Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening voorzieningen gehandicapten Lansingerland

Geldend van 18-01-2007 t/m 31-12-2014

Intitulé

Verordening voorzieningen gehandicapten Lansingerland

De raad der gemeente Lansingerland;gelezen het voorstel van de Stuurgroep Herindeling van 7 december 2006;gelet op artikel 2 van de Wet voorzieningen gehandicapten Stb. 1993, nr. 545 en gelet op artikel 150 van de Gemeentewet Stb. 1993, 610;overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van voorzieningen aan gehandicapten bij verordening te regelen;besluit vast te stellen de navolgende:Verordening voorzieningen gehandicapten Lansingerland

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:a. Wet: de Wet voorziening gehandicapten.b. Voorziening: een woonvoorziening, een vervoersvoorziening of een rolstoel.c. Inkomen:1. het netto-inkomen van de gehandicapte indien de gehandicapte 18 jaar of ouder is en geen echtgenoot heeft in de zin van artikel 1 lid 4 t/m 7 van de wet;2. het gezamenlijk netto inkomen van de ouders of pleegouders van de gehandicapte indien de gehandicapte jonger is dan 18 jaar en geen echtgenoot heeft in de zin van artikel 1 lid 4 t/m 7 van de wet;3. het gezamenlijk netto inkomen van de gehandicapte en zijn echtgenoot indien de gehandicapte een echtgenoot heeft in de zin van artikel 1 lid 4 t/m 7 van de wet;4. indien het netto-inkomen van de hiervoor genoemde personen niet bekend is, wordt deze vastgesteld door de som van het bruto inkomen en de voorheffingstoeslag te verminderen met de over het bruto inkomen verschuldigde belasting, sociale verzekeringspremies en pensioenpremies;5. bij de vaststelling van het netto inkomen wordt bij de aanvraag om financiële tegemoetkoming in de kosten van vervoersvoorzieningen als bedoeld onder artikel 3.1 onder b sub 1 en onder c sub 2 t/m 4 rekening gehouden met een vaste aftrekpost van€ 680,67 in verband met kosten voortvloeiend uit de handicap.d. Woonwagen: voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.e. Standplaats: een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.f. Hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de gehandicapte zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en op welk adres de gehandicapte in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens staat ingeschreven, dan wel het feitelijk woonadres indien het een gehandicapte met een briefadres is, dan wel zal staan ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie.g. Gemeenschappelijke ruimte: gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van de gehandicapte vanaf de toegang tot de woning te bereiken en ruimten die onder het gehuurde vallen en/of waarvan de gehandicapte gebruik moet kunnen maken.h. Woningaanpassing: ingreep van bouw- en woontechnische aard die gericht is op het opheffen of verminderen van ergonomische beperkingen die een gehandicapte ondervindt bij het normale gebruik van zijn woonruimte. Met dien verstande dat bij ingrepen van bouwkundige of woontechnische aard in of aan de woonruimte slechts dan een voorziening als woonvoorziening wordt aangemerkt indien de voorziening:1. gericht is op het opheffen of verminderen van ergonomische beperkingen; of2. een uitraaskamer betreft.En waarvan de kosten een bedrag van € 45.378,02 niet te boven gaan.i. Uitraasruimte: een verblijfsruimte waarin een gehandicapte die vanwege een gedragsstoornis ernstig ontremd gedrag vertoont zich kan afzonderen of tot rust kan komen.j. Voorziening in natura: een voorziening die in eigendom in bruikleen, in huur of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt.k. Persoonsgebonden budget: een geldbedrag (financiële tegemoetkoming, forfaitair bedrag, gemaximeerd bedrag) waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en waarop de in deze verordening en het Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten te stellen regels van toepassing zijn.

Artikel 1.2 Beperkingen

  • 1 Een voorziening kan slechts worden toegekend voor zover:a. deze in overwegende mate op het individu is gericht;b. deze langdurig noodzakelijk is om diens beperkingen op het gebied van het wonen of zich binnen of buiten de woning verplaatsen op te heffen of te verminderen;c. deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate voorziening kan worden aangemerkt.

