Beleidslijn BIBOB Laren 2012

Geldend van 24-03-2012 t/m heden

Intitulé

Beleidslijn BIBOB Laren 2012

Het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Laren hebben de Beleidslijn BIBOB Laren 2012 vastgesteld.

Hoofdstuk 1 De Wet BIBOB

Paragraaf 1.1 Inleiding

Op 1 juni 2003 is de Wet BIBOB in werking getreden. De Wet BIBOB staat voor Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna Wet BIBOB). Overheden (zoals gemeenten) kunnen de achtergrond van een bedrijf of persoon onderzoeken bij een af te geven of afgegeven vergunning, een subsidie of bij het gunnen van een overheidsopdracht. Als er sprake is van criminele antecedenten of als er sprake is van het witwassen van gelden afkomstig uit strafbare feiten of vermoedens hiervan, kan de vergunning, subsidie of opdracht worden geweigerd of worden ingetrokken. Zo wordt voorkomen dat de overheid ongewild criminaliteit ondersteund en er een vermenging van boven- en onderwereld ontstaat.

In de Wet BIBOB is bepaald dat aan het Landelijk Bureau BIBOB (hierna LBB) van het Ministerie van Justitie een advies gevraagd kan worden om in het concrete geval te beoordelen of er sprake is van een ernstige mate van gevaar dat er strafbare feiten gepleegd zullen worden, dan wel zwart geld wit gewassen zal worden.

De Wet BIBOB heeft verschillende toepassingsgebieden, niet alle vergunningen c.q. ontheffingen vallen dan ook onder de Wet BIBOB. Het gaat om economische sectoren die om een aantal redenen gevoelig zijn voor criminele infiltratie. Vergunningen die onder andere tot op heden onder de toepassing van de Wet BIBOB vallen zijn Drank- en Horeca vergunningen, ontheffingen op basis van de Opiumwet, Exploitatievergunningen, Milieu vergunningen, Omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen etc. Gemeenten kunnen zelf bepalen op welke wijze zij gebruik wensen te maken van de mogelijkheden van de Wet BIBOB.

In deze beleidslijn wordt de inhoud en reikwijdte van de toepassing van Wet BIBOB in de gemeente Laren uiteengezet.

 

Paragraaf 1.2 RIEC MN

Om de versterking van de bestuurlijke aanpak op lokaal niveau meer aandacht te geven heeft de minister van Justitie het landelijke programma ‘Bestuurlijke aanpak georganiseerde misdaad’ opgesteld. Onderdeel hiervan is een landelijk dekkend netwerk van Regionale Informatie en Expertisecentra (RIEC), waarvan het RIEC Midden Nederland (hierna RIEC MN) onderdeel uitmaakt.

Integrale regionale samenwerking maakt het mogelijk criminaliteit niet alleen strafrechtelijk te bestrijden, maar ook met preventieve bestuurlijke instrumenten. Een regionale geïntegreerde aanpak moet daarnaast het zogenaamde "waterbedeffect" tegengaan: beleid in de ene gemeente leidt tot verplaatsing van het probleem - waartegen het beleid gericht is - naar omliggende gemeenten.

Het RIEC ondersteunt gemeenten in de lokale aanpak van criminaliteit door het leveren van informatie en expertise. Het RIEC fungeert als bindende factor tussen de lokale bestuurlijke aanpak en de strafrechtelijke opsporing en vervolging.

Op 1 augustus 2011 heeft het bestuur van de gemeente Laren het convenant “Regionaal Convenant Geïntegreerde Decentrale Aanpak Georganiseerde Misdaad regio Midden Nederland” ondertekend.

 

Hoofdstuk 2 Vergunningen

Paragraaf 2.1 Toepassing

Ten aanzien van de genoemde vergunningen geldt dat het bevoegd gezag in deze zowel het college van burgemeester en wethouders als de burgemeester kan zijn. Ter voorkoming van misverstanden en vanwege de leesbaarheid wordt in het vervolg van deze beleidslijn gesproken over het bevoegd gezag of over bestuursorgaan.

