Regeling vervallen per 01-01-2020

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Lansingerland houdende regels omtrent de heffing en invordering van rioolheffing Verordening rioolheffing 2019

Geldend van 28-12-2018 t/m 31-12-2019

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Lansingerland houdende regels omtrent de heffing en invordering van rioolheffing Verordening rioolheffing 2019

Onderwerp: vaststelling Verordening Rioolheffing 2019

Kenmerk: T18.12001

De gemeenteraad heeft op 20 december 2018 de Verordening Rioolheffing 2019 vastgesteld en tevens de Verordening Rioolheffing 2018 ingetrokken. De Verordening Rioolheffing 2019 treedt per 1 januari 2019 in werking.

De raad van de gemeente Lansingerland;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van de gemeente Lansingerland;

gelet op de artikelen 149 en 228a van de Gemeentewet.

Besluit vast te stellen de:

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2019

(Verordening rioolheffing 2019)

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;

  • b.

    voor de toepassing van deze verordening wordt als één onroerende zaak aangemerkt:

    • 1.

      een gebouwd eigendom;

    • 2.

      een ongebouwd eigendom;

    • 3.

      een gedeelte van een in onderdeel 1 of onderdeel 2 bedoeld eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    • 4.

      een samenstel van twee of meer van de in onderdeel 1 of onderdeel 2 bedoelde eigendommen of in onderdeel 3 bedoelde gedeelten daarvan, die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar horen;

    • 5.

      een geheel van twee of meer van de in onderdeel 1 of onderdeel 2 bedoelde eigendommen of in onderdeel 3 bedoelde gedeelten daarvan of in onderdeel 4 bedoelde samenstellen, dat naar de omstandigheden beoordeeld één terrein vormt bestemd voor verblijfsrecreatie en dat als zodanig wordt geëxploiteerd;

    • 6.

      het binnen de gemeente gelegen deel van een in onderdeel 1 of onderdeel 2 bedoeld eigendom, van een in onderdeel 3 bedoeld gedeelte daarvan, van een in onderdeel 4 bedoeld samenstel of van een in onderdeel 5 bedoeld geheel;

  • c.

    een roerende zaak is gelijk aan een onroerende zaak in de zin van onderdeel b;

  • d.

    gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

  • e.

    verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;

  • f.

    water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater, grondwater of oppervlaktewater.

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • a.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfswater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater;

  • b.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1. Onder de naam "rioolheffing" wordt geheven:

    • a.

      een belasting van de gebruiker van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, en

    • b.

      een belasting van de gebruiker van een perceel van waaruit afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.

  • 2. Met betrekking tot de heffing als bedoeld in het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een perceel ten gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte in gebruik heeft afgestaan.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

  • 1. De belasting als bedoeld in artikel 3, lid 1, onderdeel a, wordt geheven per perceel.

  • 2. De belasting als bedoeld in artikel 3, lid 1, onderdeel b, wordt geheven naar het aantal kubieke meters afvalwater dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.

  • 3. Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater, grondwater en oppervlaktewater dat in het belastingjaar naar het perceel is toegevoerd of is opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.

  • 4. De op voet van het derde lid berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet als afvalwater is afgevoerd.

Artikel 5 Belastingtarieven

  • 1. De belasting als bedoeld in artikel 3, lid 1, onderdeel a, bedraagt per perceel € 245,18.

  • 2. Indien in een jaar meer dan 500 m³ afvalwater wordt afgevoerd, is boven het ingevolge het eerste lid verschuldigde bedrag een belasting verschuldigd van € 245,18 voor de tweede en elk volgende hoeveelheid van 500 m³ of een gedeelte hiervan, met een maximum van 10.000 m³.

Artikel 6 Vrijstellingen en afwijkende tarieven

  • 1. De belasting is niet verschuldigd ter zake van percelen die in zelfstandig gebruik zijn als berging of garagebox (WOZ-objectcode 1700).

  • 2. De belasting is niet verschuldigd voor opslagunits (WOZ-objectcode 3175) met een WOZ-waarde lager dan € 50.000.

Artikel 7 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of voor het gebruikersdeel, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel als bedoeld in artikel 3, eerste lid, in de loop van het belasting¬jaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel als bedoeld in artikel 3, eerste lid, in de loop van het belasting¬jaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 9,--.

  • 4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander eigendom in gebruik neemt.

  • 5. Belastingbedragen van minder dan € 9,-- worden niet geheven.

  • 6. Voor de toepassing van de bepalingen in het derde en vijfde lid, wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de aanslag worden betaald uiterlijk drie maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt dat, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in lid 1 en 2 van dit artikel gestelde termijnen.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de heffing en invordering van de rioolheffing.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De Verordening rioolheffing 2018, vastgesteld op 21 december 2017 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als de "Verordening rioolheffing 2019".

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Lansingerland in zijn openbare vergadering

van 20 december 2018.

de griffier,

drs. Marijke Walhout