Regeling vervallen per 01-01-2013

Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand

Geldend van 18-01-2007 t/m 31-12-2012

Intitulé

Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand

Reïntegratieverordening Wet werk en bijstandGemeente Lansingerland;De raad van de gemeente Lansingerland;gelezen het voorstel van de Stuurgroep Herindeling van 12 oktober 2006;gelet op artikel 8 lid 1 sub a juncto artikel 7 lid 1 sub a van de Wet werk en bijstand;besluit vast te stellen de:Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:a. uitkeringsgerechtigden: personen met een uitkering ingevolge de Wet Werk en Bijstand, de IOAW of de IOAZ;b. Anw-ers: personen met een uitkering volgens de Algemene nabestaandenwet die ingeschreven zijn bij het CWI;c. Nuggers: personen die als werkzoekenden zijn geregistreerd bij de Centrale organisatie werk en inkomen en die geen uitkeringsgerechtigden zijn;d. voorziening: een voorziening bedoeld in artikel 7 eerste lid onder a van de wet, deze verordening en het beleidsplan als bedoeld in artikel 3 eerste lid;e. de wet: de Wet werk en bijstand;f. IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkeloze werknemers;g. IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;h. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lansingerland;i. de raad: de gemeenteraad van de gemeente Lansingerland;j. Awb:de Algemene wet bestuursrecht;k. Werknemers in gesubsidieerde arbeid: werknemers als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet.

Paragraaf 2 Beleid en financiën

Artikel 2 Opdracht college

  • 1 Het college biedt aan bijstandsgerechtigden tot 65 jaar, aan personen met een nabestaanden- of halfwezenuitkering, niet-uikeringsgerechtigden alsmede personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling.

  • 2 Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een cliënt, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in arbeid.

  • 3 Het college draagt zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen.

Artikel 3 Beleidsplan

  • 1 De gemeenteraad stelt ter nadere uitvoering van deze verordening jaarlijks een beleidsplan vast, waarin beleidsprioriteiten worden aangegeven, alsmede de hoogte en wijze van financiering.

  • 2 Dit plan omvat in elk geval een omschrijving van het beleid ten aanzien van de verschillende doelgroepen en de prioritering binnen en tussen die groepen, waarbij een evenwichtige aanpak als uitgangspunt wordt genomen.

  • 3 Het college zendt eenmaal per jaar aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het beleid. Dit verslag wordt vormgegeven conform het verslag als bedoeld in artikel 77 van de wet.

Artikel 4 Aanspraak op ondersteuning

  • 1 Uitkeringsgerechtigden, ANW-ers, Nuggers alsmede personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet, hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2 Het college doet een aanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening en het in artikel 3 genoemde beleidsplan.

Artikel 5 Verplichtingen van de cliënt

  • 1 Een persoon die door het college een voorziening wordt aangeboden is verplicht hiervan gebruik te maken.

  • 2 De persoon die deelneemt aan een voorziening is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

  • 3 Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, kan het college de uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de Maatregelenverordening.

  • 4 Indien de persoon, niet zijnde een uitkeringsgerechtigde, die gebruik maakt van een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, kan het college kosten van de voorziening dan wel de subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

Artikel 6 Budget- en subsidieplafonds

  • 1 Het college kan bij uitvoeringsbesluit een of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Een door het college ingesteld subsidie- of budgetplafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening.

  • 2 Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

Paragraaf 3 Voorzieningen

Artikel 7 Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1 In het beleidsplan als bedoeld in artikel 3 wordt vastgelegd welke voorzieningen het college in ieder geval kan aanbieden alsmede de voorwaarden die daarbij gelden voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.

  • 2 Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening, aan een voorziening nadere verplichtingen verbinden.

  • 3 Het college kan een voorziening beëindigen:a. indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in artikel 9 van de wet en artikel 5 van de verordening niet nakomt;b. indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de wet;c. indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;d. indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling.

