Verordening persoonsgebonden budget begeleid werken Wet sociale werkvoorziening Landsmeer 2019

Geldend van 29-01-2019 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2019

Intitulé

Verordening persoonsgebonden budget begeleid werken Wet sociale werkvoorziening Landsmeer 2019

de raad van de gemeente Landsmeer,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 13 november 2018;

Overwegende dat de raad bij verordening nadere regels dient vast te stellen met betrekking tot het verstrekken van persoonsgebonden budgetten

Gelet op artikel 7, lid 10 van de Wet sociale werkvoorziening

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landsmeer;

  • b.

    De wet: de Wet sociale werkvoorziening;

  • c.

    De werkgever: de werkgever die de SW-geïndiceerde een begeleid werken arbeidsovereenkomst biedt;

  • d.

    Periodieke subsidie: de loonkostensubsidie voor de werkgever.

Artikel 2. De hoogte van de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten

Het college stelt elk jaar vóór 31 december de hoogte vast van de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten voor elk te verstrekken persoonsgebonden budget voor het daarop volgende kalenderjaar.

Artikel 3. Toekenning persoonsgebonden budget en voorwaarden adequate invulling werkplek

  • 1. Het college verstrekt op aanvraag aan een SW-geïndiceerde die daar recht op heeft een persoonsgebonden budget begeleid werken Wsw, indien de door de geïndiceerde voorgestelde werkgever en begeleidingsorganisatie er zorg voor dragen dat de arbeidsplaats voor de SW-geïndiceerde adequaat wordt ingevuld en de vergoeding omgerekend op jaarbasis niet meer bedraagt dan het in artikel 7, tweede lid van de wet bedoelde bedrag.

  • 2. De werkgever voldoet aan de volgende vereisten:

    • a.

      De werkgever staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, of is daarvan vrijgesteld;

    • b.

      De aangeboden arbeidsplaats en de omvang daarvan zijn, gelet op de indicatiestelling en mogelijkheden van de SW-geïndiceerde, als passend aan te merken;

    • c.

      De duur van het dienstverband bedraagt tenminste zes maanden, met een mogelijkheid tot verlenging;

    • d.

      De werkplek en werkomstandigheden voldoen aan de arbonormen.

  • 3. De begeleidingsorganisatie voldoet aan de volgende vereisten:

    • a.

      De begeleidingsorganisatie staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel of is daarvan vrijgesteld;

    • b.

      De begeleidingsorganisatie en/of haar medewerkers zijn gekwalificeerd voor het begeleiden van de doelgroep, c.q. de SW-geïndiceerde voor wie het persoonsgebonden budget is bestemd;

    • c.

      De begeleidingsorganisatie heeft aantoonbare kennis en ervaring in het werkveld en voert de dienstverlening uit volgens een individueel begeleidingsplan.

Artikel 4. De wijze van vaststelling van de periodieke subsidie aan de werkgever

  • 1. Het college stelt de hoogte van de periodieke subsidie aan de werkgever vast.

  • 2. De te verstrekken loonkostensubsidie wordt bepaald op basis van de loonwaarde van de SW-geïndiceerde. Het college kan desgewenst de loonwaarde laten vaststellen aan de hand van een loonwaardeonderzoek. Daarbij kan een externe deskundige worden ingeschakeld.

Artikel 5. Herziening van de periodieke subsidie

  • 1. Op verzoek van de werkgever kan een loonkostensubsidie worden herzien als hier, gelet op de ontwikkeling van arbeidsproductiviteit van de werknemer, aanleiding voor is.

  • 2. De periodieke subsidie kan ambtshalve worden gewijzigd als hier gerede aanleiding toe is.

  • 3. In geval er sprake is van een dienstverband voor onbepaalde tijd vindt jaarlijks een loonwaardebepaling plaats, op basis waarvan de hoogte van de periodieke subsidie voor het nieuwe kalenderjaar wordt vastgesteld.

Artikel 6. De vergoeding aan de begeleidingsorganisatie

  • 1. Het aantal uren aan begeleiding dat door het college wordt vergoed bedraagt maximaal 3% van het aantal uren dat door de SW-geïndiceerde bij de werkgever wordt gewerkt. Van dit percentage kan op basis van nadere regels worden afgeweken indien:

    • a.

      meer uren begeleiding noodzakelijk zijn vanwege in de handicap van de geïndiceerde gelegen factoren; en

    • b.

      de totale kosten van het persoonsgebonden budget het in artikel 7, tweede lid van de wet bedoelde bedrag niet overstijgen.

  • 2. Het college kan de kosten van een begeleidingsorganisatie in verband met het zoeken van een begeleid werken plaats alleen voor vergoeding in aanmerking laten komen tot een door het college vast te stellen maximum bedrag, als de aantoonbare inspanningen van de begeleidingsorganisatie leiden tot het totstandkomen van een arbeidsovereenkomst.

