Regeling vervallen per 01-07-2017

Financieel besluit maatschappelijk ondersteuning Leek september 2015

Geldend van 15-03-2016 t/m 30-06-2017

Intitulé

Financieel besluit maatschappelijk ondersteuning Leek september 2015

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leek;

gelezen het advies met registratienummer 2015007107;

gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning en artikel 149 van de Gemeentewet;

gelet op de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Leek 2015, waarin aan ons college de bevoegdheid is gegeven om nadere regels te stellen;

B E S L U I T :

vast te stellen het Financieel besluit maatschappelijk ondersteuning Leek september 2015

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

Voor de begripsbepalingen wordt verwezen naar de Verordening maatschappelijke ondersteuning Leek 2015.

Hoofdstuk 2 Kosten voor rekening aanvrager, eigen bijdrage en berekening maximale periodebijdrage

Artikel 2.1 Eigen rekening

Indien de belanghebbende een duurdere voorziening wil dan de goedkoopst compenserende voorziening komt het meerdere voor rekening van de belanghebbende.

Artikel 2.2 Eigen bijdrage

  • 1. Voor voorzieningen die in de vorm van een financiële tegemoetkoming worden verstrekt is een eigen bijdrage verschuldigd.

  • 2. Voor voorzieningen die in natura of als persoonsgebonden budget worden verstrekt is een eigen bijdrage verschuldigd.

  • 3. Voor kosten voor onderhoud, reparatie en/of verzekering van een voorziening kan ook een eigen bijdrage worden opgelegd.

  • 4. In uitzondering op de voorgaande leden is geen eigen bijdrage verschuldigd voor jeugdigen (onder 18 jaar), rolstoelvoorzieningen, het collectief vervoer, verhuiskostenvergoeding, woningaanpassingen in gemeenschappelijke ruimten, tijdelijke huisvesting, huurderving of voorzieningen met een waarde lager dan € 150,00.

Artikel 2.3 Berekening, vaststelling eigen bijdrage

  • 1. De eigen bijdrage wordt berekend, opgelegd, vastgesteld en geïnd al dan niet per periode van 4 weken, zoals geregeld in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2016.

  • 2. Berekening, oplegging, vaststelling en inning van de eigen bijdrage vindt plaats door het Centraal Administratie Kantoor (CAK) met de door de gemeente Leek vastgestelde regels.

Artikel 2.4 Maximale periodebijdrage

  • 1. De eigen bijdrage over een periode van 4 weken is gelijk aan de wettelijke “maximale periodebijdrage” in die periode, tenzij deze bijdrage hoger is dan de “kosten van de voorziening per 4 weken” in die periode. In dat geval is de eigen bijdrage of het eigen aandeel gelijk aan de “kosten van de voorziening per 4 weken”.

  • 2. Wanneer meerdere Wmo voorzieningen verstrekt worden en/of wanneer er ook voor WLZ- zorg een eigen bijdrage opgelegd wordt, geldt het anticumulatiebeginsel. Het anticumulatiebeginsel bepaalt dat de belanghebbende per 4 weken nooit meer betaalt dan de voor zijn situatie berekende “maximale periodebijdrage”, ongeacht de totale kosten van alle voorzieningen (Wmo en/of WLZ-zorg).

Artikel 2.5 Berekening maximale periodebijdrage

  • 1. Bij de bepaling van de hoogte van de maximale periodebijdrage in een bepaald jaar wordt rekening gehouden met het verzamelinkomen van de belanghebbende en dat van zijn eventuele partner het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het jaar waarin aan een persoon maatschappelijke ondersteuning is verleend. Onder verzamelinkomen wordt in dit besluit verstaan: het inkomen zoals bedoeld in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2016. De gegevens over het verzamelinkomen worden ingewonnen bij de belastingdienst.

  • 2. De wettelijk bepaalde maximale periodebijdrage is voor ongehuwde personen jonger dan 65 jaar € 19,40 per 4 weken (norm 2016), met dien verstande dat indien zijn verzamelinkomen meer bedraagt dan € 22.486,00 het bedrag van € 19,40 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen en € 22.486,00 per 4 weken.

