteraad ter uitvoering van de aan de raad bij wet opgedragen zorgplicht voor een adequate huisvesting van de scholen op het grondgebied van de gemeente een verordening vast te stellen. Deze "Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs" dient onder andere criteria te bevatten voor de beoordeling van bij de gemeente door

schoolbesturen ingediende aanvragen om voorziening in de huisvesting. De genoemde onderwijswetten schrijven voor dat de gemeenteraad de verordening voor de onderwijshuisvesting, dan wel een wijziging daarvan, niet vaststelt dan nadat daarover op overeenstemming gericht overleg is gevoerd met de schoolbesturen van de niet door de gemeente in stand gehouden scholen. Deze schoolbesturen wijzen voor een dergelijk overleg vertegenwoordigers aan.

 

De gemeenteraad dient een procedure voor dit op overeenstemming gericht overleg vast te stellen (artikel 76, vijfde lid WBO; artikel 84, vijfde lid ISOVSO en artikel 76m, vijfde lid WVO).

De wettelijke opdracht aan de raad om een procedure voor het overleg vast te stellen komt de facto neer op het vaststellen van een algemeen verbindende regeling, die een werking heeft naar de direct belanghebbende partijen, in casu de schoolbesturen en de gemeente. Deze laatste in de hoedanigheid van bestuursorgaan. De wettelijke opdracht betekent dus dat de gemeente de procedure bij gemeentelijke verordening dient te regelen.

Indien hiervan zou worden afgezien dan kan worden gesteld dat aan de vaststelling van de gemeentelijke verordening voor de onderwijshuisvesting en eventuele wijzigingen daarvan, een vormfout kleeft. Een vormfout die ook een doorwerking zou kunnen hebben naar de concrete beslissingen die de gemeenteraad in de toekomst neemt op basis van deze verordening. Indien dit naar voren wordt gebracht in eventuele beroepsprocedures tegen genoemde beslissingen dan lopen de gemeentelijke beslissingen gerede kans om te worden vernietigd.

 

Uit oogpunt van het beperken van niet strikt noodzakelijke regelgeving, behoeft de uitwerking van de wettelijke opdracht om een overlegprocedure vast te stellen niet te leiden tot een verordening waarin alles minutieus is vastgelegd.

Het verdient aanbeveling om in de verordening het hoogst noodzakelijke te regelen ter waarborging van een goede procedurele gang van zaken van het overleg. Dit om op lokaal niveau ook de nodige flexibiliteit in het overleg tussen betrokken partijen in te bouwen. Dit ook indachtig het uitgangspunt dat het overleg over de onderwijs huisvesting, evenals de andere aspecten van het lokaal onderwijsbeleid, gekenmerkt wordt door een gelijkwaardigheid van de overlegpartners. De gekozen terminologie van "op overeenstemming gericht overleg" is daarvan een direct uitvloeisel. Dit veronderstelt immers dat de overlegpartners hun uiterste best moeten doen om tot overeenstemming te komen.

 

Geen nadere regeling voor stemverhoudingen

In de verordening is ervan afgezien om een regeling te treffen voor het stemmen in het overleg. Het betreft een op overeenstemming gericht overleg over (voorgenomen) gemeentelijke besluitvorming. Indien in het bestuurlijk overleg volledige overeenstemming wordt bereikt dan zal de raad - met inachtneming

van de in artikel 8 van de verordening opgenomen procedure - alleen goed gemotiveerd van dit standpunt kunnen afwijken. Mocht er geen of geen volledige overeenstemming in het overleg zijn bereikt over de inhoud van de verordening onderwijshuisvesting, dan wordt in de verslaglegging van het overleg aangegeven hoe de meningsvorming in het overleg is verlopen en welke schoolbesturen bezwaren hebben aangetekend dan wel een afwijkende zienswijze huldigen.

 

Relatie tot gemeentelijke Algemene Inspraakverordening

Er is nagegaan of in de wettelijke opdracht tot het vaststellen van een procedure voor het op overeenstemming gericht overleg over de verordening onderwijshuisvesting, niet kan worden voorzien door de inhoud van de gemeentelijke Algemene Inspraakverordening op dit overleg van toepassing te verklaren. Dit is in de regel niet mogelijk, dan wel niet wenselijk.

