Regeling vervallen per 01-01-2015

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Langedijk 2012

Geldend van 05-01-2012 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2012

Intitulé

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Langedijk 2012

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Langedijk; Overwegende dat de bevoegdheid heeft om regels te stellen omtrent de te verstrekken voorzieningen, financiële tegemoetkomingen, eigen bijdrage in de kosten en het persoonsgebonden budget in het kader van de Wet maatschappelijk ondersteuning;

Gelet op de Wet maatschappelijk ondersteuning, het Besluit maatschappelijk ondersteuning (Algemene maatregel van bestuur) en de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Langedijk. Besluit:

Vast te stellen het navolgende Besluit voorzieningen maatschappelijk ondersteuning gemeente Langedijk 2012

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Eigen bijdrage

1. De hoogte van de eigen bijdrage wordt vastgesteld overeenkomstig de systematiek, de bedragen en percentages zoals vastgelegd in artikel 4.1.1. van de Algemene maatregel van Bestuur (Besluit maatschappelijke ondersteuning); Een eigen bijdrage is verschuldigd bij hulp bij het huishouden, woningaanpassingen en fietsen. a. De eigen bijdrage van ongehuwde personen jonger dan 65 jaar bedraagt € 18,00 per vier weken. Bij een inkomen (bedoeld in artikel 4, lid 2, van de AMvB van de Wmo) in het peiljaar van meer dan €  22.905,-- wordt het bedrag van € 18,00 verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen in het peiljaar en € 22.905,--. De totaal verschuldigde bijdrage dient in termijnen van vier weken te worden voldaan. b. De eigen bijdrage van ongehuwde personen van 65 jaar of ouder bedraagt € 18,00 per vier weken. Bij een inkomen (bedoeld in artikel 4, lid 2, van de AMvB van de Wmo) in het peiljaar van meer dan € 16.007,-- wordt het bedrag van € 18,00 verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen in het peiljaar en € 16.007,--. De totaal verschuldigde bijdrage dient in termijnen van vier weken te worden voldaan. c. De eigen bijdrage van gehuwde personen, waar van een van beiden jonger is dan 65 jaar, bedraagt € 25,80 per vier weken. Bij een gezamenlijk inkomen (bedoeld in artikel 4, lid 2, van de AMvB van de Wmo) in het peiljaar van meer dan € 28.306,-- wordt het bedrag van € 25,80 verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijk inkomen in het peiljaar en € 28.306,--. De totaal verschuldigde bijdrage dient in termijnen van vier weken te worden voldaan. d. De eigen bijdrage van gehuwde personen die beiden ouder zijn dan 65 jaar bedraagt € 25,80 per vier weken. Bij een gezamenlijk inkomen (bedoeld in artikel 4, lid, van de AMvB van de Wmo) in het peiljaar van meer dan € 22.319,-- wordt het bedrag van € 25,80 verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijk inkomen in het peiljaar en € 22.319,--. De totaal verschuldigde bijdrage dient in termijnen van vier weken te worden voldaan. 2. Indien een voorziening bestaat uit:

- een roerende zaak die in eigendom wordt verstrekt;

- een bouwkundige of een woontechnische aanpassing van een woning die eigendom is van de aanvrager;

- een bouwkundige of woontechnische aanpassing van de woning die in eigendom wordt verstrekt;

- fiets of voorziening ten behoeve van een fiets

wordt gedurende een periode van maximaal negenendertig perioden van vier weken een eigen bijdrage in rekening gebracht. 3. De eigen bijdrage of het eigen aandeel kan nooit meer bedragen dan de kostprijs van de voorziening of de dienst. 4. In afwijking op het gestelde in artikel 1 lid 2 wordt voor hulp bij het huishouden een eigen bijdrage opgelegd voor de periode dat de hulp is geïndiceerd en wordt afgenomen.

