Regeling vervallen per 01-01-2019

Organisatiebesluit gemeente Lansingerland 2011

Geldend van 18-05-2011 t/m 31-12-2018

Intitulé

Organisatiebesluit gemeente Lansingerland 2011

Inleiding

Om slagvaardigheid te waarborgen, integraliteit te bevorderen, optimale afstemming van de taakverdeling binnen de directie te bevorderen en verkokering te beperken kiest de gemeente

Lansingerland voor het directiemodel met één hiërarchisch niveau onder de directie. Om het groeitraject van de gemeente Lansingerland zorgvuldig te laten plaatsvinden is gekozen voor een beheerste ontwikkeling en veranderkundige begeleiding gericht op de gewenste cultuurkenmerken zoals een klantgerichte organisatieopbouw met een steeds bredere frontoffice en een gekanteld directiemodel.

De hierbij horende stijl van leidinggeven is Integraal Management, waarbij de directie de strategische visie en de politieke doelstellingen vertaalt in (meerjaren) operationeel beleid en sturing.

Afdelingshoofden zijn integraal verantwoordelijk voor middelen, processen, resultaten en effecten en voor de afstemming en coördinatie met directieleden, projectleiders en andere afdelingen. De bijbehorende stijl van medewerkers is kwaliteitsgericht, samenwerkingsgericht, flexibel, bereid en in staat verantwoordelijkheden op te pakken en te dragen, dienstverleningsgericht en met een maatschappelijke antenne. Zij kunnen de consequenties van hun handelen overzien.

Begripsomschrijvingen

In deze organisatieregeling wordt verstaan onder:

  • ·

    Afdeling: iedere organisatie-eenheid binnen de gemeentelijke organisatie die op grond van deze regeling een eigen verantwoordingsplicht aan de directie heeft;

  • ·

    Afdelingshoofd: de hiërarchisch leidinggevende direct onder de directie;

  • ·

    Afdelingsplan: een door het afdelingshoofd opgesteld sturingsinstrument voor de afdelingen op basis van de productenraming en het concernplan, waarin de activiteiten en middelen op afdelingsniveau en de relatie met andere afdelingen wordt weergegeven;

  • ·

    Bestuursopdracht: een door het college gegeven opdracht om activiteiten met een bijzonder politiek-bestuurlijk belang, binnen door hen geformuleerde kaders, gericht en gecoördineerd ten uitvoer te brengen,

  • ·

    Budgethouder: de medewerker aan wie het beheer van middelen is toegekend in de vorm van budgetten of investeringskredieten en aan wie (onder)mandaat is verleend bestedingen te verrichten ten laste van die budgetten en investeringskredieten;

  • ·

    College: het college van burgemeester en wethouders

  • ·

    Concernkader: een door de directie vastgestelde aanwijzing, richtlijn of instructie voor de dienstverlening en de bedrijfsvoering.

  • ·

    Concernplan: een door de directie opgesteld sturingsinstrument, mede op basis van de programmabegroting, dat de bestuursdoelstellingen vertaalt in plannen die de beoogde inzet voor het realiseren van de productenraming en de concemkaders voor dienstverlening en bedrijfsvoering in termen van geld en capaciteit uitwerkt;

  • ·

    Directie: de algemeen directeur en de adjunct-directeuren vormen samen de directie;

  • ·

    Directieraad: het periodiek overleg van algemeen directeur en adjunct-directeuren onder voorzitterschap van de algemeen directeur;

  • ·

    Directiestatuut: een samenhangend geheel van afspraken, verantwoordelijkheden en opdrachtgeverschap op grond waarvan de directie haar verantwoordelijkheid voor het functioneren en de bedrijfsvoering van de organisatie vormgeeft.