Concreet past de gemeente Laren de Wet BIBOB toe op de volgende aanvragen om een vergunning:

-  De vergunning op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet voor het uitoefenen van een horecabedrijf of slijtersbedrijf;

Daarbij wordt een uitzondering gemaakt voor vergunningen die worden verleend aan paracommerciële instellingen, tenzij uit informatie van derden (politie, justitie, RIEC MN) blijkt dat toetsing aan de Wet BIBOB  gewenst is, dan wordt daaraan wel getoetst;

-  De vergunning op grond van artikel 2.28 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) voor de exploitatie van een openbare inrichting;

-  De vergunning op grond van artikel 2.39 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) voor het exploiteren van een speelgelegenheid;

- De vergunning op grond van artikel 3.3 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) voor het exploiteren van een seksinrichting of escortbedrijf.

Daarnaast past de gemeente Laren de Wet BIBOB toe bij reeds verleende vergunningen, welke kan leiden tot intrekking van de verleende vergunning:

-  op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet voor het uitoefenen van een horecabedrijf of slijtersbedrijf, indien uit informatie van derden (politie, justitie, RIEC MN) blijkt dat een tussentijdse toetsing aan de Wet BIBOB  gewenst is, dan wordt daaraan getoetst;

- De vergunning op grond van artikel 2.28 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) voor de exploitatie van een openbare inrichting, indien uit informatie van derden (politie, justitie, RIEC MN) blijkt dat een tussentijdse toetsing aan de Wet BIBOB  gewenst is, dan wordt daaraan getoetst. Daarbij wordt geen uitzondering gemaakt voor vergunningen welke zijn verleend aan paracommerciële instellingen;

- De vergunning op grond van artikel 2.39 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) voor het exploiteren van een speelgelegenheid, indien uit informatie van derden (politie, justitie, RIEC MN) blijkt dat een tussentijdse toetsing aan de Wet BIBOB  gewenst is, dan wordt daaraan getoetst;

- De vergunning op grond van artikel 3.3 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) voor het exploiteren van een seksinrichting of escortbedrijf, indien uit informatie van derden (politie, justitie, RIEC MN) blijkt dat een tussentijdse toetsing aan de Wet BIBOB  gewenst is, dan wordt daaraan getoetst;

 

Paragraaf 2.2 Het BIBOB-instrument

Het bestuursorgaan zal bij de procedure van vergunningverlening (of bij toetsing van de reeds verleende vergunning welke kan leiden tot intrekking daarvan) steeds onderzoeken of artikel 3 van de Wet BIBOB van toepassing is. Artikel 3 bevat samengevat, de volgende elementen:

1. Een bestuursorgaan kan op basis van de Wet BIBOB een vergunning of subsidie weigeren of intrekken wanneer er sprake is van ernstig gevaar dat de beschikking mede gebruikt zal worden voor:

a) het benutten van voordelen uit strafbare feiten

b) het plegen van strafbare feiten

2. Wanneer feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven beschikking een strafbaar feit is gepleegd (bijvoorbeeld valsheid in geschrifte of omkoping).

Hoofdstuk 3 De Wet BIBOB toegepast

Paragraaf 3.1 Onderzoek door het bestuursorgaan

Bij het aanvragen van een nieuwe vergunning wordt verzocht om bij de aanvraag zowel de reguliere informatie te verstrekken als een volledig ingevuld BIBOB vragenformulier (voorzien van alle gevraagde documenten). Voor zover de informatie behorende bij de aanvraag om vergunning (bijvoorbeeld een kopie van een geldig legitimatiebewijs) niet of in onvoldoende mate verstrekt wordt dient, nadat de ondernemer nogmaals in de gelegenheid is gesteld deze gegevens alsnog te verstrekken, een aanvraag op grond van artikel 4.5 van de Algemene Wet Bestuursrecht (hierna Awb) buiten behandeling te worden gelaten.  Bij toetsing van een reeds verleende vergunning, welke kan leiden tot intrekking daarvan, wordt verzocht om het BIBOB vragenformulier volledig in te vullen voorzien van alle gevraagde documenten.

Een weigering om het BIBOB vragenformulier volledig in te vullen (voorzien van alle gevraagde documenten) wordt door het bevoegd gezag aangemerkt als ernstig gevaar en zal leiden tot weigering of intrekking van de vergunning (op grond van artikel 4 van de Wet BIBOB).

