Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR334133
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR334133/1
Regeling vervallen per 01-01-2018
Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Lansingerland
Geldend van 01-04-2014 t/m 31-12-2017
Intitulé
Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen LansingerlandBurgemeester en wethouders van de gemeente Lansingerland
Gelet op artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;
Gelet op de artikelen 1.61, eerste lid, 1.65, eerste lid, 1.66 en 1.72, eerste lid Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;
Gelet op de artikelen 2.19, eerste lid, 2.23, eerste lid, 2.24 en 2.28, eerste lid, Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen,
besluiten
de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Lansingerland vast te stellen.
Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Lansingerland
Hoofdstuk 1 Algemeen
Artikel 1 Toepassing
Deze beleidsregels zijn van toepassing op de handhaving naar aanleiding van overtreding van de bij of krachtens de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gestelde regelgeving.
Artikel 2 Vormen van sanctioneren
Bij het uitvoeren van het handhavingsbeleid heeft het college de volgende mogelijkheden:
- a.
Herstelsanctie
- b.
Bestraffende sanctie
Artikel 3 Kwaliteitseisen
-
1. De kwaliteitseisen, waar aan voldaan moet worden, staan genoemd in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en alle aanverwante regelgeving. Ze worden tevens expliciet in het door de toezichthouder opgestelde rapport genoemd.
-
2. In deze Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en peuterspeelzalen Lansingerland wordt uitgegaan van deze kwaliteitseisen.
-
3. In het afwegingsoverzicht, dat als bijlage aan deze beleidsregels is toegevoegd, worden voor de prioritering en de hoogte van de bestuurlijke boete per domein de kwaliteitseisen geclusterd weergegeven.
Hoofdstuk 2 Herstellend traject
Artikel 4 Herstelsancties
-
1. Indien gebleken is dat een houder van een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang, gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang of een peuterspeelzaal niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en alle daaruit voortvloeiende regelgeving, start het college in beginsel een herstellend traject. Dit traject is gericht op beëindiging van de overtreding(-en) en voorkoming van herhaling van de overtreding(-en).
-
2. Bij het uitvoeren van het herstellend traject hanteert het college de volgende stappen:
- a.
Stap 1.1: Schriftelijke waarschuwing
- b.
Stap 1.2: Aanwijzing
- c.
Stap 2 : Last onder dwangsom/last onder bestuursdwang
- d.
Stap 3 : Exploitatieverbod
- e.
Stap 4 : Verwijdering uit het landelijk register kinderopvang of het register peuterspeelzalen
- a.
-
3. Indien de overtreding hiertoe aanleiding geeft, kan het college besluiten om een bepaalde stap of bepaalde stappen van het herstellende traject over te slaan dan wel meerdere keren toe te passen.
-
4. De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen.
-
5. Bij het opleggen van een aanwijzing gelden de volgende hersteltermijnen:
- a)
Prioriteit hoog : maximaal 1 maand
- b)
Prioriteit gemiddeld: 3 tot 6 maanden
- c)
Prioriteit laag : volgend periodiek onderzoek
- a)
Artikel 5 Verwijdering uit register
Indien niet (langer) wordt voldaan aan de definities van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen voor wat betreft de te registreren voorzieningen (dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang of peuterspeelzaal) zal de registratie worden verwijderd uit het register kinderopvang danwel peuterspeelzaalwerk.
Hoofdstuk 3 Bestraffend traject
Artikel 6 Niet van toepassing op gesubsidieerde peuterspeelzalen
Dit hoofdstuk is niet van toepassing op gesubsidieerde peuterspeelzalen.
Artikel 7 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete
- 1.
Het college legt een bestuurlijke boete op bij overtredingen met de prioriteit “hoog” zoals opgenomen inhet afwegingsoverzicht in de bijlage.
- 2.
Bij overtredingen met een prioriteit “gemiddeld” of “laag”, zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht in de bijlage, legt het college een bestuurlijke boete op als de houder financieel voordeel heeft bij het in stand houden van de overtreding.
Artikel 8 Hoogte bestuurlijke boete
- 1.
Bij de berekening van de bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1.72, eerste lid en artikel 2.28, eerste lid,van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, wordt voor alle overtredingen het boetebedrag, dat is neergelegd in het afwegingsoverzicht, als uitgangspunt gehanteerd.
