Regeling vervallen per 01-01-2023

Financiële beheersverordening 2020 gemeente Landgraaf

Geldend van 01-01-2020 t/m 31-12-2022

Intitulé

Financiële beheersverordening 2020 gemeente Landgraaf

De raad van de gemeente Landgraaf,

Besluit:

Vast te stellen de Financiële beheersverordening 2020 gemeente Landgraaf

I. Begrippen

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Administratie: Het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Landgraaf en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • b.

    Financiële administratie: Het onderdeel van de administratie dat zorg draagt voor en toeziet op de juiste, tijdige en volledige administratie van de financiële gegevens inbegrepen de contracten en de uitvoering van de betalingen en ontvangsten.

  • c.

    Bedrijfsvoeringsadministratie : Het onderdeel van de administratie dat zorg draagt voor en toeziet op de juiste, tijdige en volledige administratie van de formatie- en bezettingsgegevens inbegrepen de uithuur-, inhuur- en de salarisgegevens.

  • d.

    Administratieve organisatie: Het gehele stelsel van beheersmaatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatieverzorging ten behoeve van de sturing en verantwoording;

  • e.

    Kadernota: Richtinggevend document, gericht op de totstandkoming van de programmabegroting voor het eerstvolgende boekjaar en globaal gericht op de meerjarenraming;

  • f.

    Programmabegroting: Raming van baten en lasten per programma en stortingen en onttrekkingen aan de reserves, gericht op de beleidsvoornemens voor het desbetreffende boekjaar en de meerjarenraming;

  • g.

    Beleidsmatige voortgangsrapportage : Een rapportage waarin de voortgang van de in de programmabegroting opgenomen activiteiten en prestaties (2eW) aan de hand van een met de raad afgesproken methodiek ter vaststelling wordt voorgelegd aan de raad.

  • h.

    Financiële voortgangsrapportage Een rapportage waarin financiële mutaties ten opzichte van de actuele begroting ter vaststelling worden voorgelegd aan de raad.

  • i.

    Jaarverslag: Rapport dat inzicht biedt in de mate waarin de in de begroting opgenomen beleidsvoornemens (activiteiten en prestaties) zijn gerealiseerd.

  • j.

    Jaarrekening: Rapport dat inzicht biedt in de mate waarin de door de raad ter beschikking gestelde financiële middelen ter uitvoering van het beleid zijn gebruikt.

  • k.

    Jaarstukken: Het jaarverslag, de jaarrekening inbegrepen het rapport en de verklaring van de accountant

  • l.

    Verbonden partij: Een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke organisatie waarin de gemeente Landgraaf een bestuurlijk en een financieel belang heeft;

  • m.

    Rechtmatigheid: Het in overeenstemming zijn met de begroting en van toepassing zijnde wettelijke regelingen;

  • n.

    Doelmatigheid: Het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen;

  • o.

    Doeltreffendheid: De mate waarin de beoogde beleidsafspraken daadwerkelijk worden behaald;

  • p.

    Financieel beheer: Het uitoefenen van bestuur over en toezicht houden op het beheer van middelen en het uitoefenen van rechten van de gemeente Landgraaf;

II. Begroting en verantwoording

Artikel 2 Planning

  • 1. Het college stelt jaarlijks een planning vast voor de totstandkoming van de diverse door de raad vast te stellen planning & control documenten.

  • 2. Het college stemt die planning voor aanvang van het begrotingsjaar af met de auditcommissie.

Artikel 3 Kadernota

  • 1. In het voorjaar legt het college de kadernota voor het eerstvolgende begrotingsjaar ter vaststelling voor aan de raad.

  • 2. De kadernota bevat de uitgangspunten zoals te hanteren bij het opstellen van de nieuwe begroting.

  • 3. De kadernota bevat naast de kaders voor het eerstvolgende begrotingsjaar een prognose van de meerjarensaldi en de algemene reservepositie op basis van de dan bekende (autonome) financiële ontwikkelingen.

  • 4. De kadernota bevat tevens overzicht van mogelijke ruimtevragende en ruimtecreërende (beleids)alternatieven en de majeure risico’s.

  • 5. De raad voert het debat over de kadernota en de opgenomen alternatieven in het richtingendebat.

  • 6. De resultaten van het richtingendebat worden geborgd in de besluitvorming over de kadernota.

  • 7. De raad kan bij de kadernota besluiten over welke onderwerpen zij extra in de paragrafen van begroting en rekening in aanvulling op de verplichte paragrafen kaders wil stellen en wenst te worden geïnformeerd.

Artikel 4 Programmabegroting

  • 1. Het college legt de ontwerpprogrammabegroting voor het nieuwe jaar inclusief de meerjarenraming ter vaststelling voor aan de raad op een dusdanig tijdstip dat de begroting tijdig kan worden ingediend bij de provincie.

  • 2. De begroting wordt opgesteld conform de regels zoals gesteld in de gemeentewet, het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) en de nadere door de raad en het college vastgestelde regels.

  • 3. Het college laat in de begroting transparant de achtereenvolgend genomen besluiten en ontwikkelingen zien die geleid hebben tot het nieuwe meerjarensaldo.

  • 4. De begroting bevat, in aanvulling op de gestelde regels in het BBV, per programma een overzicht van de majeure risico’s (4eW).

  • 5. De begroting en in het bijzonder de daarin opgenomen activiteiten en prestaties (2eW) vormen het ‘’prestatieconvenant’’ tussen raad en college voor het komende begrotingsjaar.

  • 6. De raad stelt bij aanvang van een nieuwe raadsperiode de nieuwe programma-indeling vast.

  • 7. De raad autoriseert met het vaststellen van de programmabegroting de in de programmabegroting opgenomen baten en lasten per programma en het investeringsplan voor het begrotingsjaar.

  • 8. Het college draagt er zorg voor dat al het bestaande beleid en nieuwe beleid, waartoe de raad heeft besloten, zichtbaar is verwerkt in de programmabegroting.

  • 9. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de meerjarige ontwikkeling van de weerstandsratio.

Artikel 5 Uitvoering begroting

  • 1. Het college draagt zorg voor een rechtmatige, doelmatige en doeltreffende uitvoering van de programmabegroting.

  • 2. Het college stelt daartoe bij aanvang van het begrotingsjaar een budgetbesluit op waarin de verdelingen van de baten en lasten en investeringen per budgethouder worden vastgesteld.

  • 3. Het college draagt er zorg voor dat de in de begroting opgenomen activiteiten, prestaties en maatregelen in het kader van de risicobeheersing worden geborgd in de werkplannen van de afdelingen.

