Verordening Wet kinderopvang gemeente Laren

Geldend van 24-07-2010 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2005

Intitulé

Verordening Wet kinderopvang gemeente Laren

De raad van de gemeente Laren;

 

gelezen het voorstel van het college van oktober 2004, nummer SMO 63/04;

 

overwegende dat, het noodzakelijk is de verlening, de voorschotverlening en de vaststelling van de tegemoetkoming van de gemeente in de kosten van kinderopvang bij verordening te regelen;

 

gelet op artikel 25 van de Wet kinderopvang en artikel 25 van de Tijdelijke referendumwet;

 

besluit vast te stellen de volgende: Verordening Wet kinderopvang gemeente Laren.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1 In deze verordening wordt verstaan onder:

    a. wet: de Wet kinderopvang;

    b. college: het college van burgemeester en wethouders van Laren;

    c. kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie: de kinderopvang ten behoeve van de doelgroep als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdelen k en l.

  • 2 De begripsbepalingen van de Wet en de Algemene wet bestuursrecht zijn op deze verordening van toepassing, tenzij daarvan uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Artikel 2 Reikwijdte van de verordening

Deze verordening heeft betrekking op de aanspraak op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang ten behoeve van de in artikel 22 van de wet genoemde doelgroepen.

Hoofdstuk 2 De toekenningsprocedure

Paragraaf 1 De aanvraag voor een tegemoetkoming

Artikel 3 Te verstrekken gegevens bij de aanvraag

  • 1 Een aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat:

    a. naam, adres en sofi-nummer van de ouder;

    b. als de ouder een partner heeft: de naam en het sofi-nummer van de partner en

    als dit afwijkt van het adres van de ouder, het adres van de partner;

    c. naam, geboortedatum en sofi-nummer van het kind of de kinderen waarop de

    aanvraag betrekking heeft;

    d. een offerte of contract van het kindercentrum of het gastouderbureau dat de

    kinderopvang gaat verzorgen. De offerte bevat in ieder geval gegevens over:

    het aantal uren kinderopvang per kind, de kostprijs per uur en de aanvangsdatum van de opvang;

    e. gegevens of een verwijzing naar gegevens waaruit blijkt dat de ouder behoort

    tot de groep personen als bedoeld in artikel 22 van de wet;

    f. een opgave van het bank- of girorekeningnummer van de ouder;

    g. indien van toepassing een machtiging als bedoeld in artikel 8 lid 3 en 4 voor

    rechtstreekse betaling aan het kindercentrum of gastouderbureau en het

    bijbehorende bank- of girorekeningnummer;

    h. overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de

    aanvraag van de tegemoetkoming;

    i. de handtekening van de ouder en, als de ouder een partner heeft, van de partner.

  • 2 Het college kan bepalen dat de aanvraag geschiedt met behulp van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

  • 3 Het college kan bepalen dat bij een aanvraag volgend op een eerder vastgesteld recht op een tegemoetkoming dat doorloopt tot en met 31 december van het lopende kalenderjaar, wordt afgeweken van het eerste en tweede lid.

Artikel 4 Beslistermijn

  • 1 Het college besluit over de aanvraag binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2 In het geval van een aanvraag voor kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie kan het college dit besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Het college stelt de ouder hiervan schriftelijk in kennis.

Paragraaf 2 De verlening van de tegemoetkoming

Artikel 5 Ingangsdatum van de tegemoetkoming

  • 1 De tegemoetkoming wordt verleend met ingang van de dag waarop de aanvraag is ingediend.

  • 2 Als op deze datum nog geen kinderopvang plaatsvindt, wordt de tegemoetkoming verleend met ingang van de datum waarop de kinderopvang zal plaatsvinden.

Artikel 6 De periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend

  • 1 De tegemoetkoming wordt verleend voor de periode van maximaal een kalenderjaar.

  • 2 Voordat de toekenningsperiode afloopt, moet de ouder die ook daarna nog aanspraak wil maken op een tegemoetkoming, een aanvraag indienen voor verlenging. Artikel 3 en 4 zijn overeenkomstig van toepassing.

  • 3 In afwijking van het eerste lid kan het college de tegemoetkoming voor een andere periode verlenen.

