Beleidsnota Hogere Waarden

Geldend van 01-09-2009 t/m heden

Intitulé

Beleidsnota Hogere Waarden

1 INLEIDING

1.1 Aanleiding

Geluid is in onze samenleving onmisbaar en het vervult diverse noodzakelijke functies. Het is het ultieme communicatie middel, het heeft een signaleringsfunctie, maar dient ook ter ontspanning of genot (muziek- of natuurgeluid), etc. Tegelijkertijd vormt geluid de grootste bron van milieu-hinder in Nederland. Naar schatting ervaart 70% van de mensen geluidoverlast.

De mate waarin geluid negatieve effecten veroorzaakt, is daarbij niet alleen afhankelijk van het geluidniveau (hard of zacht). Geluidhinder is een individuele, subjectieve zaak. Het hangt ook af van niet-akoestische factoren, zoals de overtuiging dat de blootstelling niet nodig is of in ieder geval minder kan (burenlawaai, horecalawaai). Decibellen zijn objectief te meten, maar de ergernis erover niet.

De effecten van een te hoge geluidsbelasting op mensen betreffen onder andere slaapverstoring, concentratieproblemen of gehoorschade. Langdurige geluidhinder kan vervolgens weer leiden tot verschillende gezondheidsklachten zoals hoge bloeddruk, hartklachten of een vermindering van de cognitieve prestaties.

Wet geluidhinder

Om de geluidsoverlast te beperken heeft de Rijksoverheid hierover wetgeving geformuleerd. Deze wetgeving is onder meer vastgelegd in de Wet geluidhinder (1979). Belangrijk onderdeel van deze wet is het reguleren van de geluidsbelasting door wegverkeer, railverkeer en industrie op de gevels van geluidgevoelige bebouwing (buitenwaarde).

Voor het maximale geluidniveau op de gevel wordt in eerste instantie een voorkeurs-grenswaarde gehanteerd. Wanneer deze waarde niet haalbaar is, mag een hogere waarde worden aangevraagd, maar dit is tot een maximum begrensd. De aanvraag en toekenning verloopt via de zogenoemde ‘hogere waarde-procedure’.

Gewijzigde Wet geluidhinder

De Wet geluidhinder is per 01-01-2007 gewijzigd. Een van de belangrijkste wijzigingen heeft betrekking op de procedure voor het verlenen van een hogere waarde: de bevoegdheid hiervoor ligt voortaan bij de gemeente in plaats van de provincie. Deze wijziging heeft voordelen: het brengt de besluitvorming op het juiste uitvoeringsniveau. Het toekennen van een hogere waarde is immers gebaseerd op lokale afwegingen. Bovendien scheelt het proceduretijd.

Aan het toekennen van een hogere waarde zijn voorwaarden verbonden. Op het besluit is bovendien een inspraakprocedure van toepassing. Besluiten dienen dus weloverwogen, consequent en wettelijk houdbaar te zijn. Om hieraan te kunnen voldoen, is het van belang hiervoor gemeentelijke beleidsregels op te stellen.

Gemeentelijke beleid m.b.t. hogere waarde-procedure

Bovengenoemde wijzigingen van de Wet geluidhinder hebben geleid tot het opstellen van een beleidsnota Hogere Waarden. De nota behandeld feitelijk twee onderdelen:

I Het gemeentelijke toetsingskader:

-voor welke situaties kan een hogere waarde worden aangevraagd,

-welke hogere waarden worden toegestaan,

-welke voorwaarden zijn daarbij van toepassing,

-wat zijn de toetsingscriteria.

II De aanvraagprocedure:

-waar moet een aanvraag aan voldoen,

-waar ligt de procedurele en inhoudelijk toetsing,

-hoe wordt de zorgvuldigheid en objectiviteit gewaarborgd.

Een goed gemeentelijk toetsingskader is nodig om tot overwogen besluitvorming te komen. Hierbij wordt ad hoc besluitvorming voorkomen. Daarnaast is een zorgvuldige uitwerking van de aanvraagprocedure van belang om te waarborgen dat de afhandeling zowel vlot als objectief is. Dit laatste is met name van belang omdat het in de meeste gevallen een ambtshalve traject zal betreffen. Het toetsingskader en de procedure moeten samen leiden tot rechtszekere besluiten.

1.2 Leeswijzer

Hoofdstuk 1 schetst de aanleiding om eigen beleid te ontwikkelen t.a.v. de hogere waarde-procedure.

Hoofdstuk 2 schetst in hoofdlijnen het wettelijk kader voor het aanvragen en vaststellen van een hogere waarde; dit vormt tevens de basis voor het gemeentelijke beleid.

Hoofdstuk 3 schetst de uitgangspunten voor het opgestelde gemeentelijke beleid. Ook wordt hier op onderdelen invulling gegeven aan de beleidsvrijheid.

Hoofdstuk 4 behandelt de procedurele aspecten: bij welke afdeling moet een aanvraag worden ingediend, wie is aanspreekpunt, waar vindt de beoordeling plaats, wie verzorgt de inspraak, etc.

Hoofdstuk 5 beschrijft hoe met handhaving op de uitvoering van de benodigde maatregelen wordt toegezien.

Hoofdstuk 6 geeft een samenvatting van het gemeentelijke beleid voor het verlenen van een hogere waardebesluit.

Bijlage I maakt de verschillen tussen de oude en nieuwe procedure inzichtelijk

Bijlage II bevat een weergave van de relevante wetsartikelen en begrippen

Bijlage III bevat een stroomschema voor de aanvraag van een hogere grenswaarde

Bijlage IV geeft aan welke informatie daarbij moet worden aangeleverd

2 WETTELIJK KADER

De gewijzigde Wet geluidhinder is per 1 januari 2007 van kracht geworden. De hogere waarde-procedure heeft op bijna alle onderdelen een wijziging ondergaan. In dit hoofdstuk worden alle onderdelen uit de wet die te maken hebben met deze procedure toegelicht. Dit betreft zowel de gewijzigde als ongewijzigde onderdelen. Uit de tekst blijkt duidelijk welke onderdelen nieuw zijn. Voor de duidelijkheid is in bijlage I een overzicht opgenomen met de verschillen tussen de oude en nieuwe procedure.

2.1 Nieuwe dosismaat Lden

Voor weg- en railverkeer is met de wetswijziging overgestapt op de Europese dosismaat Lden (day-evening-night), uitgedrukt in dB. De oude dosismaat Letm wordt aangeduid met dB(A). Beide dosismaten zijn A-gewogen, dat wil zeggen dat zij overeenkomen met de gevoeligheid van het menselijk oor.

De geluidsbelasting in Lden wordt bepaald als gemiddelde op jaarbasis over de dag-, avond- en nachtperiode, in plaats van de hoogste van de drie etmaalperioden (bij wegverkeer voorheen twee). Uit onderzoek is gebleken dat in Nederland de verdeling van de verkeersintensiteiten over het etmaal redelijk constant is. Daarmee komt de geluidbelasting in dB getalsmatig gemiddeld 2 eenheden lager uit dan voorheen in dB(A). Om de nieuwe dosismaat zo beleidsneutraal mogelijk in te voeren, zijn daarom in de nieuwe Wgh alle normen met 2 dB verlaagd. Een voorkeurswaarde die in de oude wet 50 dB(A) was, is nu dus 48 dB geworden. Benadrukt wordt dat dit dus geen inhoudelijke aanscherping van de norm betreft.

Volgens artikel 110 van de nieuwe Wgh worden geldende hogere waarden (in dB(A)) omgerekend in nieuwe waarden (in dB) volgens een methode die is vastgelegd in een Ministeriële regeling. De omrekenmethode is zodanig, dat de conversie niet leidt tot een feitelijke versoepeling of aanscherping van die hogere waarde.

De geluidsbelasting voor industrielawaai blijft uitgedrukt worden in de ‘etmaalwaarde’ en dB(A).

2.2 Grenswaarden in dB en dB(A)

Om de geluidsbelasting te reguleren, kent de Wet geluidhinder een systeem van voorkeursgrens-waarden en hogere grenswaarden. Voor het maximale geluidniveau op de gevel wordt in eerste instantie een voorkeursgrenswaarde gehanteerd. Deze waarde geldt als het niveau waaronder geen wezenlijke hinder wordt ondervonden. Wanneer deze waarde niet haalbaar is, mag onder voor-waarden een hogere waarde worden aangevraagd. Een hogere waarde is niet ongelimiteerd; er is altijd een bovengrens. Deze bovengrens is situatie specifiek en wordt bepaald door:

  • -

    Soort bestemming : woningen of overige geluidgevoelige bestemmingen of terreinen

  • -

    Situering : binnen- of buitenstedelijk

  • -

    Soort bouw : bestaande bouw / nieuwbouw / vervangende nieuwbouw

  • -

    Geluidbron : wegverkeer, railverkeer, industrielawaai

  • -

    Overig : saneringssituaties, reconstructies

Door de combinatie van bovenstaande uitgangspunten is er sprake van een bandbreedte in de vast te stellen hogere waarden, zie de tabellen.

NB: De binnenwaarde moet ten allen tijde aan de voorgeschreven waarde voldoen. Naarmate er meer geluid op de gevel invalt, zal er meer aandacht aan geluidisolatie besteed moeten worden.

In onderstaande tabellen zijn de voorkeurs- en maximale grenswaarden weergegeven. Daarbij zijn alleen de waarden voor woningen vermeld. Voor inzicht in de waarden die van toepassing zijn op ‘andere geluidgevoelige bestemmingen en terreinen’ wordt verwezen naar de Wet geluidhinder.

Wegverkeerslawaai

Tabel 2.1: Voorkeursgrenswaarde en maximale grenswaarden Wegverkeerslawaai (dB)

Voorkeurs-grenswaarde

Maximale

Grenswaarde

binnenst.

buitenst.

Basissituatie

48

58

53

Bestaande weg - nieuwe woning

-nieuwe agr. bedrijfswoning

-vervangende nieuwbouw*

48

48

48

63

-

68

53

58

58

Nieuwe weg - bestaande woning

48

63

58

*: aan de max. grenswaarden zijn voorwaarden verbonden, zie art. 83 lid 5, 6, 7 Wgh

‘Nieuw’ betekent hier: nog niet geprojecteerd (bestemd)

Railverkeerslawaai

Tabel 2.2: Voorkeursgrenswaarde en maximale grenswaarden Railverkeerslawaai (dB)

Voorkeurs-grenswaarde

Maximale

grenswaarde

Woningen

55

68

Industrielawaai

Tabel 2.3: Voorkeursgrenswaarde en maximale grenswaarden Industrielawaai (dB(A))

Voorkeurs-grenswaarde

Maximale grenswaarde

Nieuw te zoneren industrieterrein:

-geprojecteerde woning of nieuw te proj.