  • 4 Bij uitvoeringsbesluit kan het college ten aanzien van de voorzieningen, bedoeld in de artikelen 8 tot en met 16 met inachtneming van hetgeen daarover in het beleidsplan is bepaald, nadere regels stellen. Deze regels kunnen in ieder geval betrekking hebben op:a. de voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden;b. de weigeringsgronden bij het aanbieden van voorzieningen;c. de intrekking of wijziging van de subsidieverlening of -vaststelling;d. de aanvraag van en de besluitvorming over subsidies en premies;e. de betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten;f. het vragen van een eigen bijdrage;g. overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies.

Artikel 8 Werkstages

  • 1 Het college kan aan de personen, bedoeld in artikel 1, onderdeel a, een werkstage aanbieden, gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2 Het doel van de werkstage in het opdoen van werkervaring dan wel het leren functioneren in een arbeidsrelatie.

  • 3 Deze werkstage duurt minimaal 6 maanden.

  • 4 Het college plaatst de persoon alleen indien door zijn plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door zijn plaatsing geen verdringing plaatsvindt.

  • 5 In een schriftelijke overeenkomst worden tenminste vastgelegd het doel van de werkstage, alsmede de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

Artikel 9 Loonkostensubsidies gericht op reïntegratie

  • 1 Het college kan subsidie verstrekken aan werkgevers die met een persoon bedoeld in artikel 1 lid a, b en c een arbeidsovereenkomst sluiten gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2 Bij uitvoeringsbesluit stelt het college regels ten aanzien van de duur van de subsidie, de hoogte en de verplichtingen die aan de subsidie worden verbonden.

  • 3 De subsidie wordt alleen verstrekt indien hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing plaatsvindt.

Artikel 10 Sociale plaatsing

  • 1 Het college kan aan uitkeringsgerechtigden als onderdeel van een reïntegratietraject activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering.

  • 2 Onder sociale activering wordt verstaan het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten ter voorbereiding op een traject gericht op arbeidsinschakeling of gericht op het voorkomen van sociaal isolement.

  • 3 Het college kan aan personen als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, een werkplek aanbieden op een meer permanente basis met behoud van uitkering.

  • 4 Het college biedt een werkplek als bedoel in lid 1 aan nadat vast is komen te staan dat er geen mogelijkheden zijn richting uitstroom en/of activering.

  • 5 Een maal per jaar wordt bekeken of de persoon als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, en werkzaam op een plek zoals omschreven in lid 1, ontwikkelingen heeft doorgemaakt die de weg richting regulier werk mogelijk maken.

  • 6 In het beleidsplan als bedoeld in artikel 3 worden de voorwaarden vastgelegd voor het aanbieden van een sociale plaats voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.

Artikel 11 Scholing

  • 1 Het college kan een vorm van scholing aanbieden gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde scholing kan aangeboden worden in de vorm van een subsidie.

  • 3 Het college stelt bij uitvoeringsbesluit regels ten aanzien van de noodzakelijkheid van de scholing, de duur en de maximale kosten.

Artikel 12 Inkomstenvrijlating

  • 1 De uitkeringsgerechtigde die arbeid in deeltijd heeft of aanvaard, waarmee een inkomen wordt verworven dat minder bedraagt dan de voor de uitkeringsgerechtigde van toepassing zijnde norm, vindt vrijlating van inkomsten uit arbeid plaats zoals bedoeld in artikel 31 tweede lid onder o van de wet.

  • 2 In het beleidsplan zoals bedoeld in artikel 3 van de verordening worden nadere voorwaarden gesteld voor zover daar in deze verordening geen bepalingen zijn opgenomen.

Artikel 13 Premies

  • 1 Het college kan aan personen een activeringspremie toekennen.

  • 2 Deze premie wordt verstrekt in de volgende gevallen:a. Het aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid, niet zijnde gesubsidieerde arbeid.b. Het deelnemen aan sociale activering als bedoeld in artikel 9 en 11 van deze verordening.

  • 3 In het beleidsplan als bedoeld in artikel 3 van deze verordening worden nadere voorwaarden opgenomen met betrekking tot de doelgroepen en de hoogte van de premies.