  • 3. De wettelijke bepaalde maximale periodebijdrage is voor ongehuwde personen van met de pensioengerechtigde leeftijd of ouder € 19,40 (norm 2016) per 4 weken, met dien verstande dat indien zijn verzamelinkomen meer bedraagt dan € 16.887,00 het bedrag van € 19,40 wordt verhoogd met dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen en € 16.887,00 per 4 weken.

  • 4. De wettelijk bepaalde maximale periodebijdrage is voor gehuwde personen, indien een van beiden jonger is dan de pensioengerechtigde leeftijd € 27,80 (norm 2016) per 4 weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke verzamelinkomen meer bedraagt dan € 28.177,00 het bedrag van € 27,80 wordt verhoogd met dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke verzamelinkomen en € 28.177,00 per 4 weken.

  • 5. De wettelijk bepaalde maximale periodebijdrage is voor gehuwde personen die beiden de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt € 27,80 (norm 2016) per 4 weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke verzamelinkomen meer bedraagt dan € 23.374,00 het bedrag van € 27,80 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke verzamelinkomen en € 23.374,00 per 4 weken.

  • 6. Voor wat betreft de hoogte van de in leden 2 t/m 5 genoemde bedragen wordt aangesloten bij de bedragen in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2016.

Hoofdstuk 3 Duur oplegging eigen bijdrage en vaststelling “Kosten van de voorziening per 4 weken”

Artikel 3.1 Inhoud besluit

Het college meldt de belanghebbende in een besluit tot verstrekking van een voorziening gedurende welke periode een eigen bijdrage verschuldigd is en hoe hoog het bedrag van de “Kosten van de voorziening per 4 weken” is of de totale kosten waarvoor de eigen bijdrage verschuldigd is.

Artikel 3.2 Eigen Hulp bij het huishouden

  • 1. Voor hulp bij het huishouden in natura (HH2) wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang de hulp bij het huishouden wordt verstrekt. De “Kosten van de voorziening per 4 weken” worden als volgt vastgesteld: het aantal uren ontvangen zorg in die 4 weken, vermenigvuldigd met het gemiddelde uurtarief dat het college aan de zorgaanbieders betaalt.

  • 2. Voor hulp bij het huishouden in de vorm van een persoonsgebonden budget (HH2) wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang het periodieke persoonsgebonden budget wordt verstrekt. De “Kosten van de voorziening per 4 weken” wordt als volgt vastgesteld: de hoogte van het periodiek persoonsgebonden budget omgerekend naar het bedrag per periode van 4 weken.

Artikel 3.3 Eigen bijdrage bij tegemoetkoming aannemelijke meerkosten

Voor voorzieningen die verstrekt worden in de vorm van een (periodieke) financiële tegemoetkoming wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang de tegemoetkoming verstrekt wordt.

Artikel 3.4 Eigen bijdrage maatwerkvoorziening in bruikleen en persoonsgebonden budget

Voor voorzieningen in bruikleen en in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang de voorziening gebruikt wordt.

Artikel 3.5 Eigen bijdrage opvang en beschermd wonen

  • 1. Een belanghebbende is voor verblijf in een opvang of beschermd wonen een eigen bijdrage verschuldigd.

  • 2. De eigen bijdrage is gelijk aan de kostprijs voor verblijf in een opvang of beschermd wonen minus zak- en kleedgeld.

  • 3. De belanghebbende mag bij verblijf in een opvang of beschermd wonen niet minder overhouden dan de zak- en kleedgeldnorm, als bedoeld in artikel 23 lid 1 van de Participatiewet, alsmede een bedrag in verband met de standaardpremie gecorrigeerd met de zorgtoeslag en inclusief vakantiegeld, overeenkomstig artikel 1 lid 1 sub g van de Wet op de zorgtoeslag.

  • 4. Indien de instelling bij voltijdse opvang of crisisopvang aan de belanghebbende geen voeding verstrekt dan dient de instelling de belanghebbende een bedrag per dag beschikbaar te stellen voor het inkopen van voedingsmiddelen. Dit bedrag is gelijk aan het bedrag dat het NIBUD jaarlijks berekent als gemiddelde kosten voor voeding per dag.

  • 5. Afwezigheid van de belanghebbende uit de opvang of beschermd wonen, anders dan in verband met beëindiging van de opvang of beschermd wonen, wordt geen eigen bijdrage in rekening gebracht.

