Re-integratieverordening WWB 2012

Geldend van 26-05-2012 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2012

Intitulé

Re-integratieverordening WWB 2012

De raad van de gemeente Laren

 

gelezen het voorstel d.d. 20 maart 2012 van burgemeester en wethouders;

 

gelet op artikel 8 lid 1 onder a, e en f WWB

B E S L U I T :

vast te stellen de Re-integratieverordening WWB 2012

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begrippen

  • 1 Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB), het Bijstandsbesluit zelfstandigen (2004), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

  • 2 In deze verordening wordt verstaan onder:

    a. de wet: de WWB, de IOAW en de IOAZ.

    b. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Laren

    c. de raad: de gemeenteraad van Laren.

    d. trajectplan: een stapsgewijze en planmatige beschrijving, niet zijnde een plan van aanpak als bedoeld in artikel 44a van de WWB, van wederzijdse verplichtingen, afspraken en in te zetten tussen voorzieningen tussen de belanghebbende en de gemeente.

    e. algemeen geaccepteerde arbeid: alle arbeid, niet zijnde arbeid in het kader van de Wet sociale werkvoorziening, die algemeen maatschappelijk aanvaard is en niet indruist tegen de openbare orde of goede zeden;

    f. Startkwalificatie: (minimaal) een HAVO-, VWO-, of MBO-2-diploma.

Artikel 2 Opdracht college

  • 1 Het college biedt de uitkeringsgerechtigde, Anw-ers en Nuggers alsmede personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de WWB, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2 Een voorziening kan ook bestaan uit een voorbereidingsperiode op een zelfstandig beroep of bedrijf, als bedoeld in het Bbz 2004.

  • 3 Het college zorgt voor voldoende diversiteit in het aanbod aan ondersteuningen en voorzieningen.

  • 4 Bij de keuze van de mogelijkheden van het aanbieden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij wordt gekeken of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een belanghebbende, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.

Artikel 3 Budgetplafond

  • 1 Het college kan een of meer budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen.

  • 2 Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

Artikel 4 Beleidsregels

  • 1 Het college kan beleid vaststellen ter uitvoering van deze verordening, waarin beleidsprioriteiten worden aangegeven.

  • 2 Deze beleidsregels omvatten in elk geval:

    a. een omschrijving van het beleid ten aanzien van de verschillende doelgroepen en

    prioritering binnen en tussen die groepen, waarbij een evenwichtige aanpak als uitgangspunt wordt genomen;

    b. het flankerend beleid ten aanzien van zorg, kinderopvang en hulpverlening;

  • 3 Bij de beleidsregels wordt het oordeel van de cliëntenraad gevoegd.

Artikel 5 Aanspraak op ondersteuning en sluitende aanpak

  • 1 Er bestaat geen aanspraak op een ondersteuning of een voorziening indien er sprake is van een voorliggende voorziening welke naar mening van het college in voldoende mate bijdraagt aan de re-integratie van de belanghebbende.

  • 2 Met elke uitkeringsgerechtigde, Anw-er, Nugger of personen als bedoeld in artikel 10 van de WWB, wordt een trajectplan opgesteld en wordt een aanbod gedaan voor een voorziening of ondersteuning, tenzij er sprake is van een voorliggende voorziening als bedoeld in het eerste lid van dit artikel.

  • 3 In afwijking van het eerste lid wordt met een uitkeringsgerechtigde, jonger dan 27 jaar, een plan van aanpak opgesteld en een aanbod gedaan.

  • 4 Indien een trajectplan of plan van aanpak is opgesteld draagt het college zorg voor inkoop, aanmelding en betaling van de voorziening. Behoudens uitzonderingen wordt aan de belanghebbende op voorhand geen geldelijke middelen ter beschikking gesteld.

  • 5 Het tweede en derde lid is niet van toepassing indien het college heeft bepaald dat voor de uitkeringsgerechtigde een volledige ontheffing van de arbeidsverplichting geldt.

Hoofdstuk 2 Beleid en financiën

Artikel 6 Criteria ontheffing plicht tot arbeidsinschakeling

  • 1 Het college kan bepalen dat aan de uitkeringsgerechtigde, geheel of gedeeltelijk, ontheffing wordt verleend van de plicht tot arbeidsinschakeling.