  • 4. De door de raad in de begroting vastgestelde en daarmee gevoteerde investeringen worden door het college van Burgemeester en wethouders in een separaat ter beschikkingsstellingsbesluit per investering aan de budgethouder beschikbaar gesteld alvorens uitgaven ten laste van die investering kunnen en mogen worden gedaan.

Artikel 6 Tussentijdse verantwoording voortgang en bijstelling begroting

  • 1. Het college legt tussentijds verantwoording af over de voortgang van het beleid zoals opgenomen in de programmabegroting in de vorm van een beleidsmatige tussen- en slotrapportage.

  • 2. De inrichting van de beleidsmatige voortgangsrapportage sluit aan bij de indeling van de programmabegroting.

  • 3. Het college legt financiële mutaties op de programmabegroting, die vallen onder de bevoegdheid van de raad, ter vaststelling voor aan de raad in de zogeheten financiële bijstellingsrapportage.

  • 4. Het aantal financiële bijstellingsrapportages wordt per jaar afgestemd met de raad.

  • 5. De laatste financiële bijstellingsrapportage bevat een overzicht van de (restant) investeringskredieten en reserves die op grond van de nadere regels, zoals vastgesteld in de in artikel 9 genoemde nota’s, bij het opstellen van de jaarrekening afgeboekt gaan worden, tenzij de raad bij vaststelling van de voortgangsrapportage besluit, op grond van de aangeleverde motivering, het afvoeren uit te stellen.

  • 6. Majeure financiële mutaties met grote financiële en/of bestuurlijke impact worden als separaat voorstel voorgelegd aan de raad en maken dus geen deel uit van de financiële bijstellingsrapportages.

Artikel 7 Finale verantwoording (Jaarstukken)

  • 1. Het college legt de jaarstukken van het afgelopen jaar ter vaststelling voor aan de raad op een dusdanig tijdstip dat de jaarstukken tijdig kunnen worden ingediend bij de provincie.

  • 2. De jaarstukken worden opgesteld conform de regels gesteld in de gemeentewet, het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) en de aanvullend door de raad en het college vastgestelde richtlijnen.

  • 3. De auditcommissie adviseert de raad over de jaarstukken, in het bijzonder de jaarrekening, mede op basis van de accountsverklaring en het door de accountant opgestelde verslag van bevindingen.

III. Financieel beleid, regelgeving en de paragrafen

Artikel 8 Financiële verordeningen

  • 1. Op basis van de gemeentewet stelt de raad in aanvulling op deze voorliggende verordening art. 212 bij verordening regels op voor:

    • a.

      De controle op het financiële beheer en op de inrichting van de financiële organisatie (art 213 GW).

    • b.

      Het doen van periodiek onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het door het college gevoerde bestuur (art 213a GW).

    • c.

      Het invoeren, wijzigen of afschaffen van een gemeentelijke belasting door het vaststellen van een belastingverordening (art 216 GW).

  • 2. Het college doet de raad jaarlijks voor aanvang van het nieuwe begrotingsjaar een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de diverse belastingen, heffingen en leges in de vorm van een verordening:

    • a.

      Leges (heffing).

    • b.

      Precariobelasting.

    • c.

      Afvalstoffenheffing.

    • d.

      Hondenbelasting.

    • e.

      Onroerende zaak belasting.

    • f.

      Rioolheffing.

    • g.

      Lijkbezorging (heffing).

    • h.

      Marktgelden (heffing).

    • i.

      Kwijtschelding.

Artikel 9 Nadere regels financieel beleid

  • 1. Het college draagt, in aanvulling op de in artikel 1 genoemde verordeningen, er zorg voor dat de nadere regels m.b.t. het financiële beleid van de gemeente is geborgd in:

    • a.

      Nota belastingen, leges en heffingen.

    • b.

      Nota planning en control.

    • c.

      Nota weerstandsvermogen en risicomanagement.

    • d.

      Nota verbonden partijen.

    • e.

      Nota activa.

    • f.

      Nota reserves en voorzieningen.

    • g.

      Nota invordering.

    • h.

      Nota financiering.

    • i.

      Nota bedrijfsvoering.

  • 2. Periodieke inventarisaties op het terrein van activa, reserves en voorzieningen, verbonden partijen, debiteuren, leningen en garanties en risico’s maken deel uit van de programmabegroting, de tussentijdse verantwoordingen en de jaarstukken en dus niet van de financiële beleidsnota’s.

  • 3. De in lid 1 genoemde nota’s onder sub a t/m f worden voor vaststelling door de raad voorzien van een advies van de auditcommissie.

Artikel 10 Belastingen, leges en heffingen

  • 1. Het college draagt zorg voor een actuele door de raad vast te stellen nota belastingen, leges en heffingen.

  • 2. De in lid 1 genoemde nota geeft inzicht in de grondslagen en de regels omtrent de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en van tarieven voor belastingen en heffingen.

  • 3. De paragraaf lokale heffingen bij de programmabegroting bevat naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording:

    • a.

      De mate van kostendekkendheid van leges, rioolheffing en afvalstoffenheffing;

    • b.

      De vergelijking van de woonlasten binnen de Parkstad gemeenten;

    • c.

      De landelijke ontwikkelingen op het gebied van lokale heffingen;

    • d.

      De risico’s m.b.t. de belastingen en heffingen.

  • 4. In de paragraaf lokale heffingen van de in artikel 6 lid 1 genoemde beleidsmatige voortgangsrapportage geeft het college de raad inzicht in de primitieve, gerealiseerde en geprognosticeerde omvang van de baten uit heffingen en leges in het begrotingsjaar inbegrepen een toelichting.

  • 5. In de paragraaf lokale heffingen van het jaarverslag geeft het college de raad, in aanvulling op artikel 26 van het BBV en lid 4 inzicht in de belangrijkste ontwikkelingen bij de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen (BsGW) en de mate waarin de onderkende risico’s zijn opgekomen.

Artikel 11 Planning en control

  • 1. Het college draagt zorg voor een actuele door de raad vast te stellen nota planning en control.

  • 2. De in lid 1 genoemde nota geeft inzicht in:

    • a.

      De visie op de planning en control inbegrepen de wijze waarop raad en college invulling geven aan de planning en control cyclus;

    • b.

      De wijze waarop het college haar in control verklaring op stelt.

Artikel 12 Weerstandsvermogen en risicobeheersing

  • 1. Het college draagt zorg voor een actuele door de raad vast te stellen nota weerstandsvermogen en risicobeheersing.

  • 2. De in lid 1 genoemde nota bevat het beleid en nadere regels t.a.v. risicomanagement inbegrepen de wijze waarop de weerstandscapaciteit, de weerstandsbehoefte en de weerstansratio worden berekend.