  • 6. Een belanghebbende is geen eigen bijdrage verschuldigd als hij een vergoeding voor huisvesting betaalt aan de instelling.

  • 7. Voor personen die de huiselijke situatie hebben verlaten in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld is maximaal 3 dagen geen eigen bijdrage verschuldigd in de dagopvang, nachtopvang en/of noodopvang.

  • 8. Een belanghebbende hoeft geen eigen bijdrage te betalen als hij tijdens zijn verblijf woonkosten is verschuldigd wanneer hij als hoofdbewoner van de woning deze heeft moeten verlaten in verband met risico’s voor de veiligheid als gevolg van huiselijk geweld.

  • 9. De door het college aangewezen instellingen voor maatschappelijke opvang en opvang van personen die de huiselijke situatie hebben verlaten in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld zijn verplicht de vastgestelde bijdrage te innen van de belanghebbende in die gevallen wanneer de eigen bijdrage niet kan worden ingehouden op de bijstandsuitkering of inkomensvoorziening van de belanghebbende.

  • 10. Het college stelt de hoogte van de bijdrage voor de opvang vast.

  • 11. De toegang en uitvoering voor de voorzieningen beschermd wonen en opvang zijn gemandateerd aan de gemeente Groningen. Hierdoor zijn de vastgestelde regels en tarieven van de gemeente Groningen voor deze voorzieningen van toepassing.

Hoofdstuk 4 Nadere regels over het persoonsgebonden budget

Artikel 4.1 Vroegtijdige beëindiging, afschrijving en verantwoording

  • 1. Ingeval het gebruik van de voorziening welke met een persoonsgebonden budget is aangeschaft, is beëindigd en de gebruiksduur van de voorziening niet geheel is verstreken, is de budgethouder verplicht de voorziening te retourneren dan wel de restwaarde, onder verrekening van eventueel ingebrachte eigen middelen, aan het college te vergoeden.

  • 2. Bij vaststelling van het persoonsgebonden budget wordt rekening gehouden met afschrijvingstermijnen die naar geldende maatschappelijke normen voor de verstrekte voorziening gebruikelijk zijn. Indien de voorziening na afloop van de afschrijvingstermijn nog in goede staat verkeren, dan wordt de gebruiksduur verlengd.

  • 3. (vervallen)

Artikel 4.2 Hulp bij het huishouden en persoonsgebonden budget

  • 1. De hulp bij het huishouden wordt bij een persoonsgebonden budget vastgesteld in uren. Het uurtarief bedraagt € 18,98 voor HH2.

  • 2. De budgethouder dient een schriftelijke overeenkomst te sluiten met de door hem of haar inschakelde zorgverleners of zorg verlenende instantie.

  • 3. De uitbetaling vindt plaats volgens het trekkingsrecht van de SVB.

  • 4. De volledige week van ingangsdatum tot en met de volledige week van de beëindigingdatum worden uitbetaald.

  • 5. Bij de berekening van het persoonsgebonden budget wordt rekening gehouden met 52,14 weken.

  • 6. (vervallen)

Artikel 4.3 Vrij besteedbaar bedrag persoonsgebonden budget

(vervallen)

Hoofdstuk 5 Nadere regels over woonvoorzieningen

Artikel 5.1 Financiële tegemoetkoming aannemelijke meerkosten

  • 1. Het college kan op aanvraag dan wel ambtshalve aan een persoon met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen een tegemoetkoming verstrekken voor aannemelijke meerkosten, als een voorziening in natura of PGB geen adequate oplossing biedt.

  • 2. De tegemoetkoming hoeft niet kostendekkend te zijn.

  • 3. Het college kan bepalen dat voor bepaalde forfaitaire tegemoetkomingen aannemelijke meerkosten geen eigen bijdrage wordt opgelegd.

  • 4. Het college kan een tegemoetkoming in aannemelijke meerkosten verstrekken aan de eigenaar van een woning, niet zijnde de aanvrager, voor het bezoekbaar maken van de woning.

  • 5. De tegemoetkoming wordt rechtstreeks aan de eigenaar betaald.

  • 6. Bij het bepalen van de hoogte van de aannemelijke meerkosten voor woningsanering wordt rekening gehouden met de afschrijving van de te vervangen spullen.