-in aanbouw/ bestaande woning

50

50

55

60

Bestaand gezoneerd industrieterrein:

-geprojecteerde woning of nieuw te proj.

-in aanbouw/ bestaande woning

-vervangende nieuwbouw**

50 of 55*

50 of 55*

50

55

60

65

I.g.v. zonewijziging of vaststellen/ wijzigen bestemmingsplan:

-geprojecteerde woningen

-aanbouw/bestaande woningen

50 of de eerder vastgestelde hw

55

60, max +5

*: van toepassing indien de geluidsbelasting op de geprojecteerde of bestaande woning ten

tijde van de eerste zonevaststelling groter was dan 50 dB(A).

**: onder voorwaarden, zie Wgh

Binnenwaarden

Tabel 2.4: Maximale binnenwaarden

i.g.v. een saneringssituatie

Wegverkeer

33 dB

43 dB

Railverkeer

35 dB

43 dB

Industrielawaai

35 dB(A)

40 dB(A)

Waarden i.g.v. reconstructies

Voor weg- en railverkeerslawaai geldt dat bij reconstructies (in de zin van de Wet geluidhinder) aan de weg of het spoor bij iedere situatie opnieuw moet worden beoordeeld wat de grenswaarde is waaraan wordt getoetst. De grenswaarde is: de laagste waarde van de in het verleden vastgestelde hogere waarde óf het heersende geluidsniveau zoals berekend 1 jaar vóór de reconstructie. Vervolgens geldt deze grenswaarde bij de beoordeling of maatregelen doeltreffend zijn of op ernstige bezwaren stuiten.

Waarden i.g.v.saneringswoningen

In bovenstaande tabellen zijn geen waarden opgenomen voor de saneringswoningen voor weg- en railverkeerslawaai (art 90 Wgh en afd 4.3 Besluit geluidhinder). Deze situaties zijn dermate complex dat hiervoor naar de oorspronkelijke wetteksten wordt verwezen.

2.3 Bevoegd gezag gedecentraliseerd naar gemeenten

Per 1 januari 2007 ligt de bevoegdheid tot het vaststellen van de hogere waarden in de meeste gevallen bij de gemeenten. De provincie blijft bevoegd als het gaat om een wijziging of aanleg van een rijks- of provinciale weg, hoofdspoorweg of regionaal industrieterrein. In bepaalde situaties (Tracéwet en gekoppelde sanering) blijft de Minister het bevoegd gezag.

Als de aanleg van of wijziging van een gemeentelijk (spoor)weg of industrieterrein gevolgen heeft voor woningen in de naburige gemeente, is de gemeente waarin de ontwikkeling plaatsvindt bevoegd om een hogere waarde vast te stellen. Dit dient echter in goed overleg te gebeuren met de gemeente waarin de woningen zijn gelegen.

In de meeste situaties zal de gemeente zelf de aanvrager van de hogere waarde zijn, maar ook andere instanties c.q. personen kunnen bij het college een verzoek voor een hogere waarde indienen. In tabel 2.5 is aangegeven wie in welk geval aanvrager kan zijn en welk orgaan daarvoor het bevoegd gezag is.

2.4 Vervallen ontheffingsgronden

Onder de oude Wet geluidhinder was het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen van toepassing. Daarin werd een limitatieve opsomming gegeven van situaties die in aanmerking kwamen voor het verlenen van een hogere waarde. De hierin genoemde situaties stonden bekend als de ontheffingscriteria of -gronden van de hogere waarde-procedure. Dit Besluit – en daarmee de ontheffingsgronden - maakt geen deel meer uit van de nieuwe Wet geluidhinder. Op dit punt ligt een stuk beleidsvrijheid voor de gemeente om zelf de situaties te benoemen waar een hogere waarde-procedure van toepassing kan zijn.

Tabel 2.5: Mogelijke situaties m.b.t. het aanvragen van een hogere grenswaarde

Omschrijving geluidbron

Situatie

Aanvrager

Bevoegd gezag

Aanleg nieuwe of wijziging bestaande (spoor)weg of industrieterrein:

Rijksweg

Aanleg of reconstructie

Wegbeheerder

GS

Hoofdspoorweg

Aanleg of wijziging

Spoorwegexploitant

GS

Provinciale weg

Aanleg of reconstructie

Wegbeheerder

GS

Industrieterrein van regionaal belang

Aanleg

-B&W van gemeente waarbinnen de geluidgevoelige bestemmingen zijn of worden gesitueerd

-B&W van gemeente waarbinnen het industrieterrein is of wordt gesitueerd

GS

Wijziging bestemmingsplan i.v.m. zone-aanpassing

Beheerder industrieterrein

Bestuur Kamer van Koophandel

GS

Gemeentelijke weg

Aanleg of reconstructie

Wegaanlegger

Wegbeheerder

B&W

B&W

Gemeentelijke spoorweg

Aanleg of wijziging

Spoorwegexploitant

B&W

Industrieterrein niet-regionaal

Aanleg

Bestuur Kamer van Koophandel

B&W

Wijziging bestemmingsplan i.v.m. zone-aanpassing

Beheerder industrieterrein

Bestuur Kamer van Koophandel

B&W

Woningbouw:

Bouwen van geluidgevoelige bestemmingen binnen de zone van een (spoor)weg of industrieterrein

B&W

B&W

2.5 Onderzoeksplicht en prioritaire maatregelen

De wet geluidhinder schrijft een aantal onderzoeksverplichtingen voor t.a.v. de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan (of artikel 3.10 (projectbesluit) procedure):

  • -

    er moet een akoestisch onderzoek worden ingesteld naar de geluidsbelasting. Indien van toepassing wordt tevens de doeltreffendheid van de benodigde maatregelen onderzocht.

  • -

    De voorkeurswaarde moet in acht worden genomen*;

  • -

    wanneer de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, moeten maatregelen onderzocht worden waarmee deze waarde alsnog kan worden bereikt.

*: De wet heeft niet tot doel om voor alle geluidbelaste gevoelige bestemmingen een hogere waarde vast te stellen. Het ‘in acht nemen van de grenswaarden’ is daarom niet van toepassing op bestaande situaties (bestaande woningen langs een aanwezige weg). (art 76 lid 3 Wgh)

Voor de te nemen maatregelen wordt een voorkeursvolgorde gehanteerd, namelijk:

  • 1.

    maatregelen aan de bron;

  • 2.

    maatregelen die de overdracht van geluid beperken;

  • 3.

    maatregelen bij de ontvanger.

De Wet geluidhinder legt prioriteit bij maatregelen aan de bron, zoals toepassing van stille wegdekken. Als daarmee onvoldoende effect wordt bereikt, komen maatregelen in de overdrachtssfeer (wallen of schermen) in aanmerking. Maatregelen bij de ontvanger (bijvoorbeeld gevelisolatie) zijn feitelijk alleen gericht op het waarborgen van een acceptabel binnenniveau en niet op het reduceren van de geluidbelasting. De achtergrondgedachte van deze volgorde is een zo klein mogelijk gebied aan een hoog geluidsniveau bloot te stellen. De aandacht voor dit leidende principe is een wezenlijk element van de Wet geluidhinder. In onderstaande figuur is het principe nog eens aangegeven.

Figuur 2.1: Prioritaire volgorde van maatregelen voor verlagen van de geluidsbelasting op de gevel.

Ook onderzoeksplicht bij reconstructies en saneringswoningen

Ook bij reconstructies van wegen moet de geluidbelasting beoordeeld worden. Dit betreft de akoestische situatie 1 jaar vóór en 10 jaar na de reconstructie. Afhankelijk van de uitkomsten van het onderzoek moet ook hier een hogere waardeprocedure gevolgd worden. Zie hiervoor de betreffende wetsartikelen.

Met de term saneringswoningen worden de woningen op de zogenoemde A-lijst bedoeld. Deze woningen hadden al een te hoge gevelbelasting op het moment dat de Wet geluidshinder in werking trad. Deze woningen komen daardoor voor gesubsidieerde gevelisolatie in aanmerking. Omdat het meestal niet mogelijk is tot de voorkeurswaarde terug te saneren, moet voor het resterende geluidniveau een hogere waarde besluit genomen worden.

Aandacht voor binnenniveau bij 30 km wegen

Bij nieuwbouw van woningen en reconstructie van wegen zal altijd getoetst moeten worden aan de wettelijke eisen voor het binnenniveau, te weten 33 dB (incidenteel 43 dB). Dit betekent dat ook voor 30-km wegen een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd, indien de geluidsbelasting mogelijk meer dan 53 dB zal bedragen.

Indien geen twijfel bestaat over het beperkte aantal voertuigbewegingen over de weg (en als gevolg daarvan de lage geluidbelasting), is akoestisch onderzoek niet noodzakelijk. Dit dient uiteraard goed gemotiveerd en onderbouwd te worden.

2.6 Motiveringsplicht en beoordelingscriteria

De gemeente dient, nadat de alternatieven zijn onderzocht om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen, te motiveren waarom er een noodzaak is om toch een hogere waarde vast te stellen. In de Wet geluidhinder zijn twee criteria opgenomen om de mogelijke geluidreducerende maatregelen te beoordelen. Het vaststellen van een hogere waarde kan alleen als:

1.

(bron- of overdrachts)maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn,

2.

maatregelen op overwegende bezwaren stuiten van:

-stedenbouwkundige,

-verkeerskundige,

-vervoerskundige,

-landschappelijke of

-financiële aard

Wanneer een geluidsgevoelige bestemming in meerdere zones van (verschillende) geluidbronnen ligt, moet tevens gekeken worden naar de gecumuleerde geluidsbelasting. Deze mag ‘naar oordeel van burgemeester & wethouders niet te leiden tot een onaanvaardbare geluidsbelasting’. De Wgh noemt hier geen maximale ontheffingswaarden.

De hier genoemde beoordelingscriteria kunnen op verschillende wijze worden geïnterpreteerd. Daarom moeten ze nader worden ingevuld. In paragraaf 3.3.2 is dit verder uitgewerkt.