  • 3. De paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing van de programmabegroting bevat ten minste de informatie zoals opgenomen in artikel 11 van het BBV inbegrepen de meerjarige ontwikkeling van de weerstandsratio edoch uitgezonderd het beleid omtrent de weerstandscapaciteit en de risico’s aangezien dat is opgenomen in de in lid 1 genoemde nota.

  • 4. In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing van de in artikel 6 lid 1 genoemde beleidsmatige voortgangsrapportage geeft het college de raad inzicht in;

    • a.

      De actuele weerstandsbehoefte;

    • b.

      De actuele weerstandscapaciteit;

    • c.

      De actuele weerstandsratio voor het lopende jaar.

  • 5. In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing van het jaarverslag geeft het college de raad, in aanvulling op artikel 26 van het BBV, inzicht in het verloop over de laatste vier jaren van de primitieve begrote en werkelijk gerealiseerde omvang van de weerstandsbehoefte.

Artikel 13 Verbonden partijen

  • 1. Het college draagt zorg voor een actuele door de raad vast te stellen beleidsnota verbonden partijen.

  • 2. De in lid 1 genoemde nota geeft inzicht in de wijze waarop raad en het college grip houden op de verbonden partijen.

  • 3. De door de gemeente gesubsidieerde professionele welzijnsinstellingen vallen onder het kader van de in lid 1 genoemde nota.

  • 4. De paragraaf ‘’verbonden partijen’’ van de programmabegroting bevat ten minste de laatste ontwikkelingen op het terrein van de verbonden partijen in zijn algemeenheid, een overzicht van de bijdrages aan de verbonden partijen in het begrotingsjaar en een overzicht van de financiële risico’s die we lopen bij de verbonden partijen op het domein van de bedrijfsvoering.

  • 5. De lijst van verbonden partijen zoals toegevoegd aan de programmabegroting bevat ten minste de informatie zoals opgenomen in art 15 van het BBV.

  • 6. In de paragraaf Verbonden Partijen van de in artikel 6 lid 1 genoemde beleidsmatige voortgangsrapportage geeft het college de raad per verbonden partij inzicht in de vastgestelde primitieve bijdrage aan de begroting, de vastgestelde actuele bijdrage aan de begroting en het verwachte resultaat van de verbonden partij voor Landgraaf.

  • 7. In de paragraaf Verbonden Partijen van het jaarverslag geeft het college de raad, in aanvulling op artikel 26 van het BBV, inzicht in de vastgestelde primitieve bijdrage aan de begroting van de verbonden partij, de vastgestelde actuele bijdrage aan de begroting van de verbonden partij, het resultaat voor Landgraaf en het begrote en opgekomen risico per de verbonden partij.

Artikel 14 Kapitaalgoederen (activa)

  • 1. Het college draagt zorg voor een actuele door de raad vast te stellen beleidsnota kapitaalgoederen (activa).

  • 2. De in lid 1 genoemde nota stelt in aanvulling op het BBV1 nadere regels omtrent het beleidskader kapitaalgoederen.

  • 3. De in de gemeentewet genoemde regels voor waardering en afschrijving van activa (art 212 GW), maken deel uit van het in lid 1 genoemde beleidsnota kapitaalgoederen.

  • 4. De paragraaf onderhoud kapitaalgoederen van de programmabegroting bevat de informatie zoals opgenomen in artikel 12 van het BBV waaronder de minimaal te realiseren onderhoudsniveau’s per type kapitaalgoed. Het beleidskader is opgenomen in de in lid 1 genoemde nota.

  • 5. In de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen van de in artikel 6 lid 1 genoemde beleidsmatige voortgangsrapportage geeft het college de raad inzicht in de primitieve, actuele en te verwachten financiële consequenties in het lopende begrotingsjaar van het onderhoud per type kapitaalgoed.

  • 6. In de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen van het jaarverslag geeft het college de raad, in aanvulling op artikel 26 van het BBV, per type kapitaalgoed inzicht in de primitieve actuele en gerealiseerde middelen. Tevens wordt inzicht gegeven, indien aan de orde, van de mate van achterstallig onderhoud per type kapitaalgoed ultimo het begrotingsjaar waarover verslag wordt gedaan.

Artikel 15 Grondbeleid

  • 1. Het college draagt zorg voor een actuele door de raad vast te stellen grondnota;

  • 2. In de in lid 1 genoemde nota geeft het college de raad inzicht in de financiële en beleidsmatige ontwikkelingen van de grondexploitaties en stelt het nadere regels omtrent het te voeren grondbeleid in lijn met en in aanvulling op het BBV.

  • 3. De paragraaf grondbeleid van de programmabegroting bevat de informatie zoals opgenomen in artikel 16 van het BBV voor zover niet opgenomen in de in lid 1 genoemde nota.

  • 4. In de in artikel 6 lid 1 genoemde beleidsmatige voortgangsrapportage geeft het college de raad in de paragraaf grondbeleid inzicht in de voortgang van de lopende grondexploitatietrajecten.

  • 5. In de paragraaf grondbeleid van het jaarverslag geeft het college de raad op hoofdlijn inzicht in de verantwoording over de grondexploitaties. De financiële detailgegevens van de lopende grondexploitaties maken deel uit van de jaarrekening.

Artikel 16 Reserves en voorzieningen

  • 1. Het college draagt zorg voor een actuele door de raad vast te stellen beleidsnota reserves en voorzieningen.

  • 2. De in lid 1 genoemde nota stelt in aanvulling op het BBV nadere regels omtrent doel, vorming, gebruik en opheffing van reserves en voorzieningen.

  • 3. De programmabegroting bevat een meerjarig verloopoverzicht van de geraamde stortingen en onttrekkingen per reserve en voorziening.

  • 4. In de in artikel 6 lid 1 genoemde beleidsmatige voortgangsrapportage geeft het college de raad per reserve inzicht in de primitieve stand bij aanvang van het begrotingsjaar, de actueel geraamde stortingen en onttrekkingen en de verwachte stand van de reserves ultimo het begrotingsjaar.

  • 5. In de jaarrekening geeft het college de raad per reserve inzicht in de primitieve stand bij aanvang van het begrotingsjaar, de daadwerkelijk uitgevoerde stortingen en onttrekkingen en de stand van de reserves ultimo het begrotingsjaar.

Artikel 17 Invordering

  • 1. Het college draagt zorg voor een actuele door de raad vast te stellen beleidsnota invordering.

  • 2. De in lid 1 genoemde nota geeft inzicht in:

    • a.

      De nadere regels die gelden voor de wijze waarop binnen de gemeente vorm wordt gegeven aan de invordering die niet door de BsGW wordt uitgevoerd;

    • b.

