Regeling vervallen per 01-01-2014

Algemene Subsidieverordening gemeente Lansingerland

Geldend van 01-01-2009 t/m 31-12-2013

Intitulé

Algemene Subsidieverordening gemeente Lansingerland

Algemene Subsidieverordening Gemeente Lansingerland 2009

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:a) Prestatiesubsidie: een in beginsel jaarlijks terugkerende subsidie gericht op de maatschappelijke effecten van de activiteiten, gerelateerd aan de aantallen prestaties, activiteiten of diensten en gericht op een vooraf qua samenstelling en grootte vastgestelde doelgroep.b) Waarderingssubsidie: een subsidie tot een gemaximeerd bedrag dat aan een lokale instelling wordt toegekend als blijk van waardering voor een te leveren prestatie of activiteit, waarmee een vastgesteld maatschappelijk effect kan worden bereikt en waarvan de hoogte van de subsidie niet gerelateerd is aan de werkelijke kostenb) Incidentele subsidie: een in beginsel eenmalige subsidie die wordt toegekend ten behoeve van een eenmalige activiteit, project of investering, waarbij met de instelling afspraken worden gemaakt over de inzet van de subsidie en het beoogde maatschappelijke effect.d) Aanvrager: een rechtspersoonlijkheid bezittende organisatie, die zich ten doel stelt zonder winstoogmerk producten te leveren, prestaties en activiteiten te verrichten ten behoeve van de ingezetenen van de gemeente Lansingerland;e) Awb: de Algemene wet bestuursrecht;f) Algemene reserve: een reserve die is bedoeld voor het dekken van exploitatierisico's;g) Bestemmingsreserve: een reserve waaraan een concrete bestemming is verbonden;h) Voorziening: een van het eigen vermogen afgescheiden gedeelte, gevormd om toekomstige verplichtingen af te dekken;i) Subsidiebeleidskader: kader waarin het beleid dat ten grondslag ligt aan de subsidie is beschreven;j) Verdagingbesluit: een besluit tot het uitstellen van de einddatum van een beslistermijn;k) Activiteitenplan: een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd en de daarmee nagestreefde doelstellingen waarbij per activiteit de daarvoor benodigde personele en materiële middelen vermeld staan;l) Prestatie: een activiteit, product, prestatie of project als bedoeld in dit artikel onder a) tot en met c).

Artikel 2 Reikwijdte van de verordening

Deze verordening is van toepassing op de subsidiëring van alle activiteiten, die door aanvragers van subsidie in het belang van de gemeente worden uitgevoerd en waarvoor geen andere verordening geldt.

Artikel 3 Algemene eisen

  • 1 Subsidie kan slechts worden verleend aan rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid.

  • 2 In bijzondere gevallen kan het college, in afwijking van het gestelde in lid 1, subsidie verlenen aan aanvragers zonder volledige rechtsbevoegdheid of aan natuurlijke personen.

  • 3 Subsidiering van activiteiten vindt in ieder geval niet plaats indien de aanvrager zelf in de kosten daarvan kan voorzien uit eigen middelen en/of middelen van derden.

Artikel 4 Inhoudelijk beleid

De raad stelt inhoudelijke beleidsdoelstellingen vast in de vorm van beleids- en kadernota's. Hierin worden de activiteiten bepaald die voor subsidie in aanmerking komen en welke specifieke voorschriften van toepassing zijn.

Artikel 5 Subsidiebeleidskader en nadere regels

  • 1 Onder deze verordening vallen de subsidies die vastgelegd worden in het subsidiebeleidskader.

  • 2 In het subsidiebeleidskader worden opgenomen:a. de doelstellingen van de subsidie;b. de algemene uitgangspunten voor subsidieverlening;c. de subsidienormen;d. de subsidievormen.

  • 3 Het college is belast met de uitvoering van het subsidiebeleidskader en kan nadere regels voor subsidieverlening per beleidsterrein vaststellen.

  • 4 De raad kan tussentijds wijzigingen aanbrengen in het subsidiebeleidskader.

Artikel 6 Uitvoering

Het college is belast met de uitvoering van deze verordening.

Artikel 7 Subsidieplafond

  • 1 De raad stelt met het vaststellen van de gemeentebegroting, jaarlijks het subsidieplafond vast.

  • 2 Het college verdeelt het beschikbare subsidiebudget op grond van het subsidiebeleidskader, de nadere regels en de voor het specifieke terrein vastgestelde beleid.

Artikel 8 Algemene reserve

  • 1 Bij een aanvrager die een prestatiesubsidie ontvangt, mag de hoogte van de algemene reserve niet meer bedragen dan 10% van de totale exploitatielasten.

  • 2 Indien de hoogte van de algemene reserve het in lid 1 genoemd percentage overschrijdt, wordt het meerdere in mindering gebracht op de subsidie.

  • 3 Het college kan afwijken van het genoemde percentage in lid 1 en 2 al dan niet naar aanleiding van een daartoe strekkend verzoek.

Artikel 9 Bestemmingsreserves en voorzieningen

  • 1 De aanvrager die subsidie ontvangt en een bestemmingsreserve of voorziening wil vormen dient hiervoor vooraf schriftelijk toestemming te vragen aan het college.

  • 2 Een verzoek tot het vormen van een bestemmingsreserve of voorziening dient vergezeld te gaan van: a. Het doel van de bestemmingsreserve of voorziening:b. Een meerjarig investeringsplan of onderhoudsplan, mits sprake is van eigendom van de aanvrager.

Artikel 10 Evaluatie

Het college evalueert het subsidiebeleidskader, het proces van subsidieverlening en de werking van de algemene subsidieverordening in ieder geval een maal in de vier jaar.

Artikel 11 Toezichthouders

Het college kan toezichthouders als bedoeld in artikel 5:11 van de Awb aanwijzen, die zijn belast met het toezicht op de naleving van de verplichtingen die zijn opgelegd aan de subsidieontvanger.

Hoofdstuk 2 Prestatiesubsidie

Artikel 12 Aanvraag

  • 1 Een aanvraag voor prestatiesubsidie wordt voor 1 mei van het jaar voorafgaande aan het eerste subsidiejaar bij het college ingediend.

  • 2 Bij de indiening van de aanvraag worden overgelegd:a. een activiteitenplan, met daarin omschreven de subsidievorm, de beoogde maatschappelijke effecten en een doorkijk naar komende jaren;b. een (meerjarige) begroting per activiteit of cluster van activiteiten, waarbij alle kosten en opbrengsten aan de activiteit of cluster van activiteiten zijn toegerekend, inclusief personeelslasten en accommodatielasten;c. een afschrift van de statuten van de aanvrager;d. een beschrijving van de organisatievorm voor zover deze niet al in de statuten is vervat;e. een opgave van de bestuurssamenstelling;f. balans en een staat van baten en lasten met een toelichting daarop over het voorgaande jaar.

  • 3 De in lid 2 onder c, d en e genoemde bescheiden, dienen alleen bij de 1e aanvraag voor subsidie ingediend te worden. Bij de daarop volgende aanvragen, is het aangeven van wijzigingen in deze bescheiden voldoende.

  • 4 Het college kan bepalen dat ook andere dan in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden, die voor het beoordelen van de aanvraag van belang zijn, worden ingediend.

  • 5 Het college kan met betrekking tot de in te dienen bescheiden aanwijzingen geven en modellen voorschrijven.

Artikel 13 Begroting

  • 1 De begroting omvat een overzicht van de geraamde inkomsten en uitgaven van de aanvrager, voor zover deze betrekking heeft op de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 2 De begrotingsposten worden ieder afzonderlijk van een toelichting voorzien.

  • 3 Tenzij voor de activiteiten waarop de aanvraag betrekking heeft nog niet eerder subsidie werd verstrekt, bevat de begroting een vergelijking met de begroting van het lopende boekjaar en de gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het jaar, voorafgaande aan het lopende boekjaar.

Artikel 14 Beslistermijn

Op een aanvraag wordt beschikt binnen acht weken na de datum van vaststelling van de programmabegroting door de raad.

Artikel 15 Besluit tot subsidieverlening

  • 1 Bij de verlening van subsidie wordt getoetst of een aanvrager op andere wijze de beschikking heeft of kan krijgen over de voor haar activiteiten benodigde geldmiddelen.

  • 2 De beschikking tot subsidieverlening bevat:a. de subsidievorm;b. een beschrijving van de activiteiten en maatschappelijke effecten, waarvoor subsidie wordt verleend;c. het maximumbedrag van de subsidie;d. de wijze waarop de hoogte van de subsidie is bepaald;e. de subsidievoorwaarden; f. de wijze waarop dit bedrag wordt betaald;g. de wijze waarop de subsidie verantwoord dient te worden;h. het controleprotocol.

Artikel 16 Uitvoeringsovereenkomsten

  • 1 Ter uitvoering van een besluit tot subsidieverlening op basis van prestatiesubsidie kan een privaatrechtelijke uitvoeringsovereenkomst tussen gemeente en de aanvrager worden gesloten. In de overeenkomst worden specifieke bepalingen opgenomen over de te leveren prestatie, producten of diensten en de kosten die daarmee samenhangen.

  • 2 Een prestatiesubsidie en een subsidie op basis van een uitvoeringsovereenkomst kan voor een periode van maximaal vier jaar worden afgesloten.

Artikel 17 Aanvraag tot subsidievaststelling

  • 1 De aanvrager dient uiterlijk 1 mei van het jaar volgend op het subsidiejaar een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 2 De aanvraag gaat vergezeld van een verslag over het afgelopen subsidiejaar.