  • 2 Met uitzondering van hetgeen in het eerste lid onder sub a is gesteld, kan een voorziening worden verstrekt in de vorm van het gebruik van een collectief vervoerssysteem als bedoeld in artikel 3.1 onder 1.

  • 3 Geen voorziening wordt toegekend:a. indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is;b. voor zover op grond van enige andere wettelijke regeling aanspraak op de voorziening bestaat;c. voor zover de ondervonden ergonomische belemmeringen in de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen.

Hoofdstuk 2 Woonvoorzieningen

Artikel 2.1 Type woonvoorzieningen

  • 1 De door burgemeester en wethouders te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit een financiële tegemoetkoming in de kosten van:a. verhuizing en inrichting;b. woning-aanpassing;c. woonvoorzieningen van niet-bouwkundige en woontechnische aard;d. onderhoud, keuring en reparatie;e. tijdelijke huisvesting;f. huurderving;g. verwijderen van voorzieningen.

  • 2 Burgemeester en wethouders kunnen de in het eerste lid onder b en c genoemde voorziening ook als voorziening in natura verstrekken.

Artikel 2.2 Het recht op een voorziening

  • 1 Een gehandicapte kan voor een woonvoorziening als bij artikel 2.1, lid 1, onder a genoemd in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het normale gebruik van de woning belemmeren;

  • 2 Een gehandicapte kan voor een woonvoorziening als bij artikel 2.1, lid 1, onder b en c genoemd in aanmerking worden gebracht indien de in het eerste lid genoemde voorziening niet mogelijk is of niet de goedkoopst adequate oplossing is.

Artikel 2.3 Beperkingen

De bepalingen van hoofdstuk 2 zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, bejaardenoorden, vakantiewoningen, tweede woningen, kamerverhuur en specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen die bij (nieuw)bouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.

Artikel 2.4 Hoofdverblijf

  • 1 Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de gemaakte kosten indien de gehandicapte zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.

  • 2 In afwijking van het gesteld in het eerste lid kan een financiële tegemoetkoming worden verleend in de kosten van het aanpassen van één woonruimte indien de gehandicapte zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-inrichting.

  • 3 De aanvraag wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.

  • 4 De financiële tegemoetkoming betreft slechts een tegemoetkoming in de kosten van het bezoekbaar maken van in het 2de lid bedoelde woonruimte met een maximum van € 2000,-.

  • 5 Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de gehandicapte de woonruimte, de woonkamer en een toilet kan bereiken.

Artikel 2.5 Beperkingen

De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 2.1 wordt geweigerd indien:a. de noodzaak tot het treffen van deze voorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolge van ziekte of gebrek geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was;b. indien de gehandicapte niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij tevoren schriftelijk toestemming is verleend door burgemeester en wethouders;c. indien binnen een termijn van 7 jaar een aanvraag ingediend wordt voor een reeds binnen die termijn eerder verstrekte zelfde aanpassing. Het gestelde in dit lid is niet van toepassing indien de verhuizing plaatsvindt als gevolg van het aanvaarden van een werkkring in een andere gemeente.

Artikel 2.6 Gemeenschappelijke ruimten

Burgemeester en wethouders kunnen een financiële tegemoetkoming verlenen voor het treffen van uitsluitend de volgende voorzieningen aan gemeenschappelijke ruimten:a. het verbreden van toegangsdeuren;b. het aanbrengen van elektrische deuropeners;c. aanleg van een hellingbaan van de openbare weg naar de toegang van het gebouw (mits de woningen in het woongebouw te bereiken zijn met een rolstoel);d. drempelhulpen of vlonders;e. het aanbrengen van een extra trapleuning bij een portiekwoning;f. een opstelplaats voor een rolstoel bij de toegangsdeur van het woongebouw;

Artikel 2.7 Financiële tegemoetkoming

  • 1 Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten als bedoeld in artikel 2.1, onder b en c indien in de financiering van het niet door subsidie gedekte deel van de voorziening is voorzien.