Artikel 14 Overige vergoedingen

  • 1 Het college kan een vergoeding verstrekken in het kader van de arbeidsinschakeling.

  • 2 Het gaat hierbij in ieder geval om reiskosten en kosten voor kinderopvang.

Artikel 15 Voorzieningen gericht op nazorg

Het college kan aan ondernemingen waarbij een persoon algemeen geaccepteerde arbeid heeft aanvaard, niet zijnde een voorziening als bedoeld in de artikelen 11, 12 en 13, voorzieningen bieden gericht op nazorg.

Paragraaf 4 Slotbepalingen

Artikel 16 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 17 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand.

Artikel 18 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van haar bekendmaking.Op dat moment vervallen de Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand 2004 van de gemeenten Berkel en Rodenrijs van 27 mei 2004, Bergschenhoek van 1 juni 2004 en Bleiswijk van 3 juni 2004.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Lansingerland op 2 januari 2007.de griffier, C.J. van 't Hartde voorzitter, drs. H.B. Eenhoorn

1 Artikelsgewijze toelichting op Reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand

Artikel 1 BegripsbepalingenHierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen uit de Wet Werk en Bijstand (WWB). Waar dat mogelijk is, kan de gemeenteraad via de begripsbepalingen eigen accenten leggen.Artikel 2 Opdracht collegeIn het eerste lid is de opdracht aan het college vormgegeven analoog aan artikel 7 van de WWB. Hiervoor is gekozen uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie. Tevens biedt dit artikel de mogelijkheid om aan het college specifieke opdrachten mee te geven. Een voorbeeld kan zijn een speciale opdracht om uitstroom uit bestaande gesubsidieerde arbeid te stimuleren.In de WWB is in artikel 10, derde lid aangegeven dat de aanspraak op voorzieningen alleen geldt voor die personen die ook daadwerkelijk inwoners van de gemeente zijn, door middel van een verwijzing naar artikel 40, eerste lid van de wet.  Door deze verwijzing ook aan de opdracht aan het college te koppelen, kan de gemeenteraad aangeven voorzieningen alleen voor de eigen doelgroep in te willen zetten.Het tweede lid is de vertalingen van de opdracht uit de WWB dat het college evenwichtige aandacht aan diverse doelgroepen moet besteden, en rekening moet houden met de combinatie arbeid en zorg. In het beleidsplan, maar met name in de uitvoering komt vervolgens tot uiting hoe dit punt uitgewerkt wordt.Het derde lid geeft het college de specifieke opdracht een zodanig aanbod van voorzieningen te realiseren, dat zoveel mogelijk personen ondersteund kunnen worden. Dit is met name van belang omdat het college de aanspraak op een voorziening niet kan weigeren als slechts het budget ontoereikend is: er dient altijd een alternatief voorhanden te zijn.Artikel 3 BeleidsplanZoals ook in de algemene toelichting is gesteld, vraagt WWB aan de gemeenteraad om het integratiebeleid in een verordening vast te leggen. Hier is gekozen voor de systematiek om niet alles in de verordening te regelen, maar ook gebruik te maken van beleidsplannen. Het eerste lid geeft aan dat de gemeenteraad jaarlijks een beleidsplan opstelt.Het tweede lid is facultatief en biedt de gemeenteraad de mogelijkheid aan te geven welke specifieke beleidsonderwerpen in het beleidsplan aan de orde dienen te komen. Het derde lid biedt de basis voor de verantwoording van het beleid. De WWB geeft aan dat het college elk jaar een voorlopig en een definitief verslag over de uitvoering (VODU) naar het rijk zendt. Deze verslagen dienen gepaard te gaan van een verklaring van de gemeenteraad. Daarom is ervoor gekozen expliciet op te nemen dat er een verantwoordingsverslag aan de raad moet worden gezonden. Het ligt voor de hand dat bij de vormgeving van het verslag op grond van deze