2.7 Vaststellingsprocedure

Op het nemen van een hogere waarde besluit is afdeling 3.4 van de Awb van toepassing. Tevens is de procedure voor het vaststellen van een hogere waarde gekoppeld aan de procedure voor een bestemmingsplan of buitenplanse vrijstelling (artikel 3.10 (projectbesluit) WRO). De ontwerpbesluiten dienen gelijktijdig ter inzage te worden gelegd. Een bestemmingsplan kan pas worden vastgesteld, nadat de besluitvorming omtrent de hogere waarde is afgerond. De vastgestelde hogere waarde moet in overeenstemming zijn met het bestemmingsplan en vice versa.

Indien het definitief-bestemmingsplan afwijkt van het ontwerp, moet de vastgestelde hogere waarde in acht worden genomen. Als de afwijking van invloed is op de hogere waarde, moet de Raad haar besluit omtrent het bestemmingsplan aanhouden totdat B&W een nieuw hogere waarde-besluit hebben genomen. In de onderstaande figuur is de koppeling tussen de procedures schematisch weergegeven.

Figuur 2.2: weergave van de koppeling tussen bestemmingsplan- en hogere waarde-procedure.

In de navolgende tabel worden de wettelijke termijnen weergegeven vanaf het moment dat de ontwerpbeschikking ter inzage wordt gelegd.

Tabel 2.6: overzicht procedure en termijnen

Actie

Termijn

Grondslag

Ontwerpbeschikking ter inzage

6 weken (2 weken i.g.v. art. 3.10 Wro)

Art 3.11 en 3.12 Awb

Art 110c lid 2 Wgh

Besluit B&W

Afhandelingstermijn

Indien geen zienswijzen zijn ingediend: binnen 4 weken vanaf einde inspraaktermijn. Indien wel zienswijzen: niet nader bepaald (maar wel binnen max. afhandelingstermijn).

Art 3.18 lid 4 Awb

Binnen 6 maanden na ontvangst verzoek (tenzij aanvullende informatie is opgevraagd: -> opschorten termijn)

Art 3.18 lid 1 en 2 Awb

Beroep bij RvS

Binnen 6 weken na bekendmaking besluit

Art 146 Wgh, Hfdst 20 Wm

Art 6.7 Awb

NB: In het kader van de wet uniforme openbare voorbereiding procedure zijn de inzagetermijnen voor de diverse Ro-procedures gelijk gesteld op een termijn van 6 weken. De Wet geluidhinder geeft aan dat de ontwerpbeschikking voor een hogere waardebesluit in geval van een artikel 3.10 (projectbesluit) procedure slechts 2 weken ter inzage hoeft. Omdat dit een afwijkende en tevens erg korte termijn is, hanteren wij in de praktijk eveneens een inzagetermijn van 6 weken.

Geen gekoppelde procedure bij reconstructies en saneringswoningen

Wanneer een hogere waarde procedure nodig is door een wegreconstructie of de aanpak van saneringswoningen, zijn ook hier de Awb-inzage termijnen van toepassing. De procedure staat dan echter los van een bestemmingsplan- of artikel 3.10 (projectbesluit) procedure.

2.8 Verplichting tot kadastrale registratie

Met de wetswijziging is besloten om de hogere waarden te registreren bij het Kadaster. Dit dient ‘zo snel als mogelijk’ te gebeuren. Bij gedetailleerde plannen, waarbij straatnaam en huisnummers bekend zijn, is dit mogelijk. Bij de vaststelling van een globaal bestemmingsplan zijn de straatnamen en/of huisnummers vaak nog niet bekend en zullen de hogere waarden zijn vastgesteld op bepaalde locaties in het plangebied. In een dergelijk geval is inschrijving pas mogelijk als de bouwvergunning is verleend.

In de praktijk kan er daarmee een groot tijdsverschil zitten tussen het vaststellen van hogere waarden en het registreren van hogere waarden.

2.9 Verruiming definitie dove gevel

In artikel 1 van de Wet geluidhinder is het begrip gevel als volgt gedefinieerd:

-een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak.

Onder een gevel wordt niet verstaan (artikel 1b onder 5):

  • -

    een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een afdoende geluidwering, alsmede

  • -

    een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.

De in dit artikellid genoemde uitzondering op het begrip gevel wordt ook wel ‘dove gevel’ genoemd. De grenswaarden voor geluidbelasting zijn op deze gevels niet van toepassing. Dit maakt het mogelijk om, binnen het wettelijke systeem, woningen te bouwen in een hoog geluidsbelast gebied. Uiteraard moeten de ontwerpen door de gemeente uit het oogpunt van leefbaarheid aanvaardbaar geacht worden.

De verruiming in de nieuwe Wgh betreft het toestaan van ‘bij uitzondering te openen delen’.

2.10 Samenvatting wettelijk kader

Samenvattend geeft de Wet geluidhinder het volgende wettelijke kader voor het vaststellen van een hogere waarde:

  • -

    Bij het opstellen of herzien van een bestemmingsplan (of art. 3.10 (projectbesluit)) moet een akoestisch situatie beoordeeld worden.

  • -

    Het streven is ten aanzien van geluidgevoelige bestemmingen te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van verkeers-, rail- of industrielawaai.

  • -

    Wanneer de voorkeurswaarde overschreden wordt, moeten in eerste instantie maatregelen onderzocht worden om deze te bereiken. Hierbij geldt de prioritaire volgorde bronmaatregelen – reduceren overdracht.

  • -

    Aan de binnenwaarde moet altijd worden voldaan. Indien nodig zijn hierbij maatregelen bij de ontvanger van toepassing.

  • -

    Daar waar het bereiken van de voorkeurswaarde niet mogelijk is, mag een hogere waarde worden toegekend, tot de maximale grenswaarde.

  • -

    Een hogere waarde besluit kan alleen genomen worden, indien maatregelen om de voorkeurswaarde te realiseren onvoldoende doeltreffend zijn, of overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundig, verkeers/vervoerskundige, landschappelijk of financiële aard. Dit moet duidelijk gemotiveerd zijn.

  • -

    De bevoegdheid voor een hogere waarde besluit ligt bij het college van burgemeester en wethouders. Op het nemen van een besluit is afdeling 3.4 van de Awb van toepassing.

  • -

    Een toegekende hogere waarde wordt zo snel als mogelijk geregistreerd bij het Kadaster.

3 Uitgangspunten en visie t.a.v. hogere waarden beleid

3.1 Inleiding

De Wet geluidhinder geeft het kader voor het vaststellen van een hogere waarde. Dit kader is echter onvoldoende concreet om te komen tot consequente, eenduidige besluitvorming. De beleidsvrijheid die de gemeente heeft om dit verder in te vullen, wordt in paragraaf 3.3 uitgewerkt. Voor diverse onderwerpen is aangegeven wat de gemeentelijke visie daarop is en tot welke concrete invulling dit vervolgens leidt.

Daaraan voorafgaand worden in paragraaf 3.2 de uitgangspunten genoemd die de pijlers vormen van dit gemeentelijke beleid.

3.2 Uitgangspunten voor het beleid

Het beleid van de gemeente Lansingerland voor het vaststellen van hogere waarden is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:

n alle situaties wordt gestreefd naar het behalen van de voorkeursgrenswaarde. Nieuwe situaties, zoals uitleg- of herontwikkelingslocaties, bieden hiervoor veel mogelijkheden, omdat reeds in een vroeg stadium rekening kan worden gehouden met geluid. Voor bestaande situaties, bijvoorbeeld inbreidingslocaties of vervangende nieuwbouw, is handhaving van het heersende geluidsniveau uitgangspunt.

anneer de voorkeursgrenswaarde niet haalbaar is, wordt de hogere waarde-procedure doorlopen. Het doel van de procedure het aantal woningen dat een hoge geluidsbelasting ondervindt zoveel mogelijk te beperken. Een hogere geluidsbelasting wordt daarmee alleen onder voorwaarden toegestaan.

et opgestelde beleid om tot een hogere waarde besluit te komen, dient duidelijk, concreet, toetsbaar en reëel te zijn, zodat op grond van dit beleid consequente en rechtvaardige besluitvorming mogelijk is. Zowel de te verlenen ontheffingswaarden als de gestelde voorwaarden zijn verdedigbaar.

e afwezigheid van hoge geluidniveaus is een belangrijk onderdeel van een goed woonklimaat. Van groter belang nog dan het geluidniveau op de hoogst belaste gevel, is een goede akoestische kwaliteit van de verblijfsruimten. Om dit te waarborgen, worden het binnenmilieu en de buitenverblijfsruimten eveneens bij de beoordeling betrokken.

  • 3.

    3 Gemeentelijke visie op diverse wettelijke onderdelen

    3.3.1 Onderzoeksplicht

    Beleid gemeente Lansingerland:

    In het streven aan de voorkeurswaarde te voldoen, moet geluid vanaf de start van het ruimtelijke ontwikkelingsproces worden meegenomen. Blijkt de voorkeurswaarde niet haalbaar, dan volgt de onderzoeksplicht naar mogelijkheden om dit met bron- en overdrachtsmaatregelen alsnog te bereiken.

    De gemeente zal onderzoeken of alle mogelijke maatregelen in het planvormingsproces zijn onderzocht en toegepast. Om ontwikkelaars, stedenbouwkundigen, architecten, opstellers van akoestische onderzoek en milieuadviseurs een praktisch hulpmiddel in handen te geven is de handreiking “bouwen op geluidbelaste locaties” opgesteld. In deze handreiking staan adviezen en principeoplossingen om in ruimtelijke plannen invulling te geven aan een optimale beperking van het aantal woningen met een hoge geluidbelasting. Aan de hand van deze handreiking zal de gemeente toetsen of alle mogelijke maatregelen zijn onderzocht en eventueel toegepast.

    3.3.1.1 Onderzoeksvolgorde

    De Wgh stuurt in eerste instantie op het voldoen aan de voorkeursgrenswaarde. Wanneer dit niet lukt, moeten maatregelen onderzocht worden om dit alsnog te realiseren. De wet hanteert daarbij de voorkeursvolgorde bronmaatregelen – overdrachtsmaatregelen. In aanvulling hierop wordt het begin van het ruimtelijke ordeningsproces hieraan toegevoegd. De onderzoeksvolgorde wordt hiermee:

    1 goede ruimtelijke ordening

    2 bronmaatregelen

    3 overdrachtsmaatregelen

    (4 gevelmaatregelen)

    Stap 1: Goede ruimtelijke ordening

    Met een goede ruimtelijke ordening kan een goede geluidskwaliteit worden bereikt. Dit wil zeggen dat indien voldoende en vroegtijdig rekening wordt gehouden met de overdracht tussen geluidbron en ontvanger, geluidknelpunten kunnen worden voorkomen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van Stap 1 van de Stad- en Milieubenadering (zie ook $ 3.3.5) Aangezien ruimte schaars is en we ook te maken hebben met bestaande situaties, kan de oplossing niet altijd in de ruimtelijke ordening worden gevonden.