  • 3 Het verslag als bedoeld in lid 2 bevat in ieder geval: a. een vergelijking tussen de nagestreefde en de gerealiseerde doelstellingen, activiteiten en maatschappelijke effecten en een toelichting op de verschillen;b. een vergelijking tussen de aan de activiteiten verbonden geraamde en gerealiseerde uitgaven en inkomsten;c. een balans naar de toestand aan het einde van het afgelopen jaar met een toelichting daarop;d. in de gevallen zoals genoemd onder e een verklaring van een accountant betreffende de rekening en verantwoording over de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten;i. Als het te verlenen subsidiebedrag over een tijdvak de omvang heeft van tenminste € 45.000, maar minder dan € 125.000 is bij verantwoording die onderdeel uitmaakt van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie minimaal een beoordelingsverklaring (globale toets)van een accountant vereist.ii. Als het te verlenen subsidiebedrag over het in het subsidietijdvak een omvang heeft van tenminste € 125.000 is bij de verantwoording die deel uitmaakt van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie een verklaring (verdergaand onderzoek)van een accountant vereist, evenals het accountantsrapport waarop de verklaring is gebaseerd.iii. De onder i en ii genoemde verklaringen zijn gebaseerd op het door het college vastgestelde controleprotocol, tenzij sprake is van subsidieverlening op basis van een rijksregeling of Europese regeling waarvoor andere vereisten gelden.iv. Het college kan in plaats van de in i en ii genoemde bedragen in individuele gevallen lagere bedragen vaststellen.v. Aan de subsidieontvanger wordt de verplichting opgelegd dat hij er zorg voor draagt in de afspraken met de accountant, dat deze zich bij het onderzoek en het opstellen van de verklaring houdt aan wat is vermeld in het Controleprotocol dat deel uitmaakt van de subsidiebeschikking.vi. Het college kan bij de subsidieverlening bepalen dat de subsidieontvanger zijn accountant opdracht verleent zich een oordeel te vormen over specifieke door het college aangegeven aandachtspunten.

  • 4 Het college kan besluiten af te wijken van de verplichting als bedoeld in lid 3 sub d.

Artikel 18 Besluit tot subsidievaststelling

Het college stelt de subsidie binnen acht weken vast na tijdig ontvangst van de volledige aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

Artikel 19 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1 De subsidieontvanger is verplicht de prestaties en producten zoals deze zijn opgenomen in de uitvoeringsovereenkomst te verrichten.

  • 2 De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen evenals de betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan.

  • 3 De administratie en de daartoe behorende bescheiden worden gedurende zeven jaren bewaard.

  • 4 Het college kan naast de in dit artikel bedoelde verplichtingen (sanctie bij subsidievaststelling) nadere voorwaarden verbinden aan de toekenning van de subsidie.

Artikel 20 Toestemmingsvereiste

  • 1 De subsidieontvanger behoeft toestemming van het college voor de handelingen bedoeld in artikel 4:71, eerste lid, onderdelen a, b, c, d, f, i, en j van de Awb.

  • 2 Het college besluit binnen vier weken over de toestemming.

  • 3 De beslissing kan eenmaal voor ten hoogste vier weken worden verdaagd.

  • 4 Verdagingbesluiten worden schriftelijk meegedeeld onder vermelding van de reden en geven daarbij de termijn waarbinnen de beslissing tegemoet gezien kan worden.

  • 5 Indien het college niet binnen de in lid 2 en lid 3 gestelde termijnen beslist, wordt de toestemming geacht verleend te zijn.

Hoofdstuk 3 Waarderingssubsidie

Artikel 21 Aanvraag

  • 1 Een aanvraag voor een waarderingssubsidie wordt voor 1 mei van het jaar voorafgaande aan het eerste subsidiejaar bij het college ingediend.

  • 2 Bij de indiening van de aanvraag worden overgelegd:a. een activiteitenplan, met daarin omschreven de subsidievorm en de beoogde maatschappelijke effecten;b. een (meerjarige) begroting per activiteit of cluster van activiteiten, waarbij alle kosten en opbrengsten aan de activiteit of cluster van activiteiten zijn toegerekend, inclusief personeelslasten en accommodatielasten;c. een afschrift van de statuten van de aanvrager;d. een beschrijving van de organisatievorm voor zover deze niet al in de statuten is vervat;e. een opgave van de bestuurssamenstelling;

  • 3 De in lid 2 onder c, d en e genoemde bescheiden, dienen alleen bij de 1e aanvraag voor subsidie ingediend te worden. Bij de daarop volgende aanvragen, is het aangeven van wijzigingen in deze bescheiden voldoende.

  • 4 Het college kan bepalen dat ook andere dan in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden, die voor het beoordelen van de aanvraag van belang zijn, worden ingediend.

  • 5 Het college kan met betrekking tot de in te dienen bescheiden aanwijzingen geven en modellen voorschrijven.

Artikel 22 Begroting

  • 1 De begroting omvat een overzicht van de geraamde inkomsten en uitgaven van de aanvrager, voor zover deze betrekking heeft op de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 2 De begrotingsposten worden ieder afzonderlijk van een korte toelichting voorzien.

Artikel 23 Beslistermijn

Op een aanvraag wordt beschikt acht weken na vaststelling van de programmabegroting door de raad.

Artikel 24 Subsidievaststelling ineens

  • 1 Het college neemt op een aanvraag voor een waarderingssubsidie gelijk een besluit tot subsidievaststelling.

  • 2 De beschikking tot subsidievaststelling bevat:a. de subsidievorm;b. een beschrijving van de activiteiten en maatschappelijke effecten, waarvoor subsidie wordt verleend;c. het maximumbedrag van de subsidie;d. de wijze waarop de hoogte van de subsidie is bepaald;e. de subsidievoorwaarden; f. de wijze waarop dit bedrag wordt betaald;g. de wijze waarop de subsidie verantwoord dient te worden;h. het controleprotocol.

Artikel 25 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1 De subsidieontvanger is verplicht tot het verrichten van de in de beschikking vermelde activiteiten.

  • 2 De subsidieontvanger waarbij de subsidie ineens is vastgesteld, dient uiterlijk 1 mei van het jaar volgend op het subsidiejaar een verslag in met de gerealiseerde doelstellingen, activiteiten en maatschappelijke effecten.

Hoofdstuk 4 Incidentele subsidie

Artikel 26 Aanvraag

  • 1 Een aanvraag voor een incidentele subsidie wordt uiterlijk twaalf weken vóór het tijdstip waarop een aanvang wordt gemaakt met de realisering van de voorgenomen activiteiten ingediend.

  • 2 Bij de indiening van de aanvraag worden overgelegd:a. een beschrijving van de subsidievorm, de activiteiten en beoogde maatschappelijke effecten;b. een begroting per activiteit of cluster van activiteiten, waarbij alle kosten en opbrengsten aan de activiteit of cluster van activiteiten zijn toegerekend, inclusief personeelslasten en accommodatielasten;c. een mededeling of tevens subsidie is aangevraagd bij één of meer andere overheden of aanvragers.

Artikel 27 Begroting

  • 1 De begroting omvat een overzicht van de geraamde inkomsten en uitgaven van de aanvrager, voor zover deze betrekking heeft op de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 2 De begrotingsposten worden ieder afzonderlijk van een toelichting voorzien.

  • 3 Tenzij voor de activiteiten waarop de aanvraag betrekking heeft nog niet eerder subsidie werd verstrekt, bevat de begroting een vergelijking met de begroting van het lopende boekjaar en de gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het jaar, voorafgaande aan het lopende boekjaar.

Artikel 28 Beslistermijn

Het college beslist op een aanvraag voor incidentele subsidie binnen uiterlijk acht weken na ontvangst van de aanvraag.

Artikel 29 Besluit tot subsidieverlening

  • 1 Bij de verlening van subsidie wordt getoetst of een aanvrager op andere wijze de beschikking heeft of kan krijgen over de voor haar activiteiten benodigde geldmiddelen.

  • 2 De beschikking tot subsidieverlening bevat:a. de subsidievorm;b. een beschrijving van de activiteiten en maatschappelijke effecten, waarvoor subsidie wordt verleend;c. het maximumbedrag van de subsidie;d. de wijze waarop de hoogte van de subsidie is bepaald;e. de subsidievoorwaarden; f. de wijze waarop dit bedrag wordt betaald;g. de wijze waarop de subsidie verantwoord dient te worden;h. het controleprotocol.

Artikel 30 Aanvraag tot subsidievaststelling

  • 1 De aanvrager dient binnen acht weken nadat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend hebben plaatsgevonden een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 2 De aanvraag gaat vergezeld van:a. een verslag van de activiteiten;b. een vergelijking tussen de aan de activiteiten verbonden geraamde en gerealiseerde uitgaven en inkomsten;c. een actuele balans.

  • 3 Het college kan het overleggen van andere dan de in lid 2 genoemde gegevens en bescheiden eisen.

Artikel 31 Subsidievaststelling

Het college stelt de subsidie binnen acht weken na tijdige ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling vast.

Artikel 32 Verplichtingen subsidieontvanger

De subsidieontvanger is verplicht tot het verrichten van de in de beschikking vermelde activiteiten.

Hoofdstuk 5 Overige bepalingen

Artikel 33 Weigeringsgronden

De subsidieverstrekking kan naast de in artikel 4:25 en artikel 4:35 van de Awb genoemde gevallen geweigerd worden, indien een gegronde reden bestaat dat:a. de activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente of niet aanwijsbaar ten goede komen aan ingezetenen van de gemeente;b. de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;c. de subsidieverstrekking niet past binnen het subsidiebeleidskader;d. de subsidieverstrekking leidt tot overschrijding van het subsidieplafond;e. de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken.

Artikel 34 Vergoeding aan de gemeente bij vermogensvorming

  • 1 In de gevallen als bedoeld in artikel 4:41, lid 2, Awb legt het college een vergoedingsplicht op.

  • 2 In het geval dat het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, die uitgaat boven wat als maximale algemene reserve is vastgelegd, is de subsidieontvanger daar eveneens een vergoeding over verschuldigd.

