Regeling vervallen per 07-02-2023

Subsidieverordening gemeentelijke monumenten 2012

Geldend van 06-06-2013 t/m 06-02-2023

Intitulé

Subsidieverordening gemeentelijke monumenten 2012

De raad van de gemeente Langedijk; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 5 februari 2013, nummer 10; gelet op het bepaalde in artikel 149 van de Gemeentewet en de Erfgoedverordening Langedijk 2012;

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende verordening: Subsidieverordening gemeentelijke monumenten Langedijk 2012

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1. Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

a. gemeentelijk monument: een overeenkomstig de Erfgoedverordening Langedijk 2012 als beschermd gemeentelijk monument aangewezen:

1. zaak die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;

2. terrein of water dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak als bedoeld onder 1;

b. gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen zaken of terreinen bedoeld in onderdeel a;

c. erfgoedcommissie: de op basis van artikel 15 Monumentenwet 1988 ingestelde commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de subsidieverordening gemeentelijke monumenten, het monumenten- en cultuurhistorisch beleid;

d. bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

e. college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Langedijk;

f. vergunning: een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

g. Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

h. monumenteigenaar: natuurlijke persoon of rechtspersoon die het recht van eigendom of een ander zakelijk recht heeft op een gemeentelijk monument;

i. bouwhistorisch onderzoek: onderzoek naar de bouwgeschiedenis en de bouwhistorische kwaliteit van een monument, in een schriftelijke rapportage vastgelegd;

j. bouwkundig inspectierapport: een schriftelijke rapportage inclusief foto’s, waarin de bouwtechnische staat van het monument is vastgelegd en aanbevelingen worden gedaan voor te plegen instandhoudingswerkzaamheden;

k. casco: de hoofdstructuur van een bouwwerk, waaronder in ieder geval wordt begrepen: fundering, balkdragende muren, balklagen, vloeren, buitenmuren, kap- en gebintconstructie, binnenpleisterwerk, buitenafwerking, ramen en kozijnen;

l. instandhoudingswerkzaamheden: onderhoudswerkzaamheden om het gemeentelijk monument als zodanig in stand te houden en/of restauratiewerkzaamheden die voor het herstel van het gemeentelijk monument noodzakelijk zijn en het periodieke onderhoud te boven gaan;

m. onderhoudswerkzaamheden: periodieke werkzaamheden welke dienen om het monument als zodanig in stand te houden of restauratie te voorkomen of uit te stellen, zoals schilderwerk, plaatselijk herstel van: goten, hemelwaterafvoeren, metsel- en voegwerk, houtwerk en plaatselijk opstoppen van rieten daken, plaatselijk vervangen kapotte dakpannen en dergelijke;

n. restauratiewerkzaamheden: werkzaamheden die voor het herstel van het monument noodzakelijk zijn en het normale onderhoud te boven gaan, zoals volledige vernieuwing of vervanging van: metselwerk en voegwerk, goten en hemelwaterafvoeren, houtwerk, ramen, kozijnen, deuren, rieten en pannen dakbedekking en dergelijke;

o. subsidiabele instandhoudingskosten: kosten die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn om een gemeentelijk monument in stand te houden en/of te herstellen, voor zover het betreft:

1. de directe kosten, dat wil zeggen loonkosten, materiaalkosten en materieelkosten;

2. de over de directe kosten te berekenen onvoorziene kosten, tot een maximum van 5% van de directe kosten;

3. stelposten en verrekenposten;

4. de risicoverzekering van loon- en materiaalprijsstijgingen;

5. het honorarium van de architect en de constructeur, de kosten van het dagelijks toezicht en overige naar het oordeel van burgemeester en wethouders relevante kosten, verband houdend met de instandhoudingswerkzaamheden;

6. de legeskosten omgevingsvergunning inzake activiteit “monumenten”;

7. de kosten voor een door het college vereist bouwhistorisch onderzoek of een bouwkundig inspectierapport;

8. de verschuldigde omzetbelasting, tenzij deze fiscaal verrekenbaar is.