Artikel 7 Omvang van de kinderopvang

Het college verleent de tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang dat naar haar

oordeel redelijkerwijs noodzakelijk is voor:

1. Het combineren van activiteiten in het kader van een reïntegratieplan enerzijds en de zorg voor kinderen anderzijds.

2. Kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie.

Artikel 8 De verleningsbeschikking

Het besluit tot verlening van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat in

ieder geval:

a. de vaststelling van de gemeentelijke doelgroep als bedoeld in artikel 22 van de wet, waartoe de ouder behoort;

b. de naam en de geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de tegemoetkoming betrekking heeft;

c. de naam en het adres van het kindercentrum of het gastouderbureau dat de kinderopvang verzorgt;

d. de periode en de omvang van de kinderopvang waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend;

e. de wijze waarop het bedrag van de tegemoetkoming wordt bepaald en het bedrag dat op basis hiervan wordt verleend;

f. de wijze waarop de tegemoetkoming wordt uitbetaald;

g. de wijze waarop de tegemoetkoming na afloop van de toekenningsprocedure wordt vastgesteld;

h. de verplichtingen van de ouder.

Paragraaf 3 De uitbetaling van de tegemoetkoming

Artikel 9 Betaling op declaratiebasis

  • 1 De uitbetaling van de verleende tegemoetkoming geschiedt per maand, op declaratiebasis.

  • 2 Voor de declaratie overlegt de ouder aan het college de factuur van het kindercentrum of het gastouderbureau.

  • 3 De maandbedragen worden binnen twee weken na ontvangst van de declaratie overgemaakt op het bank- of girorekeningnummer van de ouder.

  • 4 Het college kan als zij dat noodzakelijk vindt, in afwijking van lid 1 en 2 de ouder vragen om een machtiging te geven.

  • 5 Als de ouder een machtiging aan het college heeft afgegeven, worden de maandbedragen na ontvangst van de factuur rechtstreeks overgemaakt aan het kindercentrum of het gastouderbureau.

Paragraaf 4 De vaststelling van de tegemoetkoming

Artikel 10 Het besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming

  • 1 Na afloop van de periode waarvoor de tegemoetkoming is verleend stelt het college de tegemoetkoming vast.

  • 2 De ouder verstrekt daartoe desgevraagd en binnen de gestelde periode een overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvang in deze periode.

Artikel 11 Terugvordering

Wordt de tegemoetkoming lager vastgesteld dan reeds aan declaraties is betaald, dan vindt terugvordering plaats.

Paragraaf 5 Verplichtingen van de ouder

Artikel 12 Inlichtingenplicht

  • 1 De ouder of de partner doet het college onmiddellijk, na het bekend worden daarvan, uit eigen beweging schriftelijk mededeling van inlichtingen en gegevens die kunnen leiden tot een verlaging van de tegemoetkoming.

  • 2 De ouder of de partner verstrekt op verzoek aan het college, binnen een door het college gestelde redelijke termijn, alle gegevens en inlichtingen die voor de aanspraak op en de hoogte van de tegemoetkoming van de gemeente van belang kunnen zijn.

Artikel 13 Bestuurlijke boete

Het college kan de ouder die een verplichting als bedoeld in artikel 28, vierde lid van de wet niet nakomt een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste € 2269,00.

Hoofdstuk 3 Kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie

Artikel 14 Vaststelling sociaal-medische indicatie

De aanvraag voor een tegemoetkoming voor kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie omvat tevens een aanvraag voor vaststelling van deze sociaal-medische indicatie,voor zover deze indicatie niet reeds op basis van een aparte aanvraag voor de gevraagde periode van kinderopvang is vastgesteld.

Artikel 15 Weigeringsgrond

Het college weigert de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie vast te stellen of een tegemoetkoming op deze grond toe te kennen, als de ouder reeds een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang ontvangt of kan ontvangen.

Artikel 16 De beschikking sociaal-medische indicatie

In het besluit op de aanvraag tot vaststelling van een sociaal-medische indicatie, komen in

ieder geval de volgende aspecten naar voren:

a. De aanwezigheid van een sociaal-medische indicatie.

b. De geldigheidsduur van de indicatie.

c. De omvang van de kinderopvang die noodzakelijk wordt geacht.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 17 Inwerkingtreding

  • 1 Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2005.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, treden artikel 1, lid 1, onder c, artikel 4 lid 2 en hoofdstuk 3 pas in werking op het moment dat artikel 6, lid 1 onder k en l, en artikel 23 van de wet in werking treden.

Artikel 18 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet kinderopvang gemeente Laren.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van 8 december 2004.
 
 
de griffier,                                                          de voorzitter,