  • 3 De wijze waarop de hoogte van de vergoeding wordt bepaald, wordt vermeld in de beschikking tot subsidieverlening.

  • 4 Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.

  • 5 Indien het onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijke deskundige aangewezen door de gemeente.

  • 6 Dit artikel is niet van toepassing in die gevallen waarin de activiteiten door een derde worden voortgezet en activa en passiva met toestemming van het college tegen boekwaarde aan die derde worden overgedragen.

Artikel 35 Voorschotten

  • 1 Het college kan voorschotten op de subsidie verlenen.

  • 2 De bevoorschotting wordt geregeld in de subsidieovereenkomst.

  • 3 Het college kan huurbedragen voor gemeentelijke accommodaties en overige vorderingen op een aanvrager rechtstreeks met voorschotten verrekenen.

  • 4 Voorschotten worden bij de vaststelling van de subsidie verrekend.

  • 5 Op aanzegging van het college stort een aanvrager te veel ontvangen voorschotten terug in de gemeentekas.

  • 6 Indien blijkt dat meer aan voorschotten is verleend dan waarop de aanvrager als gevolg van de vaststelling recht heeft, kan het college vooruitlopend op de subsidievaststelling bepalen dat:a. het verschil wordt teruggestort in de gemeentekas;b. het verschil in mindering wordt gebracht op te verstrekken voorschotten op andere subsidies.

  • 7 Het college verleent geen voorschotten op de subsidie zodra het kennis heeft genomen van het ontbinden van een aanvrager, conservatoir beslag op (een deel van) het vermogen van een aanvrager, een ten aanzien van een aanvrager verleende surséance van betaling dan wel uitgesproken faillissement.

  • 8 Het college kan het verlenen van voorschotten opschorten indien een aanvrager naar zijn oordeel niet in voldoende mate de aan de toekenning van de subsidie verbonden verplichtingen nakomt.

Artikel 36 Gelieerde rechtspersonen

  • 1 Bij een subsidieaanvraag als bedoeld in de artikelen 12, 21 en 26 wordt een opgave gedaan van de met de aanvrager gelieerde rechtspersonen, evenals van de aard van de betrekkingen met die rechtspersonen.

  • 2 Onder gelieerde rechtspersonen worden in ieder geval verstaan:a. rechtspersonen waaraan de aanvrager in de afgelopen drie jaar om niet een bedrag van meer dan € 500,- ter beschikking heeft gesteld en waarover de aanvrager weer de beschikking kan krijgen;b. rechtspersonen ten aanzien waarvan de aanvrager een beslissende invloed heeft op de besteding van middelen dan wel invloed heeft op de benoeming van een of meer bestuursleden;c. rechtspersonen ten aanzien waarvan statutair is bepaald dat deze (mede) ten doel hebben de aanvrager financieel te ondersteunen.

Artikel 37 Meldingsplicht bij wijziging omstandigheden

Een aanvrager die een subsidie heeft aangevraagd of waaraan een subsidie is verleend, doet zo spoedig mogelijk melding aan het college van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de beslissing op de aanvraag dan wel een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie.

Artikel 38 Zorgvuldig beheer en verzekeringsplicht

  • 1 De aanvrager beheert de tot hem ter beschikking staande middelen zorgvuldig en treft maatregelen ter voorkoming van vermogensschade.

  • 2 De aanvrager is verplicht zijn roerende en onroerende zaken te verzekeren en verzekerd te houden op basis van herbouw- of vervangingswaarde tegen de schade van brand, storm en inbraak.

  • 3 De aanvrager is verplicht het bij hem in dienst zijnde personeel en de voor haar werkzame vrijwilligers gedurende de tijd dat dezen voor hem werkzaam zijn, te verzekeren tegen de gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid.

  • 4 Het college kan vrijstelling verlenen van het gestelde in het tweede en derde lid, indien de naleving daarvan redelijkerwijs niet kan worden verlangd.

Artikel 39 Tegengaan vervreemdingen

  • 1 Het is een subsidieontvangende aanvrager, behoudens vooraf verkregen toestemming van het college, niet toegestaan om jaarlijks bedragen van meer dan € 500,- om niet aan derden ter beschikking te stellen.

  • 2 Het college kan voorwaarden verbinden aan de in het eerste lid bedoelde toestemming.

Artikel 40 Levering van goederen en diensten aan derden

  • 1 Een subsidieontvanger die aan derden goederen ter beschikking stelt of voor derden diensten verricht, brengt daarvoor een vergoeding in rekening die tenminste kostendekkend is, tenzij het derden betreft voor wie de gesubsidieerde activiteiten bestemd zijn.

  • 2 Het college kan andere gevallen aanwijzen waarin het in het 1e lid gestelde niet geldt.

Artikel 41 Medewerking aan onderzoek door gemeente

Een subsidieontvangende aanvrager is verplicht mee te werken aan door of namens de gemeente ingesteld onderzoek dat is gericht op het verkrijgen van inlichtingen ten behoeve van de ontwikkeling van het beleid.

Artikel 42 Betaling

Het subsidiebedrag wordt betaald binnen acht weken na bekendmaking van het besluit tot subsidieverlening c.q. het besluit tot subsidievaststelling, tenzij het college in het besluit een andere termijn heeft aangegeven.

Hoofdstuk 6 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 43 Zaken waarin de verordening niet voorziet

In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 44 Hardheidsclausule

Het college kan van de bepalingen in deze verordening afwijken, indien toepassing ervan zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 45 Overgangsbepaling

  • 1 De "Algemene Subsidieverordening gemeente Lansingerland 2009' treedt in werking op 1 januari 2009. Incidentele subsidieverzoeken worden vanaf dat moment getoetst aan de nieuwe verordening. Omdat waarderingssubsidies en prestatiesubsidies worden aangevraagd in mei van het jaar voorafgaande aan het subsidiejaar is de eerste doorwerking voor deze subsidievormen met ingang van subsidiejaar 2010.

  • 2 Onverminderd het bepaalde in artikel 48 behouden de in dit artikel genoemde subsidieverordeningen hun toepassing op de, krachtens deze verordeningen toegekende subsidies.

Artikel 46 Citeertitel

Deze verordening kan aangehaald worden als 'Algemene Subsidieverordening gemeente Lansingerland 2009'.

Artikel 47 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2009.

Artikel 48 Intrekking

Met ingang van 1 januari 2009 worden de volgende verordeningen ingetrokken:* Subsidieverordening Welzijn, gemeente Berkel en Rodenrijs 2005* Algemene subsidieverordening, gemeente Bleiswijk 2000* Algemene subsidieverordening Bergschenhoek 2002

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 25 september 2008De griffier, De voorzitter,Aldus bekend gemaakt in de gemeentekrant d.d. ..... 2008.

Algemene toelichting 1

InleidingOp 1 januari 1998 is de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in werking getreden. Deze tranche bevat onder meer "Titel 4.2 Subsidies", waarin algemene regels zijn opgenomen over subsidiëring, die uiteraard ook voor de gemeentelijke overheid gelden.De subsidietitel bevat:1. dwingende regels, waarvan niet mag worden afgeweken;2. gangbare regels, die voor normale gevallen de beste regeling geven. De bepalingen maken een afwijkende regeling mogelijk door toevoeging van de clausule: "tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald";3. aanvullende regels, die normen geven voor de gevallen dat de bijzondere wetgever (bijvoorbeeld de gemeente) zelf geen regel heeft vastgesteld;4. facultatieve regels, die niet uit zichzelf gelden, maar in een wet, verordening of besluit van toepassing moeten worden verklaard.