      De wijze waarop het proces van invordering is vormgegeven.

  • 3. Voor wat betreft de fiscale invordering die wordt uitgevoerd door de BsGW geldt de leidraad invordering BsGW.

Artikel 18 Financiering

  • 1. Het college draagt zorg voor een actuele door de raad vast te stellen beleidsnota financiering2 .

  • 2. De in lid 1 genoemde nota geeft inzicht in de beleidsvoornemens en regels inzake de algemene doelstellingen, de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie3 en de regels omtrent het uitzetten van geldleningen en garanties i.h.k.v. de publieke taak4.

  • 3. De paragraaf financiering van de programmabegroting bevat ten minste de informatie zoals opgenomen in artikel 13 van het BBV.

  • 4. In de in artikel 6 lid 1 genoemde beleidsmatige voortgangsrapportage geeft het college de raad in de paragraaf financiering inzicht in de voortgang van de financieringsbehoefte in het lopende jaar.

  • 5. In de jaarrekening geeft het college de raad inzicht in de mate waarin de bij de begroting vastgestelde uitgangspunten en plannen voor de financieringsfunctie zijn gerealiseerd.

Artikel 19 bedrijfsvoering

  • 1. Het college draagt zorg voor een actuele nota bedrijfsvoering.

  • 2. Het college neemt nadere regels, op het terrein van de bedrijfsvoering die direct of indirect van invloed zijn op het gevoerde financiële beheer, op in een door het college vast te stellen Nota bedrijfsvoering.

  • 3. De paragraaf bedrijfsvoering van de programmabegroting geeft ten minste inzicht in informatie zoals opgenomen in artikel 14 van het BBV.

  • 4. In de in artikel 6 lid 1 genoemde beleidsmatige voortgangsrapportage geeft het college de raad in de paragraaf bedrijfsvoering inzicht in de voortgang van de bedrijfsvoering.

  • 5. In het jaarverslag geeft het college de raad in de paragraaf bedrijfsvoering inzicht in:

    • a.

      De realisatie van de bedrijfsvoeringsdoelen, -activiteiten en –risico’s

    • b.

      Een overzicht van de primitieve, actuele en gerealiseerde baten en lasten op het terrein van de bedrijfsvoering.

  • 6. Het college laat zich periodiek aan de hand van een bedrijfsvoeringsrapportage informeren omtrent het functioneren van de bedrijfsvoering.

IV. Financiële organisatie

Artikel 20 Administratie

  • 1. De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    • a.

      Het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

    • b.

      Het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten;

    • c.

      Het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

    • d.

      Het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

    • e.

      Het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

    • f.

      De controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 21. Financiële organisatie

Het college draagt voor zover deze kaders niet reeds zijn geborgd in de in artikel 9 genoemde nota’s zorg voor:

  • a.

    Een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken, aan de afdelingen in de vorm van een organisatiebesluit;

  • b.

    Een eenduidige verdeling en toewijzing van bevoegdheden, mandaten en volmachten voor het nemen van besluiten namens het college en het aangaan van van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten in de vorm van een bevoegdhedenbesluit;

  • c.

    Een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • d.

    De te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties en de daarvoor beschikbare middelen in de vorm van een werkplanbesluit en een budgetbesluit;

  • e.

    Het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten in de vorm van een nota Inkoop & Aanbesteding

  • f.

    Het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen;

  • g.

    Het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen in de vorm van een besluit misbruik en oneigenlijk gebruik, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 22 Interne controle

  • 1. Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a, van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b, van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2. Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de 4 jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

V. Slotbepalingen

Artikel 23 Inwerkingtreding

  • 1. De "Financiële beheersverordening 2018" wordt ingetrokken per 31 december 2019.

  • 2. Deze verordening wordt gepubliceerd cf. de daarvoor geldende regels.

  • 3. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.

Artikel 24 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam: "Financiële beheersverordening 2020 gemeente Landgraaf".

Ondertekening

Algemene toelichting op de artikelen

Artikel 2 Planning

In de planning van de P&C-kalender worden de begroting, de beleidsmatige voortgangsrapportages, de financiële bijstellingsrapportages en de jaarstukken in de tijd afgestemd met de raad. Voor begroting en jaarstukken gelden harde mijlpaal data zoals vastgelegd in de gemeentewet. De begroting dient binnen twee weken na vaststelling door de raad maar voor 15 november van het jaar voorafgaande aan het begrotingsjaar zelf aangeboden te zijn aan gedeputeerde staten. Voor de jaarstukken geldt de datum 15 juli als harde deadline. Omdat we de raad transparant inzicht willen geven in de financiële bijstellingen stellen we voor de financiële bijstellingen een aparte rapportage op. In die rapportages staan de per B&W besluit opgenomen managementsamenvatting die duidelijk maakt welke financiële begrotingsmutatie aan de orde is. De 3e en 4e financiële bijstellingsrapportage worden in de praktijk toegevoegd als bijlage aan de beleidsmatige voortgangsrapportages. Per jaar kan het college de raad voorstellen meer of minder financiële bijstellingsrapportages op te stellen. Regulier stellen we vier financiële bijstellingsrapportages op. Vanwege de variabele vakantiemaanden kan de eerste beleidsmatige voortgangsrapportage ook net voor de zomervakantie vallen. Dat is maatwerk per jaar vandaar dat in de verordening is opgenomen dat ieder jaar de planning met de auditcommissie wordt afgestemd.

Artikel 3 Kadernota

In de kadernota informeert het college de raad over alle alsdan bekende (autonome) ontwikkelingen die van invloed zijn op het meerjarensaldo en de reserves. Dit betreft het saldo van alle inmiddels door verbonden partijen ingediende meerjarenbegroting maar ook de mogelijke effecten van de ontwikkeling van de algemene uitkering voor zover die substantieel afwijkt van de meicirculaire van het lopende jaar. Ook de gevolgen van de mutatie op de meerjarig geraamde indexeringen wordt vertaald naar zowel de lasten als de baten (opbrengsten belastingen). Ook de autonome ontwikkelingen worden in de kadernota benoemd. Een autonome ontwikkeling is een ontwikkeling die de raad niet meer kan terugdraaien of wijzigen omdat:

- sprake is van geoormerkte (rijks)middelen;

- de raad al in het gemeenteblad expliciet al heeft besloten deze middelen toe te wijzen zonder enig voorbehoud;

- sprake is van een besluit van een algemeen bestuur van één van de verbonden partijen waar de gemeente deel van uitmaakt en waarbij de raad in de gelegenheid is gesteld haar invloed aan te wenden;

- sprake is van wet of regelgeving waar niet van mag worden afgeweken.