verordening wordt aangesloten bij de inhoud van het VODU.Artikel 4 Aanspraak op ondersteuningDe WWB stelt niet zo expliciet dat de aanspraak op voorzieningen in de verordening geregeld moet worden. Immers, het is ook al in de WWB zelf geregeld. Eveneens uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie is ervoor gekozen een algemene bepaling over de aanspraak op te nemen (eerste lid).In het tweede lid wordt expliciet te koppeling gelegd tussen de algemene aanspraak van de cliënt en de criteria die gehanteerd worden bij het aanbieden van voorzieningen. Daarbij wordt verwezen naar elk document waarin die criteria geformuleerd kunnen worden, doch minimaal de verordening en het beleidsplan.Artikel 5 Verplichtingen van de cliëntIn de WWB is al uitgebreid aangegeven welke verplichtingen gelden bij het recht op een uitkering. Wederom uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie zijn in het eerste en tweede lid de verplichtingen conform de wet geformuleerd.Het derde lid biedt de verbinding met de maatregelenverordening. Deze verordening regelt het opleggen van een maatregel indien de uitkeringsgerechtigde niet aan zijn verplichtingen voldoet. Deze maatregel bestaat uit het verlagen van de uitkering met een bepaald percentage. Echter, voor personen zonder uitkering, ANW-ers en personen in gesubsidieerde arbeid kan het college de uitkering niet verlagen als maatregel. Daarom is in het vierde lid de mogelijkheid opgenomen dat in die gevallen het college (een deel van) de kosten die gemaakt zijn terug kan vorderen.Artikel 6 Budget- en subsidieplafondsHet college kan, om de financiële risico's te beheersen, een verdeling maken van de middelen over verschillende voorzieningen. Dit kan in het beleidsplan gebeuren (zie het artikel over beleidsplan). Het uitgeput zijn van begrotingsposten kan echter nooit een reden zijn om aanvragen voor een voorziening te weigeren. Om dat wel mogelijk te maken kan de gemeenteraad bij verordening subsidie- en budgetplafonds instellen.De WWB stelt dat het ontbreken van financiële middelen alleen geen reden kan zijn voor de afwijzing van een aanvraag. Het college dient dan na te gaan welke andere, goedkopere alternatieven er beschikbaar zijn. Dit houdt dus in dat er geen algemeen plafond ingesteld kan worden. Wat wel kan is dat per voorziening een plafond wordt ingebouwd; dit laat de mogelijkheid open dat er naar een ander instrument wordt uitgeweken.Bij dit artikel wordt uitgegaan van de bevoegdheid van het college om plafonds in te stellen. Een mogelijkheid is dat bij de vaststelling van de plafonds wordt verwezen naar de bedragen die in het beleidsplan of in de begroting voor de verschillende voorzieningen worden gereserveerd.Een budgetplafond geldt voor de overige uitgaven die het college doet in het kader van voorzieningen. Een subsidieplafond geldt voor voorzieningen die subsidies inhouden. Een subsidieplafond dient wel bekendgemaakt te worden vóór de periode waarvoor deze geldt (art. 4:27 lid 1 Awb). Artikel 7 Algemene bepalingen over voorzieningenIn de lijn van het systeem van deze verordening strekt dit artikel ertoe enkele zaken te regelen die te maken hebben met alle voorzieningen, ook die voorzieningen die niet met name in de verordening zijn opgenomen. Het eerste lid geeft daarom aan dat de verordening geen uitputtende opsomming van voorzieningen bevat. Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om aan een voorziening nadere verplichtingen te verbinden. Dit kunnen verplichtingen van diverse aard zijn. Zo kan bepaald worden dat een cliënt gedurende het traject op gezette tijden met de consulent de voortgang bespreekt.Het derde lid geeft aan dat het college een voorziening kan beëindigen en in welke gevallen zij dat kan doen. Onder beëindigen wordt hierbij ook verstaan het stopzetten van de subsidie aan een werkgever of het opzeggen van de arbeidsovereenkomst bij een detacheringsbaan. Bij deze laatste wijze van beëindigen dienen vanzelfsprekend de toepasselijke bepalingen uit het arbeidsrecht en de eventueel aanwezige rechtspositieregeling in acht te worden genomen.Een bijzonder aandachtspunt is hier het uitbesteden van voorzieningen aan reïntegratiebedrijven. Immers, bij uitbesteden wordt een deel van de regie uit handen gegeven. Het verdient dan ook aanbeveling dat in het contract met het reïntegratiebedrijf wordt verklaard dat deze reïntegratieverordening van toepassing is.Het vierde lid geeft het college de algemene bevoegdheid om voor voorzieningen nadere regels te stellen. Dit heeft met name tot doel om bij subsidieverstrekking de uitvoering zoveel mogelijk aan het college over te laten.De bepaling over het vragen van een eigen bijdrage heeft betrekking op de doelgroep Nuggers. Immers, van deze groep is het niet vanzelfsprekend dat zij op een laag inkomensniveau zitten. Het vragen van een eigen bijdrage, eventueel gerelateerd aan de hoogte van het inkomen, kan dan op zijn plaats zijn. Dit is ook met zoveel woorden terug te vinden in de Nota naar aanleiding van het verslag van de WWB.Artikel 8 WerkstagesWerkstages zijn een betrekkelijk nieuw instrument voor gemeenten om langdurig werklozen te reïntegreren. Voor de term werkstage is gekozen om te benadrukken dat het gaat om een soort scholingsinstrument: niet de arbeid zelf, maar het leren werken staat centraal. Het is belangrijk in de gaten te houden onder welke voorwaarden de werkstage aangeboden wordt. Dit vanwege het gevaar dat de werkstage beschouwd kan worden als een gewone arbeidsovereenkomst. Volgens het arbeidsrecht is er sprake van een arbeidsovereenkomst indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:- er dient sprake te zijn van de persoonlijke verplichting om arbeid te verrichten;- die arbeid wordt verricht onder gezag van een ander;- die ander betaalt voor de arbeid een bepaald bedrag aan loon;- de arbeid wordt verricht gedurende enige tijd.De Hoge Raad heeft bepaald dat er bij werkstages weliswaar sprake is van het persoonlijk verrichten van arbeid, maar dat dit overwegend gericht is op het uitbreiden van de kennis en ervaring van de werknemer. Daarnaast is bij een werkstage in de regel geen sprake van beloning. Het is daarom verstandig terughoudend te zijn met het verstrekken van een gerichte stagevergoeding. Er kan wel een onkostenvergoeding worden gegeven, maar daarbij moet dat ook daadwerkelijk sprake zijn van een vergoeding van gemaakte kosten.Het eerste lid van artikel 8 artikel geeft de algemene bepaling voor het aanbieden van een werkstage. Het tweede lid geeft nog eens specifiek aan wat het doel is van de werkstage, om het verschil met een normale arbeidsverhouding aan te geven. Dit is met name van belang om te voorkomen dat de cliënt claimt dat sprake is van een arbeidsovereenkomst, en bij de rechter loonbetaling afdwingt. De werkstage kan twee doelen hebben. Op de eerste plaats kan het gaan om het opdoen van specifieke werkervaring. Dit is vergelijkbaar met de zogenaamde 'snuffelstage', waarbij de cliënt de gelegenheid krijgt om te bezien of het soort werk als passend kan worden beschouwd. Op de tweede plaats kan het gaan om het leren werken in een arbeidsrelatie. In de werkstage kan de cliënt wennen aan aspecten als gezag, op tijd komen, werkritme en samenwerken met collega's.Het derde lid geeft de maximale duur van de werkstage aan. Hierbij kan gedacht worden aan een termijn van drie tot zes maanden.Het vierde lid geeft aan dat er bij plaatsing geen verdringing plaats vindt, of dat de concurrentieverhoudingen niet nadelig worden beïnvloed. Het college kan dit doen door expliciet na te gaan dat het werk dat verricht gaan worden niet productief is, of dat