Allereerst komt het nog wel eens voor dat een inspraakverordening vormen van inspraak ten aanzien van verordeningen - en dus ook een verordening voor de onderwijshuisvesting - uitsluit. Daarnaast gaat de in de wet opgenomen formulering "van op overeenstemming gericht overleg" verder dan hetgeen in dE regel onder inspraak wordt verstaan.

Tot slot is de kring van belanghebbenden in het kader van een Algemene Inspraakverordening aanmerkelijk groter dan de partijen waarmee in het kader van de verordening onderwijs huisvesting wordt gesproken. De inspraak, en dus het overleg, zou moeten worden uitgebreid tot alle belanghebbenden bij de onderwijshuisvesting. Behalve aan schoolbesturen moet dan met name gedacht worden aan de dagelijkse gebruikers van schoolgebouwen: het onderwijspersoneel en de leerlingen. Dit is alleen al uit praktisch oogpunt een ongewenste ontwikkeling.

 

Relatie met overleg ten aanzien van andere aspecten van het lokaal onderwijsbeleid

In het kader van de verdere voornemens van het Kabinet omtrent de versterking van de verantwoordelijkheid op lokaal niveau van het onderwijsbeleid, is ook op andere onderdelen regelgeving in voorbereiding, zoals het onderwijsachterstandsbeleid en de onderwijsbegeleiding. In de diverse wetsvoorstellen is een plaats ingeruimd voor vormen van doorgaans op overeenstemming gericht overleg tussen de lokale overheid en de vertegenwoordigers van het lokale onderwijsveld. In geen van deze wetsvoorstellen is echter zoals bij de onderwijshuisvesting het geval is, expliciet de verplichting opgenomen dat de gemeenteraad een procedure hiervoor dient vast te stellen. Tegelijkertijd kan worden geconstateerd dat de regelgeving rond het lokaal onderwijsbeleid en de positionering van het instrument van het overleg daarin, doorgaans aanleiding zal zijn voor de gemeente en het onderwijsveld om zich te beraden op de wijze waarop dit overleg moet worden gevoerd. Wij hebben aan het onderwijsveld voorstellen gedaan om te komen tot een onderwijsplatform. In dit verband zullen wij bezien in hoeverre de verordening procedure overleg huisvesting daarbij kan worden betrokken.

 

Relatie met overleg over vaststelling programma huisvestingsvoorzieningen onderwijs

De wettelijke bepalingen over de onderwijshuisvesting schrijven voor dat de raad overleg moet voeren met alle schoolbesturen, alvorens over te gaan tot vaststelling van een programma van huisvestingsvoorzieningen die voor vergoeding door de gemeente in aanmerking komen. De procedurele bepalingen over dit overleg zijn opgenomen in de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs. Het ligt voor de hand dit overleg te voeren in het kader van het bestuurlijk overleg zoals dit in de onderhavige verordening wordt voorgesteld.

 

Artikelsgewijs

Considerans

Hoewel de wet hiertoe niet verplicht, is het vanzelfsprekend dat voorafgaande aan de vaststelling van de verordening overleg plaatsvindt met de (vertegenwoordigers van) de schoolbesturen. Dit "overleg over de overlegprocedure" is uiteraard niet gebonden aan de procedureregels uit de verordening. Centraal hierbij staat echter wel dat de gemeente de betrokken besturen voldoende gelegenheid biedt om hun inhoudelijk oordeel hierover te geven en vervolgens dit oordeel zwaar te laten wegen bij de uiteindelijke vaststelling van de verordening.

Dit vanuit de overweging dat een niet door alle betrokken partijen onderschreven overlegprocedure in het latere inhoudelijke overleg dat op basis van deze procedure wordt gevoerd, contra-productief kan werken.

De term schoolbesturen omvat ook het bestuur van het openbaar onderwijs. De wijze waarop dit bestuur vertegenwoordigd wordt in het overleg is afhankelijk van de bestuursvorm.