De kadernota wordt tevens gebruikt voor het verzamelen van alle mogelijke door het college of de raad gewenste beleidsalternatieven (ruimtevragen en ruimtecreaties) en risico’s voor de komende jaren. De doelstelling van deze inventarisatie is om de raad kaderstellend invloed te laten uitoefenen op het nieuwe beleid zoals op te nemen in de nieuwe begroting door de raad zo vroeg mogelijk, zo volledig mogelijk en zo juist mogelijk inzicht te geven in alle mogelijke beleidsalternatieven en relevante financiële ontwikkelingen. De raad is vrij in de keuze van het moment waarop zij nieuw beleid wil vaststellen. Door nieuw beleid samen te brengen in de kadernota zorgt de raad ervoor dat een integrale afweging mogelijk is.

Aan de hand van de financiële meerjarenprognose de aangedragen beleidsalternatieven (ruimte-vragen en ruimtecreaties) voert de raad een richtingendebat. De resultaten van het richtingendebat, inbegrepen de eventueel aangegeven prioritering alsook de richtinggevende opmerkingen vanuit de raad, worden geïnterpreteerd door het college en middels een brief aan de kadernota toegevoegd. De raad is vervolgens in staat om bij de behandeling van de kadernota (via amendementen en moties) bijsturing te geven aan de door haar gegeven richting. In de kadernota staan de door de raad gemaakte keuzes die kaderstellend zijn voor het college bij de opmaak van de ontwerpbegroting. De kadernota wordt door de raad vastgesteld. Aan de hand van het richtinggevende kader kan het college tijdens de verdere opmaak van de begroting anticiperen op de wensen van de raad. De raad ziet vervolgens in de ontwerpprogrammabegroting welke beleidskeuzes definitief zijn opgenomen door het college en heeft daarbij tevens inzicht in de niet gekozen alternatieven.

De raad kan het college verplichten om in de komende begroting bepaalde onderwerpen op te nemen in een aparte paragraaf. Voorbeelden uit het recente verleden zijn de krimpparagraaf en bij voorbeeld de paragraaf 3D.

Artikel 4 Programmabegroting

Artikel 4 bevat in aanvulling op de inrichtingsregels zoals opgenomen in de gemeentewet en het Besluit Begroten en Verantwoorden (BBV) een aantal nadere bepalingen over de inrichting van de begroting waarin de kaderstellende functie van de raad tot uiting komt. De raad legt op basis van dit artikel een belangrijk deel van de structuur van de begroting vast. Een programma is gebaseerd op de vier w-vragen: wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen? Wat mag dat kosten? Wat zijn de majeure risico's? Voor de eerste twee vragen zullen in de praktijk indicatoren nodig zijn. Aan de hand van die indicatoren kan de raad zijn kaderstellende functie vervullen. Ook dienen zij om de raad de gelegenheid te bieden zijn controlerende functie in te vullen.

Lid 1. De begroting dient binnen twee weken na vaststelling en uiterlijk voor 15 november aangeboden te worden aan GS van de provincie.

Lid 2. In de Gemeentewet hoofdstuk XII en het BBV art 1 t/m 29 staan nadere bepalingen waaraan de begroting dient te voldoen. Nadere regels kan de raad stellen in de vast te stellen financiële nota’s.

Lid 3 & 4. De stapsgewijze uitleg van begroting T-1 naar begroting T zorgt ervoor dat de raad de financiële stand van zaken en genomen besluiten begrijpt. Een andere belangrijke regel is de opname van de 4e W voor de financiële risico’s.

Lid 5. In de visie op de planning en control wordt het belang van dit artikel en de relatie met de beleidsnota’s nader geduid.

Lid 6 In dit lid legt de raad vast dat in principe slechts een keer per vier jaar de programma-indeling wordt herijkt. Dit zorgt voor continuïteit en vergelijkbaarheid van opeenvolgende begrotingen. Komt er een nieuwe coalitie en dus ook een nieuw coalitieconvenant dan kan de raad besluiten tot herijking. De raad is vrij in de groepering van de BBV verplichte taakvelden naar de programma’s. Programma's worden onderverdeeld naar BBV-taakvelden en BBV-taakvelden worden onderverdeeld naar producten. De programmabegroting bevat een overzicht dat inzicht biedt in de onderverdeling van programma’s naar taakvelden naar producten.

Lid 7. Door dit te besluiten geeft de raad aan dat mutaties in baten en lasten binnen de programma’s de bevoegdheid zijn van het college. Mutaties over de programma’s heen, van de ene reserve naar de andere reserve, tussen exploitatie en balans en tussen investeringskredieten zijn de bevoegdheid van de raad. De raad kan in afwijking van bovenstaande het college de bevoegdheid geven tot vaststelling van mutaties tussen exploitatie en reserves met een egaliserend karakter. Die egaliserende reserves waarvoor dat geldt staan opgenomen in de nota reserves en voorzieningen.

Lid 8. Om snel een begroting te kunnen lezen is het van belang dat nieuw beleid dat is opgenomen in de nieuwe begroting cijfermatig en tekstueel herkenbaar is weergegeven in de begroting.

Lid 9. Door de meerjarige ontwikkeling van de ratio op te nemen kan tijdig worden geanticipeerd op het versterken van het weerstandsvermogen en meer in het bijzonder de algemene reserve. Dit artikel vraagt dus ook om een meerjarige inschatting van de risico’s.

Artikel 5 Uitvoering begroting

Lid 1 stelt eisen voor de uitvoering van de programmabegroting. De uitvoering van de begroting dient rechtmatig te geschieden, dit wil zeggen conform de wet en binnen de gestelde kaders. Er is sprake van doelmatige uitvoering als deze geschiedt op de economisch meest voordelige wijze. De uitvoering is doeltreffend als de activiteiten leiden tot vooraf geformuleerde doelen en beoogde effecten.

Lid 2. Door het college te verplichten een budgetbesluit te nemen zorgt de raad ervoor dat bij aanvang van het begrotingsjaar precies duidelijk is hoe de door de raad geautoriseerde budgetten per programma en investeringskredieten worden verdeeld over de verschillende budgethouders.

Lid 3. Door dit op te nemen wordt zeker gesteld dat er aansluiting is tussen de in de begroting opgenomen activiteiten, prestaties en maatregelen en de plannen van de afdelingen.

Lid 4. De raad voteert investeringskredieten door doel en omvang van het krediet aan te geven in de begroting (vaststellen = voteren). Investeringskredieten leiden tot kapitaallasten. Pas nadat het college een krediet ter beschikking heeft gesteld aan een budgethouder mag de budgethouder uitgaven doen ten laste van dit krediet.