p. subsidie: gemeentelijke bijdrage in de door het college vastgestelde subsidiabele instandhoudingskosten;

q. subsidieplafond: het bedrag dat krachtens deze verordening gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidie;

r. verlenen van subsidie: het besluit van het college dat de aanvrager een voorwaardelijke aanspraak verschaft op een subsidie voor de subsidiabele instandhoudingskosten;

s. vaststellen van subsidie: het besluit van het college, nadat de werkzaamheden zijn uitgevoerd, waarbij de hoogte van de subsidie wordt vastgesteld;

t. stolpboerderij: boerderijtype met oorspronkelijk wonen, werken en stallen onder één piramidevormig dak, met als kern een houten vierkant constructie (gebint) waarop een houten kapconstructie van sparren/sporen.  

Artikel 2. Grondslag en werkingssfeer

1. Aan de eigenaar van een gemeentelijk monument kan een subsidie worden verleend als tegemoetkoming in de kosten die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van het gemeentelijke monument.

2. Het college verleent geen subsidie voor gemeentelijke monumenten, in eigendom van de gemeente Langedijk.

3. Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend tussen 1 januari en 31 december van een kalenderjaar en worden op volgorde van binnenkomst behandeld.

4. De subsidie wordt berekend op basis van de subsidiabele instandhoudingskosten, met uitzondering van:

a. kosten waarvoor op grond van enige andere regeling in het kader van de monumentenzorg subsidie kan worden verleend. Indien op grond van enige andere regeling een subsidie kan worden verleend tot een lager bedrag dan de maximale gemeentelijke subsidie, dan wordt dit lagere bedrag op de gemeentelijke subsidie in mindering gebracht;

b. kosten die op grond van een verzekering worden gedekt.

5. Indien de instandhoudingswerkzaamheden geheel of gedeeltelijk worden verricht door de eigenaar, anders dan in de uitoefening van zijn bedrijf, al dan niet met hulp van derden, zonder dat bij deze hulp door derden sprake is van uitoefening van een bedrijf, dan komen de kosten van zelfwerkzaamheid van de eigenaar en genoemde derden (“loonkosten”) niet in aanmerking voor subsidie en worden slechts de materiaal- en materieelkosten als subsidiabele instandhoudingskosten aangemerkt.

6. Indien rekeningen en bewijzen van betaling betrekking hebben op kosten van personeel dat in loondienst is bij de eigenaar, dan dient tevens een verklaring van een registeraccountant of van een accountant-administratieconsulent te worden overgelegd, waaruit blijkt hoeveel uren door dat personeel is besteed aan subsidiabele werkzaamheden.

7. Het college kan besluiten aanvullende subsidie te verlenen voor onvermijdelijk en onvoorzien meerwerk, dat zich openbaart ten tijde van de uitvoering van de werkzaamheden en dat de subsidiabele post onvoorzien (maximaal 5% van de directe kosten) overstijgt. Een subsidieaanvraag voor onvermijdelijk meerwerk moet worden onderbouwd met een gespecificeerde kostenbegroting. De subsidiabele kosten met inbegrip van het onvoorziene meerwerk mogen de in artikel 4 genoemde maximum subsidiebedrag niet te boven gaan. Indien het subsidieplafond al bereikt is in het betreffende kalenderjaar, dan wordt de aanvraag voor aanvullende subsidie, berekend over het onvermijdelijke meerwerk, overgeheveld naar het eerstvolgende kalenderjaar en op volgorde van binnenkomst behandeld en verleend, voor zover het subsidieplafond strekt en voor zover het totale subsidiebedrag inclusief de aanvullende subsidie het in artikel 4 genoemde maximum subsidiebedrag niet te boven gaat.

8. Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, kan het voorbehoud worden gemaakt dat voldoende financiële middelen beschikbaar worden gesteld. Het voorbehoud vervalt, indien daarop niet binnen 4 weken na vaststelling of goedkeuring van de gemeentebegroting een beroep is gedaan.

 

Artikel 3. Vaststellen gemeentelijk budget en subsidieplafond

De gemeenteraad neemt jaarlijks, bij het vaststellen van de gemeentebegroting, een besluit waarin wordt aangegeven welk bedrag voor dat begrotingsjaar beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies voor de instandhouding van gemeentelijke monumenten. Dit subsidieplafond wordt aan het begin van het betreffende kalenderjaar algemeen bekend gemaakt via een publicatie.