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

Hoewel de wettekst het voorgeschreven overleg over de verordening ziet als een aangelegenheid tussen de raad enerzijds en de schoolbesturen van de niet door de gemeente in stand gehouden scholen anderzijds, is er in de verordening voor gekozen de categorie van schoolbesturen te verbreden tot ook het bevoegd gezag van gemeentelijke scholen. De overweging hiervoor is dat het wenselijk is in het bestuurlijk overleg een zo helder mogelijk onderscheid aan te brengen in de verantwoordelijkheden van de gemeente als respectievelijke lokale overheid en als bestuur van het openbaar onderwijs.

De bevoegde gezagsorganen die worden uitgenodigd voor het bestuurlijk overleg zijn de schoolbesturen die onderwijsgebouwen beheren die zijn gesitueerd op het grondgebied van de gemeente en vallen onder de reikwijdte van de verordening onderwijshuisvesting. In voorkomende gevallen kan dit ertoe leiden dat voor dit overleg een bestuur van een school wordt uitgenodigd, die alleen een nevenvestiging of een dislokatie op het grondgebied van de gemeente in stand houdt en een hoofdvestiging beheert in een andere gemeente. Voor de huisvestingsvoorzieningen van een nevenvestiging of een dislokatie is de inhoud van de verordening van de gemeente waar zich het gebouw bevindt bepalend.

Bij deze gemeente dienen ook de eventuele aanvragen te worden ingediend. Het betrokken schoolbestuur heeft daarmee een belang bij de inhoud van de verordening onderwijshuisvesting en dient dan ook uit dien hoofde in de gelegenheid te worden gesteld om deel te nemen aan het bestuurlijk" overleg.

Deze benadering maakt het noodzakelijk dat de gemeente goed nagaat welke bevoegde gezagsorganen in aanmerking komen voor deelname aan het bestuurlijk overleg.

Het "op overeenstemming gericht overleg" heeft in de verordening de aanduiding gekregen van "bestuurlijk overleg". Hiermee komt het gewenste karakter van het overleg tot uiting. Dit ter onderscheiding van het technisch getinte voorbereidend overleg. Het betreft immers een overleg tussen het gemeentebestuur en schoolbesturen.

 

Artikel 2 Uitnodiging voor bestuurlijk overleg

De strekking van dit artikel is dat in procedurele zin wordt gewaarborgd dat de schoolbesturen tijdig worden ingeschakeld in het traject dat moet leiden tot vaststelling of wijziging van de verordening. Hierbij is gekozen voor een termijn van minimaal twee weken, teneinde ook de schoolbesturen voldoende tijd te geven voor de voorbereiding van het overleg.

Overigens mag ingeval er gewerkt wordt met een voorbereidend overleg ervan worden uitgegaan dat de besturen of de vertegenwoordigers van de besturen al in een eerder stadium op de hoogte zijn van de inhoud van de voorstellen.

Tevens kan in dit voorbereidend overleg worden vastgesteld wat het meest geschikte tijdstip is (voor schoolbesturen is dit meestal een tijdstip in de namiddag of avond) voor het bijeenroepen van het bestuurlijk overleg. Bij het ontbreken van vormen van vooroverleg spreekt het voor zich dat de gemeente zich ervan vergewist dat de geplande datum van het bestuurlijk overleg een geschikt tijdstip is voor de andere overlegpartners.

De gemeente is gehouden om een "aangekleed" voorstel toe te zenden, in die zin dat niet volstaan kan worden met de "kale" tekst van de verordening onderwijshuisvesting, of van de wijziging daarvan. In de vorm van een toelichting (in de regel zal dit de beoogde algemene en artikelsgewijze toelichting op de verordening zijn) wordt de overlegpartners inzicht gegeven in de achtergronden van het voorstel.

De vertegenwoordigers van de schoolbesturen hebben uiteraard de mogelijkheid om ook zelf stukken in te brengen voor het bestuurlijk overleg.

Indien het bestuurlijk overleg wordt voorbereid dan verdient het aanbeveling dat het voorstel ook vergezeld gaat van de uitkomst van dit vooroverleg (bijvoorbeeld in de vorm van een inventarisatie van onderwerpen waarover wel en waarover geen overeenstemming bestaat).