  • 3. Indien de geïndiceerde begeleid werkt kan hij het college gemotiveerd verzoeken een andere begeleidingsorganisatie in te schakelen voor begeleiding op zijn werkplek. Het college willigt het verzoek van de geïndiceerde in, tenzij het verzoek kennelijk onredelijk is.

Artikel 7. Vergoeding voor eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van omstandigheden waaronder arbeid wordt verricht

  • 1. Het college kan een vergoeding verstrekken voor de eenmalige kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder arbeid wordt verricht als uit een deskundigenrapport blijkt dat aanpassingen op de werkplek noodzakelijk zijn, deze persoonsgerelateerd zijn, en het niet redelijk is dat deze kosten door de werkgever worden gedragen.

  • 2. Kosten voor aanschaf van apparatuur, kosten voor de werkplek en kosten voortvloeiend uit arbowetgeving, die de werkgever uit hoofde van normaal en goed werkgeverschap voor iedere werknemer zou moeten maken, komen niet in aanmerking voor vergoeding door het college.

  • 3. Een vergoeding wordt alleen verstrekt indien er sprake is van een dienstverband van minimaal 12 maanden.

Artikel 8. Indienen van de aanvraag

  • 1. De aanvraag voor een persoonsgebonden budget wordt ingediend door middel van een volledig ingevulde aanvraag. De aanvraag wordt mede ondertekend door de werkgever en de begeleidingsorganisatie.

  • 2. Het college kan ten behoeve van de aanvraag een aanvraagformulier vaststellen.

Artikel 9. Beslistermijn

  • 1. Het college besluit over de aanvraag voor een persoonsgebonden budget of de herziening van een eerder genomen besluit binnen zes weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

  • 2. Het college kan dit besluit met ten hoogste zes weken verdagen. Het college stelt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 10. Het besluit tot toekennen van een persoonsgebonden budget

  • 1. Het besluit tot verlenen van een persoonsgebonden budget bevat in ieder geval:

    • a.

      eisen aan de begeleidingsorganisatie ten aanzien van de begeleiding, de hoogte van de vergoeding daarvoor en de wijze waarop deze vergoeding wordt betaald;

    • b.

      de hoogte van de loonkostensubsidie en de wijze waarop deze kan worden aangepast;

    • c.

      de wijze van bevoorschotting van de loonkostensubsidie;

    • d.

      de verplichtingen van de begeleidingsorganisatie;

    • e.

      de verplichtingen van de werkgever;

    • f.

      de verplichtingen van de SW-geïndiceerde.

  • 2. Een besluit tot herzien van een persoonsgebonden budget bevat alle wijzigingen ten opzichte van het eerder genomen besluit.

Artikel 11. Het vaststellen van de periodieke subsidie

  • 1. De werkgever verstrekt binnen vier weken na afloop van het kalenderjaar aan het college een schriftelijke opgave van het door hem in het voorgaande jaar betaalde bruto CAO-loon van de SW-geïndiceerde, vermeerderd met alle werkgeverslasten.

  • 2. Het college stelt de periodieke subsidie binnen zes weken na ontvangst van deze opgave vast.

Artikel 12. Verrekening met de voorschotten

De subsidie wordt overeenkomstig de vaststelling binnen vier weken betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.

Artikel 13. Indienen bezwaar

De aanvrager kan een bezwaarschrift indienen tegen het besluit tot verlenen of herzien van een persoonsgebonden budget bij de bezwaarcommissie van de gemeente Landsmeer.

Artikel 14. Verplichtingen van de werkgever en de SW-geïndiceerde

  • 1. De werkgever doet onmiddellijk schriftelijke mededeling aan het college van alle feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de verstrekking van de periodieke subsidie.

  • 2. De werkgever bewaart alle bewijsstukken die aan de subsidieverstrekking ten grondslag liggen tenminste drie jaren na de vaststelling van de subsidie en stelt deze op verzoek ter beschikking aan het college voor controledoeleinden.

  • 3. Onverminderd de in het eerste lid neergelegde verplichting van de werkgever, doet de geïndiceerde onmiddellijk schriftelijk mededeling aan het college van alle feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de verstrekking van de periodieke subsidie.

Artikel 15. Nadere regels

Het college stelt nadere regels vast met betrekking tot de uitvoering van deze verordening.

Artikel 16. Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening persoonsgebonden budget begeleid werken Wsw Landsmeer 2019.

  • 2. Zij treedt in werking op 1 januari 2019 onder gelijktijdige intrekking van de Verordening persoonsgebonden budget begeleid werken Wet Sociale Werkvoorziening gemeente Landsmeer 2011.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Landsmeer in zijn vergadering van 20 december 2018.