Indien de overlegde gegevens wel genoegzaam zijn (kan naast de reguliere beoordelingsgronden) een beoordeling plaatsvinden op basis van artikel 3 van de Wet BIBOB. Dit onderzoek betreft in alle gevallen een controle en analyse van:

- de door de aanvrager/houder van de vergunning beantwoorde vragen die zijn opgenomen in het BIBOB vragenformulier;

- de door aanvrager aangeleverde documenten die moeten worden meegestuurd op grond van het BIBOB vragenformulier en het bijlagenvel;

- eventuele extra, op verzoek van het bestuursorgaan, overgelegde documenten of informatie;

- open en halfopen bronnen onderzoek (Kamer van Koophandel, Kadaster ed.).

Het bevoegd gezag zal de informatie, verkregen uit het BIBOB vragenformulier, toetsen aan de informatiebronnen waar het in het kader van het BIBOB- onderzoek toegang tot heeft. Het bevoegd gezag zal uiteraard ook de al bestaande weigeringsgronden onderzoeken en toepassen. Deze kunnen ook betrekking hebben op de integriteit van aanvrager/houder van de vergunning.

Als het bestuursorgaan op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet BIBOB genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van “ernstig gevaar” als bedoeld in artikel 3 van de Wet BIBOB, zal het bestuursorgaan de vergunning kunnen weigeren en/of een vergunning intrekken.

Mocht er na eigen onderzoek blijken dat er sprake is van een mindere mate van gevaar, kan het bestuursorgaan besluiten de gevraagde vergunning onder aanvullende voorschriften te verlenen (bijvoorbeeld het periodiek overleggen van de boekhouding). Deze voorschriften dienen gericht te zijn op het beperken van het gevaar dat er strafbare feiten gepleegd zullen worden, dan wel zwart geld wit gewassen zal worden.

 

Paragraaf 3.2 Aanvraag om advies in een concreet geval bij het RIEC MN en het Landelijk Bureau BIBOB

Indien na dit eigen onderzoek van de gemeente vragen blijven bestaan over:

1) de bedrijfsstructuur;

2) de financiering;

3) omstandigheden in de persoon van de aanvrager.

Of indien de vergunning betrekking heeft op:

4) een geografisch bepaald gebied dat als probleemgebied is aangewezen door het bestuursorgaan;

5) een bepaalde sector/branche die als risicovol is aangemerkt door het bestuursorgaan;

6) een combinatie van bovenstaande punten;

kan het bestuursorgaan dat voor de afgifte van de vergunning verantwoordelijk is een advies vragen bij het RIEC of het Landelijk Bureau BIBOB (artikel 9 Wet BIBOB).

Paragraaf 3.3 Onderzoek door het Bureau BIBO (LBB)

Het Landelijk Bureau BIBOB zal, als er een advies door het bestuursorgaan is gevraagd of naar aanleiding van een tipfunctie als bedoeld in artikel 26 Wet BIBOB, een nader onderzoek instellen en een advies uitbrengen over de mate van gevaar, als bedoeld in artikel 3 van de Wet BIBOB. Het Landelijk Bureau valt onder het Ministerie van Justitie en heeft inzage in een aantal openbare en gesloten bronnen (bijvoorbeeld bij de belastingdienst, politie, justitie, IND, EZ, GBA, LISV, etc.) en kan hierdoor een meer diepgaand onderzoek doen dan het bestuursorgaan.

De beslissing van het bestuursorgaan om een verzoek bij het Bureau BIBOB in te dienen tot het uitbrengen van een BIBOB-advies is geen beschikking in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht. Hiertegen kan derhalve geen bezwaar of beroep worden ingesteld. Wel is het de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan zich terug te trekken uit de aanvraagprocedure.

Het bestuursorgaan doet het verzoek tot een BIBOB- advies bij het Landelijk Bureau BIBOB. Als er een BIBOB-advies wordt aangevraagd zal de aanvrager/houder van de vergunning vooraf worden geïnformeerd door het bestuursorgaan (mededelingsplicht).