  • 2 Ontheffing van de arbeidsplicht wordt voor een periode van maximaal 12 maanden verleend. Op basis van een herbeoordeling kan het college besluiten een ontheffing na afloop van de vastgestelde periode te verlengen.

Artikel 7 Verplichtingen

  • 1 Een uitkeringsgerechtigde aan wie door het college een voorziening wordt aangeboden, is verplicht hiervan gebruik te maken.

  • 2 De persoon die deel neemt aan een voorziening is gehouden te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

  • 3 Indien de uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening niet voldoet aan het gestelde in dit artikel, kan het college de uitkering afstemmen conform de Afstemmingsverordening.

  • 4 Indien een persoon, niet zijnde een uitkeringsgerechtigde, die gebruik maakt van een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in dit artikel, kan het college de kosten van de voorziening geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

Artikel 8 Inkomen

  • 1 De Anw-er of Nugger heeft recht op een volledige bijdrage in de kosten van aangeboden voorzieningen ingevolge deze verordening indien het gemiddelde netto gezinsmaandinkomen gedurende de 12 maanden voorafgaande aan de aanvraag minder bedraagt dan 130% van de van toepassing zijnde uitkering als genoemd in de WWB.

  • 2 Onder inkomen wordt verstaan het inkomen als bedoeld in de WWB.

  • 3 Indien het inkomen van belanghebbende boven het in het eerste lid genoemde bedrag ligt, wordt 100% van dit meerdere als draagkracht in aanmerking genomen.

  • 4 De periode waarover de draagkracht in aanmerking wordt genomen, is dezelfde periode gedurende welke gebruik wordt gemaakt van de voorziening.

  • 5 Teneinde het college in staat te stellen de hoogte van het inkomen te kunnen bepalen overlegt de belanghebbende bij het doen van de aanvraag alle relevante inkomensgegevens met betrekking tot de in het eerste lid genoemde periode.

Artikel 9 Vermogen

  • 1 De Anw-er of Nugger heeft recht op een volledige tegemoetkoming in de kosten van de voorziening ingevolge deze verordening indien het vermogen minder bedraagt dan de toepasselijke vermogensgrens van artikel 34 lid 3 van de WWB.

  • 2 Indien het vermogen meer bedraagt dan het in het eerste lid bedoelde bedrag, wordt 100% van het meerdere als draagkracht in aanmerking genomen.

  • 3 Bij de bepaling van de draagkracht uit vermogen wordt uitgegaan van de hoogte van het vermogen ten tijde van het doen van de aanvraag.

  • 4 Teneinde het college in staat te stellen de hoogte van het vermogen te kunnen bepalen, overlegt de belanghebbende bij het doen van de aanvraag alle relevante gegevens omtrent het vermogen.

Hoofdstuk 3 Voorwaarden en verplichtingen

Artikel 10 Algemene bepalingen

  • 1 Het college stelt beleidsregels vast met betrekking tot voorzieningen alsmede de voorwaarden die daarbij gelden voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.

  • 2 Het college kan een voorziening herzien of beëindigen:

    a. Indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de wet niet nakomt;

    b. Indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de wet;

    c. Indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik  wordt gemaakt van deze voorziening;

    e. Indien naar oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling;

    f. Indien de persoon niet naar behoren gebruik maakt van de aangeboden voorziening;

    g. Indien de persoon verhuist naar een andere gemeente

Artikel 11 De voorzieningen

  • 1 Het college kan één of meer van de volgende voorzieningen aanbieden:

    a. ondersteuning bij een beroep op maatschappelijke opvang of medische zorg;

    b. ondersteuning bij maatschappelijke participatie;

    c. arbeidsactivering en –toeleiding;

    d. sociale activering;

    e. stages bij bedrijven of instellingen;

    f. opleidingen die de toegang tot de arbeidsmarkt bevorderen;

    g. gesubsidieerde arbeid;

    h. nazorg bij arbeidsinschakeling;

    i. voorbereidingstrajecten voor zelfstandige arbeid;

    j. diagnose-instrumenten;

    k.  ondersteunende instrumenten, waaronder kinderopvang, schuldhulpverlening, onderzoeken door deskundigen en taal- en beroepsgerichte scholing.