  • ·

    Financiële rechtmatigheid: het voldoen van beheershandelingen en de vastlegging daarvan aan gemeentelijke, landelijke en Europese wet- en regelgeving op het gebied van de uitgangspunten voor het financieel beleid, de regels voor het financieel beheer en de inrichting van de financiële organisatie;

  • ·

    Juridische rechtmatigheid: het voldoen van beheershandelingen en de vastlegging daarvan aan gemeentelijke, landelijke en Europese wet- en regelgeving;

  • ·

    Managementteam: het periodiek overleg van directie en afdelingshoofden onder voorzitterschap van de algemeen directeur of diens plaatsvervanger zoals is bepaald in het Directiestatuut;

  • ·

    Portefeuillehouder: het lid van het college aan wie een nader omschreven beleidsveld is toegewezen;

  • ·

    Programma: een onder verantwoordelijkheid van het directieberaad opgesteld samenhangend geheel van activiteiten, waarin wordt beschreven de doelstelling, in het bijzonder de beoogde maatschappelijke effecten, de wijze waarop ernaar zal worden gestreefd die effecten te bereiken en de raming van baten en lasten;

  • ·

    Programmabegroting: de financiële vertaling van de (meerjarige) programma's op beleidsniveau.

HOOFDSTUK 1 STRUCTUUR VAN DE AMBTELIJKE ORGANISATIE

Artikel 1: Doel en uitgangspunt van de ambtelijke organisatie

De ambtelijke organisatie van de gemeente is gebaseerd op een directiemodel. Het doel is vanuit een klantgerichte organisatieopbouw het gemeentebestuur en zijn organen bij de uitoefening van hun taken te ondersteunen. Integraal management en een adequate dienstverlening aan de burger zijn hierbij de uitgangspunten, waarbij de hoofdprocessen dienstverlening, beleidsontwikkeling, beheer en onderhoud als leidraad gelden voor de verdere ontwikkeling van de organisatie.

Artikel 2: inrichting en hoofdstructuur van de ambtelijke organisatie

De ambtelijke organisatie wordt aangestuurd door een directie en bestaat uit de volgende werkgebieden met bijbehorende afdelingen:

Regelen en handhaven:

Publiekszaken

Economische Zaken 6t Welzijn

Vergunningverlening Et Handhaving

Beheren en Onderhouden:

Beheer Et Onderhoud

Ontwikkelen en Ordenen:

Strategische Ontwikkeling

Projecten

Ondersteunen:

Bestuurszaken

Financiën

Informatievoorziening & Faciliteiten

Concernstaf

Artikel 3: Inrichting van de directie

  • 1. De directie is samengesteld uit één algemeen directeur en twee adjunct-directeuren.

  • 2. De algemeen directeur treedt op als voorzitter van het Directieberaad (DB) en als voorzitter van het Managementteam (MT).

  • 3. De directie verdeelt onderling haar taken en werkt een en ander uit in het Directiestatuut.

Artikel 4: Hoofdtaken van de directie

  • 1. De directie is verantwoordelijk voor de resultaten en programma's uit de Programmabegroting, het Concernplan en het Directiestatuut.

  • 2. De directie rapporteert als houder van de programma's aan het college, legt verantwoording af en is eindverantwoordelijk voor de opstelling van de programmabegroting en de productenraming.

  • 3. De directie stelt jaarlijks een Concernplan vast en geeft in het Concernkader richtlijnen en aanwijzingen om het functioneren, de kwaliteit en de samenhang van de organisatie te borgen.

  • 4. De directie coördineert en bewaakt de gemeentebrede (strategische) beleidsontwikkeling en beleidsuitvoering.

  • 5. De eindverantwoordelijkheid voor het functioneren van de ambtelijke organisatie als geheel, de integrale bedrijfsvoering, het naleven van het Concernkader en de bestuurlijk-ambtelijke samenwerking berust bij de algemeen directeur.

Artikel 5: Inrichting van de afdelingen

  • 1. De afdelingen zijn over het algemeen samengesteld uit clusters met een aantal zelfstandige taakvelden.