  • 2 Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van woonwagens indien:a. de technische levensduur van de woonwagen nog minimaal vijf jaar is;b. de standplaats niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt;c. de woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag voor een woonvoorziening bij de gemeente op de standplaats stond; end. de hoofdbewoner van een woonwagen in het bezit is van een bewoningsvergunning als bedoeld in de Woningwet.

  • 3 Indien de technische levensduur van de woonwagen ten tijde van indiening van de aanvraag minder dan vijf jaar is of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt, bedragen de maximale aanpassingskosten € 908,-.

  • 4 Verhuis- en (her)inrichtingskosten.a. Burgemeester en wethouders kunnen een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder a verstrekken aan de gehandicapte of een persoon die op verzoek van de gemeente, ten behoeve van een gehandicapte de woonruimte, bestemd voor permanente bewoning, heeft ontruimd.b. Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming indien de gehandicapte niet voor het eerst zelfstandig gaat wonen, de gehandicapte niet verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is om het hele jaar door bewoond te worden, de gehandicapte niet verhuisd is naar een AWBZ-inrichting (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten) of een bejaardenoord en indien in de te verlaten woonruimte ergonomische belemmeringen zijn ondervonden, tenzij het een verhuizing naar een ADL-woning betreft.c. Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten indien de gehandicapte niet verhuisd is op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie de verhuizing ook zonder handicap algemeen gebruikelijk geacht zou zijn.d. Burgemeester en wethouders kunnen een voorschot verstrekken op de verhuiskostenvergoeding op basis van een aan hen overlegde en door hen goedgekeurde begroting. De definitieve vergoeding stellen zij vast aan de hand van een in te dienen declaratie met daarbij behorende bewijsstukken.

  • 5 Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in dekosten van onderhoud, keuring en reparatie als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder d indiena. de woonvoorziening in het kader van deze verordening, dan wel de Regeling Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten, is verleend;b. de woonvoorziening voorkomt op de in bijlage II genoemde lijst voorzieningen;c. de gehandicapte ten tijde van het onderhoud, de keuring of reparatie de woonruimte als hoofdverblijf bewoont.

  • 6 Burgemeester en wethouders kunnen een financiële tegemoetkoming in de kosten vantijdelijke huisvesting verlenen die door de gehandicapte moet worden gemaakt in verbandmet het aanpassen van:a. zijn huidige woonruimte;b. of de door de gehandicapte nog te betrekken woonruimte;c. de financiële tegemoetkoming onder a en b uitsluitend wordt verleend voor de periode, dat de aan te passen woonruimte ten gevolge van het realiseren van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en de gehandicapte als gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan, met een maximum van 6 maanden.

  • 7 In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, die voor meer dan € 7500,- isaangepast, kunnen burgemeester en wethouders een financiële tegemoetkoming verlenenaan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten voor de duurvan maximaal 6 maanden, waarbij de eerste maand huurderving niet voor een financiëletegemoetkoming in aanmerking komt.

  • 8 Tijdelijke huisvesting.a. Burgemeester en wethouders kunnen een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting verlenen die door de gehandicapte moeten worden gemaakt i.v.m. het aanpassen van zijn huidige woonruimte of de door de gehandicapte nog te betrekken woonruimte, alleen voor de periode dat de woonruimte ten gevolge van het verrichten van de woningaanpassing niet bewoond kon worden en voor dubbele woonlasten komt te staan.b. Een tegemoetkoming in de kosten in verband met tijdelijke huisvesting wordt alleen verleend als de gehandicapte redelijkerwijs niet had kunnen voorkomen dat hij deze dubbele woonlasten zou hebben.c. De maximale termijn dat een tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt, bedraagt 6 maanden.d. In de onder a bedoelde gevallen kan alleen een tegemoetkoming in de kosten worden verleend als deze kosten gemaakt werden i.v.m. het tijdelijk betrekken van een zelfstandige woonruimte of het tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte, of het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte.e. De financiële tegemoetkoming bedraagt het bedrag van de werkelijk gemaakte kosten met een maximum van € 1361 als tegemoetkoming zoals bedoeld in lid 4 onder a en c en met een maximum van € 1361 als tegemoetkoming zoals bedoeld in lid 4 onder b.

