Regeling vervallen per 15-01-2022

Verordening rechtspositie raads- en burgerraadsleden 2019;

Geldend van 09-08-2019 t/m 14-01-2022 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2019

Intitulé

Verordening rechtspositie raads- en burgerraadsleden 2019;

gelezen het voorstel van de griffier van 13 juni 2019;

gelet op de artikelen 95, eerste en tweede lid, 96, eerste en tweede lid, en 97, 98, 99 van de Gemeentewet;

gelet op de artikelen 3.1.1, vijfde lid, 3.1.3, eerste lid, 3.1.4, eerste lid, 3.1.9, eerste lid, 3.3.2, 3.3.3, tweede lid, 3.4.1, eerste lid, en 3.4.2 en 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening rechtspositie raads- en burgerraadsleden 2019.

Artikel 1 Definitiebepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. burgerraadslid: lid van een forum, dat niet tevens raadslid is of ambtenaar die als zodanig tot lid van

een forum is benoemd;

b. college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Langedijk;

c. commissie: een commissie als bedoeld in de artikelen 83 en 84 van de Gemeentewet;

d. forum: een commissie als bedoeld in artikel 82 van de Gemeentewet;

e. griffier: de griffier, bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet;

f. raadslid: lid van de gemeenteraad , niet zijnde wethouder.

Artikel 2. Toelage raadslid onderzoekscommissie en bijzondere commissie

1. Een raadslid dat lid is van een onderzoekscommissie als bedoeld in artikel 155a, derde lid, van de Gemeentewet wordt voor de duur van de activiteiten van die commissie ten laste van de gemeente een toelage toegekend van €120,- per maand, tenzij de raad anders besluit.

2. Een raadslid dat lid is van een bijzondere commissie als bedoeld in artikel 3.1.4, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers wordt voor de duur van de activiteiten van de commissie een toelage toegekend van €120,- per maand, tenzij de raad anders besluit.

Artikel 3. Reis- en verblijfkosten raads- en burgerraadsleden voor reizen buiten de gemeente

1. Voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur als bedoeld in artikel 97 Gemeentewet worden aan een raads- of burgerraadslid vergoed:

a. de kosten voor het gebruik van openbaar vervoer;

b. bij gebruik van een eigen auto het maximumbedrag dat door een werkgever aan een werknemer per afgelegde kilometer onbelast kan worden verstrekt.

2. Voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente, ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur, worden aan een raadslid of burgerraadslid bij gebruik van eigen auto tevens de parkeer-, veer- en tolkosten vergoed;

3. Boetes en naheffingsaanslagen worden niet vergoed.

4. Als een raadslid of burgerraadslid een tijdelijke functionele beperking heeft, kan voor reizen als bedoeld in het eerste lid, een voor de beperking geschikte vervoersvoorziening worden vergoed of ter beschikking gesteld.

5. De noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte werkelijke verblijfkosten die een raadslid of burgerraadslid maakt in verband met reizen buiten het grondgebied ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur worden ten laste van de gemeente vergoed.

Artikel 4. Verzekering raadsleden voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden

1. Een raadslid wordt eenmaal per jaar een bedrag toegekend ter hoogte van het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden voor één maand, bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, waarmee het raadslid voorzieningen kan treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden.

2. Het eerste lid is niet van toepassing op een raadslid dat is benoemd in een plaats die is opengevallen als gevolg van tijdelijk ontslag van een raadslid wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, op grond van artikel X12 van de Kieswet.

Artikel 5. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raads- en burgerraadsleden

1. Een raads- of burgerraadslid dat wil deelnemen aan niet-partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van zijn functie als bedoeld in artikel 3.3.3 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, dient daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de griffier.

2. Deze aanvraag gaat vergezeld van stukken met inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

3. De raad beslist op de aanvraag op basis van de overlegde stukken.

Artikel 6. Informatie- en communicatievoorzieningen raads- en burgerraadsleden

1. Een raads- of burgerraadslid tekent een bruikleenovereenkomst wanneer hem ten laste van de gemeente voor de duur van de uitoefening van zijn functie informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking worden gesteld bedoeld in artikel 3.3.2 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

2. Een raads- of burgerraadslid levert na beëindiging van zijn functie de ter beschikking gestelde informatie- en communicatievoorzieningen in bij de gemeente.

Artikel 7. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

1. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in artikel 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

2. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in deze verordening, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.