  • 2. De directie kan met inachtneming van de bestaande hoofdstructuur, zoals omschreven in artikel van deze regeling, wijzigingen aanbrengen in de samenstelling van de afdelingen en taakvelden.

  • 3. De directie kan de taakvelden en de toedeling daarvan aan de afdelingen nader preciseren en daartoe aanwijzingen geven.

Artikel 6: Hoofdtaken van de afdelingen

  • 1. De afdelingen zijn belast met de gehele uitvoering- en beleidscyclus van de aan hen toebedeelde taakvelden en producten.

  • 2. De afdelingshoofden stellen jaarlijks voor de aan hen toebedeelde taakvelden en producten een afdelingsplan op. Het afdelingsplan wordt voor de aanvang van het desbetreffende begrotingsjaar vastgesteld door de directie voor dat deel dat voortvloeit uit het concernplan.

Artikel 7: Inrichting concernstaf

De concernstaf is samengesteld uit de concerncontroller, controller en directiesecretaris.

Artikel 8: Hoofdtaken concernstaf

De concernstaf adviseert vanuit een integrale strategische visie op beleids- en bedrijfsvoeringsprocessen.

De concernstaf draagt zorg voor de ontwikkeling en realisatie integraal beleid met betrekking tot concerncontrol.

HOOFDSTUK 2 ALGEMEEN DIRECTEUR

Artikel 9: Hoofdtaken

  • 1. De gemeentesecretaris is de algemeen directeur van de gemeente en als hoofd van de ambtelijke organisatie direct verantwoording schuldig aan het college.

  • 2. De algemeen directeur geeft leiding aan de adjunct-directeuren en afdelingshoofden en kan aanwijzingen en richtlijnen geven voor het goed functioneren van de afdelingen en/of organisatorische eenheden.

  • 3. De algemeen directeur is eindverantwoordelijk voor het functioneren van directie en management en is het eerste aanspreekpunt voor het college inzake het algemeen functioneren van de organisatie.

  • 4. De algemeen directeur ondersteunt, in afstemming en samenwerking met de raadsgriffier, het samenspel tussen het college en de raad.

  • 5. Als eerste adviseur van het college is de algemeen directeur verantwoordelijk voor:

    • a.

      doelmatige ondersteuning, informatievoorziening en advisering van het college en de individuele leden van het college;

    • b.

      volledige, tijdige en geïntegreerde advisering aan het college en aan de burgemeester als zelfstandig gemeentelijk bestuursorgaan;

    • c.

      het gevraagd en ongevraagd verstrekken van informatie die voor de burgemeester noodzakelijk is om zijn functie als zelfstandig bestuursorgaan en als voorzitter van het college goed te kunnen vervullen;

    • d.

      de voorbereiding van de vergaderingen van het college, onverminderd de verantwoordelijkheid van de burgemeester;

    • e.

      het zorg dragen voor tijdige en gedegen advisering aan het college;

    • f.

      het zorg dragen voor het vastleggen van de besluitvorming in de vergadering van het college en terugkoppeling daarvan naar de ambtelijke organisatie;

    • g.

      een snel en adequaat verloop van de voorbereiding van de besluitvorming;

    • h.

      het toezien op de tijdige en correcte uitvoering van genomen besluiten en het zo nodig initiëren van nader overleg over uitvoeringsaspecten;

    • i.

      het bijhouden van een presentielijst, het vastleggen van de beslissingen van het college in een besluitenlijst en het openbaar maken van de besluitenlijst van het college.

  • 6. Bij afwezigheid van de algemeen directeur worden de specifieke taken van de gemeentesecretaris waargenomen door de loco-secretaris. Deze wordt daartoe benoemd door het college.

Artikel 10: Bevoegdheden

  • 1. De algemeen directeur heeft als gemeentesecretaris de aan hem bij wet- en regelgeving toebedeelde bevoegdheden.