De formulering dat het bestuurlijk overleg op een bepaald tijdstip zal "aanvangen" impliceert dat het overleg niet in één ronde behoeft te worden afgerond.

Vaak zal het zo zijn dat voor het bestuurlijk overleg meer dan één bijeenkomst nodig is. Er is in de verordening voor gekozen om deze optie van vervolgoverleg niet te binden aan nadere formele vereisten (behoudens de beschreven omstandigheden in artikel 6, vierde lid en artikel 8 van de verordening) over de uitnodiging en toezending van stukken. De deelnemers kunnen hierover in het eerste overleg concrete afspraken maken inspelend op de feitelijke situatie die zich op dat moment voordoet.

 

Artikel 3 Secretariaat

In formele zin zijn burgemeester en wethouders belast met het voeren van het secretariaat van het overleg. De praktijk is dat het secretariaat - onder verantwoordelijkheid van burgemeester en wethouders - wordt verzorgd door een of meer gemeente-ambtenaren. Het zal daarbij in de regel om ambtenaren gaan van de afdeling Onderwijs, belast met aangelegenheden inzake het lokaal onderwijsbeleid. Het verdient aanbeveling om aan de vertegenwoordigers in het bestuurlijk overleg duidelijk aan te geven wie feitelijk met het voeren van het secretariaat is belast.

 

Artikel 4 Voorbereiding

De praktijk laat vaak zien dat een bestuurlijk overleg wordt vooraf gegaan door het nodige (technische) vooroverleg. Dit overleg heeft het karakter van een voorbereiding voor het "echte" bestuurlijk overleg. De bereikte overeenstemming en overgebleven verschillen van inzicht in het vooroverleg vormen de basis van het bestuurlijk overleg. Hierin richt zich de aandacht vervolgens meestal op de nog resterende geschilpunten waarbij in het kader van het op overeenstemming gericht karakter van het bestuurlijk overleg gestreefd moet worden naar een oplossing. Er is van afgezien om het voeren van het voorbereidend overleg te binden aan procedurele voorschriften.

Afhankelijk van de omvang van de problematiek dient het overleg met een grote mate van flexibiliteit te kunnen worden ingericht en gevoerd. Dit geldt ook voor de wijze van vertegenwoordiging (ambtelijk dan wel op bestuurlijk niveau).

 

Artikel 5 Vertegenwoordiging

Een schoolbestuur is uiteraard vrij om al of niet deel te nemen aan het bestuurlijk overleg. Indien een bestuur ingaat op de uitnodiging voor het overleg dan wijst het hiervoor een of meer vertegenwoordigers aan (zie bij voorbeeld de tekst van artikel 76, vijfde lid WBO). Uiteraard dient de mogelijkheid te worden geboden dat de vertegenwoordigers, net zo goed als dat het geval zal zijn bij vertegenwoordiger van het gemeentebestuur, zich kunnen laten bijstaan door

een of meer adviseurs.

Het eerste lid biedt de mogelijkheid om de omvang van vertegenwoordiging van een schoolbestuur - uit een oogpunt van effectief overleg - te binden aan een maximum. Bij het gebruik van deze mogelijkheid zal de lokale situatie (aantal schoolbesturen; schaalomvang van de besturen) een rol spelen. De beruchte "Poolse landdagen" dienen te worden voorkomen.

Wanneer het aantal schoolbesturen in de gemeenten bij voorbeeld zo groot is dat het totaal aantal door al deze schoolbesturen aan te wijzen vertegenwoordigers (ook al is dit maar één vertegenwoordiger per bestuur) een vruchtbaar overleg in de weg staat, dan is het aan te bevelen gebruik te maken van de optie van een gezamenlijke vertegenwoordiging (zie tweede lid).