- 2.
In afwijking van het vorige lid geldt voor voorzieningen voor gastouderopvang als uitgangspunt dat het boetebedrag, zoals neergelegd in het afwegingsoverzicht, met 0,5 kan worden vermenigvuldigd.
Artikel 9 Recidive
- 1.
Bij de berekening van de bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1.72, eerste lid en artikel 2.28, eerste lid,van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, wordt voor alle overtredingen het boetebedrag, dat is neergelegd in het afwegingsoverzicht, als uitgangspunt gehanteerd.
- 2.
In afwijking van het vorige lid geldt voor voorzieningen voor gastouderopvang als uitgangspunt dat het boetebedrag, zoals neergelegd in het afwegingsoverzicht, met 0,5 kan worden vermenigvuldigd.
Artikel 10 Matiging
- 1.
Het college kan besluiten om de bestuurlijke boete te matigen, indien de belanghebbende aannemelijk maakt dat op grond van
- a)
de ernst van de overtreding,
- b)
de mate van verwijtbaarheid,
- c)
de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan of
- d)
de omstandigheden waarin de overtreder verkeert, boeteoplegging volgens deze Beleidsregels handhaving onevenredig is.
- a)
- 2.
Van een situatie als bedoeld in het vorige lid kan in beginsel slechts sprake zijn, indien sprake is van bijzondere omstandigheden waarin bij de vaststelling van deze Beleidsregels niet is voorzien.
Artikel 11 Samenloop
De totale bij boetebeschikking op te leggen boete bestaat, ingeval er sprake is van meerdere overtredingen, uit de som van de per overtreding berekende boetebedragen.
Artikel 12 Citeertitel
Deze beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Lansingerland”.
Ondertekening
Artikel 13 Intrekking notitie handhaving kinderopvang en peuterspeelzalen
Het handhavings- en sanctiebeleid, dat is vastgelegd in de notitie handhaving kinderopvang en peuterspeelzalen , is ingetrokken bij inwerkingtreding van deze beleidsregels.
Bijlage: Afwegingsoverzicht
Domein |
Prioriteit |
Bestuurlijke boete |
Ouders |
||
Houder heeft een reglement oudercommissie vastgesteld |
Gemiddeld |
€ 2.500,- |
Inhoud van reglement oudercommissie |
Laag |
€ 500,- |
Houder heeft een oudercommissie ingesteld |
Laag |
€ 500,- |
Voorwaarden oudercommissie |
Laag |
€ 500,- |
Adviesrecht oudercommissie |
Gemiddeld |
€ 750,- |
Informatie aan de ouders |
Laag |
€ 500,- |
Het gastouderbureau is goed bereikbaar |
Gemiddeld |
€ 1.250,- |
De houder plaatst het inspectierapport op de eigen website of legt het op een voor ouders, personeel en/of gastouders toegankelijke plaats |
Gemiddeld |
€ 1.000,- |
In de schriftelijke overeenkomst met de vraagouder is duidelijk te zien welk deel van het betaalde bedrag naar GOB gaat en welk deel naar de gastouder (GOB) |
Gemiddeld |
€ 1.000,- |
Personeel |
||
Verklaring omtrent gedrag (VOG) ·in bezit zijn van VOG ·VOG is voor aanvang werkzaamheden overlegd ·VOG is bij aanvang werkzaamheden niet ouder dan 2 maanden |
Hoog |
€ 4.000,- per ontbrekende VOG of VOG die ouder is dan 2 maanden voor aanvang werkzaamheden |
Gebruik voorgeschreven voertaal |
Hoog |
€ 4.000,- |
Het gastouderbureau draagt er zorg voor dat er per aangesloten gastouder op jaarbasis tenminste 16 uur wordt besteed aan begeleiding en bemiddeling |
Gemiddeld |
€ 3.000,- per gastouder met < 16 uur |
Passende beroepskwalificatie voor beroepskrachten en gastouders |
Hoog |
