Regeling vervallen per 20-12-2018

Monumentenverordening Laren 2012

Geldend van 05-11-2011 t/m 19-12-2018

Intitulé

Monumentenverordening Laren 2012

De raad van de gemeente Laren

 

gelezen het voorstel d.d. 13 september 2011 van burgemeester en wethouders;

 

gelet op de artikel 149 van de Gemeentewet, de Monumentenwet 1988, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Algemene wet bestuursrecht;

 

B E S L U I T :

 

I. tot het vast stellen van de:

 

MONUMENTENVERORDENING LAREN 2012

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

a. beschermd gemeentelijk monument:

onroerende zaak, die door burgemeester en wethouders als beschermd

gemeentelijk monument is aangewezen;

b. beschermd rijksmonument:

onroerende zaak, die als monument is ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers;

c. bouwhistorisch onderzoek:

in een schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouwgeschiedenis en de bouwhistorische kwaliteit van een monument;

d. commissie:

de BEL- commissie Ruimtelijke Kwaliteit;

e. gemeentelijke monumentenlijst:

de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen zaken;

f. kerkelijk monument:

onroerend monument, dat eigendom is van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling en dat uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst;

g. monument:

1. een zaak die van algemeen belang is wegens haar schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;

2. een terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak als bedoeld onder 1.

h. bevoegd gezag:

bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 eerste lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

i. Vergunning

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid of artikel 2.2 van de wet Algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 2 Het gebruik van het monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

 

Artikel 3 De aanwijzing tot beschermd gemeentelijk monument

  • 1 Burgemeester en wethouders kunnen, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een onroerende zaak aanwijzen als beschermd gemeentelijk monument.

  • 2 Voordat burgemeester en wethouders over de aanwijzing een besluit nemen wordt de eigenaar in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en wordt advies gevraagd aan de commissie.

  • 3 Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de voorgenomen aanwijzing bepalen dat bouwhistorisch onderzoek wordt verricht.

  • 4 Voordat burgemeester en wethouders een kerkelijk monument aanwijzen, wordt overleg gevoerd met de eigenaar.

  • 5 De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van de monumentenverordening van de provincie Noord-Holland.

  • 6 Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als gemeentelijk monument ontvangt tot het moment dat de aanwijzing en registratie als bedoeld in artikel 6 plaatsvindt, dan wel vast staat dat het monument niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 9 tot en met 13 overeenkomstige toepassing.

Artikel 4 Termijn advies en aanwijzingsbesluit

  • 1 De commissie adviseert burgemeester en wethouders schriftelijk binnen acht weken na de datum van verzending van het verzoek om advies.

  • 2 Burgemeester en wethouders beslissen binnen acht weken na ontvangst van het advies van de commissie, maar in ieder geval binnen zestien weken na de adviesaanvraag.

Artikel 5 Mededeling

Het besluit tot aanwijzing wordt schriftelijk medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers.

Artikel 6 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 1 Burgemeester en wethouders registreren het beschermd gemeentelijk monument op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2 De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving van het beschermd gemeentelijk monument.

Artikel 7 Wijzigen van de aanwijzing

  • 1 Burgemeester en wethouders kunnen de aanwijzing ambtshalve of op aanvraag van een belanghebbende wijzigen.

  • 2 Artikel 3, tweede, derde en vierde lid, alsmede de artikelen 4 en 5 zijn van overeenkomstige toepassing op de wijziging.

  • 3 Indien de wijziging naar het oordeel van burgemeester en wethouders van ondergeschikte betekenis is blijft overeenkomstige toepassing van artikel 3, tweede, derde en vierde lid, alsmede artikel 4, eerste lid, achterwege.

  • 4 De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 8 Intrekken van de aanwijzing

  • 1 Burgemeester en wethouders kunnen de aanwijzing intrekken.

  • 2 Artikel 3, tweede lid, alsmede de artikelen 4 en 5 zijn van overeenkomstige toepassing op de intrekking.

  • 3 De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of aan de monumentenverordening van de provincie Noord-Holland.

  • 4 De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 9 Verbodsbepaling

Het is verboden een beschermd gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen.

Artikel 10 Vergunning

  • 1 Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag:

    a. een beschermd gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    b. een beschermd gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 2 een aanvraag als bedoeld in artikel 4.2 Besluit omgevingsrecht voor een vergunning als bedoeld in dit artikel en de daarbij te overleggen gegevens en bescheiden wordt in 4-voud ingediend.

Artikel 11 Advies van de commissie en beslissing op de aanvraag

  • 1 Voordat het bevoegd gezag beslist op de aanvraag vraagt zij advies aan de commissie.

  • 2 De commissie adviseert schriftelijk binnen vier weken na de datum van verzending van het verzoek om advies.

  • 3 Bij overschrijding van de in het tweede lid genoemde termijn wordt de commissie geacht geadviseerd te hebben.

  • 4 De vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing op de aanvraag houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument.

  • 5 Het bevoegd gezag kan aan de vergunning voorschriften verbinden in het belang van het monument.

Artikel 12 Kerkelijk monument

Het bevoegd gezag geeft met betrekking tot een beschermd kerkelijk monument geen beschikking ingevolge de bepalingen van artikel 10 dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het een beschikking betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.

Artikel 13 Intrekken van de vergunning

  • 1 De vergunning kan door het bevoegd gezag worden ingetrokken indien:

    a. blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

    b. blijkt dat de vergunninghouder de aan de vergunning verbonden voorschriften niet naleeft;

    c. de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen;

    d. niet binnen een jaar na verzending van de vergunning van de vergunning gebruik wordt gemaakt.

  • 2 Het besluit tot intrekking wordt in afschrift gezonden aan de commissie.

Artikel 14 Vergunning voor beschermd rijksmonument

  • 1 Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk na ontvangst een afschrift van de aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument aan de commissie.

  • 2 De commissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift.

  • 3 Bij overschrijding van de in lid 2 genoemde termijn wordt de commissie geacht geadviseerd te hebben.

Artikel 15 Strafbepaling

  • 1 Hij die handelt in strijd met de artikelen 9 en 10 van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

  • 2 Overtreding van de artikelen 9 en 10 van deze verordening kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 16 Opsporingsbevoegdheid

De opsporing van de in artikel 15 van deze verordening strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

Artikel 17 Inwerkingtreding en overgangsbepalingen

  • 1 Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

  • 2 De op grond van de 'Monumentenverordening Laren 2004' geregistreerde beschermde gemeentelijke monumenten, worden geacht aangewezen te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 3 De op grond van de 'Monumentenverordening Laren 2004' geregistreerde beschermde gemeentelijke monumenten, worden geacht geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 4 Aanvragen om een vergunning als bedoeld in artikel 10 die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de verordening zoals genoemd in artikel 18.

  • 5 Kennisgevingen van voorgenomen aanwijzingen die zijn verstuurd voor de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de verordening zoals genoemd in artikel 18.

Artikel 18 Intrekken oude regeling

De Verordening ‘Monumentenverordening Laren, vastgesteld door de gemeenteraad op 22 september 2004, wordt hiermee ingetrokken op het moment dat Monumentenverordening Laren 2012 in werking treed.

Artikel 19 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Monumentenverordening Laren 2012.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 26 oktober 2011.
 
 
drs. T.W. Zwemmer, griffier                drs E.J. Roest, voorzitter