Regeling vervallen per 09-03-2011

Monumentenverordening Landsmeer 2005

Geldend van 01-01-2006 t/m 08-03-2011

Intitulé

Monumentenverordening Landsmeer 2005

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

  • Deze verordening verstaat onder:

  • 1. monumenten:

    • a.

      alle zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde;

    • b.

      terreinen die van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige zaken als bedoeld onder a.

    • c.

      onder a kunnen tevens worden begrepen (een groep) bomen, struiken, planten of andere gewassen, al dan niet deel uitmakend van een (complex van) onroerend(e) monumenten.

  • 2. gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn vermeld de overeenkomstig deze verordening beschermde monumenten.

  • 3. beschermde gemeenteliike monumenten: onroerende monumenten, die overeenkomstig de bepalingen van deze verordening op de gemeentelijke monumentenlijst zijn geplaatst.

  • 4. beschermde rijksmonumenten: onroerende monumenten, die zijn ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers.

  • 5. kerkelijke monumenten: onroerende monumenten, die eigendom zijn van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling en die uitsluitend of voor een overwegend deel worden gebruikt voor de uitoefening van de eredienst.

  • 6. monumentencommissie: de door het college van burgemeester en wethouders ingestelde commissie of aangewezen instantie, met als taak burgemeester en wethouders op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet en deze verordening.

  • 7. gemeenteiijk beschermd dorpsgezicht: Groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich één of meerdere monumenten bevinden.

  • 8. beeldbepalende panden:

    • 1.

      in beschermd gezicht: Een object, niet vallend onder artikel 1 lid 3 of 4, dat een kenmerkend onderdeel vormt van het dorpsgezicht dat is beschermd krachtens artikel 10 van deze verordening of artikel 9 van de Provinciale Monumentenverordening of artikel 35 van de Monumentenwet 1988 en dat als zodanig is aangewezen door de gemeente.

    • 2.

      buiten beschermd gezicht: een object, niet vallend onder artikel 1 lid 8 sub 1 van deze verordening, dat een kenmerkend onderdeel vormt van het (onbeschermde) dorpsgezicht. Een beeldbepalend pand buiten een beschermd dorpsgezicht wordt beschermd krachtens de artikel 3, 5, 6, 19 en 20 van deze verordening.

  • 9. beeldondersteunende panden:

    • 1.

      in beschermd gezicht: een object, niet vallend onder artikel 1, lid 3, 4 of 9, dat een ondersteunend onderdeel vormt van het dorpsgezicht dat is beschermd krachtens artikel 10 van deze verordening of artikel 9 van de Provinciale Monumentenverordening of artikel 35 van de Monumentenwet 1988 en dat als zodanig is aangewezen door de gemeente.

    • 2.

      buiten beschermd gezicht: een object, niet vallend onder artikel 1, lid 9, sub 1 van deze verordening, dat een ondersteunend onderdeel vormt van het (onbeschermde) dorpsgezicht. Een beeldondersteunend pand buiten het beschermde dorpsgezicht wordt beschermd krachtens de artikelen 3, 5, 6, 19 en 20.

Artikel 2

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

HOOFDSTUK 2 BESCHERMDE GEMEENTELIJKE MONUMENTEN

Paragraaf 1 De plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst

Artikel 3

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen, al dan niet op aanvraag van belanghebbenden, besluiten onroerende monumenten als beschermd gemeentelijk monument op de gemeentelijke monumentenlijst te plaatsen of af te voeren of om onroerende objecten als beeldbepalend pand op de lijst van beschermde beeldbepalende panden te plaatsen of af te voeren of om onroerende objecten als beeldondersteunend pand op de lijst van beeldondersteunende panden te plaatsen of af te voeren.

    Waar in deze verordening wordt gesproken over beschermde gemeentelijke monumenten wordt de zinssnede "alsmede door B en Waangewezen beeldbepalende panden en beeldondersteunende panden" ingevoerd.

  • 2. B en W geven een beschikking over de aanwijzing of afvoering van onroerende monumenten als gemeentelijke monumenten, nadat de monumentencommissie en de eigenaar zijn gehoord. In spoedeisende gevallen kunnen zij hiervan afwijken.

  • 3. Burgemeester en wethouders nemen met betrekking tot kerkelijke monumenten geen beschikking tot aanwijzing als gemeentelijke monumenten dan na overleg met de eigenaar.