 

Hoofdstuk 2 Bijzondere regels over de financiële tegemoetkoming en het persoonsgebonden budget

Artikel 2 Financiële tegemoetkoming

Voorzieningen die middels een financiële vergoeding worden toegekend zijn: kosten voor woningsanering, tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten en een tegemoetkoming in de vervoerskosten. Er wordt bij deze voorzieningen geen eigen aandeel of eigen bijdrage in rekening gebracht.

Artikel 3 Persoonsgebonden budget

  1. Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

2. Indien er geen sprake is van een periode betaling voor een voorziening, zoals bij hulp in het huishouden, wordt het persoongebonden budget in eenmaal uitgekeerd op basis van de door gemeente vastgestelde kosten.

3. Indien het college op basis van verantwoording als bedoelt in artikel 6 van de verordening maatschappelijke ondersteuning van mening is dat het voorschot is gebruikt voor andere betaling dan de betalingen waarvoor het persoonsgebonden budget is toegekend deelt het college dit binnen zes weken na ontvangst van de betreffende verantwoording aan de budgethouder mee.

4. Verantwoording van een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden door de budgethouder aan het college vindt 2 keer per jaar steekproefsgewijs plaats. Afwijkingen tot 2,5% van het toegekende persoonsgebonden budget worden niet teruggevorderd. Bij verantwoording van het persoonsgebonden budget dienen de volgende gegevens overlegd te worden:

- zorgovereenkomst met de helpende;

- verantwoordingsformulier met daarop het aantal ingezette uren en de data waarop de hulp heeft plaatsgevonden;

- bewijs van betaling.

5. Verantwoording van het persoonsgebonden budget van woonvoorzieningen, rolstoelen en vervoersvoorziening vindt altijd plaats. De controle vindt als volgt plaats:

- middels de nota/factuur van de aangeschafte voorziening;

- een betalingsbewijs van de aanschaf van de voorziening.

Is het persoonsgebonden budget anders besteed dan het doel waarvoor het verstrekt is, dan kan het college het persoonsgebonden budget geheel of gedeeltelijk terug vorderen.

Artikel 4 Geen verstrekking persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming

Verstrekking als persoonsgebonden budget of een financiële tegemoetkoming vindt niet plaats indien op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget. Daarbij kan worden gedacht aan situaties waarin de aanvrager in staat van faillissement verkeert, handelingsonbekwaam is, onder budgetbeheer valt of onder (financiële) bewindvoering, bekend is met verslavingsproblematiek, of met problematiek van psychosociale aard.

 

Artikel 5 Verplichtingen financiële tegemoetkoming en persoonsgebonden budget

Bij verlening van een financiële tegemoetkoming wordt de ontvanger van deze tegemoetkoming de volgende verplichtingen opgelegd:

a. De ontvanger gebruikt de tegemoetkoming uitsluitend voor betaling van een voorziening en de daarmee noodzakelijk verbonden kosten;

b. De voorziening die wordt ingekocht is een adequate voorziening en is kwalitatief verantwoord;

c. De ontvanger van een tegemoetkoming bewaart de rekening(en) en betalingsbewijs/betalingsbewijzen gedurende een periode van 5 jaar en stelt deze, desgevraagd ter beschikking van het college;

d. De ontvanger van een tegemoetkoming deelt het college op diens verzoek of onverwijld uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden mee waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de verlening van de tegemoetkoming.

e. Het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming mag uitsluitend gebruikt worden voor betaling voor een voorziening vastgesteld in de beschikking en de daarmee verbonden kosten.

Hoofdstuk 3 Hulp bij het huishouden

Artikel 6 Persoongebonden budget bij hulp bij het huishouden

1. Bij een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden geeft het college de budgethouder per kwartaal een voorschot op het verleende persoonsgebonden budget. Door het Centraal Administratie Kantoor (CAK) wordt de eigen bijdrage vastgesteld en geïnd. 2. Het bruto persoongebonden budget is berekend op basis van de uurprijs van de hulp in het huishouden bij zorg in natura in het verleden en waarvan uit controle van het persoonsgebonden budget blijkt dat dit een reëel bedrag is. De omvang van de hulp bij het huishouden wordt vastgesteld in klassen.