Artikel 6Tussentijdse verantwoording voortgang en bijstelling begroting

De raad stuurt op hoofdlijn bij aan de hand van de jaarlijkse begrotingscyclus, inbegrepen de daarin achtereenvolgens te nemen stappen. Gedurende het jaar legt het college tussentijds verantwoording af aan de raad over de voortgang van de begrotingsactiviteiten inbegrepen de daartoe door de raad ter beschikking gestelde financiële middelen.

Aan de hand van de zogenaamde stoplichtmethode wordt de haalbaarheid van de in de begroting geformuleerde prestaties tussentijds weergegeven, inbegrepen de daartoe behorende toelichting indien de prestaties onder druk staan. De rapportages zijn voor wat betreft vorm en structuur identiek aan de begroting. Daardoor is de voortgang eenvoudig te koppelen aan de planning. De in de begroting opgenomen geplande activiteiten en prestaties en de tussentijdse stand van zaken worden zoveel als mogelijk ook v.w.b. lay out in een logische samenhang met elkaar gepresenteerd. Het college legt bijstellingen ten aanzien van de door de raad in de begroting vastgestelde doelen, activiteiten, prestaties, indicatoren, normen, risico’s en middelen voor aan de raad. Er vindt tweemaal per jaar een beleidsmatige voortgangsrapportage plaats. Financiële bijstelling kunnen aan de raad worden voorgelegd in een financiële bijstellingsrapportage. In de jaarplanning wordt met de auditcommissie het aantal financiële bijstellingsrapportages afgestemd. Het minimale aantal financiële bijstellingsrapportages is twee. Deze minimale twee financiële bijstellingsrapportages lopen parallel aan de beleidsmatige voortgangsrapportage. De mogelijkheid om grote en/of bestuurlijk belangrijke financiële mutaties separaat met een gemeenteblad voor te leggen aan de raad blijft bestaan.

Artikel 7 Finale verantwoording (Jaarstukken)

Artikel 7 is het sluitstuk van de Planning- en controlcyclus. Het onderscheid tussen de jaarrekening en het jaarverslag is ingegeven door het feit dat de jaarrekening een financiële/ technische verantwoording bevat en via het jaarverslag beleidsverantwoording plaatsvindt. De jaarrekening bevat een analyse van de verschillen tussen de begroting en de realisatie.

De gemeentewet en het Besluit begroting en verantwoording (BBV) bevat de regelgeving hoe de gemeente jaarlijks begrotings- en verantwoordingsstukken moet opstellen. Het college zendt de vastgestelde jaarrekening en het jaarverslag binnen twee weken na vaststelling, maar in ieder geval vóór 15 juli van het jaar, volgend op het begrotingsjaar, aan gedeputeerde staten. Het college voegt daarbij, indien van toepassing, het besluit van de

raad over een voorstel voor een indemniteitsbesluit met de reactie.

Artikel 8Financiële verordeningen

Alhoewel deze regels allemaal al staan in de gemeentewet is het voor het integraal overzicht van de kaders belangrijk om dit overzichtsartikel ook op te nemen in deze artikel 12 verordening. Dit omdat we deze verordening willen zien als ‘’kapstok’’ verordening voor het totale financiële en planning en control kader van de gemeente. In lid 2 staat de opsomming van de belastingen en heffingen die de gemeente op dit moment heft en waarvoor per belasting/heffing/kwijtschelding een aparte verordening dient te worden vastgesteld door de raad voor einde van het jaar.

Artikel 9 Nadere regels financieel beleid

In lid 1 van dit artikel staat een opsomming van de financiële beleidsnota’s waarin de raad nadere regels per financieel onderwerp wenst vast te stellen. Er is voor gekozen om nadere gedetailleerde regels omtrent activa, reserves en voorzieningen, financiering etc. niet toe te voegen aan de verordening 212 maar om deze apart op te nemen in een financiële nota. Dat voorkomt dat de verordening 212 een mix is van hoofdlijnen en nadere details en dat voorkomt tevens dat gedetailleerde regels omtrent bijvoorbeeld activa, reserves of financiering verdeeld staan over verschillende documenten.

De periodieke inventarisaties op het terrein van verbonden partijen, activa, reserves en voorzieningen, leningen en uitzetting maken deel uit van de planning en control producten zoals begroting en rekening en dus niet van deze financiële nota’s.

Artikel 10 Belastingen, leges en heffingen

Lid 2 verwijst naar de Gemeentewet artikel 212 lid2 sub b. Omdat we deze nadere regels niet opnemen in de verordening 212 zullen deze regels geborgd dienen te worden in deze notitie. Ook de wijze waarop kosten worden toegerekend aan de verschillende producten en dus de te hanteren prijzen maakt hier deel van uit.

In lid 3, 4 en 5 wordt aangegeven welke informatie geacht wordt te zijn opgenomen in de paragraaf lokale heffingen van de begroting, voortgangsrapportages en jaarstukken.

Artikel 11 Planning en control

De nota planning en control bevat de visie op de planning en control zoals het college die ziet. In lid 2 wordt nader geduid welke informatie in deze nota dient te worden opgenomen.

De in control verklaring komt in de plaats van de rechtmatigheidsverklaring die de accountant normaliter geeft als onderdeel van haar controle. Niet eerder dan in 2021 zullen gemeentebesturen verantwoording gaan afleggen over de rechtmatige uitvoering van de begroting. Die verantwoording vindt dan plaats in de vorm van een ‘’in control’’ verklaring. Tot die tijd blijft de rechtmatigheidscontrole tot het takenpakket van de externe accountant behoren. De verantwoording van het college over de rechtmatigheid zal dan deel gaan uitmaken van de jaarrekening. De accountant zal die verantwoording ook in zijn getrouwheidsoordeel over de hele jaarrekening moeten betrekken. Dat vraagt dus om een duidelijke beschrijving van de wijze waarop het college die verklaring aantoonbaar kan onderbouwen.

Artikel 12 Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Organisaties lopen bij het uitvoeren van hun taken risico's. De (financiële) effecten van risico's kunnen door het nemen van beheersmaatregelen, bijvoorbeeld verzekeren, beperkt worden. Niet alle risico's zijn beheersbaar. Uiteindelijk loopt de gemeente in meer of minder mate nog risico. Het vermogen om als gemeente deze restrisico's op te kunnen vangen wordt het weerstandsvermogen genoemd. Met de nota weerstandsvermogen en risicomanagement wordt beoogd het risicomanagement binnen de gemeentelijke organisatie te structureren en te borgen.

Lid 2 geeft aan welke informatie minimaal dient te worden opgenomen in deze nota.