  • 4. Burgemeester en wethouders nemen binnen acht weken nadat de monumentencommissie is gehoord, een beschikking als bedoeld in het tweede lid. De beschikking wordt bekend gemaakt aan degenen die als eigenaren en anderszins zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan, aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers en, indien om aanwijzing is verzocht, aan de verzoeker. Bij overschrijding van de termijn van acht weken worden burgemeester en wethouders geacht niet tot aanwijzing te hebben besloten.

  • 4a. Burgemeester en wethouders kunnen, indien daartoe naar hun oordeel gegronde redenen bestaan, de in het vierde lid genoemde termijn met ten hoogste acht weken verlengen, mits zij de aanvrager daarvan kennis geven binnen de in het vierde lid genoemde termijn.

  • 5. Burgemeester en wethouders maken de plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst op de in de gemeente gebruikelijke wijze bekend.

  • 6. De gemeentelijke monumentenlijst geeft de plaatselijke aanduiding aan, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving van het monument.

  • 7. Burgemeester en wethouders kunnen ambtshalve of op aanvraag van belanghebbenden in de gemeentelijke monumentenlijst wijzigingen aanbrengen. Indien de wijziging naar het oordeel van burgemeester en wethouders van ondergeschikte betekenis is of indien de wijziging betreft het doorhalen van de inschrijving van een monument dat is teniet gegaan, blijft overeenkomstige toepassing van artikel 3, leden 2 en 3, achterwege.

  • 8. Monumenten die zijn ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988 of die zijn geplaatst op een lijst van monumenten, op grond van een monumentenverordening van de provincie Noord-Holland, worden door burgemeester en wethouders niet op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst.

  • 9. Monumenten, die na plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst worden ingeschreven in het monumentenregister als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988, of die worden geplaatst op een lijst van Monumenten, op grond van een monumentenverordening van de provincie Noord-Holland, worden geacht niet meer op de gemeentelijke monumentenlijst te zijn geplaatst.

  • 10. Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument ontvangt tot het moment dat de registratie als bedoeld In het zesde lid plaatsvindt dan wel vaststaat dat het monument niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 4 tot en met10 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4

De gemeentelijke monumentenlijst en de lijst van beeldbepalende panden ligt ter gemeentesecretarie voor een ieder ter inzage.

Paragraaf 2 Vergunningen tot wijziging of afbraak van beschermde gemeentelijke monumenten

Artikel 5

  • 1. Het is verboden een beschermd gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen.

  • 2. Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:

    • 1.

      een beschermd gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    • 2.

      een beschermd monument te herstellen of te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Artikel 6

  • 1. Bij de aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel worden de door burgemeester en wethouders verlangde gegevens overgelegd.

  • 2. Indien niet wordt voldaan aan het gesteld in het eerste lid, alsmede aan de eisen die gelden ingevolge de artikelen 4: 1 en 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht, stellen burgemeester en wethouders de aanvragen in de gelegenheid om binnen twee weken de door hen aan te geven ontbrekende gegevens over te leggen.

  • 3. Indien de aanvraag in behandeling wordt genomen, brengen Burgemeester en wethouders de aanvraag terstond ter kennis van de monumentencommissie.

  • 4. Binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag brengt de monumentencommissie haar advies uit aan burgemeester en wethouders.

  • 5. Op de voorbereiding van een besluit om vergunning als bedoeld in artikel 5 is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 6. Burgemeester en wethouders geven binnen 10 weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, doch in ieder geval binnen 18 weken na het tijdstip waarop de aanvraag ontvankelijk is gebleken, een beschikking op de aanvraag om vergunning.

  • 7. Burgemeester en wethouders kunnen, indien het een zeer ingewikkeld of omstreden besluit betreft, de in het zesde lid bedoelde termijn metten hoogste 8 weken verlengen, mits zij de aanvrager daarvan kennis geven binnen de in het zesde lid genoemde termijn.

  • 8. Indien burgemeester en wethouders niet voldoen aan het zesde lid wordt de vergunning geacht te zijn verleend.

  • 9. Burgemeester en wethouders zenden onmiddellijk een afschrift van hun beschikking aan de monumentencommissie en aan degenen die hun zienswijzen naar voren hebben gebracht.