 

Artikel 7 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

. 1. Voor huishoudelijke hulp 1 (hh1) wordt in 2012 een bedrag beschikbaar gesteld dat per klasse per jaar bedraagt:

klasse 1: €  1.494,34

klasse 2: €  3.066,73

klasse 3: €  4.875,35

klasse 4: €  7.234,45

klasse 5: €  9.593,56

klasse 6: €  11.952,67

Het uurtarief bedraagt; € 15,12 2. Voor huishoudelijke hulp 2 (hh2) wordt in 2012 een bedrag beschikbaar gesteld dat per klasse per jaar bedraagt:

klasse 1: €  2.347,50

klasse 2: €  4.818,40

klasse 3: €  7.660,51

klasse 4: € 11.366,32

klasse 5: € 15.073,19

klasse 6: € 18.780,05

Het uurtarief bedraagt: € 23,76

 

Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen

Artikel 8 Hoogte financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget

1. Het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte. Door het Centraal Administratie Kantoor (CAK) wordt de eigen bijdrage vastgesteld en geïnd. 2. Het in artikel 20 van de van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning genoemde afschrijvingsschema luidt als volgt:

voor het 1e jaar 100% van de meerwaarde;

voor het 2e jaar 90% van de meerwaarde:

voor het 3e jaar 80 %van de meerwaarde;

voor het 4e jaar 70% van de meerwaarde;

voor het 5e jaar 60% van de meerwaarde;

voor het 6e jaar 50% van de meerwaarde:

voor het 7e jaar 40% van de meerwaarde;

voor het 8e jaar 30% van de meerwaarde;

voor het 9e jaar 20% van de meerwaarde:

voor het 10e jaar 10% van de meerwaarde,

in alle gevallen minus het percentage dat voor rekening van de eigenaar van de woonruimte is gekomen. 4. De financiële tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten, als genoemd in artikel 15 onder a,van de verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning bedraagt € 2.155,58. Er is geen eigen bijdrage verschuldigd. 5. Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt bij het bezoekbaar maken als genoemd in artikel 19 lid 2 tot en met 5 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning bedraagt € 2.155,58. Er is geen eigen bijdrage verschuldigd. 6. Een persoon met beperkingen kan in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming voor het treffen van voorzieningen die als gevolg van astma of chronische bronchitis noodzakelijk zijn (CARA/COPD). Het gaat hier dan om een woningsanering. Ook kan het voor de gebruiker van een rolstoel noodzakelijk zijn dat de gewone vloerbedekking wordt vervangen door rolstoelvast tapijt. Voor het verstrekken van deze voorzieningen geldt dat dit uitsluitend mogelijk is in die situaties dat betreffende zaken nog niet zijn afgeschreven en het medisch gezien dringend noodzakelijk is dat deze direct worden vervangen. Als een artikel is afgeschreven (veelal na acht jaar) wordt geen financiële tegemoetkoming verstrekt. Heeft het te vervangen artikel een leeftijd van:

o nieuwer dan 2 jaar, dan is de vergoeding 100% van de subsidiabele kosten;

o 2 - 4 jaar, dan is de vergoeding 75% van de subsidiabele kosten;

o 4 - 6 jaar, dan is de vergoeding 50% van de subsidiabele kosten;

o 6 - 8 jaar, dan is de vergoeding 25% van de subsidiabele kosten.

Het normbedrag voor zeil of linoleum, inclusief egalisatiekosten, per strekkende meter, bij breedte van een rol van 4 meter bedraagt: € 58,01. Als de noodzaak tot het treffen van voorzieningen ontstaat vanuit de aard van de gebruikte materialen, wordt ook geen vergoeding verstrekt. Dat geldt ook voor die situaties waarin de persoon met beperkingen bij aanschaf van het te vervangen artikel redelijkerwijs had kunnen weten dat hij overgevoelig reageert op bepaalde stoffen.