Artikel 8. Betaling vaste vergoedingen

Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van de vergoeding van burgerraadsleden, bedoeld in artikel 3.4.1 het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers maandelijks plaats met inachtneming van een vergoeding per bijgewoonde vergadering.

Artikel 9. Betaling en declaratie van onkosten

1. Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van kosten die op grond van deze verordening voor vergoeding of tegemoetkoming in aanmerking komen plaats door:

a. betaling uit gemeentelijke middelen, op basis van een rechtstreeks aan de gemeente toegezonden factuur,

b. betaling vooruit uit eigen middelen of

c. betaling ten laste van de gemeentelijke pinpas.

2. Een aanvraag om een vergoeding van de onkosten als bedoeld in dit artikel gaat vergezeld van een declaratieformulier en bewijsstukken.

3. Het declaratieformulier en de bewijsstukken worden binnen 2 maanden na factuurdatum of betaling door raads- of burgerraadsleden ingediend bij de griffier.

4. Voor zover van toepassing draagt de gemeente er zorg voor dat de betaling aan raads- of burgerraadsleden binnen 2 maanden na het indienen van de aanvraag wordt overgemaakt.

Artikel 10. Intrekking oude verordening

De Verordening rechtspositie wethouders, raads- en burgerraadsleden 2012 wordt op de dag na de datum van bekendmaking van deze verordening ingetrokken.

Artikel 11. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na de datum van bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2019.

Artikel 12. Onvoorziene gevallen

In alle gevallen waarin deze verordening niet of niet in redelijkheid voorziet, kan de raad een bijzondere voorziening treffen.

Artikel 13. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie raads- en burgerraadsleden 2019.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van de gemeente Langedijk van 9 juli 2019,

De voorzitter,

L.A.M. Kompier

De griffier

G.J. de Graaf 

Toelichting Verordening rechtspositie raads- en burgerraadsleden 2019

ALGEMEEN

In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van raads- en burgerraadsleden alsmede de financiële voorzieningen moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Deze nader regeling is vastgelegd in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. In de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers zijn de (onkosten)vergoedingen nader uitgewerkt. Bepalingen die zijn opgenomen in het rechtspositiebesluit zijn bindend voor alle gemeenten. In deze verordening zijn alleen bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van raadsleden en leden van gemeentelijke commissies zover deze niet dwingend zijn geregeld in hogere wet- en regelgeving. De overweging hierbij is dat het bestuurlijk wenselijk is om de voorzieningen zoals vergoedingen, tegemoetkomingen en andere rechtspositionele aanspraken voor decentrale politieke ambtsdragers dwingendrechtelijk in hogere wet- en regelgeving vast te leggen om politieke discussies te voorkomen. Dit betekent dat er voor gemeenten minder ruimte is om lokaal bij verordening van wettelijke regelingen af te wijken.

Indien een gemeente besluit om bij verordening voorzieningen voor politieke ambtsdragers te regelen, is een aantal regels van belang.

• In artikel 99 Gemeentewet is bepaald dat ’buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend’, de leden van de raad en/of door de raad ingestelde commissie (in de zin van artikel 82, 83 of 84 Gemeentewet) als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van de gemeente ontvangen.

• Raads- en burgerraadsleden hebben geen dienstbetrekking bij de gemeente. Dat betekent dat zij niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA).

• Raads- en burgerraadsleden vallen niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar hun inkomsten worden belast in de Wet inkomstenbelasting 2001. Raads- en burgerraadsleden kunnen opteren voor de loonbelasting als voorheffing, door samen met de gemeente te kiezen voor het fictief werknemerschap, het zogenaamde opting-in. Het fictief werknemerschap kan worden aangevraagd met behulp van een opting-in verklaring bij de Belastingdienst. Als de raads- en burgerraadsleden en gemeente niet kiezen voor het fictief werknemerschap, dan geldt dat de onkostenvergoedingen en raadsvergoeding als inkomsten moeten worden verantwoord en mogen de (beroeps)kosten die worden gemaakt worden afgetrokken. Het resultaat zal het raads- of burgerraadslid moeten verantwoorden in de aangifte inkomstenbelasting, onder de post inkomsten uit overige werkzaamheden. De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen voor de raads- en burgerraadsleden die niet als fictief werknemerschap te kwalificeren zijn op grond van deze verordening aan de Belastingdienst doorgeven middels een formulier IB-47. Omdat raads- en burgerraadsleden op persoonlijke titel worden gekozen, zijn zij niet aan te merken als (fiscaal) ondernemer. Er hoeft dan ook geen VAR-verklaring / Modelovereenkomst ZZP overgelegd te worden aan de gemeente.