De Awb geldt ten opzichte van gemeentelijke bepalingen als hogere regelgeving. De raad kan dus geen regels vaststellen die in strijd zijn met de betreffende regels. Ook het letterlijk overnemen van dwingende Awb-bepalingen is niet mogelijk. Ingevolge artikel 122 van de Gemeentewet vervallen de bepalingen van een gemeentelijke verordening van rechtswege wanneer in het onderwerp van die verordening door een wet wordt voorzien.Noodzaak van een wettelijke grondslagDe hoofdregel van de subsidietitel in de Awb is, dat subsidies gebaseerd moeten zijn op een wettelijk voorschrift. Voor gemeenten is dat voorschrift een gemeentelijke verordening. Deze regel komt voort uit de wens de rechtzekerheid van de subsidieaanvrager en de subsidieontvanger te verbeteren. Tevens streeft de wetgever verbetering van de doelmatigheid van de overheidsuitgaven na. Onzorgvuldig of willekeurig handelen is beter te toetsen aan de hand van een subsidieverordening dan aan de hand van een op zichzelf staand besluit. Voor de gemeenten bevat de Awb drie uitzonderingen op de hoofdregel: subsidieverstrekking op grond van een begrotingspost, de incidentele subsidieverstrekking en het verstrekken van subsidie in afwachting van de totstandkoming van een verordening, de spoedshalve subsidie. Ook de uitzonderingen zijn in de Awb zodanig geregeld, dat aan de eisen van rechtszekerheid en de wens tot doelmatigheid wordt voldaan.Volgens de Memorie van Toelichting op de Awb moet de subsidieverordening voldoen aan een tweetal minimumeisen. Allereerst wordt een omschrijving verlangd van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend. In de tweede plaats moet de verordening een grondslag bieden voor de verplichtingen die het bestuursorgaan aan de subsidieverlening kan verbinden, voor zover die grondslag niet reeds in de Awb zelf is neergelegd.TerminologieDe in gemeentelijke regelgeving gehanteerde terminologie moet overeenkomen met die van de Awb. Dat betekent onder meer, dat niet meer gesproken kan worden over toekenning, afwijzing en definitieve vaststelling van subsidies.Voortaan worden de volgende begrippen gebruikt: verlening (voorheen toekenning): dit is het besluit, waarbij de aanvrager aanspraak krijgt op een bepaald subsidiebedrag ; weigering (voorheen afwijzing): dit is het besluit, waarbij een bepaalde activiteit niet subsidiabel wordt verklaard c.q. geen subsidie wordt verleend; vaststelling (voorheen definitieve vaststelling): volgt in de regel na de subsidieverlening op grond van onder meer een verslag en rekening van baten en lasten, ingediend door de subsidieontvanger; verstrekking: omvat het proces van subsidieverlening en -vaststelling.Huidige verordeningDe huidige subsidieverordeningen zijn toegespitst op de gebieden Sport en Welzijn (waaronder Kunst en Cultuur, Zorg en Maatschappelijk Ontwikkeling). De nieuwe verordening (ASV) is een algemene subsidieverordening voor alle subsidies van de gemeente Lansingerland die onder de Awb en de algemene uitgangspunten voor het subsidiebeleid zoals deze zijn vastgelegd in de kadernotitie subsidiebeleid Lansingerland 2008. BevoegdhedenverdelingHet uitgangspunt waarop de bevoegdhedenverdeling in de nieuwe verordening is gebaseerd, is, dat de raad op hoofdlijnen stuurt en het college zorgt voor de uitvoering hiervan. De raad zet de algemene beleidslijnen uit, stelt de prioriteiten en stelt bij begroting de gelden ter beschikking die per beleidstaak voor subsidiëring in enig jaar beschikbaar zijn.De raad bepaalt ook de diverse grondslagen voor subsidiëring door middel van het vaststellen van het subsidiebeleidskader. Wij verwijzen in dit verband naar de artikelsgewijze toelichting.Het college is binnen deze door de raad vastgestelde grenzen verantwoordelijk voor het ontwikkelen van nadere regels, uitvoering, dat wil zeggen voor de verlening, bevoorschotting, vaststelling en betaling van de subsidies. Ook is het college bevoegd om toezicht en controle uit te oefenen op de naleving van de subsidieafspraken. Daarnaast is het college bevoegd om een subsidie in te trekken, als niet (meer) aan de in de verordening gestelde regels wordt voldaan.RechtsbeschermingDe rechtsbescherming is volledig geregeld in het eerste hoofdstuk van de Awb. Voor een subsidieaanvrager staat de mogelijkheid open om tegen alle besluiten bezwaar aan te tekenen bij het bestuursorgaan dat de beslissing heeft genomen. Tegen een besluit is verder, in tweede instantie, beroep mogelijk bij de rechtbank, sector bestuursrecht.Procedurele eisen in relatie tot Afdeling 4.2.8 van de AwbAfdeling 4.2.8 van de Awb bevat een facultatieve standaardregeling voor structurele subsidies die per boekjaar worden verstrekt aan rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid. Dat wil zeggen dat gemeenten er voor kunnen kiezen om deze afdeling voor die categorie van toepassing te verklaren. In de nieuwe ASV is daar niet voor gekozen, omdat de aan de verschillende subsidievormen te stellen procedurele eisen verschillen en soms ook wat afwijken van of verder gaan dan de eisen geformuleerd in deze afdeling. In de nieuwe ASV zijn per subsidievorm voor zover aan de orde de voorschriften met betrekking tot de subsidieaanvraag, subsidieverlening, subsidievaststelling en aanvullende verplichtingen geformuleerd. Dat heeft als voordeel, dat per subsidievorm een overzichtelijk beeld ontstaat.Voor het totaaloverzicht belangrijke voorschriften in de AwbDe ASV heeft de Awb als kader. Zoals hiervoor reeds geschetst, hangt het van de aard van de regels in de Awb af (dwingend, gangbaar, aanvullend of facultatief) of deze rechtstreeks gelden voor de gemeente of dat de gemeente kan aanvullen dan wel afwijken. Voor het totaaloverzicht is het in ieder geval vaak nodig om de met de verschillende onderwerpen verband houdende Awb-artikelen te kennen. Wij hebben er daarom voor gekozen om in de artikelsgewijze toelichting tevens per artikel de relevante artikelen uit de Awb weer te geven. Ter onderscheiding hebben wij deze in een kader geplaatst.Diverse Awb-artikelen komen in dat verband niet ter sprake, terwijl zij wel van groot belang zijn in verband met de rechtstreekse geldigheid. Het betreft bepalingen over de subsidieaanvraag, de subsidieverlening, de subsidievaststelling, intrekking en wijziging. Voor een goed overzicht vermelden wij die algemeen geldende bepalingen hier, eveneens in een kader en voor zover nodig met enige toelichting.De subsidieaanvraagIngevolge artikel 4.2 van de Awb dient de subsidieaanvraag volledig te zijn om in behandeling te kunnen worden genomen. Indien dit niet het geval is, heeft het college de bevoegdheid om de aanvraag niet in behandeling te nemen.Artikel 4:21. De aanvraag wordt ondertekend en bevat ten minste: de naam en het adres van de aanvrager; de dagtekening; een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd.2. De aanvrager verschaft voorts de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.Artikel 4:51. Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager gelegenheid heeft gehad binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag aan te vullen.2. Indien de aanvraag, of een van de daarbij behorende gegevens of bescheiden, in een vreemde taal is gesteld en een vertaling daarvan voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking noodzakelijk is, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het bestuursorgaan te stellen termijn de aanvraag met een vertaling aan te vullen.3. Indien de aanvraag, of een van de daarbij behorende gegevens of bescheiden, omvangrijk of ingewikkeld is en een samenvatting voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking noodzakelijk is, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het bestuursorgaan te stellen termijn de aanvraag met een samenvatting aan te vullen.4. Een besluit om de aanvraag niet te behandelen, wordt aan de aanvrager bekendgemaakt binnen vier weken nadat de aanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.De subsidieverleningTwee belangrijke momenten in het proces van subsidiëring zijn de subsidieverlening en de subsidievaststelling. De subsidieverlening vestigt een rechtens afdwingbare, zij het voorwaardelijke, aanspraak op financiële middelen, veelal voor een bepaald tijdvak. Wanneer de activiteiten zijn verricht en ook aan de overige verplichtingen is voldaan, wordt de subsidie in beginsel overeenkomstig de verlening vastgesteld. De subsidievaststelling is het besluit, waarbij wordt bepaald welk bedrag daadwerkelijk zal worden uitbetaald.De mogelijkheid bestaat om af te zien van subsidieverlening en direct tot vaststelling over te gaan, indien een verlening vooraf gelet op de subsidievorm en de hoogte van het subsidiebedrag niet nodig dan wel te omslachtig is. De artikelen 4:29 tot en met 4:32 van de Awb geven onder meer aan welke eisen worden gesteld aan de beschikking tot