€ 4.000,- per beroepskracht die niet voldoet |
Gastouder beschikt over geregistreerd certificaat eerste hulp aan kinderen bij ongevallen conform de ministeriele regeling |
Hoog |
€ 2.000,- |
Vrijwilligersbeleid (peuterspeelzalen) |
Gemiddeld |
€ 3.000,- |
Houder heeft vrijwilligers tegen wettelijke aansprakelijkheid verzekerd (peuterspeelzalen) |
Gemiddeld |
€ 3.000,- |
De houder van een kindercentrum of peuterspeelzaal waar VVE wordt aangeboden stelt jaarlijks een opleidingsplan op |
Gemiddeld |
€ 3.000,- als geen beleid € 1.000,- als te oud beleid |
De gastouder is goed telefonisch bereikbaar |
Gemiddeld |
€ 750,- |
Veiligheid en gezondheid |
||
Risico-inventarisatie veiligheid ·hebben ·maximaal 1 jaar oud ·actuele situatie |
Hoog |
€ 8.000,- indien risico-inventarisatie ontbreekt; € 4.000,- als > dan 1 jaar of niet actuele situatie |
Ongevallenregistratie |
Hoog |
€ 8.000,- |
De houder van een gastouderbureau draagt zorg voor een inventarisatie van de veiligheids- en gezondheidsrisico’s door een bemiddelingsmedewerker van het bureau (samen met gastouder) vóór aanvang van de opvang en daarna jaarlijks voor elke woning waar gastouderopvang plaatsvindt |
Hoog |
€ 8.000,- |
Risico-inventarisatie gezondheid ·hebben ·maximaal 1 jaar oud ·actuele situatie |
Hoog |
€ 8.000,- indien risico-inventarisatie ontbreekt; € 4.000,- als > dan 1 jaar of niet de actuele situatie |
Plan van aanpak bij risico-inventarisatie veiligheid en bij risico-inventarisatie gezondheid |
Hoog |
€ 8.000,- |
Risico-inventarisaties veiligheid en gezondheid beschrijven alle veiligheids- en gezondheidssrisico’s op de vaste thema’s |
Hoog |
€ 2.000,- per niet beschreven thema |
Personeel kan kennisnemen van risico-inventarisaties |
Hoog |
€ 4.000,- |
Houder gastouderbureau draagt er zorg voor dat alle aangesloten gastouders handelen naar de opgestelde risico-inventarisaties |
Hoog |
€ 1.000,- per gastouder die er niet naar handelt |
Risico-inventarisaties zijn inzichtelijk voor vraagouders van gastouderbureau |
Hoog |
€ 4.000,- |
Meldcode kindermishandeling |
Hoog |
€ 8.000,- |
Personeel, gastouders zijn op de hoogte van meldcode kindermishandeling |
Hoog |
€ 2.000,- |
Houder gastouderbureau draagt er zorg voor dat alle bij zijn gastouderbureau aangesloten gastouders de meldcode naleven |
Hoog |
€ 2.000,- |
Medewerkers, gastouders zijn geïnformeerd over de werkwijze bij een vermoeden van gewelds-of zedendelict jegens een opgevangen kind door een collega of de houder |
Hoog |
€ 2.000,- |
Vierogenprincipe is ingevoerd |
Hoog |
€ 4.000,- |
Accommodatie en inrichting |
||
Binnenspeelruimte |
||
Elke stamgroep beschikt over een afzonderlijke vaste groepsruimte |
Gemiddeld |
€ 2.000,- per ontbrekende ruimte |
Er is ten minste 3,5 m2 binnenspeelruimte beschikbaar per aanwezig kind, waaronder mede begrepen passend voor spelactiviteiten ingerichte ruimtes buiten de groepsruimte (dagopvang) |
Gemiddeld |
3-3.5 m2 = € 2.000,- < 3 m2 = € 3.000,- |
Er is ten minste 3,5 m2 passend ingerichte binnenspeelruimte beschikbaar per aanwezig kind (BSO) |
Gemiddeld |
3-3.5 m2 = € 2.000,- < 3 m2 = € 3.000,- |
De binnenspeelruimte is passend ingericht in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen |
Gemiddeld |
€ 2.000,- |
Er is een afzonderlijke slaapruimte voor in ieder geval kinderen tot anderhalf jaar (dagopvang, gastouderopvang) |