Naast de in de verordening opgenomen opties zijn ook nog andere varianten denkbaar zoals:

- een vertegenwoordiger per denominatie, waardoor de situatie kan optreden dat niet ieder schoolbestuur rechtstreeks aan het overleg deelneemt. Ook deze vertegenwoordiging kan worden gebonden aan een bepaald maximum aantal vertegenwoordigers;

- het vooraf in de verordening aangeven van de maximumomvang van het overleg (bij voorbeeld 10 deelnemers namens de schoolbesturen). Aan de gezamenlijke schoolbesturen wordt overgelaten om deze vertegenwoordiging in te vullen. De representatie wordt daarbij zodanig ingevuld dat alle schoolbesturen van alle op het grondgebied van de gemeente voorkomende denominaties zich vertegenwoordigd weten in het overleg.

Aangezien volgens de wet het schoolbestuur zijn vertegenwoordiger aanwijst, is het wel zaak om ingeval de verordening uitgaat van een (imperatieve) vorm van gezamenlijke vertegenwoordiging het daarover met alle schoolbesturen eens te zijn.

Voor een effectief overleg is het eveneens belangrijk dat de besturen hun vertegenwoordigers voldoende mandaat geven voor het voeren van het overleg (innemen van standpunten/maken van afspraken). De gekozen formulering dat de vertegenwoordiger namens zijn bestuur of namens een aantal besturen deelneemt aan het overleg is daarvan een uitdrukking.

De vertegenwoordigers dienen zich te vergewissen van voldoende mandaat door middel van gestructureerd vooroverleg met de schoolbesturen die zij vertegenwoordigen. Het mandaat zal inhoudelijk doorgaans betrekking hebben op de standpuntbepaling over voorstellen die langs reguliere weg zijn ingebracht in het bestuurlijk overleg. Wanneer zich tijdens of vlak voor het overleg nieuwe omstandigheden aandienen, dan dient er uiteraard voldoende ruimte te zijn voor

de vertegenwoordigers om tussentijds terug te kunnen koppelen naar de respectievelijke schoolbesturen of het college van burgemeester en wethouders.

Het verdient nadrukkelijk overweging om de vertegenwoordiging van het door de gemeente bestuurde openbaar onderwijs in het overleg zo helder mogelijk te markeren. Dit kan door middel van aanwijzing van een of meer personen die op titel van vertegenwoordiger van het openbaar onderwijs deelnemen aan het overleg. In Landgraaf kennen we een bestuurscommissie en ligt het in de rede dat de voorzitter of sekretaris of een andere door de bestuurscommissie aangewezen vertegenwoordiger aan het overleg deelneemt.

Uit het derde lid vloeit voort dat de raad de wettelijke opdracht tot het voeren van overleg delegeert aan burgemeester en wethouders door middel van afvaardiging van de portefeuillehouder Onderwijs naar het overleg. De deelname aan het overleg van burgemeester en wethouders in de persoon van de direct verantwoordelijke portefeuillehouder benadrukt - ook vanuit de invalshoek van de lokale overheid - het bestuurlijk karakter van het overleg. Er IS daarom niet gekozen voor een ambtelijk vertegenwoordiger.

 

Artikel 6 Advies Onderwijsraad

In dit artikel is in procedurele zin aangegeven op welke wijze door een of meer overlegpartners kenbaar wordt gemaakt dat men de Onderwijsraad wil inschakelen voor advies over aspecten uit de vast te stellen verordening onderwijshuisvesting die betrekking hebben op de vrijheid van richting en vrijheid van inrichting van het onderwijs. Uitgangspunt daarbij is dat de partij die om advies verzoekt, inhoudelijk en gemotiveerd aangeeft op welke onderwerpen de adviesaanvraag betrekking heeft.

Tevens is erin voorzien dat in het bestuurlijk overleg van gedachten kan worden gewisseld over de inhoud van het verzoek aan de Onderwijsraad. Dit tegen de achtergrond dat iedereen erbij gebaat is dat minimaal duidelijkheid bestaat over de beweegredenen bij een, meer of alle partijen om zich tot de Onderwijsraad te wenden. Deze gedachtenwisseling laat uiteraard het recht van een individueel schoolbestuur of van de gemeente om de Onderwijsraad in te schakelen, ook wanneer de andere overlegpartners daaraan geen behoefte hebben, onverlet.