  • 9 a. De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een financiële tegemoetkoming in de kosten van het treffen van een voorziening heeft ontvangen en die binnen een periode van vijf jaar na de datum van gereed melding van de werkzaamheden de woning verkoopt is gehouden om binnen een week na het passeren van de akte burgemeester en wethouders hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen. De meerwaarde die door het treffen van de voorziening is ontstaan dient eventueel gedeeltelijk aan de gemeente te worden teruggestortb. De restitutie als bedoeld in het eerste lid bedraagt:- voor het eerste jaar 100% van de meerwaarde;- voor het tweede jaar 80% van de meerwaarde;- voor het derde jaar 60% van de meerwaarde;- voor het vierde jaar 40% van de meerwaarde; en- voor het vijfde jaar 20% van de meerwaarde;in alle gevallen minus het percentage dat voor rekening van de eigenaar van de woonruimte is gekomen.

Hoofdstuk 3 Vervoersvoorzieningen

Artikel 3.1 Algemene omschrijving

De door burgemeester en wethouders te verstrekken vervoersvoorziening kan bestaan uit:1. een collectief systeem van aanvullend al dan niet openbaar vervoer;2. een voorziening in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget:a. een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen;b. een open elektrische buitenwagen;c. een scootermobiel;d. een ander verplaatsingsmiddel, niet zijnde een rolstoel;e. accu's, kosten van opladen en persoonsgebonden aanpassingen indien deze onlosmakelijk verbonden zijn met het gebruik van de vervoersvoorziening.3. een tegemoetkoming in de kosten van:a. aanpassing van een eigen auto;b. gebruik van een taxi of een eigen auto;c. gebruik van een rolstoeltaxi;d. aanschaf en gebruik van een ander verplaatsingsmiddel, niet zijnde een rolstoel;e. medisch noodzakelijke begeleiding tijdens het vervoer.

Artikel 3.2 De aanspraak op een vervoersvoorziening

  • 1 Een gehandicapte kan voor een vervoersvoorziening als in artikel 3.1. onder 1 vermeld in aanmerking worden gebracht, wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek:a. het gebruik van het openbaar vervoer; ofb. het bereiken van dit openbaar vervoer onmogelijk maken.

  • 2 Een gehandicapte kan voor een vervoersvoorziening als in artikel 3.1. onder 2 en 3 vermeld in aanmerking komen wanneer:a. aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het gebruik van eencollectief systeem als bedoeld in het eerste lid onmogelijk maken; dan welb. een collectief systeem als bedoeld in het eerste lid van artikel 3.1 niet aanwezig is.

  • 3 Voor de bij artikel 3.1. onder 2 sub a t/m e en onder 3 sub a t/m e genoemde voorzieningen geldt, in uitzondering op het gestelde in het vorige lid onder b, dat zij ook in aanvulling op het gebruik van een collectief vervoerssysteem als bedoeld in artikel 3.1 onder 1 verstrekt kunnen worden.

  • 4 Bij het vaststellen van de hoogte van de vervoerskostenvergoeding als bedoeld in artikel 3.1. onder 3 sub b, c en d kan rekening worden gehouden met de individuele vervoersbehoefte van de gehandicapte en de mate waarin een collectief vervoerssysteem als bedoeld in artikel 3.1 onder 1 in die vervoersbehoefte kan voorzien.

  • 5 Voor zover de behoeften van echtgenoten niet samenvallen wordt niet meer dan anderhalf maal een enkele voorziening toegekend.