subsidieverlening.Artikel 4:29Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, kan voorafgaand aan een subsidievaststelling een beschikking omtrent subsidieverlening worden gegeven, indien een aanvraag daartoe is ingediend voor de afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor de subsidie wordt gevraagd.Artikel 4:301. De beschikking tot subsidieverlening bevat een omschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verleend.2. De omschrijving kan later worden uitgewerkt, voor zover de beschikking tot subsidieverlening dit vermeldt.Artikel 4:311. De beschikking tot subsidieverlening vermeldt het bedrag van de subsidie, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald.2. Indien de beschikking tot subsidieverlening het bedrag van de subsidie niet vermeldt, vermeldt zij het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.Artikel 4:32Een subsidie in de vorm van een periodieke aanspraak op financiële middelen wordt verleend voor een bepaald tijdvak, dat in de beschikking tot subsidieverlening wordt vermeld.VaststellingDe Awb gaat ervan uit, dat de subsidieontvanger de aanvraag tot subsidievaststelling indient. Bij verordening kan daarvoor een termijn worden gesteld. Dit is voor de verschillende subsidievormen in de desbetreffende hoofdstukken gedaan. Artikel 4:44 van de Awb geeft de uitzonderingen op het principe dat de subsidieontvanger de aanvraag tot vaststelling indient. In dit verband wijzen wij op de bevoegdheid die het college op grond van artikel 4:47 heeft om de subsidie ambtshalve vast te stellen.Artikel 4:42De beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag overeenkomstig afdeling 4.2.7.Artikel 4:441. Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, dient de subsidieontvanger na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in, tenzij: de subsidie met toepassing van artikel 4:47, onderdeel a, ambtshalve wordt vastgesteld; bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald dat de aanvraag wordt ingediend telkens na afloop van een gedeelte van het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend, of de vaststelling van de subsidie bij een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36, eerste lid, anders is geregeld.2. Indien bij wettelijk voorschrift geen termijn is bepaald, wordt de aanvraag tot vaststelling ingediend binnen een bij de subsidieverlening te bepalen termijn.3. Indien voor de indiening van de aanvraag tot vaststelling geen termijn is bepaald of de aanvraag na afloop van de daarvoor bepaalde termijn niet is ingediend, kan het bestuursorgaan de subsidieontvanger een termijn stellen binnen welke de aanvraag moet zijn ingediend.4. Indien na afloop van deze termijn geen aanvraag is ingediend, kan de subsidie ambtshalve worden vastgesteld.De hoofdregel luidt, dat de subsidie overeenkomstig de verlening wordt vastgesteld. Lagere vaststelling is alleen toegestaan in de in artikel 4:46 van de Awb genoemde gevallen.Artikel 4:461. Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, stel het bestuursorgaan de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast.2. De subsidieverlening kan lager worden vastgesteld indien: de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden; de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen; de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.3. Voor zover het bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, worden kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen.Ambtshalve vaststelling houdt in, dat het college overgaat tot subsidievaststelling, zonder dat daartoe een aanvraag is ingediend. De subsidie wordt dan vastgesteld op basis van de op dat moment beschikbare gegevens. Het kan bijvoorbeeld voorkomen, dat een subsidieontvanger de termijn ongebruikt laat verstrijken of dat de subsidieverlening wordt ingetrokken. In dat laatste geval kan redelijkerwijs niet worden verwacht dat een aanvraag tot vaststelling wordt ingediend.Artikel 4:47Het bestuursorgaan kan de subsidie geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen, indien: bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening een termijn is bepaald binnen welke de subsidie ambtshalve wordt vastgesteld; toepassing wordt gegeven aan artikel 4:44, vierde lid,of de beschikking tot subsidieverlening of de beschikking tot subsidievaststelling wordt ingetrokken of ten nadele van de ontvanger wordt gewijzigd.Artikel 4:45 gaat over de verantwoording van de activiteiten door de subsidieontvanger. De gemeente kan op dit vlak nadere eisen stellen in de verordening. In de nieuwe ASV is dit voor de verschillende subsidievormen gedaan.Artikel 4:451. Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de aanvrager aan dat de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen, tenzij de subsidie voor de aanvang van de activiteiten wordt vastgesteld.2. Bij de aanvraag tot subsidievaststelling legt de aanvrager rekening en verantwoording af omtrent de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.Intrekking en wijzigingIn de verordening zijn geen bepalingen opgenomen over de intrekking en wijziging van subsidies. De mogelijkheden daartoe zijn geregeld in de artikelen 4:48 tot en met 4:51 van de Awb. Voor een goed overzicht is het belangrijk deze artikelen te kennen. In een beperkt aantal gevallen kan de subsidieverlening met terugwerkende kracht worden ingetrokken. Deze maatregel moet worden gezien als een aanvulling op de mogelijkheid om een subsidie lager of op nul euro vast te stellen. Er hoeft dus in bepaalde, in artikel 4:48 genoemde gevallen niet gewacht te worden met ingrijpen tot het moment van subsidievaststelling.Artikel 4:481. Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen indien: de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden; de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen; de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid; de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten, of met toepassing van artikel 4:34, vijfde lid, een beroep wordt gedaan op de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.2. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.Intrekking wegens feiten of omstandigheden die zich na de vaststelling hebben voorgedaan of die het bestuursorgaan ten tijde van de vaststelling niet bekend konden zijn, is in artikel 4:49 geregeld. Hieraan is een limiet van vijf jaar gesteld.Artikel 4:491. Het bestuursorgaan kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen: op grond van feiten en omstandigheden waarvan het bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld; indien de subsidievaststelling onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten, of indien de subsidieontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan de subsidie verbonden verplichtingen.2. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is vastgesteld, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.3. De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd indien vijf jaren zijn verstreken sedert de dag waarop zij is bekendgemaakt dan wel, in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, sedert de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag waarop aan de verplichting had moeten worden voldaan.Artikel 4:50 handelt over intrekking of wijziging van de subsidieverlening voor de toekomst.Artikel 4:501. Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening met inachtneming van een redelijke termijn intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen: voor zover de subsidieverlening onjuist is; voor zover veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, of in andere bij wettelijk voorschrift geregelde gevallen.2. Bij intrekking of wijziging op grond van het eerste lid, onderdeel a of b, vergoedt het bestuursorgaan de schade die de subsidieontvanger lijdt doordat hij in vertrouwen op de subsidie anders heeft gehandeld dan hij zonder subsidie zou hebben gedaan.Artikel 4:51 regelt het weigeren van de voortzetting van subsidies die al drie jaar of langer worden verstrekt. Dat kan alleen bij veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten en met inachtneming van een redelijke termijn.Artikel 4:511. Indien aan een subsidieontvanger voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, geschiedt gehele of gedeeltelijke weigering van de subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak op de grond, dat veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, slechts met inachtneming van een redelijke termijn.2. Voor zover aan het einde van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend sedert de bekendmaking van het voornemen tot weigering voor een daarop aansluitend tijdvak nog geen redelijke termijn is verstreken, wordt de subsidie voor het resterende deel van die termijn verleend, zo nodig in afwijking van artikel 4:25, eerste lid.