  • 7. Indien verhuizing naar een andere adequate woning noodzakelijk is gebleken, kan een tegemoetkoming aannemelijke meerkosten worden verstrekt.

  • 8. De hoogte van de door het college vast te stellen financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening bedraagt 100% van de voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komende kosten.

  • 9. Zelfwerkzaamheden worden niet vergoed.

  • 10. Een woonunit heeft de voorkeur boven een structurele verbouwing.

  • 11. De financiële tegemoetkoming voor een bouwkundige of woontechnische woningaanpassing wordt vastgesteld op basis van de door het college geaccepteerde offerte. Wanneer de financiële tegemoetkoming meer dan € 5000,00 bedraagt:

    • a.

      Wordt door de gemeente extern advies gevraagd met betrekking tot de noodzakelijke kosten.

    • b.

      Dient een gespecificeerde factuur te worden ingeleverd waarin in ieder geval een onderverdeling is gemaakt in uren en materialen.

  • 12. De hoogte van de door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening (woonvoorzieningen van niet bouwkundige of woontechnische aard) bedraagt:

    • -

      voor roerende woonvoorzieningen, niet zijnde woningsanering, 100% van de aanschafkosten, tenzij de roerende woonvoorzieningen in natura worden verstrekt.

    • -

      voor kosten van woningsanering, afhankelijk van de leeftijd van de stoffering 100% tot nihil. Daarbij geldt het volgende vergoedingsschema:

    1e jaar na aanschaf: 100%

    5e jaar na aanschaf: 50%

    2e jaar na aanschaf: 87,5%

    6e jaar na aanschaf: 37,5%

    3e jaar na aanschaf: 75%

    7e jaar na aanschaf: 25%

    4e jaar na aanschaf: 62,5%

    8e jaar na aanschaf: 12,5%

    9e jaar en meer na aanschaf: 0%

     

  • 13. De hoogte van de door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening (onderhoud, reparatie en keuring) bedraagt 100% van de voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komende kosten.

  • 14. Het persoonsgebonden budget voor een roerende woonvoorziening wordt vastgesteld op basis van de geldende prijsafspraken met de leveranciers van voorzieningen of met Wold & Waard woonservice.

  • 15. Bij eenvoudige woningaanpassingen zal, in de situatie dat de persoon met beperkingen tevens eigenaar is van de woning, de vergoeding worden vastgesteld op basis van de gehanteerde richtprijzen van woningbouwvereniging Wold & Waard woonservice voor dergelijke voorzieningen.

Hoofdstuk 6 Vervoersvoorzieningen

Artikel 6.1 Collectief vervoer

  • 1. De persoon met beperkingen die is aangewezen op collectief vervoer is aan het college bijdrage verschuldigd, zoals vermeld in de uitvoeringsovereenkomst met de vervoerder. De bijdrage wordt door de vervoerder namens de gemeente geïnd.

  • 2. Pashouders kunnen reizen in een gebied van 21 kilometer rondom het woonadres. Boven de geldende maximaal te reizen 21 kilometer geldt het tarief van de vervoerder.

  • 3. De pashouder mag in beginsel een huisgenoot (partner en/of kinderen behorend tot het gezin) meenemen in het collectief vervoer.

  • 4. De pashouder mag daarnaast iemand gratis meenemen in het collectief vervoer, als de medische noodzaak daartoe vast is komen te staan.

Artikel 6.2 Persoonsgebonden budget vervoersvoorzieningen

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopste compenserende voorziening. Dit bedrag wordt, indien nodig, verhoogd met 25% van de tegenwaarde voor de kosten van onderhoud en reparatie van de voorziening en, indien nodig, een bedrag voor de verzekering.

  • 2. Ingeval het een persoonsgebonden budget voor roerende voorzieningen betreft, die de gemeenten normaal huurt, is de tegenwaarde de huurprijs van de goedkoopst-adequate voorziening inclusief onderhoud en reparatie en aanpassingen zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald gedurende een periode van 5 jaar.

  • 3. De hoogte van een door het college te verlenen persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen bedragen:

    • a.

      Het normbedrag dat per jaar wordt verstrekt voor het gebruik van een bruikleenauto of eigen auto bedraagt € 500,00.