  • 2. De algemeen directeur draagt de adjunct-directeuren, de afdelingshoofden en de concerncontroller voor bij het college voor benoeming, schorsing of ontslag.

  • 3. De algemeen directeur draagt er zorg voor dat afdelingshoofden bij de voorbereiding van voorstellen voor het college toezien op:

    • a.

      de tijdigheid, de juistheid, de volledigheid en de kwaliteit van de gegeven informatie;

    • b.

      de rechtmatigheid, de doelmatigheid en doeltreffendheid;

    • c.

      de organisatorische consequenties.

HOOFDSTUK 3 OVERIGE FUNCTIONARISSEN

Artikel 11: Adjunct-directeur

  • 1. De adjunct-directeur geeft als opdrachtgever leiding aan de toebedeelde (strategische) projecten en/of programma's;

  • 2. De adjunct-directeur zorgt voor de voorbereiding en het management van de uitvoering van de opgedragen onderdelen van het concernplan;

  • 3. De adjunct-directeur is lid van de directie en het directieberaad en legt als zodanig verantwoording af aan de algemeen directeur;

  • 4. De adjunct-directeur informeert de overige leden van de directie over relevante aangelegenheden;

  • 5. De adjunct-directeur adviseert mede en ondersteunt het college en de individuele leden van het college over strategische en bestuurlijke kwesties en rapporteert tussentijds;

  • 6. De adjunct-directeur initieert, ontwikkelt, evalueert en stelt mede bij de visie, doelen en strategie van de ambtelijke organisatie conform op te stellen concernplan en bewaakt mede de kaders van het concernplan.

Artikel 12: Afdelingshoofd

  • 1. Het afdelingshoofd is als integraal manager de enige managementlaag onder de algemeen directeur;

  • 2. Het afdelingshoofd is lid van het managementteam en legt als zodanig verantwoording af aan de algemeen directeur;

  • 3. Het afdelingshoofd geeft leiding aan zijn afdeling en de daarbinnen opererende clusters;

  • 4. Het afdelingshoofd is integraal verantwoordelijk voor het productmanagement, i.e. het realiseren van de overeengekomen omvang en kwaliteit van producten en diensten en de dienstverlening en bedrijfsvoering binnen de daarvoor vastgestelde concernkaders;

  • 5. Het afdelingshoofd heeft op grond van deze regeling een eigen verantwoording- en rapportageplicht aan de algemeen directeur over de aan afdeling toebedeelde taakvelden en producten;

  • 6. Het afdelingshoofd fungeert als eerste aanspreekpunt voor de voor zijn beleidsterrein verantwoordelijke portefeuillehouder;

  • 7. Het afdelingshoofd is verantwoordelijk voor de afstemming en coördinatie met de directieleden, projectleiders en andere afdelingen voor de toebedeelde taakvelden en producten;

  • 8. Het afdelingshoofd is verantwoordelijk voor de integrale voorbereiding, ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van het beleid van de toegewezen taakvelden ten behoeve van het gemeentebestuur;

  • 9. Het afdelingshoofd draagt de medewerkers van zijn afdeling voor bij het college voor benoeming, schorsing of ontslag;

  • 10. Bij afwezigheid wordt het afdelingshoofd vervangen door een collega afdelingshoofd.

Artikel 13: Concerncontroller

  • 1. Onder de bestuurlijke verantwoordelijkheid van het college draagt de concerncontroller zorg voor:

    • a.

      advisering vanuit een integrale strategische visie op beleids- en bedrijfsvoeringsprocessen;

    • b.

      de ontwikkeling van concernbrede kaders en randvoorwaarden en een beleids- en beheersinstrumentarium;

    • c.

      de ontwikkeling en implementatie van de managementinformatievoorziening;

    • d.

      de implementatie en bewaking van juridische en financiële kaders en randvoorwaarden waaronder begrepen de financiële planning van de gemeentelijke begrotingscyclus en de aansluiting daarvan op de beleidsplanning, de afdelingsplannen en het door de raad vastgestelde beleid;