  • 2 Het college stelt ter nadere uitvoering van deze verordening beleidsregels op over de nadere invulling van de voorzieningen, genoemd in deze verordening.

Artikel 12 Participatieplaats

  • 1 Het college kan een persoon met recht op algemene bijstand een participatieplaats aanbieden zoals bedoeld in artikel 10a WWB.

  • 2 Het doel van de participatieplaats is personen die nog niet bemiddelbaar zijn, door het aanbieden van additioneel werk een stap richting arbeidsinschakeling te laten zetten.

  • 3 Het college plaatst de persoon alleen indien door plaatsing geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt.

  • 4 In een schriftelijke overeenkomst worden tenminste vastgelegd het doel en omvang van de participatieplaats alsmede de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

  • 5 Het college verstrekt aan de persoon die additionele werkzaamheden verricht als bedoeld in dit artikel een premie van telkens € 300,00 per zes maanden, conform artikel 10a lid WWB, artikel 38 lid 6 van de IOAW en artikel 38 lid 6 van de IOAZ, mits in die zes maanden voldoende is meegewerkt aan het vergroten van de kans op inschakeling in het arbeidsproces.

Artikel 13 Scholing

  • 1 Aan een uitkeringsgerechtigde die op grond van artikel 9a van de wet of artikel 38 van de IOAW of de IOAZ is vrijgesteld van de arbeidsverplichting wordt door het college een  scholingsaanbod gedaan dat leidt tot het behalen van een startkwalificatie of een opleiding die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert.

  • 2 Voor een uitkeringsgerechtigde, die onbeloonde additionele werkzaamheden verricht, als bedoeld in artikel 10a van de wet, artikel 38 a van de IOAW of de IOAZ en artikel 13 van deze verordening en die niet beschikt over een startkwalificatie, wordt binnen 6 maanden na aanvang van de onbeloonde additionele werkzaamheden door het college bekeken in hoeverre scholing of opleiding kan bijdragen aan de vergroting van de kans op arbeidsinschakeling.

  • 3 Het college betrekt in de beoordeling:

    a. indien van toepassing: het oordeel van degene in wiens opdracht de belanghebbende de additionele werkzaamheden uitvoert;

    b. de scholingswens van de belanghebbende;

    c. de eventuele test door het scholingsinstituut.

Hoofdstuk 4 De voorzieningen

Artikel 14 Loonkostensubsidie

  • 1 Het college kan subsidie verstrekken aan werkgevers die met een uitkeringsgerechtigde, een Anw-er of Nugger een arbeidsovereenkomst sluiten gericht op arbeidsinschakeling dan wel participatie.

  • 2 De loonkostensubsidie wordt verstrekt conform de voorwaarden genoemd in de “Beleidsaanbeveling inzake werkgelegenheidssteun” zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze verordening.

  • 3 De subsidie wordt alleen verstrekt indien hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing plaatsvindt.

  • 4 Het college kan beleidsregels vaststellen.

  • 5 De Algemene subsidieverordening is niet van toepassing op dit artikel.

Artikel 15 Vergoedingen

  • 1 Het college kan aan de persoon als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van deze verordening, onverminderd het bepaalde in artikel 8 en 9 van deze verordening een vergoeding verstrekken voor kosten die gemaakt zijn in het kader van de arbeidsinschakeling dan wel (maatschappelijke) participatie, voor zover deze niet worden vergoed door de werkgever

  • 2 Het college stelt nadere regels op over de doelgroep en de hoogte van de vergoeding.

Artikel 16 Premies

  • 1 Het college kan aan een uitkeringsgerechtigde van 27 jaar of ouder een premie toekennen.

  • 2 Het college stelt nadere regels op over de doelgroep en de hoogte van de premies.

Artikel 17 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

  • 1 In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2 Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Hoofdstuk 5 Subsidie en vergoedingen

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 18 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de 8e dag na bekendmaking, onder gelijktijdige intrekking van de Re-integratieverordening WWB, IOAW en IOAZ 2010 en de Verordening Werkleeraanbod, en werkt terug tot en met 1 januari 2012.

Artikel 19 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Re-integratieverordening WWB 2012.

Ondertekening

Vastgesteld door de raad in zijn openbare vergadering van 25 april 2012.
 
 
 
drs. T.W. Zwemmer                                drs. E.J. Roest
griffier                                                        voorzitter