  • 6 Draagkracht.a. Indien het inkomen zoals bedoeld onder artikel 1.1 onder b hoger is dan 1,5 x het norminkomen, wordt geen financiële tegemoetkoming in de kosten van vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 3.1 onder 3 sub b t/m d, dan wel een vervoersvoorziening in natura als bedoeld in artikel 3.1 onder 2 sub a verstrekt.b. Voor een alleenstaande wordt het onder a. genoemde bedrag verhoogd met € 2.268,90.c. Bij de vaststelling van het netto inkomen bij een aanvraag om een financiële tegemoetkoming in de kosten van vervoersvoorziening wordt een vaste aftrekpost gehanteerd van € 680,67 in verband met overige kosten voortvloeiend uit de handicap.

  • 7 Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de gehandicapte zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek noodzakelijk is voor de gehandicapte om dreigende vereenzaming te voorkomen.

Artikel 3.3 Regeling sociaal vervoer AWBZ-instellingen

  • 1 Gehandicapten die verblijven in een instelling die ingevolge artikel 8 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten erkend is, komen onder de zorgplicht van de gemeenten en verkrijgen daarmee het recht op een vervoersvoorziening.

  • 2 Gehandicapten die verblijven in een gezinsvervangend tehuis of een regionale instellingvoor beschermd wonen komen in aanmerking voor de verlening van een rolstoel.

Artikel 3.4

Burgemeester en wethouders behouden zich het recht voor om een voorziening als in artikel 3.1 onder b sub 4 vermeld, niet te verstrekken of indien reeds verstrekt terug te halen indien:a. de voorziening incidenteel en/of niet gebruikt wordt;b. geen mogelijkheid tot stalling aanwezig is en/of kan worden gemaakt.

Hoofdstuk 4 Rolstoelen

Artikel 4.1 Algemene omschrijving

De door burgemeester en wethouders te verstrekken rolstoelvoorziening kan bestaan uit:a. een rolstoel voor verplaatsing binnen, dan wel voor verplaatsing binnen en buiten de woonruimte, dan wel een aanpassing daaraan;b. een financiële tegemoetkoming voor een sportrolstoel;c. onderhoud, gebruik en reparatie;d. accessoires.

Artikel 4.2 Het recht op een rolstoel

  • 1 Een gehandicapte kan voor een rolstoel in aanmerking worden gebracht wanneer de aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek in belangrijke mate zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die ver­strekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziek­tekosten een onvoldoende oplossing bieden.

  • 2 In tegenstelling tot het gestelde in het eerste lid kan een gehandicap­te in aanmerking voor een sportrolstoel worden gebracht indien de gehandi­capte zonder sportrolstoel niet in staat is tot sportbeoefening.

Artikel 4.3 Vorm van de verstrekking

  • 1 Een rolstoel kan in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget worden toegekend.

  • 2 In tegenstelling tot het gestelde in het eerste lid vindt de verstrekking van een sportrolstoel uitsluitend plaats in de vorm van een forfaitaire of gemaximeerde vergoeding.

Hoofdstuk 5 Persoonsgebonden budgetten, financiële tegemoetkomingen en forfaitaire, dan wel gemaximeerde vergoedingen

Artikel 5.1

  • 1 Het college van burgemeester en wethouders stelt de hoogte van de financiële tegemoetkomingen voor woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen vast en neemt dit op in het Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten;

  • 2 Het college van burgemeester en wethouders stelt de hoogte van een persoonsgebondenbudget voor vervoersvoorzieningen en rolstoelen vast en neemt dit op in het Besluitfinanciële tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten;

  • 3 Het college van burgemeester en wethouders stelt de hoogte van de eigen bijdragen vanvoorzieningen in natura vast en neemt dit op in het Besluit financiële tegemoetkomingenvoorzieningen gehandicapten.

Artikel 5.2 Forfaitaire of gemaximeerde vergoeding voor de sportrolstoel

  • 1 De hoogte van de forfaitaire of gemaximeerde vergoeding voor de aanschaf en het onderhoud van een sportrolstoel zoals bedoeld onder artikel 4.3 tweede lid wordt bepaald aan de hand van het "Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten".