Het Landelijk Bureau BIBOB zal in bepaalde gevallen op grond van artikel 12 Wet BIBOB rechtstreeks contact opnemen met de aanvrager van de vergunning. Meestal zullen aanvullende vragen van het Landelijk Bureau BIBOB via het bestuursorgaan aan betrokkenen worden gesteld. De termijn van het BIBOB- onderzoek schort in dit geval op tot de datum waarop de aanvullende informatie bij het Bureau binnen is.

Het Landelijk Bureau BIBOB moet in beginsel binnen vier weken adviseren aan het bestuursorgaan. Dit termijn kan eenmaal met vier weken worden verlengd.   Het bureau BIBOB zal hiervan het bestuursorgaan in kennis stellen. De beslistermijn voor gemeenten om te beslissen op de vergunningaanvraag wordt opgeschort gedurende de adviestermijn van het Landelijk Bureau. Dit betekent dat de beslissing op een aanvraag maximaal met acht weken verlengd kan worden, tenzij zich bijzondere omstandigheden voordoen en een extra redelijk termijn wordt bepaald als bedoeld in artikel 4.14 AWB. De gemeente Laren streeft ernaar de beslissingstermijnen zo kort mogelijk te houden.

Welke personen en bedrijven worden in het onderzoek betrokken

In de Wet BIBOB is bepaald wie aan een dergelijk onderzoek van de gemeente en Landelijk Bureau BIBOB kan worden onderworpen. De voornaamste personen en bedrijven zijn:

- de aanvrager/houder van een vergunning;

- direct en indirect leidinggevenden;

- personen die in een zakelijk samenwerkingsverband tot aanvrager/houder staan;

- personen die zeggenschap hebben binnen een bedrijf waarbij de aanvrager/houder betrokken is;

- vermogensverschaffers.

Adviesaanvraag na tip van de officier van justitie

Indien het Openbaar Ministerie aan het bestuursorgaan adviseert een advies te vragen over de verlening of intrekking van een vergunning aan het Landelijk Bureau BIBOB (artikel 26 Wet BIBOB) kan het bevoegd gezag dit advies ook daadwerkelijk vragen.

Wat gebeurt er met het advies van Bureau BIBOB

Het advies van het Landelijk Bureau BIBOB wordt gebruikt ter onderbouwing van het besluit tot verlening, weigering of intrekking van de vergunning. Het bevoegd gezag mag slechts de gegevens uit het advies gebruiken die noodzakelijk zijn voor de onderbouwing van de verlening, weigering of intrekking van de vergunning.

Het Landelijk Bureau BIBOB kan drie soorten adviezen afgeven:

1. er is geen sprake van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet BIBOB;

2. er is sprake van een ernstig mate van gevaar;

3. er is sprake van een mindere mate van gevaar.

Indien het Landelijk Bureau BIBOB adviseert dat er “geen gevaar” is, zal het bevoegd orgaan de vergunning verlenen. Is het advies van Bureau BIBOB “ernstige mate van gevaar” dan zal het bevoegd orgaan de vergunning weigeren of intrekken. Is het advies “een mindere mate van gevaar” dan kan het bevoegd orgaan de vergunning verlenen onder bepaalde voorschriften (bijvoorbeeld het periodiek overleggen van de boekhouding ten behoeve van een betere controle).

Het bestuursorgaan zal, indien er het voornemen bestaat een negatieve beslissing te nemen op grond van een BIBOB- advies, de betrokkene in de gelegenheid stellen zijn zienswijze naar voren te brengen, betrokkene kan dan het BIBOB- advies inzien. Derden die genoemd zijn in de beslissing worden aangemerkt als belanghebbenden in de zin van artikel 4:8 Awb en moeten, indien te verwachten is dat zij hiertegen bedenkingen hebben, ook in de gelegenheid worden gebracht om hun zienswijze naar voren te brengen. Derden hebben overigens niet het recht om het advies in zijn geheel in te zien.

Tegen de uiteindelijke beslissing van het bestuursorgaan waarin een BIBOB- advies is verwerkt kan bezwaar en beroep worden aangetekend. Op eenieder die de beschikking krijgt over gegevens uit het advies, die betrekking hebben op anderen dan zichzelf, rust een geheimhoudingsplicht, behoudens voor zover de Wet BIBOB mededelingen toelaat.