Artikelsgewijze toelichting 2

HOOFDSTUK 1 - Algemene bepalingenArtikel 1 - BegripsomschrijvingenDe begripsomschrijvingen in dit artikel van de verordening zijn opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen.Een omschrijving van het begrip "subsidie" ontbreekt, omdat artikel 4:21 van de Awb daar een definitie van geeft, die dwingend is en algemene geldigheid heeft. Opname in de verordening is daarom niet mogelijk. Toch is het zinvol op deze plaats aandacht te besteden aan de wettelijke definitie.Artikel 4:21Onder subsidie wordt verstaan de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de subsidieontvanger, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.Deze titel is niet van toepassing op aanspraken of verplichtingen die voortvloeien uit een wettelijk voorschrift betreffende belastingen of de heffing van een premie dan wel een premievervangende belasting als gevolg van de Wet financiering volksverzekeringen.Deze titel is niet van toepassing op de aanspraak op financiële middelen die wordt verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift dat uitsluitend voorziet in verstrekking aan rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld.Deze titel is van overeenkomstige toepassing op de bekostiging van het onderwijs en onderzoek.Er wordt uitgegaan van een materieel subsidiebegrip: zodra aan de elementen van de begripsomschrijving wordt voldaan, spreken wij van subsidie. Deze elementen zijn:1. een aanspraak op financiële middelen;2. anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten;3. door een bestuursorgaan verstrekt;4. met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager.Ad 1Verstrekkingen in natura, zoals het om niet of voor een lage huurprijs beschikbaar stellen van een accommodatie, vallen niet onder het subsidiebegrip.Met het woord "aanspraak" wordt aangegeven, dat de financiële middelen niet daadwerkelijk verstrekt hoeven te worden. Zo is bijvoorbeeld ook het garant staan van de gemeente voor afbetaling van een lening een subsidie in de zin van de verordening. De gemeente verplicht zich immers tot betaling op het moment dat de geldlener daartoe niet in staat is. Het is dus niet zo, dat pas van subsidie kan worden gesproken op het moment dat de financiële middelen daadwerkelijk worden verstrekt. Voldoende is dat de aanspraak op financiële middelen wordt gevestigd.Het cruciale moment is niet de feitelijke verstrekking, maar de beslissing om de voorgenomen activiteit te subsidiëren als zij werkelijk plaatsvindt.Ad 2.Commerciële transacties waarbij de gemeente partij is, vallen buiten het subsidiebegrip.Ad 3.De subsidie wordt verleend en vastgesteld door een bestuursorgaan van de gemeente. Meestal zal dit het college zijn.Ad 4.Het moet gaan om een gebonden inkomens- of vermogensoverdracht in die zin, dat bij de subsidieverlening, voorafgaand aan de te verrichten activiteiten, de bestedingsrichting van de verleende middelen is vastgelegd.Indien het gaat om een complete of aanvullende inkomensvoorziening (bijvoorbeeld sociale zekerheid, studiefinanciering, schadevergoedingen), dan wordt het uitgekeerde bedrag niet als subsidie gezien.De bekostiging van het onderwijs vindt plaats op basis van de specifieke onderwijswetgeving. Volgens de wet zijn de algemene regels betreffende subsidiëring dan ook niet rechtstreeks, maar wel van overeenkomstige toepassing, ter bevordering van een zekere mate van harmonisatie.Artikel 2 - Reikwijdte van de verordeningHet opnemen van de term "gemeentelijk belang" heeft tot doel om aanvragen waarbij geen algemene belangen van de inwoners c.q. bezoekers van de gemeente Lansingerland betrokken zijn, te kunnen uitsluiten.Artikel 3 - Algemene eisenIn dit artikel wordt een aantal algemene eisen en uitgangspunten geformuleerd. Uitgangspunt is dat alleen subsidie wordt verstrekt aan aanvragers die een volledige rechtspersoonlijkheid bezitten. Lid 2 van dit artikel biedt de mogelijkheid om daarvan in bijzondere gevallen af te wijken, dat wil zeggen voor activiteiten die passen binnen het subsidiebeleid en waarbij de omstandigheid dat deze niet worden gerealiseerd door een rechtspersoonlijkheid bezittende aanvrager geen beletsel is. Ander uitgangspunt is dat slechts gesubsidieerd wordt indien de aanvrager de te subsidiëren activiteiten niet uit eigen middelen en of middelen van derden kan bekostigen.Artikel 4 - Inhoudelijk beleidDe raad is op grond van de bepalingen van de Gemeentewet het aangewezen orgaan om subsidiëring te regelen. Door de inhoudelijke criteria zo veel mogelijk op te nemen in beleidsuitgangspunten en beleidsnota's, wordt aan het primaat van de raad tegemoet gekomen en wordt eveneens de rechtsgelijkheid bevorderd.Artikel 5 - SubsidiebeleidskaderHet subsidiebeleidskader geeft een zo compleet mogelijk, compact overzicht van het subsidiebeleid. Door de periodieke vaststelling daarvan (in beginsel eens in de vier jaar) komt de schijnwerper regelmatig te staan op het zogenaamde bestaande beleid.Artikel 6 - UitvoeringDe bevoegdheidsverdeling geeft aan dat de raad stuurt op hoofdlijnen en dat het college verantwoordelijk is voor de uitvoering van het door de raad vastgestelde beleid.Artikel 7 - SubsidieplafondIn artikel 4:25 van de Awb wordt de mogelijkheid geschapen een subsidieplafond te hanteren. De bevoegdheid tot vaststelling van een subsidieplafond moet dan wel in de verordening zijn opgenomen. Op grond van het eerste lid van artikel 4:26 van de Awb moet de verordening tevens regelen hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld of welk orgaan dat krachtens de verordening mag doen. Artikel 7 voorziet in deze wettelijke eisen, zodat nu de mogelijkheid bestaat om met subsidieplafonds te gaan werken.Het subsidieplafond is een oplossing voor het probleem dat het ontbreken van een toereikende begrotingspost niet kan worden tegengeworpen aan de subsidieaanvrager, omdat de subsidieregeling een ongeclausuleerde aanspraak op subsidie creëert. Bij subsidieaanvragen die op grond van deze verordening worden ingediend, zal dat niet gauw het geval zijn. Er is zo veel beleidsvrijheid, dat het college ook zonder subsidieplafond bevoegd is de subsidie te weigeren op grond van het feit dat zij er om beleidsinhoudelijke redenen geen geld (meer) voor wil vrijmaken. De weigering moet uiteraard wel deugdelijk worden gemotiveerd.Niettemin moet de mogelijkheid tot vaststelling van een subsidieplafond er wel zijn. Te denken valt in dit verband bijvoorbeeld aan het speciale "potje" voor incidentele activiteiten.Als een subsidieplafond is vastgesteld, moet dat worden gepubliceerd. Tevens is de raad verplicht om aan te geven welk verdelingssysteem wordt gehanteerd. Daarin is de raad vrij. Gedacht kan worden aan het tendersysteem, waarbij aanvragen voor een bepaalde datum moeten worden ingediend, waarna aan de hand van bepaalde criteria een selectie wordt gemaakt. Een andere mogelijkheid is toepassing van het principe: 'wie het eerst komt, het eerst maalt'. Bij de bekendmaking van het subsidieplafond moet op deze verdelingsmaatstaven worden gewezen.Het plafond (inclusief de verdelingsmaatstaven) moet bekendgemaakt worden voor aanvang van het tijdvak waarop het betrekking heeft. Potentiële subsidieaanvragers moeten daarmee rekening houden. Ook behoren zij te weten, dat hun subsidieaanvraag kan worden geweigerd wegens het ontbreken van gelden, ook al voldoet de aanvraag aan de gestelde eisen.Artikel 4:251. Een subsidieplafond kan slechts bij of krachtens wettelijk voorschrift worden vastgesteld.2. Een subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.3. Indien niet tijdig, dan wel in bezwaar of beroep ter uitvoering van een rechterlijke uitspraak over verstrekking wordt beslist, geldt de verplichting van het eerste lid slechts voor zover zij ook gold op het tijdstip, waarop de beslissing in eerste aanleg werd genomen of had moeten worden genomen.Artikel 4:261. Bij of krachtens wettelijk voorschrift wordt bepaald hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.2. Bij de bekendmaking van het subsidieplafond wordt de wijze van verdeling vermeld.Artikel 4:271. Het subsidieplafond wordt bekendgemaakt voor de aanvang van het tijdvak waarvoor het is vastgesteld.2. Indien het subsidieplafond of een verlaging daarvan later wordt bekendgemaakt, heeft deze bekendmaking geen gevolgen voor voordien ingediende aanvragen.Artikel 4:28Artikel 4:27, tweede lid, is niet van toepassing, indien: de aanvragen voor het tijdvak waarvoor het subsidieplafond is vastgesteld als gevolg van wettelijk voorschrift moeten worden ingediend op een tijdstip waarop de begroting nog niet is vastgesteld of goedgekeurd; het een verlaging betreft die voortvloeit uit de vaststelling of goedkeuring van de begroting; bij de bekendmaking van het subsidieplafond is gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor al ingediende aanvragen.Artikel 8 - Algemene reserveIn dit artikel staan de bepalingen opgenomen die betrekking hebben op het creëren van een algemene reserve. Dit is een buffer waarmee tekorten in het ene jaar kunnen worden opgevangen met overschotten in het andere jaar. Het kan niet de bedoeling zijn, dat deze reserve oneindig groot wordt. Daarom wordt vastgesteld, dat deze reserve maximaal 10 % van de totale exploitatielasten van de aanvrager mag bedragen. Het college kan op grond van lid 3 zonodig van dit percentage afwijken. Dit kan zij doen op eigen initiatief of op een daartoe strekkend verzoek. Indien het college meent dat een aanvrager grote financiële risico's loopt, heeft het de mogelijkheid het percentage te verhogen.In de Awb wordt de term egalisatiereserve gehanteerd. In Lansingerland wordt hiermee de term algemene reserve gedekt.Artikel 4:721. Indien dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald, vormt de ontvanger een egalisatiereserve.2. Het verschil tussen de vastgestelde subsidie en de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend komt ten gunste onderscheidenlijk ten laste van de egalisatiereserve.3. De egalisatiereserve wordt zo hoog rentend en zo veilig als redelijkerwijs mogelijk is belegd.Artikel 9 - Bestemmingsreserves en voorzieningenDit artikel biedt de mogelijkheid aan een aanvrager om naast een algemene reserve één of meerdere bestemmingsreserves en/of voorzieningen te vormen. Om een goed gebruik van de financiële middelen te waarborgen, dient hiervoor toestemming aan het college te worden gevraagd.Artikel 10 - EvaluatieDit artikel geeft uitwerking aan het bepaalde in artikel 4:24 van de Awb. Het betreft een zogenaamde gangbare regel. Dat wil zeggen, dat de gemeente de vrijheid heeft om deze anders in te vullen. Artikel 10 bepaalt, dat het college het subsidieproces en de algemene subsidieverordening eens in de 4 jaar evalueert.Artikel 11 - ToezichthoudersIn de Awb is in Hoofdstuk 5, Afdeling 5.1 het nodige geregeld over toezichthouders. Een uitgebreide regeling in de verordening is daarom niet nodig. Wel moet de verordening de mogelijkheid aangeven om toezichthouders aan te wijzen.Op grond van het bepaalde in Afdeling 5.1 moet de aanvrager de toezichthouder toegang verlenen tot de accommodatie en de administratie. Hij is bevoegd inlichtingen te vorderen en zo nodig zakelijke bescheiden en gegevens mee te nemen om kopieën te kunnen maken.Op grond van artikel 5:14 van de Awb is bepaald, dat de toezichthouder niet de bevoegdheden heeft die worden vermeld in de artikelen 5:18 en 5:19, omdat dergelijke bevoegdheden in het kader van de subsidieverordening geen zin hebben.Artikel 5:11Onder toezichthouder wordt verstaan: een persoon, bij of krachtens wettelijk voorschrift belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.Artikel 5:121. Bij de uitoefening van zijn taak draagt een toezichthouder een legitimatiebewijs bij zich, dat is uitgegeven door het bestuursorgaan