Regeling vervallen per 01-01-2012

Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand

Geldend van 01-01-2006 t/m 31-12-2011

Intitulé

Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand

De raad van de gemeente Landsmeer;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 25 oktober 2005

gelet op het bepaalde in artikel 147 Gemeentewet, alsmede artikel 18 van de Wet werk en bijstand;

overwegende dat per 1 januari 2004 de Wet werk en bijstand in werking is getreden in het kader waarvan lokaal de afstemmingsverordening 2004 is vastgesteld;

dat het thans wenselijk is voornoemde afstemmingsverordening qua redactie te actualiseren;

Bestuit:

Vast te stellen de navolgende: Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand

HOOFDSTUK 1 Algemene bepaling

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: Wet werk en bijstand (Wwb);

    • b.

      de bijstandsnorm: de bijstandsnorm als bedoeld in hoofdstuk 3, paragraaf 3.2 en 3.3 van de wet;

    • c.

      Werk Direct: activiteiten die worden verricht met behoud van uitkering.

HOOFDSTUK 2 Verlaging bijstand

Artikel 2 Gedragingen van de eerste categorie

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen de verlaging van de bijstand als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet vast op vijf procent van de betreffende bijstandsnorm bij een gedraging uit de eerste categorie.

  • 2. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder een gedraging uit de eerste categorie:

    • a.

      het niet, onvoldoende of niet binnen een door burgemeester en wethouders gestelde termijn nakomen van de inlichtingen- en medewerkingsplicht als bedoeld in artikel 17 van de wet, wanneer dit niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag ontvangen van bijstand;

    • b.

      het niet of onvoldoende nakomen van een verplichting als bedoeld in hoofdstuk 6, paragraaf 3, van de wet.

Artikel 3 Gedragingen van de tweede categorie

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen de verlaging van de bijstand als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet vast op tien procent van de betreffende bijstandsnorm bij een gedraging uit de tweede categorie.

  • 2. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder een gedraging uit de tweede categorie: het niet, onvoldoende of niet binnen een door burgemeester en wethouders gestelde termijn nakomen van de inlichtingen-en medewerkingsplicht als bedoeld in artikel 17 van de wet, wanneer dit heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag ontvangen van bijstand.

Artikel 4 Gedragingen van de derde categorie

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen de verlaging van de bijstand als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet vast op twintig procent van de betreffende bijstandsnorm bij een gedraging uit de derde categorie.

  • 2. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder een gedraging uit de derde categorie:

    • a.

      het blijk geven van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan;

    • b.

      het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid in dienstbetrekking te verkrijgen;

    • c.

      het niet of onvoldoende nakomen van de verplichting tot het gebruik maken van geboden reïntegratievoorzieningen, waaronder begrepen het niet of onvoldoende meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling, scholing of sociale activering;

    • d.

      het niet nakomen van verplichtingen conform de Wet Inburgering Nieuwkomers.

Artikel 5 Gedragingen van de vierde categorie

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen de verlaging van de bijstand als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet vast op honderd procent van de betreffende bijstandsnorm bij een gedraging uit de vierde categorie

  • 2. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder een gedraging van de vierde categorie:

    • a.

      het door eigen toedoen niet behouden van arbeid in dienstbetrekking;

    • b.

      het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid;

    • c.

      het zich misdragen tegenover een medewerker belast met de uitvoering van de wet, alsmede in dit kader vastgestelde regelgeving;

    • d.

      het niet of onvoldoende nakomen van verplichtingen met betrekking tot Werk Direct;

    • e.

      het niet of onvoldoende nakomen van verplichtingen gericht op directe arbeidsinschakeling via door de gemeente aangewezen organisatie.

HOOFDSTUK 3 Termijnen

Artikel 6 Periode van de verlaging

De verlaging van de bijstand bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet vindt plaats:

  • 1.

    Voor de duur van één maand, wanneer sprake is van een eerste verwijtbare gedraging;

  • 2.

    Voor de duur van twee maanden, wanneer sprake is van een tweede verwijtbare gedraging van dezelfde of een hogere categorie binnen twaalf maanden na de eerste als verwijtbaar aangemerkte gedraging.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen bij een derde en volgende verwijtbare gedraging van dezelfde of een hogere categorie binnen twaalf maanden na de eerste verwijtbare gedraging de bijstand verlagen voor maximaal drie maanden.

Artikel 7 Ingangsdatum en tijdvak

  • 1. De verlaging van de bijstand wordt toegepast met ingang van de eerstvolgende kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot verlaging van de bijstand aan de belanghebbende is bekend gemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende bijstandsnorm.

  • 2. In afwijking van eerste lid kan de verlaging van de bijstand in de toekomst worden opgelegd.

HOOFDSTUK 4 Nadere besluitvorming

Artikel 8 Afwijking

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen onverminderd het bepaalde in artikelen twee tot en met vijf, eerste lid, het percentage van de verlaging en de periode anders vaststellen, rekening houdend met de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de individuele omstandigheden van de belanghebbende.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels opstellen betreffende de mate van afstemming bij misdragingen tegenover een medewerker belast met de uitvoering van de wet.

Artikel 9 Heroverweging

  • 1. Burgemeester en wethouders heroverwegen de verlaging voor een periode van drie maanden of langer, binnen een termijn van ten hoogste drie maanden na de datum van het besluit tot verlaging of voortzetting van de verlaging.

  • 2. In het kader van de in het eerste lid bedoelde heroverweging beoordelen burgemeester en wethouders of en in hoeverre de omstandigheden en het gedrag van belanghebbende aanleiding geven te besluiten tot herziening, beëindiging of voortzetting van de verlaging..

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen bij een besluit tot voortzetting van de verlaging het percentage van de verlaging verdubbelen en/of de duur verlengen, rekening houdend met de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de individuele omstandigheden van de belanghebbende.

Artikel 10 Waarschuwing en dringende redenen

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen afzien van het verlagen van de bijstand en volstaan met een schriftelijke waarschuwing bij een gedraging uit de eerste categorie als bedoeld in het artikel, voor zover deze gedraging niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand en de gedraging niet plaatsvindt binnen een periode van één jaar na de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing of verlaging van de bijstandsnorm is gegeven.

  • 2. Burgemeester en wethouders besluiten van een verlaging van de bijstand af te zien, wanneer er sprake is van een dringende reden. Omstandigheden die het rechtstreekse gevolg zijn van een verwijtbare gedraging zijn geen dringende reden.

HOOFDSTUK 5 Slotbepalingen

Artikel 11 Uitvoering

  • 1. De uitvoering van deze verordening berust bij het college van burgemeester en wethouders.

  • 2. In gevallen waar deze verordening niet of niet naar redelijkheid voorziet, beslist het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 12 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 13 Evaluatie

Evaluatie van deze verordening vinst plaats na een termijn van twee jaren na inwerkingtreding.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand.

Artikel 15 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2006.

  • 2. De maatregelenverordening Wet Werk en Bijstand wordt ingetrokken per 1 januari 2006.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 29 november 2005
De griffier, De voorzitter,