Hoofdstuk 2. Subsidie instandhoudingswerkzaamheden gemeentelijke monumenten

Artikel 4. Subsidie

1. Eenmaal per 4 jaar kan het college aan een monumenteigenaar een subsidie verstrekken ten behoeve van de instandhouding van het gemeentelijk monument, niet zijnde een stolpboerderij aangewezen als gemeentelijke monument ten behoeve van de instandhouding van vierkant en kapconstructie.

2. Eenmaal per 10 jaar kan het college aan een monumenteigenaar een subsidie verstrekken ten behoeve van de instandhouding van het gemeentelijk monument, zijnde een stolpboerderij aangewezen als gemeentelijke monument ten behoeve van de instandhouding van het vierkant en de kapconstructie.

3. De subsidie als bedoeld in het eerste en tweede lid bedraagt 50% van de door het college vast te stellen subsidiabele instandhoudingskosten, vanaf een minimaal subsidiebedrag van € 250,- tot een maximaal subsidiebedrag van € 5.000,- per gemeentelijke monument.

4. Onder de subsidiabele instandhoudingskosten, onderdeel directe kosten, worden de volgende kosten gerekend:

a. herstel van het casco;

b. herstel van afzonderlijke monumentale onderdelen van interieur en exterieur;

c. reconstructies van verdwenen of gewijzigde onderdelen, indien en voor zover deze verdwijning en/of wijziging afbreuk doet aan de monumentale waarde van het object;

d. herstel van specifieke technische installaties ten behoeve van bedrijf en techniek, bijvoorbeeld stoommachines, dieselmotoren, raamzagen en persen;

e. het aanbrengen van technische installaties ten behoeve van bescherming van zeer waardevolle interieurelementen, bijvoorbeeld verwarming- of luchtbevochtigingsinstallaties;

f. buiten- en daarmee samenhangend binnenschilderwerk, voor zover het betreft de buitenramen, buitenkozijnen en buitendeuren, maar alleen indien deze schilderwerkzaamheden voortkomen uit restauratiewerkzaamheden: regulier periodiek onderhouds schilderwerk is niet subsidiabel;

g. herstel en vernieuwen van rieten daken (met rietlatten en herstel van sporen of sparren);

h. herstel van dakvlakken gedekt met pannen (met tengels en panlatten), leien, lood, zink of koper en, uitsluitend in samenhang hiermee, het herstel van gedeelten van het dakbeschot en sporen of sparren;

i. herstel van goten, in zink, koper of lood, inclusief bijbehorende hemelwaterafvoeren en het aanbrengen van voor de waterafvoer noodzakelijke goten waar deze niet eerder aanwezig waren, inclusief aansluitingen op riolering en open water;

j. herstel van buitenkozijnen, buitendeuren, raampartijen, luiken en herstel of terugplaatsen van stoepen, roedeverdeling, lijstwerk en luiken;

k. herstel van windveren, schoorstenen, kapellen en loodaansluitingen;

l. herstel van dak- of torenluiken, inclusief het afgazen van torenluiken en het nemen van beperkte maatregelen tegen duivenoverlast;

m. inboeten, herstel van gedeelten van muurwerk en voegen of pleisteren van gevels;    

n. op kleine schaal vervangen of inboeten van natuursteen;

o. werkzaamheden aan muur- of houtwerk ter regulering van de vochthuishouding, dan wel ter bestrijding van zwamaantasting of houtaantasters;

p. herstel van gedeelten van dragende constructies (gebinten, schoren, muurplaten, balkkoppen, spantbenen en dergelijke);

q. herstel van glas-in-loodbeglazing en het aanbrengen van beschermende beglazing voor gebrandschilderd glas of historisch waardevol glas;

r. het gangbaar houden van historische krachtwerktuigen en machines;

s. andere daarvoor naar het oordeel van het college in aanmerking komende kosten.