Vragenlijst

De aanvrager van een vergunning of vergunninghouder zal worden verzocht de bij deze beleidslijn vastgesteld vragenformulier en daarbij behorend bijlagenvel volledig en naar waarheid in te vullen. Op het vragenformulier staat tevens vermeld dat een onvolledig ingeleverd aanvraagformulier en/of een weigering gegevens te verstrekken kan leiden tot het buiten behandeling laten van de aanvraag, dan wel het weigeren of intrekken van de vergunning (artikel 4 Wet BIBOB).

Privacy

Een ieder die betrokken is bij de uitvoering van de Wet BIBOB en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht. Schending van deze verplichting tot geheimhouding kan ingevolge artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht leiden tot strafrechtelijke vervolging.

Na inname van de BIBOB- bescheiden door het bestuursorgaan worden alle bescheiden gedurende het proces opgeborgen in een afgesloten kast. Is het proces afgerond, dan worden alle bescheiden opgeborgen in het gemeentearchief met als hoofdomschrijving ‘vertrouwelijk’. Het betreffende dossier is vervolgens slechts opvraagbaar door medewerkers APV en bijzondere wetten en/of de burgemeester en gemeentesecretaris. Overige medewerkers kunnen niet zonder toestemming van de medewerkers APV en bijzondere wetten en/of burgemeester en gemeentesecretaris inzage in het dossier krijgen.

Kosten

De uitvoering van een BIBOB toetsing brengen kosten met zich mee. De leges zijn vastgesteld in de legesverordening en zijn voor het doen van intern onderzoek en screening van het formulier en de overlegde documenten. De aanvraag wordt pas na het betalen van de leges voor de BIBOB toetsing in behandeling genomen. De leges worden in rekening gebracht voor iedere nieuwe aanvraag om een vergunning zoals beschreven in 2.1 Toepassing in deze beleidslijn. Indien er daarnaast ook een advies nodig is van het Landelijk Bureau BIBOB wordt het tarief verhoogd met het bedrag als bedoeld in artikel 16, Wet BIBOB en artikel 5, Besluit BIBOB. Indien de Wet BIBOB wordt toegepast bij een reeds verleende vergunning, welke kan leiden tot intrekking van de vergunning, worden er geen leges in rekening gebracht.

 

Hoofdstuk 4 Inwerkingtreding en citeertitel

Deze beleidslijn is op 6 maart 2012 vastgesteld door de burgemeester, voor zover het betreft de vergunningen voor het exploiteren van een openbare inrichting als bedoeld in artikel 2.28 van de APV en vergunningen voor het exploiteren van een speelinrichting als bedoeld in artikel 2.39 van de APV. 

Deze beleidslijn is op 6 maart 2012 vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders, voor zover het betreft de vergunningen voor het uitoefenen van een horecabedrijf of slijtersbedrijf op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet (met uitzondering van paracommerciële instellingen) en vergunningen voor het exploiteren van een seksinrichting of escortbedrijf als bedoeld in artikel 3.3 van de APV.

Deze beleidslijn wordt aangehaald als Beleidslijn BIBOB Laren 2012 en treedt in werking op de volgende dag na de bekendmaking.  Deze beleidslijn is van toepassing op aanvragen zoals hierboven beschreven welke zijn ontvangen na de datum van de inwerkingtreding en op reeds verleende vergunningen, welke kan leiden tot intrekking van de verleende vergunning.

De beleidslijn wordt om het jaar geëvalueerd. De eerste evaluatie zal, na vaststellen van de beleidslijn, plaatsvinden in 2013. Op basis van deze evaluatie zal het bestuursorgaan beslissen of een bredere of andere inzet gewenst is.

 

Ondertekening

Burgemeester en wethouders van Laren, voor zover het besluiten betreffen die binnen de bevoegdheid van het college kunnen worden genomen.
 
 
de secretaris,                                        de burgemeester,
B. Coppens – van Nunen                   E.J. Roest
 
 
 
 
De burgemeester van Laren, voor zover het besluiten betreffen die binnen de bevoegdheid van de burgemeester kunnen worden genomen.
 
 
 
E.J. Roest