    Stap 2: Bronmaatregelen

    Op het beperken van de geluidemissie van auto’s en treinen heeft de gemeente nauwelijks invloed. Er zijn echter vijf zaken die ook tot maatregelen aan de geluidbron behoren en waarop een gemeente wel invloed heeft. Dat zijn:

    • -

      tracékeuze (bijv. een rondweg);

    • -

      maximumsnelheid;

    • -

      uitvoering van het wegdek (bijv. stille dunne deklagen);

    • -

      verkeersintensiteit (bijv. meer nadruk op fietsen, wandelen en OV; routering);

    • -

      samenstelling van het verkeer (het % vrachtwagens bepaalt in hoge mate de geluidproductie;

      d.m.v. milieuzonering kan bijv. zwaar vrachtverkeer in een zone beperkt worden).

    Dit betreft voornamelijk de gemeentelijke wegen. Bij provinciale en rijkswegen is de invloed van de gemeente beperkter.

    Stap 3: Overdrachtsmaatregelen

    Maatregelen in de overdracht (schermen of wallen) hebben als voordeel dat de buitenruimte van woningen in de omgeving van de weg zoveel mogelijk wordt ontzien. Een evident probleem van deze voorzieningen is de inpasbaarheid. Vooral in een stedelijke omgeving waar de ruimte beperkt is, is het vaak niet mogelijk een scherm in te passen. Ook indien wel ruimte is voor afscherming, kan een scherm of wal een visuele blokkade opwerpen.

    (Stap 4: Gevelmaatregelen)

    Met gevelmaatregelen verander je niets aan de geluidsbelasting op de gevel, maar wordt het behalen van het binnenniveau geregeld. Gevelmaatregelen horen daarmee feitelijk niet thuis in het rijtje maatregelen om de voorkeursgrenswaarde te behalen.

    3.3.1.2 Verkeersintensiteiten

    De belangrijkste factor bij het uitvoeren van akoestisch onderzoek, is de verkeerintensiteit. Daar waar de afstand tot de weg nauwkeurig te meten is, kan bij verkeersintensiteiten alleen gewerkt worden met prognoses. Gestreefd moet worden naar hogere grenswaarden die ‘een generatie’ meegaan. Voor het bepalen van de toekomstige geluidbelasting wordt doorgaans uitgegaan van een 10-jarentermijn.

    3.3.2 Beoordelingscriteria

    Beleid gemeente Lansingerland:

    Om de ‘onvoldoende doeltreffendheid’ en/of ‘overwegende bezwaren’ consistent en objectief te beoordelen, moeten deze wettelijke beoordelingscriteria zoveel mogelijk objectief worden onderbouwd. Hiertoe is het nodig de beoordelingscriteria van nadere kaders te voorzien.

    Uit de onderzoeksplicht volgt dat onderzocht is met welke maatregelen de geluidsbelasting kan worden gereduceerd tot voorkeursgrenswaarde. De wettelijke beoordelingscriteria richten zich op het effect van deze maatregelen en/of de bezwaren die kleven aan de uitvoering ervan. Een hogere waarde kan worden toegekend als:

    • ‘de mogelijke maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn’;

    • ‘de mogelijke maatregelen overwegende bezwaren ondervinden van stedenbouwkundige,

    verkeers-/ vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard.’

    Deze beoordelingscriteria zijn volledig. Aanvulling is niet nodig, aanscherping wel: de doeltreffendheid van of bezwaren tegen maatregelen moeten zoveel mogelijk objectief aangetoond worden. Zo moet de motivering dat maatregelen financieel niet gerechtvaardigd zijn, onderbouwd worden met een kosten-baten analyse. Daarbij moet tevens vooraf duidelijk zijn welke kosten verlangd mogen worden, om een subjectieve beoordeling van het kostenniveau te voorkomen.

    In situaties waar een objectief beoordelingskader niet mogelijk is, moet verwezen worden naar vastgestelde beleidsdocumenten, gebiedsvisies, etc.

    Tabel 3.1: Gevraagde onderbouwing t.b.v. de wettelijke beoordelingscriteria

    Wettelijk beoordelingscriterium:

    Aantonen met:

    Onvoldoende doeltreffend

    Akoestisch onderzoek

    Financiële bezwaren

    Kosten-batenanalyse, waarbij de meerkosten worden aangetoond. Doorrekenen van maatregelen om aan zowel de voorkeurs- als ook de aangevraagde hogere grenswaarde te voldoen. Baten zijn bijv. aantal afgenomen decibellen. In de bestemmingsplanexploitatie moet rekening worden gehouden met de kosten voor geluidreducerende maatregelen. De gemeente hanteert als richtlijn een toetsingsnorm van € 1.000,- per te reduceren dB per gebate woning (met gebate woningen worden alle geprojecteerde woningen binnen de 48 dB contour bedoeld, in de situatie dat er nog geen geluidreducerende maatregelen zijn toegepast).

    Verkeerskundige bezwaren

    Recente gegevens uit (regionale) verkeersmodellen, CROW publicaties, Duurzaam-veilig beleid of vergelijkbare documenten.

    Vervoerskundige bezwaren

    Recente gegevens uit structuurschema’s verkeer en vervoer, meerjarenplan personenvervoer, streek-/structuurplan, tracénota of vergelijkbare documenten.

    Stedenbouwkundige bezwaren

    Vastgestelde gebiedsvisie en de daarop gebaseerde ontwikkelingen, bestemmingsplannen, etc.; aantonen dat woningbouw ter plaatse noodzakelijk is en niet anders gesitueerd kan worden.

    Landschappelijke bezwaren

    Vastgestelde gebiedsvisie en de daarop gebaseerde ontwikkelingen, bestemmingsplannen, etc.

    3.3.3 Compenserende factoren

    Beleid gemeente Lansingerland:

    De gemeente wil bij de beoordeling van een hogere waardeverzoek compenserende factoren – zowel akoestisch als niet-akoestisch – meewegen.

    Het nadeel van een hoge geluidsbelasting kan gecompenseerd worden door factoren die als positief worden ervaren t.a.v. de leefomgevingskwaliteit. Compenserende factoren kunnen leiden tot een lagere hinderbeleving (of anders gezegd: grotere acceptatie van geluid).

    Geluid-compenserende factoren kunnen eveneens in de akoestische sfeer liggen. Het kan ook totaal andere elementen in de leefomgeving betreffen die positief gewaardeerd worden.

    • -

      Bij akoestische compensatie kan gedacht worden aan zaken als: ankerloze spouwmuren; een (ruim) 'privé-gebied' (een tuin of balkon) aan de geluidluwe kant van het huis; aangepaste indeling van de woning; (gemeenschappelijke) binnentuin.

    • -

      Bij niet-akoestische compensatie gaat het om positieve omgevingselementen als: veel groen; aanwezigheid van een park; voorzieningen in de nabijheid.

    3.3.4 Cumulatie van geluid

    Beleid gemeente Lansingerland:

    Bij het vaststellen van een hogere waarde moet rekening worden gehouden met eventuele cumulatie van geluidbelastingen (artikel 110a, zesde lid, Wgh). Dit kan het geval zijn, indien een geluidgevoelige bestemming is gesitueerd binnen meerdere geluidzones, zoals genoemd in artikel 110f van de Wgh .

    De hogere waarde kan alleen worden vastgesteld, voor zover de gecumuleerde geluidbelasting niet leidt tot een naar het oordeel van B&W onaanvaardbare geluidbelasting. In welke gevallen sprake is van ‘onaanvaardbare geluidbelasting’ is niet aangegeven in de regelgeving. Het is zeer lastig om dit vooraf in beleid te formuleren, daarom zal per aanvraag de gecumuleerde geluidbelasting worden beoordeeld.

    Hieronder is een tabel opgenomen waarin de landelijk geaccepteerde kwalificatie van gecumuleerde geluidbelasting is vermeld. Deze tabel wordt als richtlijn gebruikt bij de beoordeling van de cumulatieve geluidbelasting (terugrekent naar geluid).

    Gecumuleerde geluidbelasting

    Beoordeling akoestisch klimaat

    < 50 dB

    Goed

    50- 55 dB

    Redelijk

    55 -60 dB

    Matig

    60-65 dB

    Tamelijk slecht

    65- 70 dB

    Slecht

    >70 dB

    Zeer slecht

    3.3.5 (Te) hoog belaste gevels

    Soms bestaat er behoefte om woningen te bouwen in een gebied met een hoge geluidsbelasting. Dit doet zich vooral voor in het centrum van steden, waar soms in een klein gebied verdichting plaatsvindt. De maximaal toelaatbare hogere waarde wordt, ondanks alle inspanningen, overschreden. Voor zo’n situatie bestaan twee oplossingen, namelijk het toepassen van dove gevels en de Stad en Milieubenadering.

    Dove gevels

    Beleid gemeente Lansingerland:

    De gemeente heeft als uitgangspunt het gebruik van de zogenaamde dove gevel zoveel als mogelijk te vermijden. Daar waar dit niet anders kan, dient het aantal dove gevels per woning tot maximaal één te worden beperkt. Per woning dient in dat geval tenminste één gevel geluidsluw te zijn.

    In een dove gevel bevinden zich geen of alleen bij uitzondering te openen delen, waarbij in het laatste geval de gevel niet mag grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte. Voorbeelden zijn een voorzetgevel (waaronder vliesgevels bij flats) of een nooddeur. Op dove gevels zijn geen grenswaarden van toepassing. Daarmee is dit type gevel geen feitelijk oplossing; het ontslaat je van de plicht aan bepaalde normen te voldoen, maar de geluidbelasting wordt er niet minder van. Het toepassen van dove gevels is een noodoplossing, maar dient zoveel mogelijk voorkomen te worden.