Daarnaast zal ook de Onderwijsraad in het kader van zijn advisering geïnformeerd willen worden over de (mogelijk afwijkende) zienswijzen van alle partners uit het bestuurlijk overleg.

In het vierde lid wordt bepaald in welke situatie er in ieder geval nader bestuurlijk overleg plaatsvindt over het advies van de Onderwijsraad. Dit is aan de orde wanneer de Onderwijsraad adviseert om inhoudelijke wijzigingen aan te brengen in het voorstel tot vaststelling of wijziging van de verordening onderwijshuisvesting.

In alle andere gevallen maken burgemeester en wethouders de afweging of nader bestuurlijk overleg noodzakelijk is. In de verordening is voor deze formule gekozen in plaats van een benadering om ongeacht de strekking en inhoud van het advies standaard te bepalen dat nader overleg plaatsvindt over het uitgebrachte advies. Er kunnen zich namelijk situaties voordoen waarin een dergelijk nader overleg geen toegevoegde waarde heeft, bij voorbeeld wanneer het advies het voorstel van burgemeester en wethouders onderschrijft. Uiteraard is er niets op tegen wanneer op lokaal niveau hierbij een andere benadering wordt gevolgd zoals het standaard uitgaan van een nader overleg of het bijeenroepen van een overleg indien een of meer overlegpartners naar aanleiding van het toegezonden afschrift van het advies hierom binnen een bepaalde periode vraagt.

Overigens wordt nog opgemerkt dat de wettelijke bepalingen over de advisering van de Onderwijsraad niets voorschrijven over een overlegmogelijkheid zoals hiervoor is beschreven. Er wordt bepaald dat de Onderwijsraad advies uitbrengt aan de gemeente. Het advies wordt vervolgens bekendgemaakt te zamen met de verordening onderwijshuisvesting of de wijziging daarvan.

Om te voorkomen dat eventueel nader overleg over het uitgebrachte advies tot een te grote vertraging in het besluitvormingsproces leidt, is in het vierde lid uitgegaan van een vrij korte termijn waarbinnen een dergelijk overleg zal dienen plaats te vinden. Om hierbij problemen te voorkomen verdient het aanbeveling aan de vooravond van de indiening van het verzoek om advies met de daarbij behorende stukken bij de Onderwijsraad alvast in onderling overleg enkele data te reserveren voor eventueel nader overleg. Hierbij kan ervan worden uitgegaan dat de Onderwijsraad drie tot vier weken nodig heeft om tot een advies te komen. De wetgever heeft de adviestermijn namelijk beperkt tot vier weken.

 

Artikel 7 Verslaglegging; informeren raad

De gemeenteraad zal bij de vaststelling of wijziging van de verordening onderwijshuisvesting de argumenten en zienswijzen die in het overleg naar voren zijn gebracht moeten wegen. Hiertoe is het van belang dat de raad zich een duidelijk beeld kan vormen van de inhoud en strekking van hetgeen in het bestuurlijk overleg is aangevoerd. De raad wordt hierover op de hoogte gebracht via toezending van het verslag van het bestuurlijk overleg. In dit verslag staat aangegeven op welke wijze het overleg is gevoerd teneinde te kunnen vaststellen dat het gestelde in de verordening procedure overleg huisvesting onderwijs in acht is genomen.

Het verslag bevat uiteraard de zienswijzen zoals deze door de verschillende partijen zijn ingebracht. Voor zover deze zienswijzen niet of niet geheel zijn overgenomen in de verordening zoals aan de raad is voorgelegd, wordt hiervan in het betrokken raadsvoorstel door burgemeester en wethouders melding gemaakt. Daarbij wordt ook aangegeven op welke gronden burgemeester en wethouders tot het betreffende oordeel zijn gekomen.