In lid 3, 4 en 5 wordt aangegeven welke informatie geacht wordt te zijn opgenomen in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing van de begroting, voortgangsrapportages en jaarstukken. In het jaarverslag kan geen weerstandsratio worden opgenomen omdat de risico’s voor dat jaar al dan niet zijn opgekomen. Wel wordt in het jaarverslag inzicht gegeven in de mate waarin risico’s over de afgelopen jaren daadwerkelijk zijn opgekomen.

Artikel 13 Verbonden partijen

De in lid 1 genoemde nota sluit aan bij de regionale nota ‘’Zo doen we dat in Parkstad’’ waarin binnen de regio afspraken zijn gemaakt over een uniforme governance en taakverdeling m.b.t. de verbonden partijen.

Lid 2 geeft aan welke informatie minimaal dient te worden opgenomen in deze nota.

Lid 3. Omdat professionele welzijnsinstellingen die door de gemeente worden gesubsidieerd in formele zin geen verbonden partij hoeven te zijn maar noch altijd wel een bestuurlijk of financiële risico kunnen inhouden plaatsen wij ook die instellingen zoveel als mogelijk onder het regime van de regels zoals opgenomen in de in lid 1 genoemde nota.

In lid 4, 5, 6 en 7 wordt aangegeven welke informatie geacht wordt te zijn opgenomen in de paragraaf verbonden partijen van de begroting, voortgangsrapportages en jaarstukken.

Artikel 14 Kapitaalgoederen (activa)

Lid 2 en lid 3 geven aan welke informatie minimaal dient te worden opgenomen in deze nota. In lid 4, 5 en 6 wordt aangegeven welke informatie geacht wordt te zijn opgenomen in de paragraaf kapitaalgoederen van de begroting, voortgangsrapportages en jaarstukken. Indien sprake is van achterstallig onderhoud wordt in de begroting inzicht gegeven in de stand en de meerjarige ontwikkeling van het achterstallig onderhoud per type kapitaalgoed, gegeven de in de meerjarige begroting opgenomen middelen voor het onderhoud. In de paragraaf kapitaalgoederen van de voortgangsrapportage en het jaarverslag wordt inzicht gegeven in de (verwachte) stand van het achterstallig onderhoud ultimo het lopende jaar.

Artikel 15 Grondbeleid

Een belangrijke taak van een gemeente is het daadwerkelijk ingrijpen in de ruimtelijke

ordening van een gemeente door zelf vastgoedlocaties te (laten) ontwikkelen. De uitgangspunten van het financieel beleid ten aanzien van het grondbeleid horen bij de

raad thuis. Lid 2 geeft aan welke informatie minimaal dient te worden opgenomen in deze nota. In deze nota wordt aandacht besteed aan:

- de relatie met de programma’s van de programmabegroting;

- de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente Landgraaf;

- te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

- de voorraadverwerving en uitgifte van gronden.

Verder bevat de grondnota de kaders voor de omgang met bovenwijkse voorzieningen en de wijze waarop (tussentijds) winst genomen wordt op grondexploitaties.

In lid 3, 4 en 5 wordt aangegeven welke informatie geacht wordt te zijn opgenomen in de paragraaf grondbeleid van de begroting, voortgangsrapportages en jaarstukken. We benadrukken dat we informatie die al is opgenomen in de grondnota niet integraal overnemen in de paragraaf.

Artikel 16 Reserves en voorzieningen

Lid 2 geeft aan welke informatie minimaal dient te worden opgenomen in deze nota.

In lid 3, 4 en 5 wordt aangegeven welke informatie geacht wordt te zijn opgenomen in de paragraaf reserves en voorzieningen van de begroting, voortgangsrapportages en jaarstukken.

Artikel 17 Invordering

Lid 2 en 3 geeft aan welke informatie minimaal dient te worden opgenomen in deze nota.

Dit betreft o.a. ook de regels ten aanzien van het treffen van een voorziening van oninbare vorderingen en de wijze waarop deze voorziening in de balans wordt opgenomen (cf. art 63 lid 8 BBV)

De fiscale heffing, invordering, kwijtschelding en bezwaarprocedure wordt voor wat betreft afvalstoffenheffing, rioolheffing, onroerendezaakbelasting, precario- en hondenbelasting verzorgd door de BsGW. De privaatrechtelijke invordering en de invordering van leges, marktgelden, lijkbezorgingsrechten verzorgen we zelf. Ook ten aanzien van het inschakelen van een gerechtsdeurwaarder doen we dat voor de privaatrechtelijke invordering zelf.

Artikel 18 Financiering

De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelenbeheer. Gezien de operationele kwetsbaarheid van deze functie stelt artikel 212 lid 2 sub c van de Gemeentewet dat de financiële beheersverordening (Art. 212 lid 1) nadere regels bevat voor de financieringsfunctie.

Lid 1. Wij brengen alle geldende regels t.a.v. de financieringsfunctie bij elkaar in een nota.

Lid 2 geeft aan welke informatie minimaal dient te worden opgenomen in deze nota.

Naast de regels inzake de algemene doelstellingen en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie bevat deze nota tevens nadere regels voor het dagelijks beheer en de beheersing van koersrisico's valutarisico's, kredietrisico's en relatiebeheer, interne liquiditeitenrisico' s en geldstromenbeheer, de administratieve organisatie en interne controle van de financieringsfunctie, het aantrekken van langlopende leningen en het uitzetten van financieringsmiddelen.

In lid 3, 4 en 5 wordt aangegeven welke informatie geacht wordt te zijn opgenomen in de paragraaf financiering van de begroting, voortgangsrapportages en jaarstukken.

Het BBV schrijft in artikel 13 voor dat de paragraaf Financiering in ieder geval de beleidsvoornemens respectievelijk –verantwoording bevat t.a.v. het risicobeheer van de financieringsportefeuille en geeft inzicht in de rentelasten, het renteresultaat, de wijze waarop rente aan investeringen, grondexploitaties en taakvelden wordt toegerekend en de financieringsbehoefte. Concreet betekent dit dat de volgende informatie wordt opgenomen in de paragraaf financiering:

Renterisico vlottende schuld i.r.t. de kasgeldlimiet;

Renterisico vaste schuld i.r.t. de berekende renterisiconorm;

De omvang en samenstelling van het aangetrokken vreemd vermogen;

De kredietrisico’s a.h.v. een overzicht van de omvang en samenstelling van de uitzettingen.

De liquiditeitenplanning, -behoefte en -risico’s;

De koersrisico’s a.h.v. een overzicht van het aandelenkapitaal;

Het debiteurenrisico;

Renteresultaat en rente-omslagpercentage;

Visie op de rente-ontwikkeling en de 1% rente indicator;

De geprognosticeerde balans en het EMU-saldo.