Gemiddeld |
€ 2.500,- |
De woning waar gastouderopvang plaatsvindt beschikt over voldoende binnenspeelruimte en buitenspeelmogelijkheden voor kinderen, afgestemd op het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen |
Gemiddeld |
€ 1.000,- |
De woning waar gastouderopvang plaatsvindt is te allen tijde rookvrij |
Hoog |
€ 2.000,- |
Buitenspeelruimte |
||
Er is ten minste 3 m2 buitenspeelruimte beschikbaar per aanwezig kind |
Gemiddeld |
2-2.5 m2 = € 1.000,- < 2 m2 = € 2.000,- |
De buitenspeelruimte is toegankelijk |
Gemiddeld |
€ 1.000,- |
De buitenspeelruimte is aangrenzend aan het kindercentrum (dagopvang) |
Gemiddeld |
€ 1.000,- |
Aanvullende eisen indien de buitenspeelruimte niet aangrenzend is (BSO) |
Gemiddeld |
€ 1.000,- |
De buitenspeelruimte is vast beschikbaar voor de buitenschoolse opvang (BSO) |
Gemiddeld |
€ 1.000,- |
De buitenspeelruimte is passend ingericht in overeenstemming met de leeftijd van de op te vangen kinderen en het pedagogisch beleid |
Gemiddeld |
€ 1.000,- |
Groepsgrootte en beroepskracht-kind-ratio (bkr) |
||
Opvang in groepen |
||
De opvang vindt plaats in stamgroepen (dagopvang) of basisgroepen (BSO) of vaste groepen (peuterspeelzaal) |
Hoog |
€ 4.000,- |
De maximale omvang van de stamgroep of basisgroep |
Hoog |
€ 2.000,- per kind teveel |
De groep bestaat uit ten hoogste 16 feitelijk aanwezige kinderen (VVE en psz) |
Hoog |
€ 2.000,- per kind teveel |
De maximale groepsgrootte per gastouder wordt afgestemd op de leeftijdscategorieën van de kinderen |
Hoog |
€ 2.000,- per kind teveel |
Ieder kind behoort bij een basisgroep (BSO) |
Hoog |
€ 4.000,- |
Gebruik maken van extra stamgroep of basisgroep |
Hoog |
€ 2.000,- indien niet tijdelijk of indien niet vooraf schriftelijke toestemming is van ouders |
Vaste beroepskrachten en vaste ruimtes |
||
Maximaal 3 vaste beroepskrachten per kind (dagopvang, peuterspeelzalen) |
Hoog |
€ 1.000,- |
Maximaal 2 stamgroepruimtes per kind (dagopvang) |
Hoog |
€ 1.000,- |
Beroepskracht-kind-ratio |
||
Beroepskracht-kind-ratio |
Hoog |
€ 5.000,- per ontbrekende beroepskracht |
Als conform de beroepskracht-kind-ratio slechts één beroepskracht in het kindercentrum aanwezig is, dan is ondersteuning van deze beroepskracht door een andere volwassene in geval van calamiteiten geregeld |
Hoog |
€ 2.000,- |
Inzet beroepskrachten in afwijking van de beroepskracht-kind-ratio bij openingstijden van ≥ 10 uur (dagopvang) |
Hoog |
€ 2.000,- |
Inzet beroepskrachten in afwijking van de beroepskracht-kind-ratio (BSO) |
Hoog |
€ 2.000,- |
Indien er meer dan 3 kinderen op het opvangadres aanwezig zijn, dan is ondersteuning van de gastouder door een andere volwassene in geval van calamiteiten geregeld |
Hoog |
€ 1.000,- |
De achterwacht is telefonisch bereikbaar tijdens de opvangtijden |
Gemiddeld |
€ 1.000,- |
De achterwacht is in geval van calamiteiten binnen 15 minuten op het opvangadres aanwezig |
Gemiddeld |
€ 1.000,- |
Pedagogisch beleid |
||
Pedagogisch beleidsplan |
Gemiddeld |
€ 3.000,- |
Inhoud pedagogisch beleidsplan |
Gemiddeld |
€ 750,- |
Houder draagt zorg voor uitvoering van pedagogisch beleidsplan door personeel, vrijwilligers (peuterspeelzaal) danwel gastouders |
Gemiddeld |
€ 1.000,- |
Waarborgen emotionele veiligheid |
Gemiddeld |
€ 1.000,- |
Zorgdragen voor ontwikkeling persoonlijke competentie |
Gemiddeld |