    • e.

      de voorbereiding en de uitvoering van de periodieke onderzoeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het door het college gevoerde bestuur;

    • f.

      de bewaking van de juridische en financiële rechtmatigheid, in het kader waarvan hij o.a. voorstellen doet over het (doen) uitvoeren van audits;

    • g.

      concernbrede kwaliteitszorg, onder meer door het bewaken van de bedrijfseconomische en juridische kwaliteit van besluitvoering, beleidsvoornemens en voorstellen;

    • h.

      concernbrede risicobeheersing, waarin begrepen advisering over de beperking en beheersing van juridische en financiële risico's.

  • 2. De concerncontroller treedt bij de uitoefening van zijn taken in nauw overleg op met de algemeen directeur.

HOOFDSTUK 4 OVERLEG, WERKWIJZE EN PROCEDURES

Artikel 14: De directie

De wijze van overleg, de aard van de te bespreken onderwerpen en de taakverdeling binnen de directie worden nader uitgewerkt in een directiestatuut.

Artikel 15: Het managementteam

  • 1. Het managementteam is samengesteld uit de directie, de afdelingshoofden en de concerncontroller.

  • 2. De algemeen directeur is voorzitter.

  • 3. Het managementteam dient ter ondersteuning van de directie bij het toezicht op de uitoefening van de bedrijfsvoering en het geïntegreerd en gecoördineerd functioneren van de ambtelijke organisatie.

Artikel 16: Overleg directieberaad en college

  • 1. Tenminste zes maal per jaar worden werkbesprekingen georganiseerd tussen het directieberaad en het college van burgemeester en wethouders.

  • 2. Tenminste twee maal per jaar worden werkbesprekingen georganiseerd tussen het managementteam en het college van burgemeester en wethouders.

  • 3. In het in het eerste lid bedoelde overleg wordt in ieder geval aan de orde gesteld:

    • a.

      de dienstverlening van de ambtelijke organisatie aan de bestuursorganen;

    • b.

      de afstemming van de ambtelijke organisatie op de gevolgen van de taakuitoefening en de werkwijze van de bestuursorganen;

    • c.

      de voortgang en de ontwikkelingen, gelet op gemaakte afspraken, die gevolgen kunnen hebben voor de gemeente op korte en lange termijn.

  • 4. Het in het eerste lid bedoelde overleg wordt voorgezeten door de burgemeester.

Artikel 17: Mandaat

  • 1. Tenzij de regeling waarop hun bevoegdheid is gebaseerd zich daartegen verzet, kan het college voor nader door hen aan te geven categorieën van zaken de uitoefening van een of meer van hun bevoegdheden mandateren aan individuele leden van hun college, aan budgethouders en aan ambtenaren. Het college stelt hiervoor nadere regels vast.

  • 2. Het bepaalde in dit artikel is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de burgemeester als bestuursorgaan.

Artikel 18: Werkwijze

  • 1. Advisering vanuit de ambtelijke organisatie vindt op een deskundige en integrale plaats op zowel beleidsmatig als op het PIOFACH-terrein, waarbij elk advies (zo mogelijk met alternatieven) volledig wordt voorgelegd aan het gemeentebestuur en management.

  • 2. Inhoudelijke advisering aan het gemeentebestuur en management is de bevoegdheid van de voor het taakveld of product verantwoordelijke medewerker. Wanneer het afdelingshoofd en de medewerker van mening verschillen over het over een bepaald onderwerp te geven advies, komen beide visies in het advies tot uiting.

  • 3. Als een onderwerp tevens het taakveld van één of meer andere afdelingen raakt of er coördinatiebehoeften of -mogelijkheden bestaan, draagt het afdelingshoofd zorg voor overleg met die andere afdeling. Dit overleg moet bij voorkeur resulteren in een eensluidend advies. Wanneer de afdelingen van mening verschillen over een bepaald onderwerp, komen de beide visies, na overleg met de algemeen directeur, in het advies tot uiting.