Hoofdstuk 5 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 9 Hoogte persoonsgebonden budget vervoersvoorzieningen

Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de nieuwwaarde van de goedkoopst adequate voorziening inclusief onderhoud en reparatie zoals dat door de leverancier in een offerte is vastgelegd.

Artikel 10 Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen

De grens waarboven een auto, met een auto vergelijkbare voorzieningen (zoals het gebruik van het collectief vervoer) en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet voor verstrekking of vergoeding in aanmerking komen, zoals genoemd in artikel 25 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning,  bedraagt 1,5 maal de inkomensnorm, gerelateerd aan de Wet Werk en Bijstand.

Artikel 11 Bedragen vervoersvoorzieningen

1. De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor het gebruik van een eigen auto, het gebruik van een bruikleenauto en het gebruik van een (rolstoel)taxi wordt vastgesteld op maximaal de volgende vergoedingen. Er is geen eigen bijdrage verschuldigd.

Voor het gebruik van  Normbedrag per jaar

een eigen auto € 905,89

een bruikleen auto € 452,94

een taxi € 1.481,90

een rolstoeltaxi € 2.222,85 2. Indien een persoon met beperkingen is geïndiceerd voor de collectieve vervoersvoorziening maar hiervoor niet in aanmerking wil komen, bestaat er de mogelijkheid voor een meerjarige budgettering. De stelpost voor deze voorziening is vastgesteld op € 355,25 per jaar. Deze post kan worden getotaliseerd voor een periode van 5 jaar tot een bedrag van € 1776,25.

3. De financiële tegemoetkoming genoemd in lid 2 is een gemaximeerde vergoeding en wordt niet vaker dan eens per vijf jaar verstrekt. Het geldt tevens als bijdrage voor het onderhoud en reparatie van de betreffende voorziening. Deze financiële tegemoetkoming kan alleen verstrekt worden in plaats van het collectief vervoer als deze voor een periode van minimaal 5 jaar adequaat geacht wordt.

4. De vergoeding kan alleen ingezet worden voor een voorziening die geschikt is voor gebruik voor vervoer waarvoor anders het collectief vervoer gebruikt zou worden.

Artikel 12 Financiële tegemoetkoming van aanpassing aan de eigen auto

1. Het Persoonsgebonden budget voor autoaanpassingen wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college goedgekeurde offerte.

2. De financiële tegemoetkoming voor de autoaanpassing bedraagt maximaal € 1.776,25 indien de persoon met beperkingen geïndiceerd is voor de collectieve vervoersvoorziening maar niet in aanmerking wil komen voor de collectieve voorziening. Deze autoaanpassing kan alleen verstrekt worden in plaats van het collectief vervoer als deze voor een periode van minimaal 5 jaar adequaat geacht wordt.

3. De financiële tegemoetkoming genoemd in lid 2 is een gemaximeerde vergoeding en wordt niet vaker dan eens per vijf jaar verstrekt. Het geldt tevens als bijdrage voor het onderhoud en reparatie van de autoaanpassing.

 

Hoofdstuk 6 Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 13 Het persoonsgebonden budget bij rolstoelen

1. Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld aan de hand van tegenwaarde van de nieuwwaarde van de goedkoopst adequate voorziening inclusief onderhoud en reparatie zoals dat door de leverancier in een offerte is vastgelegd. 2. Voor een rolstoel is geen eigen bijdrage verschuldigd.

 

Artikel 14 Sportvoorziening

Een sportvoorziening zoals vastgelegd in artikel 28 van de verordening maatschappelijke ondersteuning, wordt verstrekt als persoonsgebonden budget. Het bedrag van dit persoonsgebonden budget bedraagt € 2.735,90 welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 15 Situaties waarin het besluit niet voorziet

In situaties, de uitvoering van dit besluit betreffende, waarin dit besluit niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders

Artikel 16 Citeertitel en inwerkingtreding

1. Dit besluit kan worden aangehaald als het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Langedijk. 2.   Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2012

 

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college van Burgemeester en Wethouders
van Langedijk op 6 december 2011
De secretaris,  De burgemeester, E. Annaert   drs. J.H.N.Cornelisse