De griffier,

De voorzitter,

Toelichting op de verordening persoonsgebonden budget begeleid werken Wsw 2019

Met de verordening persoonsgebonden budget begeleid werken wordt voldaan aan artikel 7, tiende lid, van de Wet sociale werkvoorziening zoals geldend op 1 januari 2008, waar staat:

“De gemeenteraad stelt bij verordening nadere regels met betrekking tot de toepassing van het tweede tot en met het vierde lid door het college…”

In het tweede tot en met vierde lid van artikel 7 gaat het over het verstrekken van een periodieke subsidie aan de werkgever die een SW-geïndiceerde een Begeleid Werken dienstverband aanbiedt, de periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie, een vergoeding voor eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder arbeid wordt verricht, en het inschakelen van een door de geïndiceerde aangewezen begeleidingsorganisatie ten behoeve van de totstandkoming van een dienstbetrekking.

Artikelsgewijs:

Artikel 2. De hoogte van de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten

Het vast te stellen bedrag voor de uitvoeringskosten is bestemd voor taken, zoals:

  • begeleiding bij de aanvraag PGB

  • beoordeling van de PGB aanvraag

  • toetsen van de werkgever aan de vastgestelde criteria

  • toetsen van de begeleidingsorganisatie aan de vastgestelde criteria

  • bepalen van de loonwaarde van de SW-geïndiceerde

  • vaststellen van de hoogte van de loonkostensubsidie en eventuele overige vergoedingen voor structurele kosten

  • opstellen van het PGB besluit

  • uitbetalen van de periodieke subsidie

  • uitbetalen van de vergoeding aan de begeleidingsorganisatie

  • controleren of de begeleid werken plaats door de werkgever en de begeleiding door de begeleidingsorganisatie adequaat wordt ingevuld

  • periodieke herziening van het PGB besluit bij een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur.

Artikel 3. Toekenning persoonsgebonden budget en voorwaarden adequate invulling op de werkplek

Met het persoonsgebonden budget beoogt de wetgever de SW geïndiceerde meer rechten en vrijheid te geven. Wanneer de gemeente zelf optreedt als begeleidingsorganisatie naar en op een begeleid werken plaats, is geen persoonsgebonden budget nodig. Het college hoeft dan alleen de periodieke subsidie aan de werkgever te bepalen en uit te keren.

Een PGB wordt toegekend als de geïndiceerde een werkgever heeft gevonden die hem of haar een BW dienstverband aanbiedt en de geïndiceerde het college daarbij verzoekt om een andere begeleidingsorganisatie dan de gemeente in te schakelen.

In dit artikel worden voorwaarden gesteld waaraan werkgever en begeleidingsorganisatie moeten voldoen.

Artikel 4. De wijze van vaststelling van de periodieke subsidie aan de werkgever

spreekt voor zich.

Artikel 5. Herziening van de periodieke subsidie

De inhoud van dit artikel is bedoeld om te voorkomen dat een eenmaal vastgestelde subsidie moet worden gezien als een statisch gegeven. De begeleidingsorganisatie probeert de arbeidsvaardigheden en competenties van de SW-geïndiceerde werknemer te bevorderen, zodat deze steeds beter aansluiten bij de eisen die door de arbeidsmarkt aan een werknemer worden gesteld.

Het komt ook voor dat vaardigheden en competenties van een SW-geïndiceerde door de aard van de handicap in de tijd verminderen.

Bovenstaande kan aanleiding geven het vastgestelde subsidiebedrag naar boven of beneden bij te stellen.

Artikel 6. De vergoeding aan de begeleidingsorganisatie

De hardheidsclausule in lid 1 is bedoeld voor specifieke uitzonderingssituaties. Het college stelt nadere regels vast op basis waarvan in een dergelijke situatie afgeweken kan worden van het hier genoemde standaard maximum percentage.

De Wet sociale werkvoorziening regelt niet dat de kosten van een begeleidingsorganisatie voor het zoeken van een begeleid werken plaats voor vergoeding in aanmerking komen. In deze verordening wordt in artikel 6, tweede lid geregeld dat het college dit tot een bepaald maximum bedrag wel kan doen, mits de aantoonbare werkzaamheden van de begeleidingsorganisatie leiden tot een arbeidsovereenkomst. Er is in dit verband altijd sprake van no cure no pay.

De totale kosten van subsidie en vergoedingen worden begrensd door het in artikel 7, tweede lid van de wet bedoelde bedrag.

Artikel 7. Vergoeding voor eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van omstandigheden waaronder arbeid wordt verricht

Wanneer de vergoeding een aanpassing betreft die aan het einde van de arbeidsovereenkomst kan worden meegenomen naar een andere werkplek, blijft het college eigenaar van deze aanpassing. In voorkomende gevallen zal dit in het besluit tot toekennen van een PGB worden vastgelegd.

Artikel 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15 en 16

spreken voor zich.