  • 4. Het afdelingshoofd draagt zorg voor regelmatig overleg met de betrokken portefeuillehouders over de aan de afdeling toebedeelde taakvelden en producten.

  • 5. Ten aanzien van aangelegenheden waarvan zij dat wenselijk acht geeft het college een bestuursopdracht, waarbij in ieder geval wordt ingegaan op:

    • a.

      de probleemstelling;

    • b.

      het beoogde resultaat van de opdracht;

    • c.

      de verhouding tot het collegeprogramma c.q. bestuurlijke uitgangspunten;

    • d.

      het primaathouderschap en de inschakeling van andere afdelingen;

    • e.

      de inschakeling van externe instanties;

    • f.

      een raming van de beschikbaar te stellen financiële middelen en ambtelijke capaciteit;

    • g.

      het fasegewijs tot stand brengen van de beleidsvorming;

    • h.

      de procedure van besluitvorming;

    • i.

      de termijnen;

    • j.

      de overige bevoegdheden.

  • 6. Wanneer naar het oordeel van de directie een aangelegenheid naar aard of omvang daartoe aanleiding geeft, legt zij dat aan het college voor ter beoordeling van de vraag of een bestuursopdracht dient te worden voorbereid. De afdelingshoofden kunnen hierover voorstellen bij de directie indienen.

  • 7. Een concept bestuursopdracht wordt in het managementteam aan de orde gesteld.

HOOFDSTUK 5 SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 19: Evaluatie

Eens in de twee jaren brengt de directie rapport uit aan het college over de toepassing van dit organisatiebesluit. In het rapport zal het functioneren van de ambtelijke organisatie in het licht van de maatschappelijke ontwikkelingen en het door gemeenteraad en college gewenste beleid geëvalueerd worden.

Artikel 20: Inwerkingtreding

Dit organisatiebesluit treedt in werking op de dag na vaststelling. Het besluit treedt in de plaats van het Organisatiebesluit, zoals dat is vastgesteld op 3 januari 2007.

Artikel 21: Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als "Organisatiebesluit 2011 Lansingerland".

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders op 17 mei 2011. de gemeentesecretaris, de burgemeester,

Ad Eijkenaar, Ewald van Vliet

Toelichting op het Organisatiebesluit Gemeente Lansingerland 2011

Inleiding:

De belangrijkste bestuurlijke kaders en uitgangspunten voor de organisatiestructuur worden kort beschreven.

Begripsomschrijvingen:

De gehanteerde begrippen worden omschreven. Daarbij is een onderscheid gemaakt tussen juridische rechtmatigheid en financiële rechtmatigheid. Dit is gedaan, omdat de controle op de naleving van het rechtmatig handelen bij verschillende functionarissen berust. De financiële rechtmatigheid behoort tot het taakveld van financiën. Van functionarissen uit deze discipline kan men niet verwachten, dat zij ook de juridische aspecten in brede zin van uiteenlopende wet- en regelgeving overzien. Voor deze juridische aspecten is in de organisatieregeling de toetsing van de juridische rechtmatigheid ingebracht.

HOOFDSTUK 1 STRUCTUUR VAN DE AMBTELIJKE ORGANISATIE

Artikel 2: Inrichting en hoofdstructuur van de ambtelijke organisatie

In artikel 2 wordt de ambtelijke organisatie ingedeeld in afdelingen. Uitgezonderd is de inrichting van de griffie. Het stellen van regels voor de organisatie van de griffie behoort tot de bevoegdheid van de raad. In het organisatiebesluit is afgezien van het indelen van de bestuurlijke organisatie. Dit hoort op zich thuis in het reglement van orde voor vergaderingen van het college en andere werkzaamheden, dat moet worden opgesteld op basis van artikel 52 Gemeentewet. Dat reglement moet worden toegezonden aan de raad. Door het reglement niet op te nemen in het organisatiebesluit hoeft men het organisatiebesluit niet aan de raad toe te zenden.