 

Artikel 5. Bijzondere subsidiëring

1. Het college kan aan de eigenaar van een gemeentelijk monument, waarvan het casco zich in een zodanig slechte staat bevindt dat het voortbestaan van het monument in gevaar is, subsidie verlenen in de kosten van de restauratie van het monument.

2. De subsidie als bedoeld in het eerste lid bedraagt een door het college nader vast te stellen percentage van de subsidiabele instandhoudingskosten, voor zover het subsidieplafond strekt.

3. Het college verleent geen subsidie als aantoonbaar sprake is van (grove) nalatigheid bij het plegen van onderhoud door de eigenaar.

 

Artikel 6. Aanvraag subsidie

1. De aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikelen 4 en 5 moet door de monumenteigenaar schriftelijk bij het college worden ingediend op een door het college vastgesteld formulier.

2. Bij een aanvraag om subsidie dienen de volgende stukken door de monumenteigenaar overgelegd te worden:

b. bestek of gedetailleerde werkomschrijving, inclusief vermelding van toe te passen materialen;

c. (detail-)foto’s bestaande toestand;

d. inzake restauratiewerkzaamheden: tekeningen van gevels, fundering, begane grond vloer, verdiepingsvloeren en/of kap schaal 1:100 en/of 1:50, detailtekeningen schaal 1:20, van de bestaande en de gewijzigde toestand, waarop de voorgenomen herstel- en restauratiewerkzaamheden en/of wijzigingen zijn aangeduid; gewenste tekeningen op aanwijzing van het college;

e. een begroting van de kosten van de instandhoudingswerkzaamheden, niet ouder dan 2 jaar en gespecificeerd conform artikel 1, sub o, dat wil zeggen: uren, loonkosten, materiaalkosten, materieelkosten, stelposten en overige relevante kosten;

f. een bouwhistorisch onderzoek en/of een bouwkundig inspectierapport, indien het college dit noodzakelijk acht voor de subsidieaanvraag.

 

Artikel 7. Verlening subsidie

1. Een aanvraag om subsidie is ontvankelijk als de monumenteigenaar heeft voldaan aan het gestelde in artikel 6.

2. Het college stelt de subsidiabele instandhoudingskosten vast op basis van de stukken, zoals genoemd in artikel 6.

3. Het college besluit binnen 8 weken na ontvangst van een ontvankelijke subsidieaanvraag over het verlenen van subsidie. Subsidie wordt verleend voor zover het subsidieplafond strekt.

4. De berekening van de subsidiabele instandhoudingskosten en de hierop gebaseerde hoogte van de te verlenen subsidie worden schriftelijk meegedeeld aan de monumenteigenaar in het collegebesluit.

5. Het college kan de aanvraag aanhouden tot het volgende kalenderjaar, indien de door de gemeenteraad voor enig jaar beschikbaar gestelde budgetten niet toereikend zijn om de aanvraag te honoreren. De aanvrager ontvangt binnen twee weken na ontvangstdatum van de aanvraag een mededeling van deze aanhouding.

6. Aanvragen welke in overeenstemming met het gestelde in het vijfde lid zijn aangehouden tot het volgende kalenderjaar, worden voor wat betreft de werking van dit artikel geacht te zijn ontvangen op 1 januari van dit volgende kalenderjaar.

7. De subsidie wordt verleend onder de voorwaarden, dat:

a. binnen 6 maanden na datum besluit subsidieverlening met de werkzaamheden een aanvang wordt gemaakt;

b. de aanvang van de werkzaamheden tenminste 2 weken van tevoren wordt gemeld bij het college;

c. niet wordt afgeweken van de overgelegde werkomschrijving, zoals bedoeld in artikel 6, behoudens met toestemming van het college;

d. aan de door het college met controle belaste personen gelegenheid wordt geboden inspectie te doen naar het monument en de wijze waarop de werkzaamheden (zullen) worden of zijn uitgevoerd;

e. de werkzaamheden worden uitgevoerd in overeenstemming met eventueel door het college nader te stellen eisen;

f. binnen 12 maanden na datum besluit subsidieverlening de werkzaamheden zijn afgerond en de gereedmelding als bedoeld in artikel 8 is ingediend.