    Stad en Milieubenadering

    Beleid gemeente Lansingerland:

    Bij de beoordeling van een verzoek om een hogere waarde sluit de gemeente aan bij stap 1 en 2 van de Stad en Milieubenadering. In deze benadering wordt gekeken naar alle mogelijke oplossingen waarbij de nadruk ligt op de optimale leefkwaliteit. Het gebruik van stap 3 (afwijken van wet- en regelgeving) wordt voor het onderdeel geluid niet toegestaan.

    Stad & Milieu staat voor een integrale benadering van milieu en ruimtelijke ordening in de ruimtelijke planvorming. Dit gebeurd in een drietal stappen:

    Stap 1

    Meewegen milieu-belangen en bronbeleid

    Stap 1 is gericht op het integreren van de milieubelangen in het ruimtelijk plan en het toepassen van maatregelen aan de bron.

    2

    Maatwerk

    binnen de wet

    Stap 2 is de fase waarin de wettelijke mogelijkheden worden bezien. Belangrijk is hierbij de afweging tussen milieuwinst en de kosten.

    3

    Afwijking van

    wet- en regelgeving

    Stap 3 kan aan de orde komen wanneer ondanks alle inspanning de wettelijke maxima worden overschreden en men toch wil bouwen. Compensatie van de hoge geluidsbelasting is dan belangrijk.

    Het resultaat van deze integrale benadering is zuiniger en doelmatiger ruimtegebruik en een betere leefomgevingskwaliteit. Deze werkwijze is verankerd in de Interimwet Stad- en Milieubenadering.

    De gemeente staat achter de werkwijze van een goede ruimtelijke planvorming, waarbij ook andere aspecten dan geluid bij kunnen dragen aan een goede leefkwaliteit. Maatwerk binnen de wet is mogelijk, maar er wordt niet meegewerkt aan procedures om geluidniveaus boven de wettelijke grenswaarden toe te staan.

  • 3.

    4 Aanvullende voorwaarden

    3.4.1 Ontheffingsgronden

    Beleid gemeente Lansingerland:

    De situaties die in aanmerking komen voor een hogere waarde-besluit worden concreet benoemd.

    Voor een goede invulling van het gemeentelijke beleid, is het van belang de situaties te benoemen die in aanmerking komen voor een hogere waardebesluit. Als basis hiervoor zijn de ontheffings-gronden van de oude Wgh gebruikt. Op een aantal onderdelen zijn de ontheffingscriteria aan-gevuld. Tevens zijn ze concreter geformuleerd en/of van een resultaatverplichting voorzien.

    Tabel 3.2: Concrete formulering van de ontheffingsgronden

    Ontheffingsgrond

    Nadere invulling

    Nog niet geprojecteerde woningen buiten de bebouwde kom, die

    verspreid gesitueerd worden.

    Het betreft solitaire woningen waarvan de afstand tot de weg minimaal die van bestaande woningen in de directe omgeving is.

    Nog niet geprojecteerde woningen binnen de bebouwde kom, die:

    in een dorps- of stads-vernieuwingsplan worden opgenomen.

    Hiertoe kunnen woningen gerekend worden die onder een subsidieregeling voor stadsvernieuwing vallen of in een expliciet aangewezen stads- of dorpsvernieuwingsplan geprojecteerd worden.

    door de gekozen bouwvorm of situering een doelmatige akoestische afschermende functie gaan vervullen voor andere woningen - in aantal minimaal de ½ van het aantal afschermende woningen - of voor andere geluidsgevoelige bestemmingen.

    Het aantal afgeschermde woningen is in aantal minimaal de helft van het aantal ontheffingswoningen, waarbij de geluidsbelasting met minimaal 5 dB moet afnemen.

    De afscherming kan alleen gerealiseerd worden met een aaneengesloten bebouwing van voldoende hoogte. Woningen die zonder afscherming kunnen voldoen aan de voorkeursgrenswaarde, behoren niet tot de afgeschermde woningen.

    in de omgeving van een station, halte of winkelcentrum gesitueerd worden.

    Het betreft hier woningen in de nabijheid van haltes van openbaar vervoer, maar ook bijvoorbeeld nabij een parkeergarage van een winkelcentrum.

    Nog niet geprojecteerde woningen binnen of buiten de bebouwde kom, die:

    ter plaatse noodzakelijk zijn om redenen van grond- of bedrijfsgebondenheid.

    De woningen moeten een directe relatie hebben met het op hetzelfde perceel gelegen bedrijf c.q. met de op hetzelfde perceel plaatsvindende activiteiten. Hieronder vallen dus ook aanleunwoningen bij een verzorgingstehuis of studentenwoningen bij een school.

    door de gekozen situering een open plaats tussen aanwezige bebouwing opvullen.

    Een open plaats in de bebouwing is een gebied dat aan minimaal twee zijden begrensd wordt door bestaande woningen of een ander ruimtelijk beeldbepalend element (bijvoorbeeld een park). De open plaats moet geheel gevuld worden, waarbij de dichtheid van de nieuwe bebouwing gelijk of groter moet zijn dan de dichtheid van de bestaande bebouwing.

    ter plaatse gesitueerd worden ter vervanging van bestaande bebouwing.

    Hiervoor moet bestaande bebouwing verbouwd worden –eventueel in combinatie met de wijziging van de bestemming- of moet een gebouw op nagenoeg dezelfde locatie worden teruggebouwd.

    Een nog niet geprojecteerde -of reconstructie van een bestaande weg voor zover die weg:

    een noodzakelijke verkeers- en vervoersfunctie zal vervullen.

    De noodzaak voor de weg moet aangetoond worden met behulp van een cijfermatige onderbouwing uit recente ruimtelijke of verkeerskundige plannen of nota’s.

    een zodanige verkeersverzamel-functie zal vervullen, dat de aanleg of reconstructie van die weg zal leiden tot aanmerkelijk lagere geluidsbelastingen van woningen binnen de zone van een andere weg.

    Het effect van de weg moet aangetoond worden met behulp van een cijfermatige onderbouwing waarin o.a. aantallen woningen en de geluidsbelasting op de woningen worden genoemd. Als bron kan een recente RVMK, regionaal verkeer- en vervoersplan, etc. dienen. Het aantal woningen waarbij de geluidbelasting afneemt is minimaal gelijk aan het aantal woningen waarbij deze toeneemt. Netto moet er sprake zijn van een geluidsverbetering.

    3.4.2 Geluidsluwe gevels en verblijfsruimten

    Beleid gemeente Lansingerland:

    Indien het noodzakelijk is een hogere waarde vast te stellen, worden er - vanaf een bepaald geluidsniveau - eisen gesteld aan de aanwezigheid van geluidluwe gevels en buitenverblijfsruimten. Afhankelijk van de geluidsbron moet daar aan de betreffende voorkeursgrenswaarde worden voldaan.

    Geluidluwe gevel

    In de praktijk blijkt beperking van de geluidbelasting op de gevel niet of slechts in beperkte mate mogelijk. Bron- of overdrachtsmaatregelen zijn niet altijd doeltreffend of stuiten op andere bezwaren.

    In een stedelijk gebied zullen nu en in de toekomst nieuwe woningen worden gebouwd op geluidbelaste locaties. Het is met dit gegeven vooral belangrijk om het aantal nieuwe mensen dat ernstig door geluid wordt gehinderd en tijdens het slapen wordt gestoord, te minimaliseren. In situaties, waarin de voorkeursgrenswaarde dreigt te worden overschreden en bron- of overdrachtsmaatregelen niet mogelijk zijn, is maatwerk noodzakelijk.

    Eén van de toetsingscriteria van het gemeentelijke hogere waardenbeleid is derhalve het creëren van minimaal één geluidluwe gevel. Onder geluidluwe gevel (of geluidluwe zijde) wordt verstaan: een gevel/zijde van een woning, waar de geluidbelasting laag is. De woning heeft ten minste één gevel met een lagere geluidbelasting. Het geluidniveau op deze gevel mag in principe niet hoger zijn dan de waarde (voorkeursgrenswaarde) voor elk van de onderscheiden geluidbronnen zoals opgenomen in onderstaande tabel:

    Geluidbron

    ‘Geluidluw’

    Wegverkeer

    53 dB (zonder aftrek)

    Spoorwegverkeer

    55 dB

    Industrie

    50 dB(A)

    Bij het rekenkundig bepalen van de geluidbelasting moet worden uitgegaan van de waarneemhoogten, waarop geluidhinder daadwerkelijk te verwachten is.

    Bij het vaststellen van een hogere waarde is het belangrijk dat de geluidsituatie bij de geluidluwe zijde niet wordt verstoord door ander geluid dan waarover het hogere waardenbeleid gaat, zelfs niet als dit afkomstig is van bronnen, die niet onder een juridisch kader vallen.

    Zo blijkt bijvoorbeeld het parkeren op binnenterreinen regelmatig aanleiding te geven tot geluidhinder bij de omliggende woningen. Dus bij parkeren op binnenterreinen, in het bijzonder bij het belasten van geluidluwe gevels, zal aandacht worden besteed aan de geluidniveaus. Ook een speelplaats van een school kan overlast veroorzaken.

    Geluidluwe buitenruimte

    Indien de woning beschikt over een buitenruimte, dan is deze bij voorkeur gelegen aan de geluidluwe zijde. Als er geen buitenruimte aanwezig is, wordt met de aanwezigheid van een geluidluwe gevel voldoende kwaliteit gerealiseerd. Als een woning meerdere buitenruimten heeft, is het voldoende als één buitenruimte is gelegen aan de geluidluwe zijde. Aan bewoners wordt de mogelijkheid geboden om aan de geluidluwe zijde van de woning te verblijven.

    De geluidbelasting mag in principe niet meer dan 5 dB hoger zijn dan bij de geluidluwe gevel.

    Zie onderstaande tabel:

    Geluidbron

    ‘Buitenruimte’

    Wegverkeer

    58 dB (zonder aftrek)

    Spoorwegverkeer

    60 dB

    Industrie

    55 dB(A)

    Indeling van de geluidgevoelige ruimten

    Vervolgens worden ingevolge dit hogere waardenbeleid wensen gesteld aan de indeling van de

    geluidgevoelige ruimten in een woning. In de praktijk is ook gebleken dat het voldoen aan de wettelijke binnenwaarden (bijvoorbeeld in de vorm van gevelisolatie) niet voldoende is voor het voorkomen van geluidhinder en slaapverstoring, met name bij geopende ramen in geluidbelaste ruimten. Het is zeer wenselijk dat geluidgevoelige ruimten, zoals woon- en slaapkamers, daarom zo min mogelijk aan de geluidbelaste zijde van de woning worden gesitueerd.