€ 1.000,- |
Zorgdragen voor ontwikkeling sociale competentie |
Gemiddeld |
€ 1.000,- |
Zorgdragen voor overdracht van normen en waarden |
Gemiddeld |
€ 1.000,- |
Het pedagogisch beleidsplan van een gastouderbureau beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de leeftijdopbouw en aantallen kinderen die door een gastouder worden opgevangen |
Hoog |
€ 4.000,- |
Het pedagogisch beleidsplan van een gastouderbureau beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de eisen die gesteld worden aan de adressen waar opvang plaatsvindt |
Hoog |
€ 4.000,- |
Gastouder kent de inhoud van het pedagogisch beleid |
Gemiddeld |
€ 1.000,- |
Klachten |
||
Wet klachtrecht cliënten zorgsector (Wkcz) |
Laag |
€ 1.500,- indien regeling ontbreekt; € 500,- indien regeling niet aan de eisen voldoet |
Klachtenregeling oudercommissie |
Laag |
€ 1.500,- indien regeling ontbreekt; € 500,- indien regeling niet aan de eisen voldoet |
Administratie gastouderbureau |
||
Een contract per vraagouder |
Gemiddeld |
€ 1.000,- per ontbrekende overeenkomst |
Kopieën van de VOG’s van de bij het gastouderbureau werkzame personen en van de aangesloten gastouders en volwassen huisgenoten |
Hoog |
€ 1.500,- per ontbrekende VOG |
Kopieën van de getuigschriften en/of EVC-bewijsstukken en certificaten Eerste Hulp aan kinderen van de gastouders |
Gemiddeld |
€ 1.500,- per ontbrekend stuk |
Inzichtelijke betalingen van vraagouders aan gastouderbureau en van gastouderbureau aan gastouders |
Gemiddeld |
€ 1.500,- per vraagouder/gastouder waarbij niet inzichtelijk is |
Een door de gastouder en bemiddelingsmedewerkers ondertekende versie van de risico-inventarisaties veiligheid en gezondheid en de bijbehorende plannen van aanpak |
Gemiddeld |
€ 1.500,- per ontbrekend stuk |
Kwaliteitscriteria gastouderbureau |
||
De houder draagt er zorg voor dat per gastouder beoordeeld wordt of de samenstelling van de groep kinderen die wordt opgevangen verantwoord is |
Hoog |
€ 2.000,- per kind teveel |
Overige kwaliteitscriteria gastouderbureau |
Gemiddeld |
€ 1.250,- |
Overige overtredingen |
||
Schenden medewerkingsplicht artikel 5:20 Awb |
Hoog |
€ 3.900 (boete tweede categorie) |
Exploitatie zonder toestemming college |
Hoog |
€ 19.500,- (boete vierde categorie) |
Wijzigingen melden |
Hoog |
€ 2.000,- |
Overtreding aanwijzing/bevel |
Hoog |
Zie de genoemde bedragen bij de betreffende overtreding |
Overtreden exploitatieverbod |
Hoog |
€ 19.500,- (boete vierde categorie) |
Niet nakomen afspraak als bedoeld in artikel 167 Wet op primair onderwijs |
Hoog |
€ 5.000,- |
Toelichting
Hoofdstuk 2 Herstellend traject
In een herstellend traject zijn verschillende stappen te onderscheiden.
Stap 1: Schriftelijke waarschuwing
Bij overtredingen met prioriteit “gemiddeld” en “laag” wordt er voor gekozen om, voorafgaand aan het opleggen van een sanctie, eerst een schriftelijke waarschuwing te geven aan de houder. Hierin wordt de houder erop gewezen dat er een overtreding is geconstateerd en wordt de houder verzocht deze overtreding binnen een gestelde termijn te herstellen. De schriftelijke waarschuwing verschilt van de aanwijzing omdat deze geen juridische gevolgen heeft. Als uit het nader onderzoek is gebleken dat de waarschuwing geen effect heeft gehad, start de gemeente het juridische handhavingstraject door de houder een aanwijzing te geven.