er geen recent ontslag heeft plaatsgevonden.In het vijfde lid wordt bepaald dat er voor de werkstage een schriftelijke overeenkomst (stage-overeenkomst) wordt opgesteld. Hierin kan expliciet het doel van de stage worden opgenomen, alsmede de wijze van begeleiding. Door deze schriftelijke overeenkomst kan nog eens gewaarborgd worden dat het bij een werkstage niet gaat om een reguliere arbeidsverhouding. Artikel 9 Loonkostensubsidies gericht op reïntegratieHet instrument loonkostensubsidies gericht op reïntegratie is bekend van de werkervaringsplaatsen uit de Wet inschakeling werkzoekenden (WIW), echter, onder de WWB zijn deze geheel vormvrij geworden. Het beleid van de gemeenteraad komt tot uitdrukking in de hoogte van de subsidie (eventueel gekoppeld aan de mate van productiviteit), de termijn en de aan de subsidie verbonden verplichtingen (b.v. bieden van scholing en begeleiding). Naast de reguliere loonkostensubsidie kan het college ervoor kiezen de onderneming die de werknemer aansluitend in vaste dienst neemt een aanvullende subsidie of bonus toe te kennen.Bij de inzet van dit instrument dient de Europese regelgeving in acht te worden genomen. De Europese richtlijn bepaalt dat bij de loonkostensubsidies in de private sector de subsidie maximaal 50% van de totale loonkosten mag beslaan.Het eerste lid geeft de basis voor de loonkostensubsidie, waarbij expliciet wordt aangegeven dat het primair gaat om een reïntegratievoorziening. Eventueel kan hier de doelgroep beperkt worden door aan te geven voor welke personen de subsidie verstrekt kan worden.Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid nadere regels te stellen over de hoogte van de subsidie, de termijn, en de praktische uitvoering (aanvraag, informatieverplichtingen, terugvordering, etc.).Voor het derde lid wordt verwezen naar de toelichting bij het artikel over werkstages.Artikel 10 Sociale plaatsingVolgens de WWB dient ook sociale activering uiteindelijk gericht te zijn op arbeidsinschakeling. Voor bepaalde doelgroepen is arbeidsinschakeling echter een te hoog gegrepen doel. Voor deze personen staat dan ook niet reïntegratie, maar participatie voorop.Gezien de beperkte middelen uit het werkdeel in relatie tot de omvang van de doelgroep, kan het een overweging zijn onderscheid te maken tussen sociale activering als onderdeel van een reïntegratietraject, als voorbereiding op arbeidsinschakeling, en sociale activering gericht op het laten participeren van de persoon in de maatschappij. Het college kan besluiten alle kosten die gemaakt worden voor de laatste activiteit  niet te betalen uit het werkdeel van de WWB, maar bijvoorbeeld uit welzijnsmiddelen.Bovengenoemd onderscheidt komt terug in de bepalingen over sociale activering. In het eerste lid kan daarom de zinsnede "als onderdeel van een reïntegratietraject" toegevoegd worden. In het tweede lid, dat een omschrijving geeft van het begrip 'sociale activering', kan dan besloten worden dat deze voorziening ook gericht kan zijn op het voorkomen van sociaal isolement. Bij sociale activering als reïntegratieinstrument kunnen ook bepalingen opgenomen worden over de maximale termijn waarbinnen deze activiteiten plaatsvinden.In de WWB is een mogelijkheid gecreëerd om uitkeringsgerechtigden met behoud van uitkering een meer permanente werkplek aan te bieden. Daarmee wordt het principe van de "tegenprestatie" vormgegeven zonder dat je van mensen reïntegratieactiviteiten verlangt die niet reëel zijn.Artikel 11 ScholingScholing is bij uitstek een maatwerkinstrument, waarbij het moeilijk is vooraf algemene richtlijnen te geven die in de verordening moeten worden opgenomen. Daarom is dit artikel alleen nodig indien de gemeenteraad op het niveau van de verordening een aantal randvoorwaarden wil formuleren, zoals die genoemd zijn in het derde lid. Het