4 De Procedure

4.1 Uitgangspunten voor de procedure

Met het wijzigen van de Wet geluidhinder is de bevoegdheid voor een hogere waarde besluit gedecentraliseerd naar de gemeenten. Dit heeft consequenties voor de te volgen procedure. In veel gevallen zal de gemeente namelijk naast toetser ook de aanvrager en handhaver zijn van het besluit. Het is van belang hiervoor een goede procedure op te stellen, om de objectiviteit en zorgvuldigheid van de besluiten te waarborgen. Tevens is het van belang om een vlotte afhandeling van de aanvraag te realiseren. Hiervoor is een goed inzicht in alle procedurestappen nodig: wat moet er per procedurestap gebeuren, wat is daarbij nodig en wie is voor welke stap verantwoordelijk.

4.2 Uitwerking in 5 fasen

De hogere waarde-procedure kan onderverdeeld worden in 5 verschillende fasen. Deze fasen onderscheiden zich van elkaar door het feit dat er steeds een ander partij aan zet is voor de inhoud of uitvoering.

Fase

Onderdeel

Doel

1.Aanvraag

(SO/ extern)

Vooroverleg

Adviseren aanvragen m.b.t. vereisten van de aanvraag; wijzen op inhoudelijke aandachtspunten.

Akoestisch onderzoek

Inzicht in huidige en toekomstige akoestische situatie, zonder –en indien van toepassing- met maatregelen.

Opstellen motiveringen en onderbouwingen

Indienen aanvraag

2.Ambtelijke beoordeling

(VV&H)

Beoordelen op ontvankelijkheid

Aanvraag controleren op volledigheid; indien nodig aanvullende informatie opvragen.

Toetsen aan beleid

Opstellen en motiveren collegebesluit

Aanvraag toetsen aan het hogere waarde beleid, maar ook aan vigerend ruimtelijk beleid, zoals bestemmingsplannen.

3.Inspraak (VV&H)

Organiseren inspraak

Belanghebbenden informeren en de gelegenheid bieden op het ontwerpbesluit te reageren.

Verslaglegging

Inspraakprocedure

Aanpassen ontwerpbesluit

4.Vaststellen besluit

Besluitvorming door college van B&W

Vaststellen van de hogere waarde. Als sprake is van een bestemmingsplanprocedure, is de verlening pas definitief na vaststelling hiervan door de gemeenteraad.

5.Inschrijven bij Kadaster (VV&H)

Aanbieden ter inschrijving aan Kadaster

Een verleende hogere waarde is informatie die hoort bij de betreffende woning en moet als zodanig opvraagbaar zijn.

Bewijs van inschrijving van Kadaster

Een bewijs van inschrijving toont aan dat de registratie een feit is; hiermee is de procedure afgerond.

De 5 fasen worden hierna beknopt toegelicht.

De aanvraag

De aanvraag voor een hogere grenswaarde kan door verschillende partijen worden ingediend. Wie de aanvraag moet indienen hangt af van de initiatiefnemer. Dit kan zijn een ontwikkelaar, maar in de meeste gevallen zal het een ambtshalve procedure betreffen, waarbij de aanvraag wordt ingediend door de afdeling Strategische Ontwikkeling.

De Wet geluidhinder schrijft voor welke informatie bij een verzoek voor een hogere grenswaarde minimaal moet worden aangeleverd. Ter verduidelijking zijn hier een aantal zaken op aangevuld. Een overzicht van de aan te leveren informatie is opgenomen in bijlage IV.

De ambtelijke beoordeling

De aanvraag wordt ingediend bij de afdeling Vergunningverlening en Handhaving. Daar wordt de aanvraag op een drietal onderdelen beoordeeld:

Volledigheid

In eerste instantie wordt beoordeeld of de aanvraag volledig is (ontvankelijkheid). Indien nodig wordt aanvullende informatie opgevraagd.

Inhoud

De inhoudelijke beoordeling richt zich op de uitvoering van het akoestisch onderzoek (juiste rekenmethode, juiste afbakening onderzoeksgebied, relevante geluidsbronnen), maar ook de onderbouwingen worden kritisch bekeken: is gebruik gemaakt van de juiste verkeersintensiteiten, juiste percentage vrachtverkeer, zijn voor de financiële onderbouwing de juiste richtprijzen en aannames gehanteerd, worden alle argumenten meenomen, met het juiste gewicht (voorkomen van selectieve beargumentering), etc. ook beoordeling of de uitgangspunten van de bouwkundige tekening en bouwaanvraag gelijk zijn met datgene vermeld in het akoestisch onderzoek. Evt. aanpassing van bouwtekeningen nodig.

Beleid

Is het verzoek in overeenstemming met het beleid. Dit betreft enerzijds het beleid voor het verlenen van een hogere waarde: is de juiste ontheffingsgrond gebruikt, zijn alle toetsingscriteria uitgewerkt, etc.

Alleen als het buiten het bp valt moet een hogere waarde worden doorlopen. Past het binnen het bp dan is er geen hogere waarde besluit procedure nodig.

Wanneer alle aspecten van de aanvraag zijn beoordeeld en akkoord bevonden, wordt een ontwerp-besluit opgesteld. Belangrijk onderdeel hierbij is de motivering om tot het voorliggende ontwerpbesluit te komen.

De inspraak

Voor de inspraak van belanghebbenden bij de vaststelling van een hogere waarde besluit, is Afdeling 3.4 van de Algemene Wet Bestuursrecht van toepassing. Wanneer de hogere grenswaarde procedure gerelateerd is aan een bestemmingsplan of artikel 3.10 (projectbesluit) procedure, moeten de stukken gelijktijdig (en bij voorkeur gezamenlijk) ter inzage worden gelegd).Het is mogelijk dat de zienswijzen leiden tot de aanpassing van het ontwerp-besluit. De motivering voor het te nemen besluit moet hierop worden aangepast.

NB: Wanneer het ontwerp-besluit wordt aangepast, moet tevens gekeken wordt of de te verlenen hogere waarde nog in overeenstemming is met het bestemmingsplan.

Het besluit

Na de inspraak wordt de te verlenen hogere grenswaarde door het college van B&W vastgesteld.

In geval van koppeling aan een bestemmingsplanprocedure, is het besluit pas definitief nadat de gemeenteraad het bestemmingsplan heeft vastgesteld. Mocht de gemeenteraad besluiten dat het bestemmingsplan aangepast moet worden, dan dient ook het hogere waarde besluit opnieuw beoordeeld te worden op overeenstemming met het bestemmingsplan. Wanneer blijkt dat dit niet langer van toepassing is, dan dient ook de hogere waarde-procedure opnieuw doorlopen te worden.

De kadastrale registratie

Het registreren van de hogere waarden bij het Kadaster dient ‘zo snel als mogelijk’ te gebeuren. Bij gedetailleerde plannen, waarbij kadastrale eenheden en zelfs straatnaam en huisnummers bekend zijn, is dit mogelijk. Bij de vaststelling van een globaal bestemmingsplan zijn deze gegevens doorgaans nog niet bekend en is inschrijving pas in een later stadium mogelijk. Hierdoor kan er in de praktijk een groot tijdsverschil zitten tussen het vaststellen van hogere waarden en het registreren daarvan. Een zorgvuldige uitvoering hiervan wordt geborgd door middel van goede werkafspraken. Eindverantwoordelijke voor de kadastrale registratie van de hogere grenswaarden is de afdeling Vergunningverlening en Handhaving.

5 HANDHAVING

Aan het toekennen van een hogere waarde zijn diverse voorwaarden gekoppeld. Het is van belang om er op toe te zien dat deze maatregelen daadwerkelijk worden uitgevoerd. (Dit laatste is eveneens van toepassing in de situatie dat een hogere waarde besluit – juist door het toepassen van maatregelen – niet nodig zou zijn!).

Als een hogere waarde is toegekend, moet tevens extra aandacht aan de gevelisolatie worden besteed om aan het vereiste binnenniveau in de woning te voldoen. De borging van een afdoende gevelwering verloopt middels het traject van de bouwvergunning.

De handhaving op het nemen van maatregelen gebeurt hiermee op drie niveaus, namelijk:

  • 1.

    Controle op het uitvoeren van bron- of overdrachtsmaatregelen;

  • 2.

    Controle op het aanbrengen van gevelmaatregelen;

  • 3.

    Controlemeting naar effectiviteit van de gevelwering.

Ad 1. Controle op uitvoeren bron- of overdrachtsmaatregelen;

Het betreft hier het visueel waarnemen van uitgevoerde maatregelen. Soms kunnen controlemetingen nodig zijn op te bepalen of het beoogde effect wordt bereikt. Bij de bouw van geluidgevoelige bebouwing ligt de verantwoordelijkheid in eerste instantie bij afdeling Projecten. De oplevering en overdracht van het gebied aan de afdeling Beheer en Onderhoud vormt een tweede controlemoment. Wanneer maatregelen nodig zijn als gevolg van reconstructie van een weg, ligt de verantwoordelijkheid bij afdeling Beheer en Onderhoud.

Ad 2: Controle op uitvoering van gevel maatregelen

In het onderzoek naar de gevelwering, als onderdeel van de bouwvergunningaanvraag, zijn

maatregelvoorstellen opgenomen die de binnenniveaus voor weg-, rail- en industrielawaai garanderen. De maatregelen hebben doorgaans betrekking op: geluidisolerend glas, suskasten, balansventilatie en kier- en naaddichting. De controle op de uitvoering van deze maatregelen is onderdeel van de eindcontrole na oplevering van de woning en volgt uit het Bouwbesluit. De bouwinspecteurs zullen, naast de bouwtechnische eisen, kijken of de gevelisolerende maatregelen correct zijn toegepast.

NB. Indien een ‘dove gevel’ is voorgeschreven zal een bouwinspecteur er nadrukkelijk op toezien dat de uitvoering van de gevel overeenkomstig het voorschrift is.

Ad 3: Controlemeting naar effectiviteit van de gevelwering

De effectiviteit van de gevelisolatie kan alleen met behulp van meetapparatuur worden vastgesteld. Een dergelijke meting moet daarom standaard bij bouwprojecten worden uitgevoerd.