Stap 1.2 : Aanwijzing
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin zich een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang, voorziening voor gastouderopvang, gastouderbureau of een peuterspeelzaal bevindt dat de bij of krachtens hoofdstuk 1 afdeling 3, paragrafen 2 en 3, of hoofdstuk 2, afdeling 2, paragrafen 2 en 3 gegeven voorschriften (de ‘kwaliteitseisen”) niet of in onvoldoende mate naleeft, geeft de houder een schriftelijke aanwijzing. Voorafgaand aan de aanwijzing wordt aan de houder een voornemen tot het opleggen van de aanwijzing gezonden. Hiermee wordt de houder in de gelegenheid gesteld een zienswijze op het aanwijzingsbesluit te geven. De zienswijze wordt in het aanwijzingsbesluit vastgelegd. In een aanwijzing wordt met redenen omkleed aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt aangegeven welke maatregelen door de houder binnen de gestelde termijn genomen dienen te worden. De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen. In geval van een overtreding met de prioriteit hoog zal de hersteltermijn maximaal 1 maand bedragen. Is er sprake van een overtreding met een gemiddelde prioriteit dan bedraagt de hersteltermijn maximaal 6 maanden. Voor de overtredingen met prioriteit laag bedraagt de hersteltermijn tot aan het eerst volgende periodiek onderzoek (ongeveer 12 maanden). Na het verstrijken van de hersteltermijn dient de overtreding beëindigd te zijn. Ter controle hiervan kan de handhaver schriftelijke bewijsstukken opvragen dan wel opdracht geven voor een herinspectie. Is de overtreding niet beëindigd, dan zal een volgende stap worden ingezet.
Stap 2: Last onder dwangsom of last onder bestuursdwang
De bestuursdwangbevoegdheid is neergelegd in artikel 125 van de Gemeentewet en artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht. In gevallen waarin het bestuursorgaan de mogelijkheid heeft om zelf de overtreding te beëindigen (op kosten van de overtreder) kan een last onder bestuursdwang opgelegd worden. Voorafgaand aan dit besluit wordt aan de houder een voornemen tot het opleggen van de last onder dwangsom of last onder bestuursdwang gezonden. Hiermee wordt de houder in de gelegenheid gesteld een zienswijze op het besluit te geven. De zienswijze wordt in het definitieve besluit vastgelegd. De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom is een van de bestuursdwangbevoegdheid afgeleide bevoegdheid; neergelegd in artikel 5:32 Awb. Een last onder dwangsom wordt opgelegd met als doel herstel van de overtreding en/of voorkoming van herhaling van de overtreding. De stap last onder dwangsom kan meerdere keren worden genomen voor een geconstateerde overtreding. Indien een eerste last onder dwangsom geen resultaat heeft gehad, kan worden overwogen een nieuwe, hogere last onder dwangsom op te leggen. Dit vereist dan wel een nieuw besluit. Ook kan besloten worden een volgende stap in het herstellend traject te zetten. De last onder dwangsom kan ook preventief worden opgelegd. Van een preventieve last is sprake als de last wordt opgelegd voordat enige overtreding heeft plaatsgevonden. Hiervoor geldt dat het gevaar van de overtreding klaarblijkelijk dreigt, dat wil zeggen dat de overtreding zich met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal voordoen.
Stap 3: Exploitatieverbod
Het college kan de houder verbieden een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang, voorziening voor gastouderopvang, gastouderbureau of peuterspeelzaal in exploitatie te nemen danwel de exploitatie voort te zetten op basis van artikel 1.66 en 2.24 van de Wko. Dit kan het college in de volgende gevallen:
- ·
zolang de houder een bevel van de toezichthouder of aanwijzing niet opvolgt en het opleggen van een last onder bestuursdwang niet mogelijk is;
- ·
als een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang, gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang of peuterspeelzaal niet of niet langer aan de kwaliteitseisen voldoet.
Stap 4: Verwijdering uit het landelijk register kinderopvang en peuterspeelzalen
Op basis van artikel 1.47a, tweede lid en 2.4a, tweede lid van de Wko en artikel 8, eerste lid en artikel 14, eerste lid van het Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk kan het college besluiten om een locatie te verwijderen uit het landelijk register kinderopvang en peuterspeelzalen. Er zijn verschillende gronden waarop het college, in het kader van handhaving, een voorziening uit het register kinderopvang of het register peuterspeelzalen kan verwijderen:
- ·
indien is gebleken dat de houder niet langer de kinderopvangvoorziening of peuterspeelzaal exploiteert;
- ·
indien uit een GGD-inspectie of anderszins is gebleken dat de houder naar verwachting niet dan wel niet langer voldoet aan de bij en krachtens hoofdstuk 1 afdeling 3, paragrafen 2 en 3 danwel hoofdstuk 2 afdeling 2, paragrafen 2 en 3 gegeven voorschriften;
- ·
indien drie maanden na de registratie de exploitatie van de organisatie voor kinderopvang of peuterspeelzaal niet daadwerkelijk is aangevangen.