Instrumenten om het risicobeheer inzichtelijk te maken zijn de instrumenten genoemd onder a t/m d. Als gevolg van de wetswijziging van de wet Fido in 2009 vervalt de kwartaalsgewijze inzending van de gegevens over de kasgeldlimiet aan de provincie, maar moet daarvoor in de plaats meer informatie in de financieringsparagraaf worden opgenomen omtrent de liquiditeitspositie en –planning zoals bedoeld onder e. en f.

Inzicht in de renteontwikkeling en de rentekosten en –opbrengsten completeren het beeld omtrent beleidsvoornemens en –verantwoording (h). Overigens kan de raad altijd aangeven over meer zaken geïnformeerd te willen worden.

Artikel 19 bedrijfsvoering

Het domein van de bedrijfsvoering is de verantwoordelijkheid van het college. Beleid op dit gebied wordt in de eerste plaats vormgegeven door het college.

Lid 1. In tegenstelling tot voorgaande nota’s stelt het college de nota bedrijfsvoering vast. In deze nota worden de nadere regels opgenomen m.b.t. de interne bedrijfsvoering die van invloed zijn op het financieel beheer.

Lid 2. Dit betreft o.a regels en werkwijzen omtrent:

Contractenadministratie;

Budgetbeheer;

Werkplanning;

Interne verrekening;

Formatieplanning en bezetting;

Inhuur (Inbesteden versus uitbesteden);

Uithuur.

Lid 3. Artikel 14 van het BBV schrijft voor dat in de paragraaf bedrijfsvoering het college de raad inzicht geeft in de stand van zaken en de beleidsvoornemens ten aanzien van de bedrijfsvoering. Ter verkrijging van dat inzicht wordt hierbij nagenoeg dezelfde W-structuur gebruikt als bij de programma’s. De beoogde doelen, activiteiten en risico's van de bedrijfsvoering in het begrotingsjaar worden verder onderverdeeld naar:

Organisatie en Personeel;

Communicatie;

Juridische zaken;

Ontwikkeling informatievoorziening;

Planning en control;

Huisvesting en diensten (services).

Daarnaast wordt er ten behoeve van het inzicht aan de middelenkant naar analogie van de 3eW in de programma’s een niet uitputtend meerjarig financieel overzicht opgenomen (T-2 t/m T+3) dat inzicht biedt in de kosten onderverdeeld naar:

Personele loonkosten;

De kosten en opbrengsten van inhuur en uithuur;

ICT kosten;

Huisvestingskosten;

Facilitaire kosten.

Budgetten voor raad, griffie, rekenkamer en de accountant.

In lid 4 en 5 wordt aangegeven welke informatie geacht wordt te zijn opgenomen in de paragraaf bedrijfsvoering van de voortgangsrapportages en jaarstukken.

Lid 6. Het college laat zich periodiek informeren over de werking van de bedrijfsvoering aan de hand van een bedrijfsvoeringsrapportage. Vorm, frequentie en inhoud worden geborgd in de in lid 1 genoemde nota.

Artikel 20 Financiële administratie

Onder artikel 23 zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de gemeentelijke administratie. Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan welke eisen deze gegevens en de vastlegging moeten voldoen.

Artikel 21. Financiële organisatie

Artikel 21 geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie en draagt het college op hiervoor zorg te dragen. Het college is op grond van artikel 160 van de Gemeentewet bevoegd regels te stellen over de ambtelijke organisatie. Deze bevoegdheid betreft ook het stellen van regels voor de financiële organisatie, blijkt uit het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State en het nader rapport uit 2003 over de wijziging van artikel 212 van de Gemeentewet.

Artikel 24 geeft een opsomming op welke terreinen van de financiële organisatie het college in aanvulling op de diverse notities zoals genoemd in artikel 9 beleid en interne regels moet stellen. Bij het beleid en de interne regels voor steunverlening en subsidieverstrekking gaat het om procedures die naleving van de Europese staatssteunregels en regels voor diensten van algemeen economisch belang, de Algemene wet bestuursrecht en de gemeentelijke subsidieverordening waarborgen.

In geval van misbruik en oneigenlijk gebruik gaat het bijvoorbeeld om het treffen van voldoende verificatiemaatregelen vooraf van de antecedenten van een aanvrager van een gemeentelijke subsidie, zodat subsidies wel daadwerkelijk worden verstrekt aan rechthebbenden.

De uitgangspunten voor de financiële organisatie zijn nodig om voor het financieel beheer en het financieel beleid aan de eisen voor rechtmatigheid, controle en verantwoording te voldoen. Ze creëren de randvoorwaarden, waarop de interne controle en de accountantscontrole kan steunen bij het onderzoek naar de rechtmatigheid van de beheershandelingen met een financieel gevolg en de getrouwheid van de jaarrekening.

Artikel 22 Interne controle

Lid 1. Naast het treffen van maatregelen gericht op de interne beheersing draagt het college tevens zorg voor het uitvoeren van de zogenaamde verbijzonderde interne controle. Deze verbijzonderde interne controle betreft de achteraf controle namens de leiding gericht op de betrouwbaarheid van de bestuurlijke informatievoorziening en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Met dit artikel stelt de raad dus expliciet vast dat er binnen de gemeentelijke organisatie middelen worden vrijgemaakt ten behoeve van het uitvoeren van deze verbijzonderde interne controle achteraf. Aangezien de beschikbare capaciteit zo doelmatig als mogelijk dient te worden ingezet is het jaarlijks opstellen van een risico-analyse noodzakelijk. Door die risico-analyse te laten vaststellen door het college wordt het college in de positie gebracht om accenten te leggen en zo nodig capaciteit bij te stellen.

Lid 2. Aan de hand van een op basis van een risicoanalyse opgesteld Interne Controleplan wordt zeker gesteld dat de beschikbare capaciteit zo efficiënt en effectief als mogelijk wordt ingezet.  Aan de hand van tussentijdse voortgangsrapportages wordt zeker gesteld dat het college wordt geïnformeerd over de belangrijkste geconstateerde tekortkomingen en de daartoe genomen of nog te nemen aanvullende beheersingsmaatregelen.


Noot
1

Zie Hoofdstuk V BBV: Waarderen, activeren en afschrijven.

Noot
2

Ook genoemd het ‘’treasurystatuut gemeente Landgraaf’’

Noot
3

GW Art 212 lid 2 sub c

Noot
4

Deze regels staan nu nog in het collegebesluit ‘’besluit beleidsregels publieke taak 2006’’.