    • b.

      Het normbedrag dat per jaar wordt verstrekt voor het gebruik van een taxi bedraagt € 1018,00;

    • c.

      Het normbedrag dat per jaar wordt verstrekt voor het gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt € 1529,00;

Hoofdstuk 7 Rolstoelvoorzieningen

Artikel 7.1 Persoonsgebonden budget rolstoel

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel, niet zijnde een sportrolstoel, wordt op basis van een offerte vastgesteld op als tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening, verhoogd met 25% van de tegenwaarde voor de kosten van onderhoud en reparatie van de voorziening en indien nodig, met de kosten van een verzekering.

  • 2. Ingeval het een persoonsgebonden budget voor roerende voorzieningen betreft die de gemeente normaal huurt, is de tegenwaarde de huurprijs van de goedkoopst-adequate voorziening inclusief onderhoud en reparatie en aanpassingen zoals dat door het college aan de leverancier betaald wordt gedurende een periode van 5 jaar.

Artikel 7.2 Financiële tegemoetkoming sportrolstoel

Een persoon met beperkingen kan in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming in de aannemelijke (meer)kosten van een sportrolstoel of vastframe handbike indien het sporten zonder deze voorziening niet mogelijk is, waarbij rekening wordt gehouden met de aanschafkosten en de kosten voor onderhoud en verzekering.

Hoofdstuk 8 Producten Zorg In Natura (ZIN) en tarieven ZIN enPGB en kortdurend verblijf in PGB

Tabel 1 Producten Zorg in Natura (ZIN)

Productsoort

Classificatie

Eenheid

Opmerking/frequentie

Begeleiding

individueel

Basis

Intensief

Per uur

Gemiddeld per week

Begeleiding Groep

Basis

Intensief

Per dagdeel

Gemiddeld per week

Vervoer BG groep

Basis (niet rolstoelgebonden)

Rolstoelgebonden

Per dag

Gemiddeld per week

Kortdurend Verblijf

Maximaal drie etmalen

Per etmaal

Gemiddeld per week, exclusief dagbesteding

De hoogte van het persoonsgebonden budget voor begeleiding (individueel en groep) en kortdurend verblijf wordt vastgesteld aan de hand van onderstaande tabellen.

Er wordt daarbij onderscheid gemaakt tussen formele en informele hulp.

Tabel 2 Tarieven PGB en ZIN

Categorie

Activiteit

Tarief Zorg in natura

Tarief Persoonsgebonden budget

Eenheid

Hulp bij het huishouden

Hulp bij het Huishouden 2

€ 25,60

Grootegast: € 18,98

Leek: € 18,98

Marum: € 19,28

Zuidhorn: € 24,12

Uur

Begeleiding

Begeleiding Individueel basis Formeel

€ 42,55

€ 40,42

Uur

 

Individuele begeleiding intensief Formeel

€ 72,56

€ 68,93

Uur

 

Individuele begeleiding Informeel

-

€ 15,40

Uur

Kortdurend verblijf

Logeren/respijt-zorg Formeel

€ 92,53

€ 87,90

Etmaal

 

Logeren/respijt-zorg Informeel

-

€ 23,10

Etmaal

Dagbesteding

Begeleiding groep basis Formeel

€ 28,66

€ 27,23

Dagdeel

 

Begeleiding groep intensief Formeel

€ 49,10

€ 46,65

Dagdeel

 

Begeleiding groep Informeel

-

€ 15,40

Dagdeel

Vervoer-diensten

Vervoer

€ 7,74

€ 7,74

Dag

 

Vervoer (rolstoel)

€ 20,28

€ 20,28

Dag

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 9.1 Citeertitel, inwerkingtreding en vervallen

  • 1. Dit besluit kan worden aangehaald als Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Leek september 2015.

  • 2. Dit besluit treedt in werking op de dag nadat het bekendgemaakt is.

  • 3. Met ingang van de dag waarop het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Leek september 2015 in werking treedt, wordt het eerder vastgestelde Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Leek 2015 ingetrokken.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering
van burgemeester en wethouders
van de gemeente Leek,
d.d. 15 september 2015.
B.C. Hoekstra, burgemeesterH.K. Hofman, secretaris