onder verantwoordelijkheid waarvan de toezichthouder werkzaam is. 2. Een toezichthouder toont zijn legitimatiebewijs desgevraagd.3. Het legitimatiebewijs bevat een foto van de toezichthouder en vermeldt in ieder geval diens naam en hoedanigheid. Het model van het legitimatiebewijs wordt vastgesteld bij regeling van Onze Minister van Justitie.Artikel 5:13Een toezichthouder maakt van zijn bevoegdheden slechts gebruik voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is.Artikel 5:14Bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan dat de toezichthouder als zodanig aanwijst, kunnen de aan de toezichthouder toekomende bevoegdheden worden beperkt.Artikel 5:151. Een toezichthouder is bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, elke plaats te betreden met uitzondering van een woning zonder toestemming van de bewoner.2. Zo nodig verschaft hij zich toegang met behulp van de sterke arm.3. Hij is bevoegd zich te doen vergezellen door personen die daartoe door hem zijn aangewezen.Artikel 5:16 Een toezichthouder is bevoegd inlichtingen te vorderen.Artikel 5:171. Een toezichthouder is bevoegd inzage te vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden.2. Hij is bevoegd van de gegevens en bescheiden kopieën te maken.3. Indien het maken van kopieën niet ter plaatse kan geschieden, is hij bevoegd de gegevens en bescheiden voor dat doel voor korte tijd mee te nemen tegen een door hem af te geven schriftelijk bewijs.Artikel 5:181. Een toezichthouder is bevoegd zaken te onderzoeken, aan opneming te onderwerpen en daarvan monsters te nemen.2. Hij is bevoegd daartoe verpakkingen te openen.3. De toezichthouder neemt op verzoek van de belanghebbende zo mogelijk een tweede monster, tenzij bij of krachtens wettelijk voorschrift anders is bepaald.4. Indien het onderzoek, de opneming of de monsterneming niet ter plaatse kan geschieden, is hij bevoegd zaken voor dat doel voor korte tijd mee te nemen tegen een door hem af te geven schriftelijk bewijs.5. De genomen monsters worden voor zover mogelijk teruggegeven.6. De belanghebbende wordt op zijn verzoek zo spoedig mogelijk in kennis gesteld van de resultaten van het onderzoek, de opneming of de monsterneming.Artikel 5:191. Een toezichthouder is bevoegd vervoermiddelen te onderzoeken waarvoor hij een toezichthoudende taak heeft.2. Hij is bevoegd vervoermiddelen waarmee naar zijn redelijk oordeel zaken worden vervoerd met betrekking waartoe hij een toezichthoudende taak heeft, op hun lading te onderzoeken.3. Hij is bevoegd van de bestuurder van een vervoermiddel inzage te vorderen van de wettelijk voorgeschreven bescheiden met betrekking waartoe hij een toezichthoudende taak heeft.4. Hij is bevoegd met het oog op de uitoefening van deze bevoegdheden van de bestuurder van een voertuig of van de schipper van een vaartuig te vorderen dat deze zijn vervoermiddel stilhoudt en naar een door hem aangewezen plaats overbrengt.5. Bij regeling van Onze Minister van Justitie wordt bepaald op welke wijze de vordering tot stil houden wordt gedaan.Artikel 5:20 1. Een ieder is verplicht aan een toezichthouder binnen de door hem gestelde redelijke termijn alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.2. Zij die uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift verplicht zijn tot geheimhouding kunnen het verlenen van medewerking weigeren, voor zover dit uit hun geheimhoudingsplicht voortvloeit.HOOFDSTUK 2 - PrestatiesubsidieArtikel 12 - AanvraagDe datum voor het indienen van de aanvraag houdt verband met de besluitvorming in het kader van de begrotingscyclus van de gemeente. Dit artikel geeft globaal aan welke gegevens met een aanvraag moeten worden ingediend. Het college kan, indien zij dit nodig acht, bepalen, dat ook andere gegevens moeten worden overgelegd.Artikel 13 - BegrotingGeen nadere toelichting noodzakelijkArtikel 14 - BeslistermijnNadat de raad in november de programmabegroting heeft vastgesteld neemt het college binnen zes weken een definitieve beslissing in de vorm van een beschikking. De ambtelijke toetsing van de aanvraag vindt plaats binnen 8 weken na 1 mei. Daar waar wordt afgeweken van de aanvraag worden aanvragers ambtelijk op de hoogte gesteld van het voorstel tot afwijking. Aanvragers worden in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen (artikel 4.7 tot en met 4.9 Awb).Artikel 15 - Besluit tot subsidieverleningBij prestatiesubsidies vormen zowel subsidieverlening als subsidievaststelling onderdeel van het subsidieproces. Bij subsidieverlening wordt in feite gezegd, dat een aanvrager in principe een bepaald bedrag aan subsidie krijgt. Dit is tevens het maximum aan subsidie dat een aanvrager kan ontvangen. Afhankelijk van de verrichte prestaties/activiteiten wordt de subsidie na afloop van het subsidietijdvak definitief vastgesteld. Van belang is bij de subsidieverlening aan te geven of bij de verantwoording een accountantsverklaring noodzakelijk is. In ieder geval is in onderstaande situaties een accountantsverklaring noodzakelijk:1. Als het te verlenen subsidiebedrag over een tijdvak de omvang heeft van tenminste € 45.000, maar minder dan € 125.000 is bij verantwoording die onderdeel uitmaakt van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie minimaal een beoordelingsverklaring van een accountant vereist.2. Als het te verlenen subsidiebedrag over het in het subsidietijdvak een omvang heeft van tenminste € 125.000 is bij de verantwoording die deel uitmaakt van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie een verklaring van een accountant vereist, evenals het accountantsrapport waarop de verklaring is gebaseerd.3. De in het eerste en tweede lid genoemde verklaringen zijn gebaseerd op het door het college vastgestelde controleprotocol, tenzij sprake is van subsidieverlening op basis van een rijksregeling op Europese regeling waarvoor andere vereisten gelden.4. Het college kan in plaats van de in het eerste en tweede lid genoemde bedragen in individuele gevallen lagere bedragen vaststellen.5. Aan de subsidieontvanger wordt de verplichting opgelegd dat hij er zorg voor draagt in de afspraken met de accountant, dat deze zich bij het onderzoek en het opstellen van de verklaring houdt aan wat is vermeld in het Controleprotocol dat deel uitmaakt van de subsidiebeschikking.6. Het college kan bij de subsidieverlening bepalen dat de subsidieontvanger zijn accountant opdracht verleent zich een oordeel te vormen over specifieke door het college aangegeven aandachtspunten.Artikel 16 - UitvoeringsovereenkomstenDit artikel maakt het mogelijk dat naast de beschikking tot subsidieverlening een (privaatrechtelijke) uitvoeringsovereenkomst wordt afgesloten. Een dergelijke overeenkomst biedt de mogelijkheid om het verrichten van de activiteiten zo nodig te vorderen via de civiele rechter. Hieraan kan behoefte bestaan, als de activiteit bestaat uit het verschaffen van door de gemeente essentieel geachte voorzieningen en (dreiging met) intrekking van de subsidie een onder de gegeven omstandigheden onvoldoende effectieve sanctie is. Dit kan zich voordoen, als het aanbieden van de desbetreffende voorziening niet eenvoudig door anderen of de gemeente zelf kan worden overgenomen.Artikel 4:36Ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening kan een overeenkomst worden afgesloten.Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de subsidie zich daartegen verzet, kan in de overeenkomst worden bepaald dat de aanvrager verplicht is de activiteiten te verrichten waarvoor de subsidie is verleend.Artikel 17 - Aanvraag tot subsidievaststellingDit artikel heeft betrekking op de voorbereiding van het tweede publiekrechtelijke moment in het subsidietraject. Voorafgaand aan het vaststellen van een subsidie zullen de aanvragers een aanvraag moeten indienen, vergezeld van een aantal stukken. Het college kan afwijken van de verplichting in lid 3 sub c een accountantsverslag te overleggen als naar zijn inzicht de kosten van de accountant niet opwegen tegen de hoogte van de verleende subsidie.Artikel 18 - Besluit tot subsidievaststellingDe subsidievaststelling is het logische vervolg op de subsidieverlening.Artikel 19 - Verplichtingen van de subsidieontvangerHet stellen van eisen met betrekking tot de administratie van een aanvrager is vooral van belang met het oog op de subsidievaststelling. De administratie moet daarom inzichtelijk en controleerbaar zijn.Artikel 20 - ToestemmingsvereisteDit artikel sluit aan bij artikel 4:71 van de Awb. Het eerste lid daarvan is facultatief, de overige leden zijn dwingend van aard.Voor prestatiesubsidies, is het merendeel van de toestemmingsvereisten uit de Awb overgenomen. Dit geldt alleen niet voor de onderdelen e. g. en h. Onderdeel g. heeft betrekking op fondsen en reserves, waarvoor afzonderlijke bepalingen in de verordening zijn opgenomen (artikel 8 en 9). De vereisten geformuleerd onder e. en h. zouden de bedrijfsvoering van de betrokken aanvragers onnodig kunnen belemmeren.Artikel 4:71Indien dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald, behoeft de aanvrager de toestemming van het bestuursorgaan voor:a) het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;b) het wijzigen van de statuten;c) het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van registergoederen, indien zij mede zijn verworven door middel van de subsidiegelden, dan wel de lasten daarvoor mede worden bekostigd uit de subsidiegelden;d) het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan, indien deze goederen geheel of gedeeltelijk zijn verworven door middel van de subsidie dan wel de uitgaven daarvoor mede zijn bekostigd uit de subsidie;e) het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten van geldlening;f) het aangaan van overeenkomsten waarbij de aanvrager zich verbindt tot zekerheidsstelling met inbegrip van zekerheidsstelling voor schulden van derden of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;g) het vormen van fondsen en reserveringen;h) het vaststellen of wijzigen van tarieven voor door de aanvrager in de gewone uitoefening van zijn gesubsidieerde activiteiten te verrichten prestaties;i) het ontbinden van de rechtspersoon;j) het doen van aangifte tot zijn faillissement of het aanvragen van zijn surséance van betaling.k) Het bestuursorgaan beslist binnen vier weken over de toestemming.l) De beslissing kan eenmaal voor ten hoogste vier weken worden verdaagd.m) Indien over de toestemming niet tijdig is beslist, wordt de toestemming geacht te zijn verleend.HOOFDSTUK 3 -WaarderingssubsidieArtikel 21 - AanvraagDe normen voor de waarderingssubsidie staan beschreven in de beleidsregels. Deze normen worden opgenomen in een bijlage van het subsidiebeleidskader. Kortheidshalve wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 12.Artikel 22 - BegrotingGeen nadere toelichting noodzakelijkArtikel 23 - BeslistermijnKortheidshalve wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 14.Artikel 24 - Subsidievaststelling ineensBij de genormeerde en waarderingssubsidie is gekozen voor de mogelijkheid om direct over te gaan tot het vaststellen van de subsidie. De genormeerde subsidie is gebaseerd op vooraf gestelde normen en er is geen sterke sturing op de activiteiten. Ook bij de waarderingssubsidie is geen sterke sturing op de activiteiten. Het gaat hier om verenigingen die al jaren subsidie ontvangen op basis van bijvoorbeeld het aantal jeugdleden.Artikel 25 - Verplichtingen van de subsidieontvangerOm toch inzicht te houden in de activiteiten die de aanvrager verricht, is ervoor gekozen om de aanvragers na afloop van het subsidiejaar een kort verslag te laten overleggen.HOOFDSTUK 4 - Incidentele subsidieArtikel 26 - AanvraagDe aanvraag om een eenmalige subsidie kent een specifieke termijn van indiening en dient vergezeld te gaan van een aantal op de