 

Artikel 8. Vaststellen en uitbetalen subsidie

1. Vaststellen van de subsidie door het college vindt plaats nadat:

a. alle instandhoudingswerkzaamheden zijn uitgevoerd, die verband houden met de subsidieverlening;

b. de werkzaamheden gereed zijn gemeld bij het college door middel van een door het college vastgesteld formulier;

c. de werkzaamheden zijn geïnspecteerd en akkoord bevonden zijn door het college;

d. een overzicht is overgelegd van de uitgevoerde werkzaamheden inclusief eventueel meer- en minderwerk;

e. een overzicht is overgelegd van de originele nota’s en betalingsbewijzen.

2. De hoogte van de vast te stellen subsidie wordt berekend op basis van de bij de verlening vastgestelde subsidiabele instandhoudingskosten of op basis van de werkelijke kosten, indien deze lager zijn.

3. Het college besluit over de definitieve subsidie binnen 8 weken na de dag waarop de gereedmelding is ontvangen. Zij kunnen hun besluit eenmaal met ten hoogste 4 weken verdagen, indien dat noodzakelijk is in verband met de inspectie van de werkzaamheden en/of overgelegde nota’s en betalingsbewijzen.

4. De monumenteigenaar wordt schriftelijk in kennis gesteld van het besluit over de hoogte van de vastgestelde subsidie.

5. De subsidie wordt overgemaakt op rekening van de monumenteigenaar binnen 4 weken na het besluit vaststelling subsidie.

6. Het college betaalt geen voorschotten uit op verleende subsidie.

 

Artikel 9. Weigeringsgronden

Het college kan een aanvraag subsidie ten behoeve van de instandhouding van een gemeentelijk monument afwijzen, indien:

a. er voor de werkzaamheden een omgevingsvergunning wordt vereist, maar deze niet is verleend;

b. met de uitvoering van de werkzaamheden het belang, genoemd in artikel 1, sub o, niet of niet in voldoende mate is gediend;

c. met het uitvoeren van de werkzaamheden is begonnen, voordat het college een besluit heeft genomen over de subsidieaanvraag;

d. de subsidiabele instandhoudingskosten minder bedragen dan € 500,--;

e. de werkzaamheden naar het oordeel van het college niet naar behoren zullen worden uitgevoerd;

f. een subsidieaanvraag wordt ingediend binnen 4 jaar, gerekend vanaf de datum subsidieverlening van een eerdere aanvraag subsidie, met betrekking tot de instandhouding van een gemeentelijk monument, niet zijnde een stolpboerderij aangewezen als gemeentelijke monument ten behoeve van de instandhouding van vierkant en kapconstructie;

g. een subsidieaanvraag wordt ingediend binnen 10 jaar, gerekend vanaf de datum subsidieverlening van een eerdere aanvraag subsidie, met betrekking tot de instandhouding van een gemeentelijk monument, zijnde een stolpboerderij aangewezen als gemeentelijke monument ten behoeve van de instandhouding van het vierkant en de kapconstructie.

h. in dezelfde kosten al uit andere hoofde subsidie tot eenzelfde of een hoger bedrag kan worden toegekend.

 

Artikel 10. Intrekken verleende subsidie

Het college kan een verleende subsidie intrekken indien:

a. de werkzaamheden worden uitgevoerd in afwijking van de voor deze werkzaamheden verleende omgevingsvergunning;

b. de monumenteigenaar niet heeft voldaan aan de voorwaarden, verbonden aan de subsidieverlening, conform artikel 7 lid 7.

 

Hoofdstuk 3. Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 11. Bijzondere bepalingen

Het college kan in bijzondere gevallen, in het belang van de monumentenzorg, afwijken van de bepalingen van deze verordening.

Artikel 12. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de tiende dag na bekendmaking van deze verordening.

Artikel 13. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als:

Subsidieverordening gemeentelijke monumenten Langedijk 2012.

 

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de
gemeente Langedijk in zijn openbare
vergadering van 26 maart 2013. De voorzitter,
drs. J.F.N. Cornelisse De griffier,  
J. van den Bogaerde