  • 2 Het in het eerste lid genoemde bedrag wordt niet vaker dan eens in de drie jaar verstrekt.

Hoofdstuk 6 Het verkrijgen van een voorziening

Artikel 6.1 Aanvraagprocedure

Een aanvraag voor een voorziening dient te worden ingediend door middel van een door burgemeester en wethouders beschikbaar gesteld formulier.

Artikel 6.2 Gronden voor weigering

Burgemeester en wethouders kunnen de gevraagde voorziening in ieder geval weigeren:a. voor zover de aanvraag een financiële tegemoetkoming betreft in kosten die de aanvrager voor het moment van beschikken heeft gemaakt;b. indien een middel als waarop de aanvraag betrekking heeft, reeds eerder is verstrekt en de afschrijvingsduur voor dat middel nog niet is verstreken, tenzij het eerder vergoedde of verstrekte middel geheel of gedeeltelijk verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen;c. voor zover de belanghebbende zonder toestemming kosten heeft gemaakt na het tijdstip van de indiening van de aanvraag maar voor het tijdstip van de beslissing.

Artikel 6.3 Beschikking

  • 1 Indien een financiële tegemoetkoming wordt verleend, wordt in de beschikking vermeld op welke kosten de tegemoetkoming betrekking heeft.

  • 2 Indien een periodieke tegemoetkoming wordt verleend, wordt in de beschikking tevens vermeld: de geldigheidsduur, de uitkeringsmaatstaf, alsmede de voorschriften waaraan de rechthebbende dient te voldoen alvorens tot uitbetaling van de tegemoetkoming kan worden overgegaan.

Artikel 6.4 Beslistermijn

  • 1 Indien burgemeester en wethouders naar aanleiding van een aanvraag voor een voorziening advies vragen als bedoeld in artikel 7 eerste lid, nemen zij binnen dertien weken na de datum waarop de aanvraag is ingediend een besluit over de aanvraag.

  • 2 Burgemeester en wethouders kunnen besluiten de termijn als genoemd in het eerste lid één maal te verlengen met maximaal zeven weken en daarna nog één maal met vier weken.

  • 3 Een besluit als in het tweede lid bedoeld zenden burgemeester en wethouders aan de aanvrager uiterlijk één week vóór de afloop van een termijn als bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 4 De termijn voor het geven van een beschikking wordt opgeschort met ingang van de dag waarop het bestuursorgaan de aanvrager uitnodigt de aanvraag aan te vullen, tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of een periode van 4 weken ongebruikt is verstreken.

Hoofdstuk 7 Verplichtingen en bevoegdheden van rechthebbende en het college van burgemeester en wethouders

Artikel 7.1 Inlichtingen, onderzoek, advies

  • 1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend:a. op te roepen in persoon te verschijnen op een door burge­meester en wethouders te bepalen plaats en tijdstip en hem te ondervragen;b. op een door burgemeester en wethouders te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen ondervragen en/of onderzoeken.

  • 2 Burgemeester en wethouders vragen een daartoe door hen aangewezen advies-instantie om advies indien:a. het handelt om een aanvraag die een gehandicapte betreft die nog niet eerder een aanvraag heeft ingediend in het kader van deze regeling;b. burgemeester en wethouders dat overigens gewenst vinden;c. de gevraagde voorziening om medische redenen wordt afgewezen.

  • 3 Bij een volgende aanvraag voor een voorziening hebben burgemeester en wethouders de bevoegdheid aan te geven dat opnieuw advies dient te worden uitgebracht.

  • 4 Een gehandicapte is verplicht aan burgemeester en wethouders of de door hen aangewezen advies-instantie die gegevens te (doen) verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

Artikel 7.2 Eisen ten aanzien van de adviseur

De adviseur dient te beschikken over kennis op de volgende gebieden:1. medische kennis op het niveau van een arts;2. sociale kennis;3. ergonomische kennis;4. technische kennis.