tweede lid geeft aan dat scholing zowel aangeboden kan worden als voorziening die door de gemeente ingekocht kan worden, als in de vorm van een subsidie. Dit laatste kan van belang zijn indien de cliënt op eigen initiatief met een vorm van scholing komt die door het college als noodzakelijk wordt geacht, maar die niet bestaat binnen het reguliere scholigsaanbod van de gemeente.Artikel 12 InkomstenvrijlatingMet het amendement Bruls is het mogelijk gemaakt de inkomsten van uitkeringsgerechtigden die werken in deeltijd voor een deel vrij te laten. De vrijlating bedraagt maximaal 25% van de inkomsten per maand, met een maximum van €166 (peildatum 1 januari 2004). Het maximale percentage en het maximale bedrag impliceren, dat ook uitgegaan mag worden van lagere bedragen. Indien de gemeenteraad dit wil, dan dient dat in de reïntegratieverordening geregeld te worden.Artikel 13 PremiesIn de WWB is geregeld in artikel 31 lid 2 sub j dat jaarlijks een activeringspremie van maximaal €1984 (peildatum 1 januari 2004) kan worden verstrekt. Deze premie is onbelast, en telt dus ook niet mee bij de toepassing van de inkomensafhankelijke regelingen. Dit is alleen het geval als in datzelfde jaar geen onkostenvergoeding voor vrijwilligerswerk is verstrekt.De gemeenteraad kan haar premiebeleid afstemmen op de verschillende activiteiten die in het kader van activering verricht worden en daarbij de hoogte van de premie laten variëren. De gemeenteraad kan ook besluiten bepaalde activiteiten in het geheel niet te premieren. Tenslotte kan de gemeenteraad de premie afhankelijk maken van doelgroepen, zoals arbeidsgehandicapten, ouderen, jongeren, afstand tot de arbeidsmarkt etc.De WWB regelt in artikel 31 lid 2 sub k de maximale onkostenvergoedingen bij het verrichten van vrijwilligerswerk (€20 per week, met een maximum van €720 per jaar). Ook deze zijn onbelast en werken niet door bij inkomensafhankelijke regelingen. Ook hier kan de gemeenteraad variëren in hoogte.In deze verordening is ervoor gekozen het verstrekken van premies in algemene zin te regelen: de criteria en de doelgroepen kunnen worden omschreven in het beleidsplan, al dan gekoppeld aan de bevoegdheid van het college om nadere regels te stellen. Het is echter ook mogelijk om in de verordening alle bepalingen over doelgroepen, criteria en de hoogte van de subsidies op te nemen. Dit zal de overzichtelijkheid van de verordening echter niet ten goede komen. Het verdient in dat geval aanbeveling een aparte premieverordening op te stellen. Hierbij kan goed gebruik gemaakt worden van de modelverordening subsidiebeleid WIW, na aanpasing aan de WWB voor wat betreft terminologie en bedragen (zie ook VNG-ledenbrief 00/36 van 24 februari 2000).Artikel 14 Overige vergoedingenHet is denkbaar dat het college, ter stimulering van de arbeidsinschakeling, besluit diverse kosten te vergoeden voor activiteiten die daaraan bijdragen. In dit artikel zijn als voorbeelden genoemd reiskosten en kosten voor kinderopvang, maar dat is geen limitatieve opsomming.Artikel 15 Voorzieningen gericht op nazorgMede gezien de beperkte budgetten is het belangrijk ervoor te zorgen dat cliënten na uitstroom niet na een korte periode terugvallen in de uitkering. Het college kan ertoe besluiten veel aandacht te besteden aan nazorg, met als doel een werkelijk duurzame plaatsing te realiseren. Bij dit artikel is ervan uitgegaan dat nazorg geboden kan worden ná acceptatie van algemeen geaccepteerde arbeid, dus niet bij gesubsidieerde arbeid. Bij gesubsidieerde arbeid maakt begeleiding en advisering normaal gesproken al onderdeel uit van het traject.Artikel 16 HardheidsclausuleDit artikel behoeft geen nadere toelichting.Artikel 17 CiteertitelDit artikel behoeft geen nadere toelichting.Artikel 18 InwerkingtredingDit artikel behoeft geen nadere toelichting.