Vanaf het moment dat een voorziening is verwijderd uit het register, is er geen sprake meer van kinderopvang of peuterspeelzaalwerk in de zin van de wet. Voortzetten van exploitatie leidt tot illegale kinderopvang of peuterspeelzaalwerk en tot een boete of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet Economische Delicten.
Hoofdstuk 3 Bestraffend traject
Een bestraffende sanctie bestraft een overtreding die ‘in het verleden’ begaan is. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. De vorm van een bestraffende sanctie onder de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen is de bestuurlijke boete (artikel 1.72, eerste lid en 2.28, eerste lid, van de Wko). In de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Lansingerland is neergelegd op welke wijze het college invulling geeft aan zijn beleidsvrijheid. Het beleid houdt in dat het college in geval van een overtreding met prioriteit “hoog” altijd gebruikt maakt van zijn bevoegdheid en een boete ter hoogte van het in het afwegingsoverzicht genoemde bedrag (met inachtneming van de bepalingen over de boete in deze Beleidsregels) oplegt. Uitzondering hierop is de voorziening voor gastouderopvang. Hiervoor geldt dat de hoogte van de boete zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht wordt gehalveerd. De achterliggende gedachte hierbij is het bijzondere karakter van deze voorziening. Bij overtredingen met een prioriteit “gemiddeld” of “laag” legt het college een boete op als de houder financieel voordeel heeft van het in stand houden van de overtreding. Voorafgaand aan dit besluit wordt aan de houder een voornemen tot het opleggen van de bestuurlijke boete gezonden. Hiermee wordt de houder in de gelegenheid gesteld een zienswijze op het besluit te geven. De zienswijze wordt in het definitieve besluit vastgelegd. De hoogte van de boete zal met inachtneming van de algemene bepalingen hieromtrent worden bepaald. kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen bepaalt dat een bestuurlijke boete alleen opgelegd kan worden aan niet-gesubsidieerde peuterspeelzalen. Bij gesubsidieerde peuterspeelzalen wordt via de subsidie ingegrepen.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1 Toepassing
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 2 Vormen van sanctioneren
In dit artikel worden de vormen van handhaving benoemd. Een herstelsanctie is gericht op herstel van een overtreding en/of voorkoming van herhaling. Een bestraffende sanctie is gericht op bestraffen van een begane overtreding. In de Algemene wet bestuursrecht wordt ook wel gesproken over leedtoevoeging. Naast de bestraffende sanctie kan ook een herstelsanctie worden opgelegd.
Artikel 3 Kwaliteitseisen
De kwaliteitseisen waaraan bij of krachtens de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen voldaan moet worden staan in de wet- en regelgeving. Een volledige opsomming is ook terug te vinden in de door de toezichthouder gebruikte modelrapporten.
Artikel 4 Herstelsancties
Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar de algemene toelichting op hoofdstuk 2 hierboven.
Artikel 5 Verwijdering uit register
Indien een geregistreerde voorziening, te weten dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang of peuterspeelzaal, niet meer voldoet aan de definitie hiervan in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, zal deze uit het register worden verwijderd. Dit omdat uitsluitend voorzieningen die aan de definitie voldoen dienen te worden geregistreerd. Er zal in dit geval geen herstellend handhavingstraject worden ingezet, als herstel niet aan de orde zal zijn.
Artikel 6 Niet van toepassing op gesubsidieerde peuterspeelzalen
Aangezien de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen niet toestaat dat er boetes worden opgelegd aan gesubsidieerde peuterspeelzalen wordt hier expliciet nog eens bepaald dat dit hoofdstuk dan ook niet van toepassing is op gesubsidieerde peuterspeelzalen. Deze uitsluiting betreft uitsluitend het bestraffende traject.