  • -

    Wanneer een gevelwering van 30 dB of meer nodig is om een adequaat akoestisch binnenniveau te garanderen, is een goede uitvoering van de gevelisolatie cruciaal. Een controlemeting is dan verplicht.

  • -

    Voor woningbouwprojecten met minder dan 30 dB gevelwering, vindt de controle steekproefsgewijs plaats. De steekproef bedraagt 10% van de woningen waarvoor een hogere waarde is verleend, met een minimum van 2. Particuliere bouwprojecten van 3 of minder woningen zijn hiervan vrijgesteld.

  • -

    Voor andere geluidgevoelige bebouwing dan woningen moet altijd een akoestische eindcontrole plaatsvinden.

Bij het verlenen van opdrachten of bouwvergunningen moeten afspraken worden gemaakt wie verantwoordelijk is voor het benodigde akoestisch onderzoek. De projectontwikkelaar kan de aandacht voor het akoestisch binnenniveau benutten als een ‘selling-point’.

Voor de uitvoering van de handhavingstaken wordt aansluiting gezocht bij het gemeentelijke integrale handhavingsbeleid. Hierin zal de controle op maatregelen die verbonden zijn aan de hogere grenswaarde als prioriteit worden opgenomen.

6 Samenvatting gemeentelijk beleid voor verlenen hogere waarden

De Wet geluidhinder geeft het kader voor het vaststellen van een hogere waarde. De gemeente heeft beleidsvrijheid om dit verder in te vullen. Dit is in hoofdstuk 3, 4 en 5 uitgewerkt. Achtereenvolgens zijn daar de gronden voor het verlenen van een ontheffing, de procedurele kant en de handhaving uitgewerkt. In dit hoofdstuk worden alle beleidsstandpunten en concrete invullingen achter elkaar weergegeven, waarmee een totaaloverzicht van het gemeentelijke hogere waarde beleid wordt gepresenteerd.

6.1 Uitgangspunten voor beleid en procedure

Het hogere waardebeleid van de gemeente Lansingerland is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:

In alle situaties wordt gestreefd naar het behalen van de voorkeursgrenswaarde. Nieuwe situaties, zoals uitleg- of herontwikkelingslocaties, bieden hiervoor veel mogelijkheden, omdat reeds in een vroeg stadium rekening kan worden gehouden met geluid. Voor bestaande situaties, bijvoorbeeld inbreidingslocaties of vervangende nieuwbouw, is handhaving van het heersende geluidsniveau uitgangspunt.

Wanneer de voorkeursgrenswaarde niet haalbaar is, wordt de hogere waarde-procedure doorlopen. Het doel van de procedure het aantal woningen dat een hoge geluidsbelasting ondervindt zoveel mogelijk te beperken. Een hogere geluidsbelasting wordt daarmee alleen onder voorwaarden toegestaan.

Het opgestelde beleid om tot een hogere waarde besluit te komen, dient duidelijk, concreet, toetsbaar en reëel te zijn, zodat op grond van dit beleid consequente en rechtvaardige besluitvorming mogelijk is. Zowel de te verlenen ontheffingswaarden als de gestelde voorwaarden zijn verdedigbaar.

De afwezigheid van hoge geluidniveaus is een belangrijk onderdeel van een goed woonklimaat. Van groter belang nog dan het geluidniveau op de hoogst belaste gevel, is een goede akoestische kwaliteit in verblijfsruimten. Om dit te waarborgen, worden het binnenmilieu en de overige gevels eveneens bij de beoordeling betrokken.

De procedure moet zodanig zijn ingericht dat dit leidt tot objectieve, zorgvuldige en vlotte besluitvorming.

6.2 Voorwaarden voor het verlenen van een hogere waarde

Onderzoeksplicht

In het streven aan de voorkeurswaarde te voldoen, moet geluid vanaf de start van het ruimtelijke ontwikkelingsproces worden meegenomen. Blijkt de voorkeurswaarde niet haalbaar, dan volgt de onderzoeksplicht naar mogelijkheden om dit met bron- en overdrachtsmaatregelen alsnog te bereiken.

Beoordelingscriteria

Om de ‘onvoldoende doeltreffendheid’ en/of ‘overwegende bezwaren’ consistent en objectief te beoordelen, moeten deze wettelijke beoordelingscriteria zoveel mogelijk objectief worden onderbouwd. Hiertoe is het nodig de beoordelingscriteria van nadere kaders te voorzien.

Zie voor verdere invulling § 3.3.2.

Compenserende factoren

De gemeente wil bij de beoordeling van een hogere waardeverzoek compenserende factoren – zowel akoestisch als niet-akoestisch – meewegen.

Cumulatie van geluid

Wanneer een woning in de zone van meerdere geluidbronnen ligt, wordt de gecumuleerde geluidsbelasting beoordeeld.

(Te) hoog belaste gevels

De gemeente heeft als uitgangspunt het gebruik van de zogenaamde dove gevel zoveel als mogelijk te vermijden. Daar waar dit niet anders kan, dient het aantal dove gevels per woning tot maximaal één te worden beperkt. Per woning dient in dat geval tenminste één gevel geluidsluw te zijn.

Bij de beoordeling van een verzoek om een hogere waarde sluit de gemeente aan bij stap 1 en 2 van de Stad en Milieubenadering. In deze benadering wordt gekeken naar alle mogelijke oplossingen waarbij de nadruk ligt op de optimale leefkwaliteit. Het gebruik van stap 3 (afwijken van wet- en regelgeving) wordt voor het onderdeel geluid niet toegestaan.

Ontheffingsgronden

De situaties die in aanmerking komen voor een hogere waarde-besluit worden concreet benoemd.

Zie voor verdere invulling § 3.4.1.

Geluidsluwe gevels en verblijfsruimten

Indien het noodzakelijk is een hogere waarde vast te stellen, worden er, vanaf een bepaald geluidsniveau, eisen gesteld aan de aanwezigheid van geluidluwe gevels en buitenverblijfsruimten. Afhankelijk van de geluidsbron moet daar aan de betreffende voorkeursgrenswaarde worden voldaan. Zie voor verdere invulling § 3.4.2.

Samenvatting normen, ontheffingsgronden en voorwaarden.

In onderstaande tabel volgt een samenvatting op hoofdlijnen van de voorkeurs- en maximale grenswaarden en binnenwaarden (allemaal wettelijke waarden). Tevens zijn de ontheffingsronden en aanvullende eisen voor het toepassen van een hogere waarde-procedure weergegeven (gemeentelijk beleid). Voor nadere uitleg en beschrijving van uitzonderingssituaties wordt verwezen naar hoofdstuk 2 en 3.

Tabel 6.1: Samenvatting van de wettelijke normstelling en de ontheffingsgronden en aanvullende eisen voor een hogere waarde procedure.

Wettelijke normen

Wegverkeers-lawaai

Nieuwe woning

Wegverkeers-lawaai

Nieuwe weg

Railverkeers-lawaai

Industrie-lawaai

Voorkeursgrenswaarde

48 dB

48 dB

55 dB

50-55 dB(A)

Maximale grenswaarde

53-68 dB

58-63 dB

68 dB

55-65 dB(A)

Binnenwaarde

33 dB

33 dB

35 dB

35 dB(A)

Ontheffingsgronden:

-Woningen zijn/worden verspreid gesitueerd

-Woningen zijn in dorps- of stadsvernieuwingsplan opgenomen

-Woningen vervullen akoestische afschermende functie

-Woningen zijn noodzakelijk zijn vanwege grond- of bedrijfsgebondenheid

-Woningen vullen open plaats tussen aanwezige bebouwing op

-Woningen dienen ter vervangen van bestaande bebouwing

-Weg vervult noodzakelijke verkeers- en vervoersfunctie

-Weg vervult verkeersverzamelfunctie, waardoor elders lagere geluidsbelasting

Aanvullende eisen:

Vanaf 53 dB

Vanaf 53 dB

Vanaf 60 dB

Altijd

-Geen situering van verblijfsruimten aan hoogst belaste gevel,

tenzij er overwegende bezwaren zijn van stedenbouw of volkshuisvesting.

-Aanwezigheid geluidsluwe gevel en dito buitenverblijfsruimte,

tenzij dit niet haalbaar is: dan dient de buitenruimte afsluitbaar te zijn.

6.3 Procedurele aspecten

De hogere waarde-procedure kan onderverdeeld worden in 5 verschillende fasen. Voor elke fase is aangegeven wie verantwoordelijk is voor de inhoud of uitvoering.

De aanvraag wordt opgesteld door de afdeling Strategische Ontwikkeling of een externe partij.

De afdeling Vergunningverlening en Handhaving werkt de overige fasen uit. Zij ontvangt de aanvraag en beoordeeld deze op volledigheid, inhoud (juiste motivering) en overeenstemming met beleid. Zij verzorgt eveneens de inspraak en stelt het B&W advies op. Na besluitvorming door het college van B&W wordt de verleende hogere waarde aangemeld bij het kadaster.

6.4 Handhaving van het beleid

Het verlenen van een hogere waarde gebeurd onder voorwaarden. De handhaving op het daadwerkelijk uitvoeren van de benodigde en toegezegde maatregelen gebeurt op 3 niveaus, namelijk:

  • 1.

    Controle op het uitvoeren van bron- of overdrachtsmaatregelen;

  • 2.

    Controle op het aanbrengen van gevelmaatregelen;

  • 3.

    Controlemeting naar effectiviteit van de gevelwering.

BIJLAGEN

Bijlage I: Verschillen tussen oude en nieuwe Wet geluidhinder

Gewijzigde onderdelen

Bevoegd gezag voor het vaststellen van hogere waarden:

Tot 1 januari 2007 lag de bevoegdheid voor het vaststellen van een hogere waarde bij Gedeputeerde Staten. Voor een aantal bijzondere gevallen lag deze bevoegdheid bij de minister.

Vanaf 1 januari 2007 het college van B&W.

GS blijft bevoegd gezag voor rijks-, provinciale en hoofdspoorwegen of industrieterreinen van regionaal belang. De minister is nog steeds bevoegd gezag in geval van saneringen en toepassing van de Tracéwet.

Ontheffingsgronden

In de oude Wgh waren verschillende

ontheffingsgronden benoemd die aangaven welke situaties in aanmerking kwamen voor een hogere waarde. Deze ontheffingsgronden waren opgenomen in verschillende besluiten zoals het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen (vervallen per 01-01-2007).