subsidiesoort toegesneden stukken.Artikel 27 - BegrotingGeen nadere toelichting noodzakelijkArtikel 28 - BeslistermijnHet gaat hierbij om de termijnen waarop het college kan beslissen. Voorts wordt de mogelijkheid geboden hier indien noodzakelijk van af te wijken.Artikel 29 - Besluit tot subsidieverleningDit artikel is vergelijkbaar met artikel 15 en behoeft geen toelichting.Artikel 30 - Aanvraag tot subsidievaststellingDit artikel is vergelijkbaar met artikel 17. In verband met de subsidiesoort blijft de eis van het overleggen van een accountantsverklaring hier achterwege.Artikel 31 - SubsidievaststellingKortheidshalve wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 18.Artikel 32 - Verplichtingen subsidieontvangerOm toch inzicht te houden in de activiteiten die de aanvrager verricht, is ervoor gekozen om de aanvragers na afloop van de activiteiten een verslag te laten overleggen.HOOFDSTUK 5 - Overige bepalingenArtikel 33 - WeigeringsgrondenDe artikelen 4:25 en 4:35 bevatten dwingend recht, waarvan niet bij verordening kan worden afgeweken. Wel is het mogelijk deze weigeringsgronden aan te vullen. Hiervan wordt in dit artikel gebruik gemaakt. Het betreft hier een limitatieve opsomming, zodat andere weigeringsgronden niet kunnen worden toegepast.Artikel 4:25, tweede lid, bepaalt, dat een subsidie moet worden geweigerd indien door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden. De integrale tekst van artikel 4:25 is te vinden in de toelichting op artikel 7.Artikel 4:351. De subsidieverlening kan in ieder geval worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat: de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden; de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen; de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen over de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.2. De subsidieverlening kan voorts in ieder geval worden geweigerd indien de aanvrager  in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid; failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.Artikel 34 - Vergoeding aan de gemeente bij vermogensvormingDeze bepaling is gebaseerd op artikel 4:41 van de Awb, een facultatief wetsartikel; de verordening moet een grondslag bieden om hiervan gebruik te maken. De aanvrager is onder bepaalde omstandigheden verplicht tot het betalen van een schadevergoeding aan de gemeente, wanneer het subsidie tot vermogensvorming bij de aanvrager heeft geleid.Hierbij gaat het in het bijzonder om situaties, waarbij vermogensbestanddelen niet langer dienen voor de verwezenlijking van het doel, waarvoor subsidie is verleend.Dit doet zich bijvoorbeeld voor wanneer een aanvrager zichzelf ontbindt of een vorm van samenwerking met een andere aanvrager aangaat en het mede door middel van subsidie in eigendom verworven pand verkoopt.Deze vergoedingsverplichting is wel gekoppeld aan een verjaringstermijn van maximaal vijf jaar.Artikel 4:411. In de gevallen, genoemd in het tweede lid, is de aanvrager, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd aan het bestuursorgaan, mits dit bij wettelijk voorschrift, of, indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, bij de subsidieverlening is bepaald, en daarbij is aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.2. De vergoeding is slechts verschuldigd indien: de subsidieontvanger voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt; de subsidieontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen; de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd; de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd, of de rechtspersoon die de subsidie ontving, wordt ontbonden.3. De vergoeding wordt vastgesteld binnen een jaar nadat het bestuursorgaan op de hoogte is gekomen of kon zijn van de gebeurtenis die het recht op vergoeding deed ontstaan, doch in ieder geval binnen vijf jaar na de bekendmaking van de laatste beschikking tot subsidievaststelling.Artikel 35 - VoorschottenIn de praktijk wordt meestal met voorschotten gewerkt. Op grond van artikel 4:54 van de Awb is voorschotverlening alleen mogelijk indien de verordening dat bepaalt.Afgewogen moet worden of voorschotverlening noodzakelijk is en zo ja, welk systeem van bevoorschotting wordt gehanteerd. De beslissing om een voorschot te verlenen of te weigeren moet worden beschouwd als een beschikking, waartegen bezwaar en beroep openstaat. Verlening van een voorschot verplicht tot uitbetaling. Wij sluiten ons aan bij de in het tweede lid van artikel 4:55 vermelde gangbare betalingstermijn van vier weken. Het is mogelijk de beschikking tot subsidieverlening te combineren met een beschikking tot voorschotverlening.Het is zinvol vast te leggen hoe met de voorschotten wordt omgegaan bij de subsidievaststelling en wat er moet gebeuren als de vaststelling lager uitvalt dan de bevoorschotting. Op grond van het tweede lid kan het rondpompen van geld worden voorkomen. Bevoorschotting aan een aanvrager waarvan het voortbestaan onzeker is, kan worden gestopt (lid 5).Op grond van het zesde lid kan worden voorkomen, dat naderhand voorschotten moeten worden teruggevorderd van een aanvrager die niet aan haar verplichtingen voldoet.Artikel 4:541. Het bestuursorgaan kan de subsidieontvanger voorschotten verlenen, voor zover dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald.2. De beschikking tot voorschotverlening vermeldt het bedrag van het voorschot, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald.Artikel 4:551. Voorschotten worden overeenkomstig de voorschotverlening betaald.2. De voorschotten worden binnen vier weken na de voorschotverlening betaald, tenzij bij wettelijk voorschrift of bij de voorschotverlening anders is bepaald.Artikel 36 - Gelieerde rechtspersonenDit artikel is bedoeld om het college een volledig beeld te geven van de financiële rechten en verplichtingen van een aanvrager. Daarom moet inzicht zijn in bij een andere instelling ondergebracht geld (a), dochterinstellingen (b) en steunstichtingen (c).Artikel 37 - Meldingsplicht bij wijziging omstandighedenOp diverse plaatsen in deze verordening wordt aangegeven wat het college in verband met bepaalde omstandigheden moeten/kunnen beslissen. Die omstandigheden zijn het college meestal bekend via gevraagd of ongevraagd door een aanvrager gegeven informatie. Het ligt voor de hand, dat de bereidheid van een aanvrager om informatie te verstrekken afneemt naarmate de gevolgen daarvan minder gunstig (kunnen) zijn. Daarom wordt in dit artikel bepaald, dat informatieverstrekking verplicht is (zo spoedig mogelijk en schriftelijk) als het gaat om omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een door het college te nemen beslissing.Artikel 38 - Zorgvuldig beheer en verzekeringsplichtOp grond van artikel 4:37, eerste lid, kan de gemeente de subsidieontvanger bepaalde verplichtingen opleggen.Artikel 4:371. Het bestuursorgaan kan de subsidieontvanger verplichtingen opleggen met betrekking tot:  aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend; de administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten; het vóór de subsidievaststelling verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn voor een beslissing over de subsidie; de te verzekeren risico's; het stellen van zekerheid voor verleende voorschotten; het afleggen van rekening en verantwoording over de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn; het beperken of wegnemen van de nadelige gevolgen van de subsidie voor derden; het uitoefenen van controle door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek op het door het bestuursorgaan gevoerde financiële beheer en de financiële verantwoording daarover.2. Indien een verplichting als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt opgelegd, zijn de artikelen 4:3 en 4:4 van overeenkomstige toepassing.Omdat het gemeentebestuur activiteiten subsidieert die het van belang acht voor de inwoners, heeft het er ook belang bij, dat de aanvrager zich verzekert tegen mogelijke risico's. Een brand- en inbraakverzekering voor de roerende en onroerende zaken evenals een WA-verzekering voor personeel en vrijwilligers worden daarom verplicht gesteld. De in het vierde lid opgenomen mogelijkheid van vrijstelling kan worden gebruikt, als mocht blijken dat een risico niet te verzekeren is dan wel er een uitzonderlijk hoge risicodekking wordt verlangd.Artikel 39 - Tegengaan vervreemdingenDit artikel beoogt te voorkomen, dat subsidiegelden worden gebruikt voor oneigenlijke doelen of door een aanvrager elders worden ondergebracht, buiten het zicht van de gemeente.Artikel 40 - Levering van goederen en diensten aan derdenDit artikel is bedoeld om getrapte subsidiëring te voorkomen. Een aanvrager mag, zonder toestemming van het college, de subsidie niet deels ten goede laten komen aan derden die niet tot de doelgroep behoren.Artikel 41 - Medewerking aan onderzoek door de gemeenteMedewerking aan onderzoek door de gemeente is in het algemeen niet verplicht. Met deze bepaling, die gebaseerd is op artikel 4:38 van de Awb, wordt aangegeven, dat de aanvrager niet de vrijheid heeft zich aan die medewerking te onttrekken.Artikel 4:381. Het bestuursorgaan kan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.2. Indien de subsidie op een wettelijk voorschrift berust, worden de verplichtingen opgelegd bij wettelijk voorschrift of krachtens wettelijk voorschrift bij de subsidieverlening.3. Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kunnen de verplichtingen worden opgelegd bij de subsidieverlening.Artikel 42 - BetalingDe aanvragers hebben recht op een vlotte afwikkeling als de beschikking tot subsidieverlening is vastgesteld of indien de subsidie ineens is vastgesteld. Artikel 44 regelt de termijn waarbinnen tot betaling wordt overgegaan. De Awb biedt de mogelijkheid om het subsidiebedrag in gedeelten te betalen.Artikel 4:531. Het subsidiebedrag kan in gedeelten worden betaald, mits bij wettelijk voorschrift is bepaald hoe de gedeelten worden berekend en op welke tijdstippen zij worden betaald.2. Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kan het subsidiebedrag in gedeelten worden betaald, mits bij de subsidieverlening, of indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bij de subsidievaststelling, is bepaald hoe de gedeelten worden berekend en op welke tijdstippen zij worden betaald.HOOFDSTUK 6 - Slot- en overgangsbepalingenArtikel 43 - Zaken waarin de verordening niet voorzietAls de praktijk aanleiding geeft om deze verordening aan te vullen, zal het college uiteraard voorstellen aan de raad moeten doen. Omdat de tijd die gemoeid is met de totstandkoming van een dergelijke aanvulling te lang kan zijn om een beslissing op te schorten (in verband met voorgeschreven termijnen of belangen van de gemeente en/of aanvragers), geeft dit artikel het college de bevoegdheid om te handelen in gevallen waarin de verordening (nog) niet voorziet.Artikel 44 - HardheidsclausuleDit artikel is opgenomen om ten opzichte van een aanvrager in begunstigende zin te kunnen afwijken van deze verordening. Daarvoor is wel nodig dat sprake is van bijzondere omstandigheden. De aanduiding "hardheidsclausule" geeft aan, dat zich bijzondere omstandigheden kunnen voordoen, waarin een strikte toepassing van één of meer artikelen in redelijkheid niet kan worden verlangd.Artikel 45 - OvergangsbepalingAls de Algemene Subsidieverordening Lansingerland 2009 in werking treedt, zijn de subsidieaanvragen voor 2009 al ingediend. De gehele afhandeling daarvan vindt nog plaats op grond van de bepalingen van de oude verordeningenverordeningen.Artikel 46 - CiteerartikelDit artikel behoefte geen nadere toelichting.Artikel 47 - InwerkingtredingDit artikel behoefte geen nadere toelichting.Artikel 48 - IntrekkingDit artikel behoefte geen nadere toelichting.