 

Artikel 8 Heropening overleg

De uitkomst van het op overeenstemming gericht overleg vormt een belangrijk gegeven in de verdere besluitvormingsprocedure (raadscommissie en raad) over de vaststelling of wijziging van de verordening onderwijshuisvesting . In het voorstel ter zake van burgemeester en wethouders is aangegeven op welke wijze is omgegaan met de gebrachte zienswijzen. Indien er in het verdere besluitvormingsproces signalen komen dat vermoedelijk wordt afgeweken van het b en w-voorstel en dat daarmee de uitkomst van het bestuurlijk overleg in een ander licht komt te staan, komt de vraag aan de orde of de mogelijkheid moet worden geboden over de gewijzigde situatie het bestuurlijk overleg te heropenen.

Gezien het gewicht dat moet worden gehecht aan het op overeenstemming gericht overleg is een bevestigend antwoord op deze vraag op zijn plaats. Een eventueel hernieuwd overleg is in dit artikel gekoppeld aan het resultaat van de bespreking van het voorstel van burgemeester en wethouders in de raadscommissie waarin onderwijsaangelegenheden aan de orde komen. Indien een "meerderheid" in de raadscommissie aanleiding ziet voor een advies om te komen tot inhoudelijke bijstellingen in het b en w-voorstel dan is dit in beginsel aanleiding om het bestuurlijk overleg bijeen te roepen.

Er kunnen zich naar aanleiding van de behandeling In de raadscommissie verschillende situaties voordoen:

 

1. over (onderdelen van) het voorstel dat burgemeester en wethouders hebben ingebracht bestond in het bestuurlijk overleg volledige overeenstemming.

Het afwijkende meerderheidsstandpunt van de raadscommissie daarover betekent dus ook een afwijking van de bereikte consensus in het bestuurlijk overleg. In een dergelijk geval heropenen burgemeester en wethouders het bestuurlijk overleg. Het spreekt voor zich dat het hierbij dient te gaan om aspecten met een zekere importantie. Vandaar dat gekozen is voor de formulering dat het moet gaan om een" inhoudelijke" bijstelling. Het zou bij voorbeeld overdreven zijn om voor kleine technische bijstellingen een bestuurlijk overleg bijeen te roepen;

2. de afwijkende visie van de raadscommissie strookt met de afwijkende zienswijzen zoals die gezamenlijk door de vertegenwoordigers van de schoolbesturen zijn ingebracht in het overleg. In een dergelijke situatie lijkt het opnieuw bijeenroepen van het overleg niet noodzakelijk, tenzij burgemeester en wethouders dit dienstig vinden voor hun standpuntbepaling over

het meerderheidsstandpunt van de raadscommissie;

3. de afwijkende visie van de raadscommissie strookt met de zienswijze zoals die door een deel van de schoolbesturen in het overleg naar voren is gebracht. In deze situatie kan het bijeenroepen van het bestuurlijk overleg gewenst zijn in verband met de positie van de schoolbesturen die hun zienswijze niet gehonoreerd zien. Burgemeester en wethouders bezien de noodzaak daartoe.

Het voordeel van de in artikel 8 neergelegde procedure is dat het gemeentelijk besluitvormingsproces voortgang kan vinden zonder het gewicht van het bestuurlijk overleg geweld aan te doen. Het voorstel van burgemeester en wethouders, al dan niet bijgesteld naar aanleiding van de behandeling in de raadscommissie, kan namelijk doorgaan naar de raad. Het resultaat van het heropende bestuurlijk overleg kan vervolgens ter kennis worden gebracht van de raad. Dit resultaat wordt door de raad betrokken bij de uiteindelijke vaststelling van de verordening. Dit positioneert de raad ook als hoogste bestuursorgaan in de gemeente, die alles afwegend een finale beslissing neemt.

 

Arikel 9

Wanneer de verordening voor het overleg in bepaalde zaken niet voorziet dan nemen burgemeester en wethouders een beslissing. Aangezien dergelijke beslissingen (de inrichting van) het bestuurlijk overleg raken, is er in voorzien dat burgemeester en wethouders hierover de andere partijen uit het overleg horen. Daaruit zou bij voorbeeld kunnen blijken dat het wenselijk wordt geacht om:

-    bepaalde zaken nader te regelen (Reglement van Orde, huishoudelijk reglement);

-    bepaalde zaken via een aan de raad voor te leggen wijziging vast te leggen in de verordening op het overleg.