Artikel 7 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete
Het opleggen van een bestuurlijke boete is een bevoegdheid van het college. Dit betekent dat het college een bestuurlijke boete op kan leggen, maar daartoe niet verplicht is.
In geval van de volgende overtredingen legt het college in ieder geval een boete op.
- 1.
Bij overtredingen met prioriteit “hoog”; de bij of krachtens hoofdstuk 1, afdeling 3 en hoofdstuk 2, afdeling 2 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gestelde eisen, waaraan het college in verband met de naleving ervan een hoge prioriteit heeft toegekend.
- 2.
Bij overtredingen met prioriteit “gemiddeld” en “laag” als de houder financieel voordeel heeft bij het in stand houden van de overtreding.
Artikel 8 Hoogte bestuurlijke boete
Eerste lid
In de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen is het maximaal op te leggen boetebedrag aangegeven. Het college heeft derhalve beleidsvrijheid ten aanzien van de hoogte van het op te leggen boetebedrag. Voor overtreding van de kwaliteitseisen geldt dat het college de hoogte van de boetebedragen heeft afgestemd op de prioritering van de overtreding. Een hoge prioritering betekent dat er ook in algemene zin sprake is van een ernstige overtreding, terwijl aan minder ernstige overtredingen een lag(ere) prioritering (gemiddeld of laag) is toegekend.
Mede gelet op het in artikel 1.72 en 2.28 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen neergelegde boetemaximum heeft dit geleid tot de volgende verdeling.
Prioritering |
Boetebedrag |
Hoog |
€ 1.000,- tot € 19.500,- |
Gemiddeld |
€ 750,- tot € 3.000,- |
Laag |
Maximaal € 1.500,- |
Uitzonderingen hierop zijn:
- ·
In geval van overtreding van de artikelen 1.66, 2.24 en 1.45 en 2.2 is sprake van economische delicten, gesanctioneerd in de Wet op de Economische Delicten. In artikel 1 en 6 van deze wet is bepaald dat deze overtredingen beboet worden met een boete van de vierde categorie. De boetebedragen in onderhavig beleid komen hiermee overeen.
- ·
Overtreding van artikel 5:20 Algemene wet bestuursrecht is een strafbaar feit; strafbaar gesteld in artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht: “Hij die opzettelijk niet voldoet aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, alsmede hij die opzettelijk enige handeling, door een van die ambtenaren ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, belet, belemmert of verijdelt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.” Het boetebedrag voor deze overtreding, komt overeen met het in het Wetboek van Strafrecht genoemde bedrag voor overtredingen van de tweede categorie.
Tweede lid
Gezien het bijzondere karakter van de voorziening voor gastouderopvang is ervoor gekozen de hoogte van de op te leggen boete met de helft te verlagen. Dit geldt niet wanneer het een kwaliteitseis is die specifiek alleen aan de gastouder wordt gesteld. In dat geval is de boete al op deze situatie afgestemd. Het voorgaande laat onverlet dat het college op grond van artikel 5:46, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht gehouden is de hoogte van de bestuurlijke boete af te stemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten, waarbij het college zo nodig rekening houdt met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Het college heeft door middel van de prioritering en de aansluiting op de betreffende strafrechtelijke overtredingen de ernst van de overtredingen geobjectiveerd.
Artikel 9 Recidive
Bij recidive treedt strafverzwaring op. Dit artikel bepaalt de hoogte van de strafverzwaring. In het geval de overtreder de afgelopen twee jaar al eerder is beboet voor eenzelfde overtreding verhoogt het college de boete met 50%. Daarbij is irrelevant of de in het verleden gepleegde overtreding(en) al dan niet betrekking hadden op hetzelfde kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang, gastouderbureau, peuterspeelzaal of gastouderopvang waarvoor de nieuwe boete wordt opgelegd. Bepalend is of de overtreder als houder al eerder een boete is opgelegd. Iedere volgende overtreding binnen de periode van twee jaar wordt bestraft met een boete van 2 maal het in het afwegingsoverzicht opgenomen boetebedrag.
Artikel 10 Matiging
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 11 Samenloop
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 12 Citeertitel
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 13 Intrekking notitie handhaving kinderopvang en peuterspeelzalen
Dit artikel spreekt voor zich.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl