Regeling vervallen per 14-07-2012

Huisvestingsverordening Gooi- en Vechtstreek 2011

Geldend van 14-07-2012 t/m 13-07-2012

Intitulé

Huisvestingsverordening Gooi en Vechtstreek 2011

De raad van de gemeente Laren

gelezen het voorstel d.d. 15 maart 2011 van burgemeester en wethouders;

gelet op de artikelen 147 en 149 van de gemeentewet

 

 

B E S L U I T :

 

I. Vast te stellen de 8e begrotingswijziging

II. In te stemmen met het convenant Woonruimteverdeling Gooi en Vechtstreek 2011

III. Vast te stellen de Huisvestingsverordening Gooi en Vechtstreek 2011

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

a. aftoppingsgrens: het daarover bepaalde in artikel 20 van de Wet op de

huurtoeslag;

b. BBSH: Besluit Beheer Sociale Huursector;

c. besluit: het Huisvestingsbesluit, tenzij anders is aangegeven;

d. Convenant; het Convenant Woonruimteverdeling Gooi en Vechtstreek 2011 zijnde de overeenkomst tussen de gemeenten in de regio, in de in de regio actieve toegelaten instellingen en eventueel andere partijen, inhoudende de afspraken over onder meer de woonruimteverdeling;

e. economische binding: de binding van een persoon aan de regio, daarin gelegen dat die persoon, met het oog op de voorziening in het bestaan, een redelijk belang heeft zich in de regio te vestigen, met dien verstande dat een economische binding in elk geval wordt aangenomen ten aanzien van personen die voor de voorziening in het bestaan zijn aangewezen op het duurzaam (tenminste 19 uur per week) verrichten van arbeid binnen of vanuit de regio, waarbij ook het duurzaam volgen van een dagopleiding in de regio hiermee wordt gelijkgesteld;

f. eigenaar: degene die voldoet aan het in artikel 1 lid 2 van de wet bepaalde;

g. EC besluit: het besluit van de Europese Commissie inzake staatssteun woningcorporaties (E 2/2005);

h. GBA: gemeentelijke basisadministratie;

i. gewest: het gewest Gooi en Vechtstreek;

j. herhuisvestingsurgente: de woningzoekende aan wie op grond van de ‘Verhuisregeling bij herstructurering in de Gooi en Vechtstreek’ (zie bijlage) een herhuisvestingsurgentie is toegekend;

k. huishouden: een alleenstaande die een huishouding voert, danwel twee of meer personen die een gemeenschappelijke huishouding voeren, danwel wenst te voeren resp. wensen te voeren;

l. huishoudinkomen: het ten aanzien daarvan in het EC besluit gestelde;

m. huurprijs: de prijs die is verschuldigd voor het enkele gebruik van de woonruimte (netto huur), uitgedrukt in een bedrag per maand;

n. huurprijsgrens: de huurprijsgrens voor sociale huurwoningen zoals gedefinieerd door het Ministerie van Binnenlandse Zaken;

o. ingezetene: degene die, voorafgaand aan de urgentieaanvraag en/of woningtoewijzing, gedurende tenminste één jaar onafgebroken in de GBA van één van de gemeenten in de regio is ingeschreven en in die gemeente zijn/haar hoofdverblijf heeft conform de wet GBA;

p. inschrijftijd: de periode gerekend vanaf de datum dat iemand zich inschrijft als woningzoekende;

q. kamer: elke afzonderlijke ruimte in een woning bestemd voor woon- en/of slaapruimte;

r. maatschappelijke binding: het daaromtrent in artikel 1 onder m van de wet bepaalde, te weten de binding van een persoon aan de regio, daarin gelegen dat die persoon een redelijk, met de regionale samenleving verband houdend belang heeft zich in die regio te vestigen, met dien verstande dat een maatschappelijke binding in elk geval wordt aangenomen ten aanzien van personen die niet meer in de regio woonachtig zijn, maar gedurende de voorafgaande tien jaar tenminste zes jaar onafgebroken ingezetene zijn geweest van de regio;

s. mantelzorg: langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

t. onttrekken aan de bestemming tot wonen: het slopen of het gebruiken van een woning voor een ander doel dan permanente bewoning;

u. onttrekkingsvergunning: de vergunning als bedoeld in artikel 30 van de wet;

v. onzelfstandige woonruimte: woonruimte welke geen eigen toegang heeft en/of welke niet kan worden bewoond door een huishouden, zonder afhankelijkheid van wezenlijke voor¬zie¬ningen buiten die woon¬ruimte;

w. overgangsregeling: regeling die aangeeft welke woningzoekenden rechten uit een voorgaand woonruimteverdeelsysteem mee kunnen nemen naar een nieuw systeem voor het verdelen van woonruimte en omschrijft wat die rechten inhouden;

x. overige woning: (on)zelfstandige woonruimte niet vallend onder de werking van de Huurprijzenwet Woonruimte of niet bestemd voor verhuur;

y. pfh wwz: portefeuillehoudersoverleg wonen welzijn zorg van het gewest belast met intergemeentelijke beleidsvorming en afstemming op het terrein van de volkshuisvesting zoals nader aangegeven in artikel 8 van het geweststatuut;

z. regio: het grondgebied van de gemeenten Blaricum, Bussum, Hilversum, Huizen, Laren, Muiden, Naarden, Weesp en Wijdemeren;

aa. regionale urgentiecommissie: een op voordracht van het pfh wwz door het dagelijks bestuur van het gewest benoemde onafhankelijke commissie, bestaande uit vertegenwoordigers van gemeenten en toegelaten instellingen alsmede een van die partijen onafhankelijke voorzitter en vice-voorzitter die in de regio advies uitbrengt betreffende de toekenning van urgentie, als bedoeld in de Huisvestingsverordening Gooi en Vechtstreek 2011;

bb. statushouder: persoon van wie de asielaanvraag uitmondt in een geldige status tot verblijf (verblijfsvergunning) in Nederland en voor wie dientengevolge dezelfde rechten en plichten als Nederlanders gelden;

cc. tweede kans: de aan een huurder van de toegelaten instellingen, die met uitzetting wordt bedreigd vanwege omstandigheden die in de sfeer van de huurder liggen, geboden gelegenheid tot verplichte begeleiding teneinde de problematiek, die tot huisuitzetting van huurder zou leiden, op te lossen dan wel sterk te verminderen;

dd. toegelaten instelling: instelling als bedoeld in artikel 70 van de Woningwet;

ee. uitschrijving als woningzoekende: een inschrijving als woningzoekende die vervalt indien een woningzoekende een woning accepteert die valt onder de werking van het convenant;

ff. urgentie: op basis van het gestelde in hoofdstuk 2 van de Huisvestingsverordening Gooi en Vechtstreek 2011 verkregen voorrangspositie bij de woningtoewijzing op andere woningzoekenden, gedurende een periode van drie maanden;

gg. van binding vrijgestelde: een gepensioneerde, arbeidsongeschikte, langdurig werkloze, remigrant zonder economische binding, van echt gescheidene zonder economische binding, wettelijk erkende vluchteling aan wie de verblijfsstatus is toegekend en maatschappelijk gebondene;

hh. wet: Huisvestingswet, tenzij anders is aangegeven;

ii. woning: woning conform artikel 7: 234 Burgerlijk Wetboek met een eigen toegang welke de bewoner kan bewonen zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten de woning, die vallen onder de werkingsfeer van de Huurprijzenwet Woonruimte en bestemd zijn voor verhuur voor onbepaalde tijd;

jj. woningzoekende: ingezetene van een gemeente in de regio in de zin van de Huisvestingsverordening Gooi en Vechtstreek 2011, economisch gebondene, maatschappelijk gebondene, van binding vrijgestelde en diegene aan wie op grond van artikel 2.7 lid 9 van deze verordening een urgentie op basis van mantelzorg is toegekend, die zich op de woningmarkt begeeft;

kk. zoekwaarde: waarde die de totaal opgebouwde wachttijd van een woningzoekende weergeeft die nodig is voor de bepaling van de rangorde van woningzoekenden bij de woningtoewijzing.

Hoofdstuk 2 Urgentieregeling

Artikel 2.1 Werkingsgebied

  • 1 Het bepaalde in dit hoofdstuk is van toepassing in de regio.

  • 2 Als zelfstandige woonruimten van de toegelaten instellingen worden aangewezen alle huurwoningen met een huur tot het maximumbedrag zoals aangegeven in het EC besluit en gedefinieerd door het Ministerie van Binnenlandse Zaken.

  • 3 Het gestelde in de Huisvestingsverordening Gooi en Vechtstreek 2011 is niet van toepassing op:

    a. onzelfstandige woningen en woonruimte voor inwoning;

    b. woonschepen en ligplaatsen voor woonschepen;

    c. woonwagens en standplaatsen voor woonwagens.

  • 4 Gemeenten kunnen met verhuurders overeenkomen dat het gestelde in hoofdstuk 2 van deze huisvestingsverordening niet van toepassing is op nieuwbouwwoningen die voor de eerste keer worden toegewezen.

Artikel 2.2 Behandeling van verzoeken om toekennen van urgentie

  • 1 Degene die wegens een noodsituatie met voorrang voor een woning in aanmerking wenst te komen kan daartoe een schriftelijk verzoek indienen bij burgemeester en wethouders.

  • 2 Burgemeester en wethouders stellen ten behoeve van het in het eerste lid bedoelde verzoek een model aanvraagformulier vast en bepalen welke gegevens bij het verzoek moeten worden overgelegd.

  • 3 Burgemeester en wethouders vermelden op een verzoek als bedoeld in het eerste lid de datum van ontvangst.

  • 4 De behandeling van een urgentieaanvraag vangt aan, na ontvangst van zowel het aanvraagformulier als de behandelkosten.

  • 5 Burgemeester en wethouders beslissen op een verzoek als bedoeld in het eerste lid, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 8 weken na aanvang van de behandeling.

Artikel 2.3 Criteria t.a.v. de aanvrager van een urgentie en de leden van het huishouden voor wie de urgentie mede bedoeld is

  • 1 De aanvrager van een urgentie moet voldoen aan de navolgende criteria:

    a. ingezetene zijn in de zin van de Huisvestingsverordening Gooi en Vechtstreek 2011;

    b. een economische of maatschappelijke binding aan de regio hebben; of

    c. van binding zijn vrijgesteld.

  • 2 De aanvrager dient 18 jaar of ouder te zijn.

  • 3 De aanvrager van de urgentie voor het huishouden moet de Nederlandse nationaliteit bezitten of over een geldige verblijfstitel in Nederland beschikken.

  • 4 Het lid of de leden van de huishouding wiens omstandigheden de grondslag vormen voor de urgentieaanvraag, moet/moeten eveneens de Nederlandse nationaliteit hebben of over een geldige verblijfstitel in Nederland beschikken.

  • 5 Het gestelde in lid 1 van dit artikel is niet van toepassing op een aanvrager van urgentie die een beroep doet op artikel 2.7 lid 9 van de Huisvestingsverordening Gooi en Vechtstreek, (Mantelzorg).

Artikel 2.4 Toekennen van urgentie

  • 1 Burgemeester en wethouders kennen op een verzoek als bedoeld in artikel 2.2 lid 1 de gevraagde urgentie slechts toe op basis van randvoorwaarden en criteria als nader bepaald in artikel 2.6 en artikel 2.7 van deze verordening.

  • 2 De toegekende urgentie geldt uitsluitend voor het woningtype dat naar het oordeel van de regionale urgentiecommissie passend is voor het oplossen van het woonprobleem.

  • 3 Alvorens een besluit te nemen winnen burgemeester en wethouders over het verzoek als bedoeld in artikel 2.2. lid 1, het advies in van de regionale urgentiecommissie.

  • 4 Burgemeester en wethouders zenden een afschrift van hun besluit aan de in het tweede lid bedoelde commissie.

  • 5 Een urgentie heeft een geldigheid van drie maanden vanaf de datum van toezending van het besluit tot toekenning.

  • 6 De urgentie dient gebruikt te worden om te reflecteren op aangeboden woningen in de gehele regio, tenzij burgemeester en wethouders op grond van de specifieke omstandigheden van de aanvrager of het belanghebbende lid van het gezin, een beperkter gebied hebben aangewezen.

  • 7 Het in lid 6 vermelde is niet van toepassing op een urgent woningzoekende uit een regiogemeente met een leeftijd van 65 jaar of ouder.

Artikel 2.5 Status van een urgentie

De urgentie betekent een voorrangspositie ten opzichte van:

a. andere woningzoekenden;

b. herhuisvestingsurgenten;

c. andere voorrangseisen zoals ‘bij voorrang voor’ een bepaalde leeftijdscategorie, tenzij de woningen naar type en toegankelijkheid bestemd zijn voor specifieke doelgroepen als ouderen en mensen met een lichamelijke beperking, blijkende uit aangebrachte fysieke kenmerken in de woning of wanneer het specifiek benoemde jongerencomplexen betreft.

De urgentie geeft wel een voorrangspositie indien de urgent woningzoekende valt binnen de bedoelde doelgroep.

Artikel 2.6 Randvoorwaarden

  • 1 Een urgentie wordt alleen toegekend indien sprake is van een noodsituatie die het noodzakelijk maakt dat direct dan wel op zeer korte termijn -uiterlijk binnen drie maanden- een (andere) woning beschikbaar komt, ter voorkoming van ernstige schade voor het welzijn van aanvrager, die het rechtstreeks gevolg is van de woonsituatie.

  • 2 De individuele situatie van de aanvrager en/of een lid van zijn/haar huishouden is uitgangspunt voor de beoor¬deling van de urgentieaanvraag.

  • 3 De eigen verantwoordelijkheid van de woningzoekende voor het ontstaan en het oplossen van de eigen woonsituatie staat voorop. De aanvrager dient aan te tonen dat hij/zij geprobeerd heeft het probleem zelf op te lossen en op welke wijze(n) hij/zij dat gedaan heeft.

  • 4 De woningzoekende die geen ingezetene is van de regio in de zin van deze verordening, maar wel een binding aan de regio heeft of van binding is vrijgesteld, dient voorts aan te tonen dat het woonprobleem uitsluitend in deze regio opgelost kan worden.

Artikel 2.7 Urgentiecriteria

  • 1 Een woningzoekende komt voor een urgentie in aanmerking, indien hij/zij en/of een ander lid van het gezin voldoet aan een of meer van de onder lid 2 t/m 9 in dit artikel opgenomen criteria en per criterium aan alle daarbij gestelde en van toepassing zijnde voorwaarden.

  • 2 Medische gronden.

    Voorwaarden:

    a. er moet sprake zijn van een medische problematiek, waarop de huidige woonsituatie een zeer ernstige, negatieve invloed heeft en die binnen de huidige woonsituatie redelijkerwijs niet oplosbaar is;

    b. de beoordeling van de medische situatie geschiedt door een regionaal optredend medisch deskundige, wiens advies wordt gevraagd door het regionaal urgentiebureau die dat verwerkt in haar rapportage aan de regionale urgentiecommissie als bedoeld in artikel 2.4. lid 3 van deze verordening.

  • 3 Dakloosheid ten gevolge van brand en andere calamiteiten.

    Voorwaarde:

    a. de woning dient blijvend onbewoonbaar te zijn en de woningzoekende kan niet zelf in andere woonruimte voorzien.

  • 4 Dakloosheid van een ouder met minderjarige kind(eren).

    Voorwaarden:

    a. de ouder kan bij een scheiding, dan wel na beëindiging van opname in een psychiatrische inrichting, niet over een woning beschikken voor hem/haar en zijn/haar

    minderjarig(e) kind(eren);

    b. de andere ouder kan het kind/de kinderen van de aanvrager aantoonbaar evenmin huisvesten;

    c. de aanvrager moet aantonen dat redelijkerwijze niet van hem of haar kan worden gevergd dat de echtelijke woning wordt opgeëist.

  • 5 Financiële ontwrichting.

    Voorwaarde:

    a. er dient sprake te zijn van een onvoorziene en niet aan aanvrager te wijten financiële ontwrichting van het huishouden waarvoor geen oplossing in financiële zin is, waardoor de huidige woonlasten niet (meer) kunnen worden opgebracht.

  • 6 Geweld.

    Voorwaarden:

    a. er moet sprake zijn van zeer ernstige overlast in de vorm van geweld of reële bedreiging die tot gevolg heeft dat aanvrager niet langer in de huidige woning kan blijven wonen en direct elders geen (tijdelijk) onderdak beschikbaar is

    b. het geweld of de bedreiging moet aantoonbaar zijn, zo mogelijk door een rapport van de politie.

  • 7 Langdurige inwoning van een ouder met minderjarige kinderen bij familie of vrienden/kennissen.

    Voorwaarden:

    a. er moet sprake zijn van een inwoonsituatie met minderjarige kinderen in de regio die tenminste twee jaren heeft geduurd;

    b. aanvrager dient aan te tonen dat in ieder geval gedurende een periode van twee jaren voorafgaande aan de urgentieaanvraag, naar het oordeel van de urgentiecommissie, in voldoende mate regionaal is gereageerd op passende woningaanbiedingen.

  • 8 Sociale indicatie.

    Voorwaarden:

    a. er moet sprake zijn van zeer ernstige problemen met betrekking tot de huidige woonsituatie én

    b. er moet sprake zijn van een situatie waarin de aanvrager in samenhang met zeer ernstige woonproblemen niet meer in staat dreigt te zijn zelfstandig te functioneren in gezin (of als alleenstaande) en/of maatschappij.

  • 9 Mantelzorg.

    Voorwaarden:

    a. er moet sprake zijn van langdurige en onbetaalde dagelijkse zorg voor een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende partner, ouder, kind of ander familielid, vriend of kennis;

    b. het betreft geen beroepsmatige zorg, maar zorg vanwege een persoonlijke band met de zorgbehoeftige;

    c. de zorg betreft niet de alledaagse zorg voor bijvoorbeeld een gezond kind.

Artikel 2.8 Weigering urgentie

  • 1 Burgemeester en wethouders weigeren de gevraagde urgentie indien:

    a. de aanvrager heeft geweigerd gebruik te maken van een tweede kans, als gedefinieerd in artikel 1 onder cc, dan wel

    b. de aanvrager gebruik heeft gemaakt van de tweede kans maar door aan aanvrager te wijten oorzaken de tweede kans is mislukt.

  • 2 Indien er een termijn van drie jaar is verstreken, gerekend vanaf de datum van het besluit als bedoeld in artikel 14 van het Convenant Woonruimteverdeling Gooi en Vechtstreek 2011, is het bepaalde inzake de weigering van urgentie als bedoeld in lid 1 van dit artikel niet meer van toepassing.

Artikel 2.9 Verlenging geldigheid urgentie

  • 1 Een verzoek om verlenging van de geldigheid van een urgentie wordt schriftelijk gericht aan het college van burgemeester en wethouders.

  • 2 Alvorens een besluit te nemen winnen burgemeester en wethouders over het verzoek als bedoeld in artikel 2.2 lid 1, het advies in van de regionale urgentiecommissie.

  • 3 Verlenging van de geldigheid van een urgentie wordt alleen verleend indien:

    a. de urgent woningzoekende binnen de geldigheidstermijn van drie maanden van de toegekende urgentie, naar het oordeel van de regionale urgentiecommissie, in voldoende mate (regionaal) heeft gereageerd op het aanbod van beschikbaar komende passende woningen zoals aangegeven in de urgentiebeschikking;

    b. de urgent woningzoekende geen aangeboden woning(en) ongegrond heeft geweigerd;

    c. er binnen de geldigheidstermijn van drie maanden geen aanbod is geweest van passende woningen zoals aangegeven op de urgentiebeschikking.

Artikel 2.10 Intrekken urgentie

  • 1 Burgemeester en wethouders kunnen een toegekende urgentie in ieder geval intrekken indien:

    a. de aanvrager niet meer voldoet aan het criterium of de criteria op grond waarvan de urgentie is toegekend;

    b. het huishouden niet meer in de omstandigheden verkeert op basis waarvan de urgentie is verleend;

    c. de feitelijke omstandigheden niet overeenstemmen met de beschrijving van die omstandigheden in de gemeentelijke basisadministratie;

    d. de urgent woningzoekende daarom heeft verzocht;

    e. de urgent woningzoekende na afgifte van de toegekende urgentie een woning in gebruik heeft genomen;

    f. de urgent woningzoekende binnen een termijn van drie maanden na afgifte van de toegekende urgentie niet heeft gereageerd op het aanbod van beschikbaar komende woningen die zijn afgestemd op de aard van de urgentie;

    g. de urgent woningzoekende een aangeboden woning ongegrond heeft geweigerd;

    h. de urgentie is toegekend op basis van gegevens waarvan de aanvrager wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

  • 2 Alvorens een besluit te nemen over de voorgenomen intrekking winnen burgemeester en wethouders het advies in van de regionale urgentiecommissie.

Artikel 2.11 Nadere bepalingen omtrent urgentiecommissie

Het college van burgemeester en wethouders stelt -gecoördineerd door middel van het pfh wwz nadere regels vast waarin de taak, samenstelling, werkwijze en bevoegdheden van de in artikel 2.4. lid 3 bedoelde commissie worden vastgelegd.

Artikel 2.12 Deelname aan aanbiedingssysteem

De urgent woningzoekende dient, om voor een woning in aanmerking te komen, te reflecteren op een woning die volgens het convenant wordt aangeboden.

Artikel 2.13 Relatie tussen toegekend woningtype en huisvestingsproblematiek

De in artikel 2.2 lid 1 bedoelde voorrang beperkt zich uitsluitend tot toewijzing van een woning zoals aangegeven in de urgentiebeschikking.

Hoofdstuk 3 Wijziging van de samenstelling van de woonruimtevoorraad

Artikel 3.1 Werkingsgebied

Het bepaalde in dit hoofdstuk is van toepassing op alle woningen in de zin van deze verordening.

Artikel 3.2 Woningonttrekking

  • 1 Het is verboden om zonder vergunning van burgemeester en wethouders een woning geheel of gedeeltelijk aan de bestemming tot woning te onttrekken.

  • 2 Onder het onttrekken aan de bestemming tot woning wordt in deze verordening verstaan het slopen of het gebruiken voor een ander doel dan bewoning. Onder onttrekking wordt mede verstaan het samenvoegen met een andere woning en het omzetten van een zelfstandige woning in onzelfstandige woonruimte.

  • 3 In afwijking van het bepaalde in lid 1 is geen vergunning vereist indien de sloop van de woning als bedoeld in lid 2 plaatsvindt met het oog op vervangende woningbouw zodanig, dat het aantal te slopen woningen gelijk is aan, dan wel kleiner is dan, het aantal nieuw te bouwen woningen.

Artikel 3.3 Aanvragen onttrekkingsvergunning

De aanvraag om een onttrekkingsvergunning als bedoeld in artikel 3.2 wordt schriftelijk ingediend bij burgemeester en wethouders en vermeldt:

a. naam en adres van de eigenaar;

b. de personalia van de bewoner(s);

c. de huur- of koopprijs van het pand;

d. een exacte aanduiding van de te onttrekken woning of vertrekken van het pand;

e. het beoogde gebruik van (de onttrokken delen van) het pand na de onttrekking.

Artikel 3.4 Ongenoegzaamheid van stukken

  • 1 Als de ingevolge artikel 3.3 in te dienen gegevens niet volledig zijn, stellen burgemeester en wethouders aanvrager schriftelijk in de gelegenheid om de benodigde ontbrekende gegevens alsnog binnen vier weken in te dienen.

  • 2 Als de aanvullende gegevens niet tijdig worden ingediend, of in tweede instantie niet voldoen aan de eisen genoemd in artikel 3.3, nemen burgemeester en wet¬houders het verzoek niet in behandeling.

Artikel 3.5 Besluitvormingstermijn

Burgemeester en wethouders beslissen binnen 8 weken op een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 3.3.

Artikel 3.6 Afwegingscriterium

Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning als bedoeld in artikel 3.3 tenzij het belang van het behoud of de samenstelling van de woningvoorraad groter is dan het met het onttrekken aan de bestemming tot bewoning gediende belang en het belang van het behoud of de samenstelling van de woningvoorraad niet door het stellen van voorwaarden of voorschriften voldoende kan worden gediend.

Artikel 3.7 Compensatie

  • 1 Burgemeester en wethouders verbinden aan het verlenen van een onttrekkingsvergunning de voorwaarde van het, naar keuze van vergunninghouder, hetzij het bieden van compensatie door het toevoegen aan de woningvoorraad van andere, vervangende woning(en), welke naar hun oordeel gelijkwaardig zijn aan de te onttrekken woning(en), hetzij het bieden van een financiële compensatie, overeenkomstig het bepaalde in lid 2.

  • 2 Burgemeester en wethouders kunnen richtlijnen vaststellen met betrekking tot het beschikbaar stellen van vervangende woningen c.q. heffing van een financiële bijdrage bij onttrekking van woningen.

Hoofdstuk 4 Verdere bepalingen

Artikel 4.1 Het Convenant Woonruimteverdeling

  • 1 Burgemeester en wethouders komen met de besturen van de toegelaten instellingen en eventueel ook andere partijen, een Convenant Woonruimteverdeling Gooi en Vechtstreek 2011 overeen. Dit convenant vormt een aanvulling op deze verordening.

  • 2 Het convenant als bedoeld in het 1e lid wordt ter goedkeuring voorgelegd aan het college van burgemeester en wethouders en ter kennis gebracht van het pfh wwz van het gewest.

  • 3 De inhoud van het in het 1e lid bedoelde convenant wordt in ruime mate door burgemeester en wethouders bij de ingezetenen en andere belangstellenden bekend gemaakt.

Artikel 4.2 Hardheidsclausule

  • 1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd van de bepalingen in deze verordening af te wijken, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot niet gerechtvaardigde hardheid.

  • 2 Alle besluiten op grond van hardheid worden ter kennis gebracht van het pfh wwz van het gewest.

Artikel 4.3 Overleg bij wijziging

Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening plegen burgemeester en wethouders - gecoördineerd door middel van het pfh wwz van het gewest- overleg met de in de gemeente werkzame toegelaten instellingen en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende partijen die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.

Artikel 4.4 Status toelichting

De bij deze verordening behorende Toelichting op de Huisvestingsverordening Gooi en Vechtstreek 2011 wordt geacht onlosmakelijk deel uit te maken van deze verordening.

Artikel 4.5 Overgangsbepalingen

  • 1 Verzoeken tot het toekennen van urgentie welke zijn ingediend vóór 1 september 2011 worden afgedaan op de voet van het bepaalde in de Huisvestingsverordening Gooi en Vechtstreek 2005, inclusief de eerste aanvulling.

  • 2 Aanvragen tot verlening van een onttrekkingsvergunning welke zijn ingediend vóór 1 september 2011 worden afgedaan op de voet van het bepaalde in de Huisvestingsverordening Gooi en Vechtstreek 2005, inclusief eerste aanvulling.

Artikel 4.6 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 september 2011 en vervangt daarmee alle voorgaande Huisvestingsverordeningen Gooi en Vechtstreek, inclusief aanvullingen.

Artikel 4.7 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als de “Huisvestingsverordening Gooi en Vechtstreek 2011”.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 25 mei 2011
 
 
drs. T.W. Zwemmer                                     drs. E.J. Roest
griffier                                                             burgemeester

Bijlage Bijlagen

Huisvestingsverordening Gooi- en Vechtstreek 2011 Toelichting