• De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) is niet van toepassing op raads- en burgerraadsleden.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2. Toelage lid onderzoekscommissie en bijzondere commissie van raadsleden

In dit artikel zijn de toelagen voor de raadsleden die lid zijn van zogenaamde ‘zware commissies’ gedefinieerd, die niet al zijn opgenomen in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Onder zware commissies worden in ieder geval verstaan: de vertrouwenscommissie, de rekenkamerfunctie en een onderzoekscommissie ex. Art. 155a GemW. Daarnaast kan er sprake zijn van een bijzondere commissie, waarbij het gaat om een commissie van bijzonder belang, belasting en tijdsbeslag.

Voor wat betreft de vertrouwenscommissie en de rekenkamerfunctie zijn bepalingen opgenomen in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers (art. 3.1.2).

Ten aanzien van de onderzoekscommissies dient de raad bij verordening de hoogte van het bedrag vast te stellen. In deze verordening is uitgegaan van eenzelfde bedrag als aan de leden van een vertrouwenscommissie wordt toegekend, te weten €120,-. Omdat onderzoekscommissies echter kunnen variëren in werklast en omvang, is er tevens voor de gekozen de raad de mogelijkheid te bieden bij verordening een hogere vergoeding vast te stellen voor een specifieke onderzoekscommissie (…, tenzij de raad anders besluit).

Daarbij is het van belang te melden dat conform art. 3.1.3. van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers de toelage per jaar ten hoogste driemaal de maandelijkse vergoeding is voor de werkzaamheden van het raadslid. Het vaststellen van de hogere toelage kan bij het instellen van het onderzoek.

Voor de bijzondere commissies geldt dat de raad bij verordening dient vast te stellen dat het gaat om een bijzondere commissie. Hierbij dient sprake te zijn van duidelijk meerwerk naast het reguliere lidmaatschap van de gemeenteraad. Het gaat om een ‘kan-bepaling’ in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers (art. 3.1.4) die een gemeente verder kan uitwerken in de lokale verordening. Gekozen is (ook hier) voor een toelage van €120,-.

De toelagen worden steeds toegekend ‘voor de duur van de activiteiten van die commissie’. Concreet betekent dit dat het bedrag naar rato van de duur van de activiteiten wordt uitgekeerd. Zolang een commissie «slapend» is, althans niet actief, ontvangen de leden geen toelage: niet de duur van het lidmaatschap is van belang, maar de duur van de activiteiten.

Artikel 3. Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden voor reizen buiten de gemeente

Vanuit het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers (art. 3.1.7 en 3.4.3.) is dwingend voorgeschreven dat raads- en burgerraadsleden ten laste van de gemeente aanspraak maken op vergoeding van reiskosten voor het bezoeken van vergaderingen en voor reizen binnen het grondgebied van de gemeente.

Ingevolge artikel 97, van de Gemeentewet kunnen kosten voor (dienst)reizen buiten het grondgebied van de gemeente alleen op basis van een verordening van de gemeenteraad worden vergoed. Deze zijn derhalve niet op genomen in het rechtspositiebesluit, maar in deze verordening.

Voor reiskosten geldt dat deze alleen worden vergoed voor reizen die worden gemaakt ‘ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur’. Ook is er alleen sprake van vergoeding als gebruik wordt gemaakt van openbaar of eigen vervoer. De kosten voor taxi vallen buiten de omschrijving van openbaar vervoer en mogen niet worden vergoed, tenzij er sprake is van gecontracteerd vervoer en de taxi fungeert als dienstauto. Ook geldt een uitzondering als sprake is van een functionele beperking bij de ambtsdrager. In die twee gevallen kunnen taxikosten wel worden vergoed.

Onder reizen “buiten de gemeentegrenzen” kunnen ook de buitenlandse dienstreizen worden geschaard.