Artikel 3: Inrichting van de directie

In artikel 3 wordt de inrichting en samenstelling met betrekking tot het aansturen van de ambtelijke organisatie toegewezen aan de directie.

Artikel 4: Hoofdtaken van de directie

In artikel 4 worden de verantwoordelijkheden uitgewerkt die met betrekking tot het aansturen van de ambtelijke organisatie zijn toegewezen aan de directie.

Artikel 6: Hoofdtaken van de afdelingen

In artikel 6 wordt bepaald dat de toegewezen werkgebieden en taakvelden de gehele uitvoering- en beleidscyclus omvatten en dat hiervoor jaarlijks een afdelingsplan wordt opgesteld.

HOOFDSTUK 2 ALGEMEEN DIRECTEUR

Artikel 9: Hoofdtaken

In een organisatieregeling op basis van een directiemodel vervult de gemeentesecretaris de functie van algemeen directeur. In artikel 9 zijn de hoofdlijnen van de verantwoordelijkheidsgebieden van deze functie weergegeven. In lid 4 van dit artikel zijn de specifieke taken van de gemeentesecretaris opgenomen. Daarmee is voldaan aan artikel 103, lid 2 van de Gemeentewet dat bepaalt dat het college een instructie opstelt met nadere regels over de taken en bevoegdheden van de secretaris.

Artikel 10: Bevoegdheden

Dit artikel regelt de bevoegdheden inzake benoeming, schorsing of ontslag van medewerkers.

HOOFDSTUK 3 OVERIGE FUNCTIONARISSEN

Artikel 11: Adjunct-directeur

Artikel 11 geeft in hoofdlijnen de verantwoordenjkheidsgebieden van de functie adjunct-directeur. Aan de adjunct-directeur zijn voornamelijk de project- of programmataken toebedeeld. Hij voert zijn taken uit in nauw overleg met de algemeen directeur. De adjunct-directeur heeft een zelfstandige positie en staat hiërarchisch onder de algemeen directeur.

Artikel 12: Afdelingshoofd

Artikel 12 geeft in hoofdlijnen de verantwoordelijkheidsgebieden van de functie afdelingshoofd. Daarbij wordt aangegeven dat het afdelingshoofd hiërarchisch onder de algemeen directeur valt en verantwoordelijk is voor afstemming en coördinatie met de overige directieleden en andere afdelingen.

Artikel 13: Concerncontroller

Artikel 12 geeft in hoofdlijnen de verantwoordelijkheidsgebieden van de functie concerncontroller, waar aan de controltaken zijn toebedeeld. Hij treedt op als gemeentecontroller. Hij legt hierover rechtstreeks verantwoording af aan het college en voert zijn taken uit in nauw overleg met de algemeen directeur. De concerncontroller heeft een zelfstandige positie en staat hiërarchisch onder de algemeen directeur.

HOOFDSTUK 4 OVERLEG, WERKWIJZE EN PROCEDURES

Artikel 14: De directie

Dit artikel geeft de samenstelling van de directie weer en geeft tevens aan dat de taakverdeling en de wijze van overleg worden uitgewerkt in een directiestatuut.

Artikel 15: Het managementteam

Artikel 15 geeft de samenstelling en het doel van het managementteam.

Artikel 16: Overleg managementteam en college

Dit artikel geeft de kaders voor een regelmatig overleg tussen college en managementteam.

Artikel 17: Mandaat

Dit artikel regelt dat het college bevoegdheden kan mandateren.

Artikel 18: Werkwijze

In artikel 18 wordt op hoofdlijnen aangegeven op welke wijze advisering aan gemeentebestuur en management plaatsvindt.