In de nieuwe Wgh zijn geen ontheffingsgronden opgenomen. De gemeente heeft de beleidsvrijheid om hier zelf beleid voor op te stellen.

Voorwaarden

In het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen waren voorwaarden opgenomen voor een akoestisch gunstige indeling van de verblijfsruimten en de tot de woning behorende buitenruimte voor een hogere waarde verzoek vanaf 55 dB(A).

In de nieuwe Wgh zijn geen voorwaarden opgenomen. De gemeente heeft de beleidsvrijheid om hier zelf beleid voor op te stellen.

Dosismaat

De geluidsbelasting werd uitgedrukt in etmaalwaarde (Letm), eenheid dB(A).

Voor weg- en railverkeer geldt de nieuwe dosismaat Lden, eenheid dB. Voor industrielawaai blijft de etmaalwaarde in dB(A) van toepassing.

Dove gevel

Een dove gevel is een bouwkundige constructie zonder te openen delen met een afdoende geluidwering.

Toegevoegd is dat de constructie ook bij uitzondering te openen delen mag bevatten, mits deze delen niet direct grenzen aan een geluidgevoelige ruimte.

Kadastrale registratie

-- -

Een hogere waarde besluit dient zo snel als mogelijk te worden gemeld bij het Kadaster.

Ongewijzigde onderdelen

Onderzoeksplicht, motiveringsplicht, beoordelingscriteria

Het verzoek wordt beoordeeld aan de hand van een tweetal beoordelingscriteria, betreffende

doeltreffendheid én overwegende bezwaren bij de uitvoering van de maatregelen.

Bijlage II: Definities uit de Wet geluidhinder

In deze bijlage worden de belangrijkste definities uit de Wet geluidhinder vermeld die een relatie hebben met de hogere grenswaarde procedure. Wanneer een omschrijving afkomstig is uit het Besluit geluidhinder, wordt dit duidelijk aangegeven.

Algemeen:

geluid: met het menselijk oor waarneembare luchttrillingen;

geluidhinder: gevaar, schade of hinder, als gevolg van geluid;

Geluidsgevoelige gebouwen, terreinen en ruimten:

woning: gebouw dat voor bewoning gebruikt wordt of daartoe bestemd is;

andere geluidsgevoelige gebouwen:

  • 1°.

    onderwijsgebouwen; (m.u.v. de gymnastieklokalen)

  • 2°.

    ziekenhuizen en verpleeghuizen;

  • 3°.

    bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen andere gezondheidszorggebouwen dan bedoeld onder 2º;

    In het Besluit geluidhinder zijn in art. 1.2 hiervoor aangewezen:

  • a. verzorgingstehuizen;

  • b. psychiatrische inrichtingen;

  • c. medisch centra;

  • d. poliklinieken, en

  • e. medische kleuterdagverblijven.

geluidsgevoelige terreinen:

  • 1°.

    terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen, alsmede verpleeghuizen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg, of

  • 2°.

    woonwagenstandplaatsen;

geluidsgevoelige ruimte: ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eet-kamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van ten minste 11m2;

Verblijfsruimten: (art. 1.1 lid e Besluit Geluidhinder); (NB: worden eveneens gekenmerkt als geluidgevoelige ruimten)

  • 1°.

    leslokalen en theorielokalen van onderwijsgebouwen

  • 2°.

    onderzoeks- en behandelingsruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen;

  • 3°.

    onderzoeks-, behandelings-, recreatie-, en conversatieruimten, alsmede woon- en slaapruimten van andere gezondheidszorggebouwen als bedoeld in artikel 1.2;

  • 4°.

    theorievaklokalen van onderwijsgebouwen;

  • 5°.

    ruimten voor patiëntenhuisvesting, alsmede recreatie- en conversatieruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen;

Definities m.b.t. woningen/gebouwen:

gevel: bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak;

geprojecteerde woning of gebouw: nog niet aanwezige woning of nog niet aanwezig gebouw, waarvoor het geldende bestemmingsplan verlening van de bouwvergunning toelaat, maar deze nog niet is afgegeven;

Definities m.b.t. wegen:

wegaanlegger: opdrachtgever tot aanleg of reconstructie van een weg;

geprojecteerde weg: nog niet in aanleg zijnde weg, in de aanleg waarvan door een geldend bestemmingsplan wordt voorzien;

reconstructie van een weg: een of meer wijzigingen op of aan een aanwezige weg ten gevolge waarvan uit akoestisch onderzoek als bedoeld in artikel 77, eerste lid, onder a, en artikel 77, derde lid, blijkt dat de berekende geluidsbelasting vanwege de weg in het toekomstig maatgevende jaar zonder het treffen van maatregelen ten opzichte van de geluidsbelasting die op grond van artikel 100 dan wel het bepaalde krachtens artikel 100b, aanhef en onder a, als de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting geldt met 2 dB of meer wordt verhoogd;

Termen voor het uitdrukken van de hoeveelheid geluid:

equivalent geluidsniveau: gemiddelde – te bepalen op een door Onze Minister krachtens toepassing van artikel 110d aangegeven wijze – van de afwisselende niveaus van het ter plaatse in de loop van een bepaalde periode optredende geluid, vastgesteld volgens de door Onze Minister krachtens toepassing van dat artikel gestelde regels;

etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) met betrekking tot een weg:

hoogste van de volgende twee waarden:

  • 1°.

    de waarde van het equivalente geluidsniveau over de periode 07.00–19.00 uur (dag);

  • 2°.

    de met 10 dB(A) verhoogde waarde van het equivalente geluidsniveau over de periode 23.00–07.00 uur (nacht);

etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) met betrekking tot een spoorweg:

hoogste van de volgende drie waarden: (art. 1.1 lid b Besluit Geluidhinder);

  • 1°.

    de waarde van het equivalente geluidsniveau over de periode 07.00–19.00 uur (dag);

  • 2°.

    de met 5 dB(A) verhoogde waarde van het equivalente geluidsniveau over de periode 19.00–23.00 uur (avond);

  • 3°.

    de met 10 dB(A) verhoogde waarde van het equivalente geluidsniveau over de periode 23.00–07.00 uur (nacht);

etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) met betrekking tot een industrieterrein:

hoogste van de volgende drie waarden:

  • 1°.

    de waarde van het equivalente geluidsniveau over de periode 07.00–19.00 uur (dag);

  • 2°.

    de met 5 dB(A) verhoogde waarde van het equivalente geluidsniveau over de periode 19.00–23.00 uur (avond);

  • 3°.

    de met 10 dB(A) verhoogde waarde van het equivalente geluidsniveau over de periode 23.00–07.00 uur (nacht);

geluidsbelasting binnen een woning: geluidsbelasting binnen een geluidsgevoelige ruimte;

geluidsbelasting in dB(A) vanwege een weg: etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten;

geluidsbelasting in dB(A) vanwege een spoorweg: etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke spoorverkeer op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten (art. 1.1 lid b Besluit Geluidhinder);

geluidsbelasting in dB(A) vanwege een industrieterrein: etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen op een industrieterrein;

geluidsbelasting in dB: geluidsbelasting in Lden op een plaats en vanwege een bron over alle perioden van 07.00–19.00 uur, van 19.00–23.00 uur en van 23.00–07.00 uur van een jaar als omschreven in bijlage I, onderdeel 1, van richtlijn nr. 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai (PbEG L 189);

geluidsniveau in dB(A): gemeten of berekende geluidsniveau, uitgedrukt in dB(A) overeenkomstig de door de Internationale Electrotechnische Commissie terzake opgestelde regels;

Bijlage III: stroomschema aanvraag van een hogere grenswaarde

Onderstaande afbeelding bevat een stroomschema om te bepalen of een hogere grenswaarde-procedure aan de orde is en welke stappen de aanvrager daarbij moet doorlopen.

Bijlage IV: benodigde informatie bij een aanvraag hogere grenswaarde

Het verzoek voor een hogere grenswaarde moet de volgende informatie bevatten:

  • -

    de verzochte hogere waarde(n);

  • -

    de redenen die aan het verzoek ten grondslag liggen;

  • -

    de resultaten van het akoestisch onderzoek. In dit onderzoek moeten de volgende onderwerpen behandeld zijn:

    • o

      de geluidsbelasting op de woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen, indien geen geluidreducerende maatregelen worden getroffen;

    • o

      de doeltreffendheid van maatregelen om te vooromen dat de geluidbelasting in de toekomst boven de voorkeursgrenswaarde uitkomt;

    • o

      de doeltreffendheid van maatregelen om te voldoen aan de vast te stellen hogere waarde voor de ten hoogst toelaatbare geluidbelasting;

    • o

      de heersende geluidbelasting, indien het onderzoek betrekking heeft op de reconstructie van een weg.

Het akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd met een gevalideerd rekenprogramma en conform het Reken en Meetvoorschrift geluidhinder 2006.

  • -

    ruimtelijke onderbouwing voor de situering van de woningen en/of wegen;

  • -

    financiële onderbouwing voor het wel of niet treffen van geluidreducerende maatregelen;

  • -

    een kaart van het bestemmingsplan met bijbehorende verklaring (niet bij artikel 3.10 (projectbesluit) procedure);

  • -

    situatietekening van de onderzoekslocatie met inbegrip van de omgeving waarop alle geluidbronnen zijn weergegeven met een wettelijk vastgestelde zone die de onderzoekslocatie overlappen (wegen, spoorwegen, industrie- en luchtvaartterreinen).

(NB: in de meeste gevallen wordt dit al afgedekt met een bestemmingsplankaart).

Indien relevant of van toepassing:

-een overzicht van de gecumuleerde geluidsbelasting; zoals berekend overeenkomstig de

rekenmethode zoals opgenomen in Bijlage I van het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006;

  • -

    een beschrijving, schetstekening en uitvoeringsplan van de geluidafschermende voorzieningen tussen geluidbron en geluidgevoelige bestemming, indien deze voorziening noodzakelijk is om de in het verzoek aangevraagde waarden te kunnen waarborgen;

  • -

    een schetstekening van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan een akoestisch gunstige indeling van de verblijfsruimten;

  • -

    een verklaring cf. art. 111 Wgh, dat maatregelen zullen worden getroffen om te voldoen aan het wettelijk binnenniveau (gevelmaatregelen). Het hoeft op het moment van het verzoek voor een hogere waarde nog niet gedetailleerd bekend te zijn welke maatregelen getroffen zullen worden. Dit maakt deel uit van de bouwvergunning.