Artikel 4. Verzekering raadsleden voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden

Raadsleden zijn vaak een significant deel van de werkweek voor de gemeenteraad bezig en kunnen daardoor vaak in hun hoofdfunctie minder pensioen opbouwen. Raadsleden hebben bovendien niet allemaal een hoofdfunctie in loondienst. In artikel 3.1.9 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers is daarom de grondslag gecreëerd om bij verordening te bepalen dat de raadsleden een bedrag per jaar ontvangen ter hoogte van één maandbedrag van hun vergoeding voor de werkzaamheden, waarmee zij voorzieningen kunnen treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden.

Artikel 5. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raads- en burgerraadsleden

Artikelen 3.3.3. en 3.4.4. uit het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers stellen dat kosten voor niet-partij georiënteerde scholing voor raads- en burgerraadsleden in verband met de vervulling van hun functie als raads-/burgerraadslid worden vergoed ten laste van de gemeente. Het tweede lid van artikel 3.3.3. stelt daarbij dat de gemeente nadere regels kan stellen voor de toepassing hiervan. Deze nadere regels zijn gesteld in artikel 5 van deze verordening.

Partijpolitieke scholing komt niet voor vergoeding door de gemeente in aanmerking. De inhoud van de scholing is bepalend of deze al dan niet partijpolitiek georiënteerd is. Wanneer scholing verzorgd wordt door een politieke partij betekent dat niet automatisch dat die scholing partijpolitiek georiënteerd is.

Om in aanmerking te komen voor vergoeding van de scholingskosten, moet gemotiveerd worden dat het gaat om functiegerichte scholing. Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden. Scholing is partijpolitiek georiënteerd als zij geheel of gedeeltelijk tot doel heeft betrokkene op te leiden in het gedachtegoed van de desbetreffende partij.

Overigens kan de gemeente ook zelf dit soort scholing (laten) verzorgen. Ook die lasten komen ten laste van de gemeente.

Onder kosten voor niet-partijpolitiek georiënteerde functionele scholing wordt tevens verstaan de deelname aan congressen.

Er is geen maximum gesteld aan de vergoeding voor scholing. Deze worden naar redelijkheid en billijkheid vergoed. Is het beschikbare budget uitgeput, dan worden in het betreffende jaar geen trainingen meer vergoed.

Artikel 6. Informatie- en communicatievoorzieningen

Het college van burgemeester en wethouders stelt ten laste van de gemeente aan een raadslid voor de duur van de uitoefening van zijn functie de noodzakelijke informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking. Ook burgerraadsleden kunnen aanspraak maken op ICT-middelen op grond van art. 3.4.4 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Onder informatie- en communicatievoorzieningen wordt ook verstaan een smartphone, een computer en de daarbij behorende (internet)abonnementen. Er mag slechts een één computer per raads- of burgerraadslid verstrekt worden. Geadviseerd wordt te verstrekken op basis van een bruikleenovereenkomst. Een computer is een desktop, laptop, tablet- of minicomputer. Een smartphone is niet te kwalificeren als computer.

Artikel 7. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

In het kader van de werkkostenregeling op grond van artikel 31 Wet op de Loonbelasting 1964 zijn een aantal vergoedingen in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de verordening aangewezen als eindheffingsbestanddeel. De gemeente draagt in dat geval de loonbelasting, waardoor de vergoeding belastingvrij (netto) aan de politieke ambtsdrager kan worden overgemaakt. Anders worden deze door de Belastingdienst als loon gezien en moet hierover bij de politieke ambtsdragers loonbelasting worden ingehouden. In het kader van de werkkostenregeling kan in de financiële administratie worden aangegeven of een verstrekking of vergoeding onder de gerichte vrijstellingen, intermediaire kosten of onder de nihil-waarderingen valt.

Gemeenten mogen daarnaast een verstrekking of vergoeding in de vrije ruimte - tot 1,2% fiscale loonsom - onderbrengen zonder fiscale consequenties. Indien de grens van 1,2% wordt overschreden, zal de gemeente 80% eindheffing moeten betalen.

Artikel 8. Betaling vaste vergoedingen

Het Rechtspositiebesluit en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers regelen wanneer de vergoedingen en onkosten betaald moeten worden aan raads- en burgerraadsleden. Daar waar geen expliciete termijn is genoemd, biedt dit artikel uitkomst.

Artikel 9. Betaling en declaratie van onkosten

De betaling van onkosten kan worden voorgeschoten uit eigen middelen, later gedeclareerd worden of de factuur wordt rechtstreeks naar de gemeente verstuurd. Raads- en burgerraadsleden declareren hun kosten bij de griffier.