Artikel 7.3 Wijzigingen in de situatie

Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening in bruikleen is verstrekt, of aan wie een financiële tegemoetkoming is verleend, is verplicht aan burgemeester en wethouders mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening en op de hoogte van de tegemoetkoming.

Artikel 7.4 Intrekking van een besluit tot verlening van een voorzie­ning

  • 1 Burgemeester en wethouders kunnen een beschikking, genomen op grond van deze verordening geheel of gedeeltelijk intrekken indien:a. niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;b. op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

  • 2 Indien een beschikking is verleend en gebleken is dat de gegevens op grond waarvan de beschikking werd verleend onjuist waren en waarvan de begunstigde wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat deze onjuist waren, kunnen burgemeester en wethouders hun beschikking intrekken.

  • 3 Een besluit tot verlening van een voorziening, welke bestaat uit het verlenen van financiële tegemoetkoming, kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming binnen zes maanden na de uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor deze was verleend. Indien de financiële tegemoetkoming geheel of gedeeltelijk is uitbetaald, wordt deze teruggevorderd.

  • 4 Het derde lid is niet van toepassing op het verlenen van onroerende woonvoorzieningen.

Artikel 7.5

Burgemeester en wethouders behouden zich het recht voor om voorzieningen die krachtens deze verordening zijn verstrekt, bij niet of onzorgvuldig gebruik en bij beëindiging van het gebruik te allen tijde terug te vorderen.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 8.1 Afwijken van bepalingen/hardheidsclausule

  • 1 Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van degehandicapte of de woningeigenaar afwijken van de bepalingen in deze verordening,indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 2 In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening nietvoorziet, beslissen burgemeester en wethouders voor zover dit mogelijk is binnen de doorde verordening aangegeven grenzen.

  • 3 Voorafgaande aan de toepassing van het eerste lid kunnen burgemeester en wethoudersadvies vragen.

  • 4 Burgemeester en wethouders kunnen bij het verstrekken van voorzieningen naderevoorwaarden stellen.

  • 5 Indien een bouwkundige woningaanpassing het bedrag van € 45.378,02 te boven gaat,het orgaan bedoeld in artikel 9a van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten denoodzaak van deze aanpassing heeft vastgesteld en weigering van deze voorziening geletop het belang van de wet beoogt te beschermen zou leiden tot onbillijkheden vanoverwegende aard, kunnen burgemeester en wethouders ondanks het gestelde in artikel1.1 onder besluiten tot verstrekking van deze voorziening.

Artikel 8.2 Indexering

Burgemeester en wethouders verhogen of verlagen jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening geldende bedragen conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 8.3 Beslissing b

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders.

Artikel 8.4 Overdracht beslissingsbevoegdheid

  • 1 Burgemeester en wethouders kunnen het nemen van beslissingen ingevolge deze Verordening en ingevolge het Besluit financiële tegemoetkomingen voorziening gehandicapten, alsmede de uitvoering van de bepalingen van de wet, de Verordening en het genoemde Besluit opdragen aan daartoe door hen aan te wijzen ambtenaren, onder behoud van hun verantwoordelijkheid.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van het bepaalde in artikel 8.3.

Artikel 8.5 Evaluatie

Het door de gemeente gevoerde beleid wordt tenminste eenmaal per drie jaar geëvalueerd.

Artikel 8.6 Citeertitel; inwerkingtreding

  • 1 Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening voorzieningen gehandicapten Lansingerland,.

  • 2 De verordening treedt in werking met ingang van met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking.

  • 3 Op dat moment vervallen de Verordeningen voorzieningen gehandicapten van de gemeente Bergschenhoek van 10 oktober 2006, Berkel en Rodenrijs van 19 oktober 2006 en Bleiswijk van 12 oktober 2006.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van de gemeente Lansingerland van2 januari 2007.De secretaris, C.J. van 't Hart De voorzitter, drs. H.B. Eenhoorn