  • 10. Een vergunning ingevolge deze verordening blijft buiten werking gedurende zes weken na de datum waarop zij is verleend dan wel van rechtswege is verleend. Indien gedurende deze termijn bezwaar wordt gemaakt ingevolge de Algemene wet bestuursrecht, blijft de vergunning buiten werking totdat op dat bezwaar en een eventueel ingesteld beroep en hoger beroep is beslist. Belanghebbenden , onder wie de vergunninghouder, kunnen de president van de rechtbank, onderscheidenlijk de voorzitter van de Afdeling bestuursrecht spraak van de Raad van State verzoeken de opschorting op te heffen. Titel 8.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7

Burgemeester en wethouders geven met betrekking tot een kerkelijk monument geen beschikking ingevolge de bepalingen van artikel 6 dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het een beschikking betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in dat monument in het geding zijn.

Artikel 8

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen aan een vergunning voorschriften verbinden in het belang van de monumentenzorg.

  • 2. De vergunning kan voor bepaalde tijd worden verleend.

Artikel 9

  • 1. De vergunning kan door burgemeester en wethouders worden ingetrokken indien:

    • 1.

      blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

    • 2.

      blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften, bedoeld in artikel 8 niet naleeft;

    • 3.

      de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen.

  • 2. De beschikking tot intrekking wordt in afschrift gezonden aan de monumentencommissie.

HOOFDSTUK 3 GEMEENTELIJK BESCHERMD DORPSGEZICHT

Artikel 10

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een waardevol gebied aanwijzen als gemeentelijk beschermd dorpsgezicht.

  • 2. Voordat burgemeester en wethouders over de aanwijzing een besluit nemen, vragen zij advies aan de monumentencommissie. In spoedeisende gevallen kan het vragen van dit advies achterwege blijven.

  • 3. B & W kunnen in plaats van een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid het Rijk verzoeken het betreffende gebied aan te wijzen als een beschermd stads- of dorpsgezicht ex artikel 35 van de Monumentenwet 1988 of de provincie verzoeken het betreffende gebied aan te wijzen als een beschermde structuur ex artikel 9 van de Monumentenverordening 1996 van de provincie Noord-Holland.

Artikel 11

  • 1. De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek van burgemeester en wethouders.

  • 2. Burgemeester en wethouders beslissen binnen twaalf weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 20 weken na de advies aanvraag.

Artikel 12

  • 1. Burgemeester en wethouders registreren het gemeentelijk beschermde dorpsgezicht op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2. De gemeentelijke monumentenlijst omvat de plaatselijke aanduiding, de gebiedsaanwijzing van het gemeentelijk beschermde dorpsgezicht en een beschrijving van de daarin vervatte cultuurhistorische waarden. Tevens worden de in het beschermde dorpsgezicht aangewezen beeldbepalende panden benoemd.

Artikel 13

De leden 7 en 8 van artikel 3 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat aan lid 8 nog wordt toegevoegd artikel 35 van de Monumentenwet 1988 en artikel 3 van de monumentenverordening van de provincie Noord-Holland.

Artikel 14

  • 1. De gemeenteraad stelt, ter bescherming van een beschermd waardevol gebied, een bestemmingsplan vast als bedoeld in de wet op de ruimtelijke ordening.

  • 2. Bij het besluit tot aanwijzing van een gemeentelijk beschermd dorpsgezicht wordt door burgemeester en wethouders bepaald in hoeverre geldende bestemmingsplannen als beschermend plan in de zin van het eerste lid kunnen worden aangemerkt.

  • 3. Alvorens burgemeester en wethouders de gemeenteraad terzake een voorstel doen, wordt de monumentencommissie gehoord.

  • 4. De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek van burgemeester en wethouders.

Artikel 15

  • 1. In gemeentelijk beschermde dorpsgezichten is het verboden een bouwwerk geheel of gedeeltelijk af te breken of te wijzigen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders.

  • 2. Geen vergunning als bedoeld in lid 1 is vereist voor het afbreken ingevolge een aanschrijving van burgemeester en wethouders.

  • 3. Op het verlenen van een vergunning als bedoeld in het eerste lid zijn, totdat een beschermend bestemmingsplan onherroepelijk is geworden, artikel 6 leden 1, 2 en 4 tot en met 10, en de artikelen 7 tot en met 9 van overeenkomstige toepassing.

  • 4. De artikelen 21 tot en met 23 van de Wet op de Stads- en Dorpsvernieuwing zijn van toepassing.

HOOFDSTUK 4 BESCHERMDE PROVINCIALE MONUMENTEN EN BESCHERMDE STRUCTUREN

Artikel 16

  • 1. Burgemeester en wethouders zenden onverwijld een afschrift van de aanvraag om gemeentelijk advies ten behoeve van: -de mogelijke aanwijzing als beschermd provinciaal monument als bedoeld in artikel 3 van de Provinciale Monumentenverordening 1996; -een vergunning als bedoeld in artikel 7 van de Provinciale Monumentenverordening 1996; -de mogelijke aanwijzing als beschermde structuur als bedoeld in artikel 9 van de Provinciale Monumentenverordening 1996; aan de monumentencommissie na ontvangst van het verzoek van GS.

  • 2. De monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen de door GS gestelde termijn minus 2 weken.

  • 3. Bij overschrijding van de in lid 2 genoemde termijn wordt de monumentencommissie geacht geadviseerd te hebben.

  • 4. Het college van B & W zendt binnen de door GS gestelde termijn het advies door naar gedeputeerde staten.

HOOFDSTUK 5 BESCHERMDE RIJKSMONUMENTEN

Artikel 17

  • 1. Burgemeester en wethouder zenden onverwijld een afschrift van de aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument aan de monumentencommissie zodra de aanvraag om vergunning in behandeling wordt genomen.

  • 2. De monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift.

  • 3. Bij overschrijding van de in lid 2 genoemde termijn wordt de monumentencommissie geacht geadviseerd te hebben.

HOOFDSTUK 6 SCHADEVERGOEDING

Artikel 18

  • 1. Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van:

    • a.

      de weigering van burgemeester en wethouders wijziging aan te brengen in de gemeentelijke monumentenlijst;

    • b.

      de weigering van burgemeester en wethouders een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van een gemeentelijk monument te verlenen;

    • c.

      voorschriften door burgemeester en wethouders verbonden aan een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van een gemeentelijk monument;

  • 2. schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent de gemeenteraad hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.

  • 3. Voor de behandeling van de verzoeken zijn de bepalingen van de verordening ter regeling van de procedure bij toepassing van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 7 STRAF-EN OPSPORINGSBEPALINGEN

Artikel 19

  • 1. Hij, die handelt in strijd met artikel 5 van deze verordening kan worden gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

  • 2. Overtreding van artikel 5 van deze verordening kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

  • 3. Hij, die opzettelijk handelt in strijd met artikel 5 van deze verordening kan worden gestraft met een hechtenis van ten hoogste 3 maanden.

Artikel 20

  • 1. De opsporing van de in artikel 19 strafbaar gestelde feiten is naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

  • 2. Zo dikwijls de zorg voor de naleving van deze verordening dit vereist, wordt hierbij de last verstrekt al dan niet besloten ruimten en plaatsen, met uitzondering van woningen, desnoods tegen de wil van de rechthebbende, bewoner of gebruiker te betreden, aan hen die en voor zover zij door het bevoegd gezag belast zijn met het toezicht op de naleving van deze verordening.

HOOFDSTUK 8 SLOT-EN OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 21

  • 1. De Monumentenverordening, vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 6 september 2005, wordt ingetrokken op het moment dat deze verordening van kracht wordt.

  • 2. Deze verordening treedt in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15 lid 2 van de Monumentenwet 1988.

Artikel 22

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van de eigenaar van het monument afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien de onverkorte toepassing van de verordening in die gevallen tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden, dan wel nadrukkelijk strijdig zou zijn met het gestelde in de Monumentenwet 1998 of de Gemeentewet;

  • 2. Voorafgaande aan de toepassing van het eerste lid kunnen Burgemeester en wethouders daartoe de naar hun oordeel noodzakelijke inlichtingen en adviezen inwinnen.

Artikel 23

Deze verordening wordt in ieder geval 2 jaar na inwerkingtreden van dit artikel geëvalueerd.

Artikel 24 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Monumentenverordening Landsmeer 2005".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergaderingen van de raad van 19 oktober 2005 .
De voorzitter,