Regeling vervallen per 19-11-2020

Verordening op de destructie in de gemeente Leek

Geldend van 02-03-1995 t/m 18-11-2020

Intitulé

Verordening op de destructie in de gemeente Leek

De raad van de gemeente Leek;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 20 januari 1995, nr. 289;

overwegende dat het door de inwerkingtreding van de Algemene wet bestuursrecht noodzakelijk is om de verordeningen en regelingen aan te passen aan deze wet;

gelet op de Algemene wet bestuursrecht, de Gemeentewet en de Destructiewet;

B E S L U I T :

vast te stellen de Verordening op de destructie in de gemeente Leek.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: destructiewet;

  • b.

    directeur: de directeur van kring I van de rijksdienst voor de keuring van vee en vlees zoals deze is vastgesteld bij besluit van de Staatssecretaris van Landbouw en Visserij van 20 maart 1984, nr. J 7845;

  • c.

    aangifteplichtige: degene, die als eigenaar of houder van destructiemateriaal ingevolge de wet verplicht is daarvan aangifte te doen;

  • d.

    ondernemer: de natuurlijke of rechtspersoon, aan wie een vergunning, als bedoeld in artikel 5 der wet, is verleend en in wiens, krachtens artikel 10 der wet, vastgestelde gebied de gemeente is gelegen;

  • e.

    vervoerder: ophaaldienst, waarmede voor het gebied van de vleeskeuringskring Westerkwartier een overeenkomst ter zake van het verzamelen en afvoeren van destructiemateriaal is aangegaan;

  • f.

    destructor: inrichting, uitsluitend of in hoofdzaak bestemd tot het door verwerking onschadelijk maken van destructiemateriaal, voor welke aan de ondernemer een vergunning is verleend, als bedoeld in artikel 5 van de wet;

  • g.

    destructiemateriaal: materiaal van dierlijke herkomst, bedoeld in artikel 2 der wet;

  • h.

    destructiemateriaal A: doodgeboren slachtdieren, alsmede gestorven of in nood gedode slachtdieren, welke moeten worden onbruikbaar gemaakt voor voedsel voor mens en dier zonder dat een nader onderzoek ingevolge de Vleeskeuringswet heeft plaatsgevonden;

  • i.

    destructiemateriaal B: destructiemateriaal, bedoeld in artikel 2, eerste lid, sub b, f en h, der wet;

  • j.

    destructiemateriaal C: materiaal van dierlijke herkomst, dat na een nader onderzoek ingevolge de Vleeskeuringswet voor destructie bestemd is en zich tot het tijdstip van ophalen door de ondernemer onder beheer of toezicht van de directeur bevindt.

Artikel 2 Aangifte, vervoer en bewaring door de aangifteplichtige

  • 1. De aangifteplichtige doet van het hebben of houden van destructiemateriaal zo spoedig mogelijk doch uiterlijk op de eerste werkdag, volgende op de dag, waarop dit materiaal als zodanig is ontstaan, aangifte bij de directeur.

  • 2. De aangifte geschiedt onder opgave van de soort en de hoeveelheid van het destructiemateriaal, alsmede van de plaats, waar het zich bevindt.

  • 3. De directeur stelt, met inachtneming van het bepaalde in artikel 12, tweede lid, der wet een model van het aangifteformulier vast (model 1).

  • 4. Door of vanwege de directeur wordt een gewaarmerkt exemplaar van het ingevulde aangifteformulier verstrekt aan de aangifteplichtige.

Artikel 3

Het bepaalde in artikel 2, tweede lid, geldt niet ten aanzien van destructiemateriaal B indien de directeur terzake van de afgifte van dat materiaal afwijkende regelen vaststelt.

Artikel 4

Het bepaalde in artikel 2 geldt niet ten aanzien van destructiemateriaal C.

Artikel 5

  • 1. De aangifteplichtige moet, behoudens het bepaalde in het tweede lid, het destructiemateriaal zo spoedig mogelijk na de aangifte afgeven aan de vervoerder voor vervoer naar de destructor; de afgifte dient te geschieden aan de ondernemer indien het kadaver is ontstaan ten gevolge van een calamiteit. De directeur kan aanwijzingen geven omtrent het tijdstip van het vervoer van het destructiemateriaal. De aangifteplichtige dient in afwachting van het vervoer, het destructiemateriaal te deponeren op een voor een vervoermiddel van de vervoerder redelijkerwijs bereikbare - niet aan de openbare weg gelegen - plaats.

  • 2. Indien het destructiemateriaal afkomstig is van gestorven dieren, geleden hebbende aan of verdacht van een ziekte, waarop titel III der Veewet van toepassing is, moet de aangifteplichtige dit destructiemateriaal ter beschikking houden en het afgeven voor vervoer door of vanwege de ondernemer ter plaatse, waar dit destructiemateriaal zich bevindt, zulks met inachtneming van de door de directeur gegeven aanwijzingen omtrent de bewaring van dit materiaal.

Artikel 6

  • 1. De aangifteplichtige is gehouden destructiemateriaal B en C te bewaren, ter beschikking te stellen en af te geven voor vervoer naar de destructor met inachtneming van de terzake door de directeur gegeven aanwijzingen.

  • 2. Destructiemateriaal, genoemd in artikel 2, eerste lid, sub b, c, d of f der wet, alsmede dat, genoemd in artikel 2, tweede lid der wet, moet worden bewaard in daarvoor bestemde bakken, dan wel metalen confiscaatemmers, tenzij de directeur terzake van de bewaring een andere regeling met de aangifteplichtige treft.

  • 3. De directeur kan ten aanzien van het bepaalde hi dit artikel afwijkende regelen met betrekking tot destructiemateriaal B of C vaststellen.

Artikel 7

  • 1. De aangifteplichtige is gehouden, zolang destructiemateriaal onder zijn berusting is, bederf of vermenging met andere stoffen tegen te gaan, zulks overeenkomstig door de directeur gegeven aanwijzingen.

  • 2. Aanwijzingen van de directeur omtrent de bewaring van destructiemateriaal anders dan op grond van het vorige lid, kunnen slechts strekken ter voorkoming van gevaar, schade of hinder voor de openbare gezondheid.

Artikel 8 Ophalen en vervoer van destructiemateriaal door of vanwege de ondernemer

  • 1. De vervoerder is verplicht tot het ophalen van het destructiemateriaal van de plaats, waar dit zich bevindt, ingevolge de bepalingen van deze verordening; ingeval van vervoer van kadavers, ontstaan tengevolge van calamiteiten, geldt deze verplichting voor de ondernemer.

  • 2. Het ophalen geschiedt uiterlijk op de werkdag, volgende op die, waarop het destructiemateriaal is aangemeld, tenzij het betreft destructiemateriaal B of C, dat door de ondernemer, ingevolge een met de directeur getroffen regeling, op gezette tijden wordt opgehaald.

  • 3. De directeur kan, ten aanzien van het bepaalde in het eerste lid afwijkende regelen met betrekking tot destructiemateriaal B of C vaststellen.

Artikel 9

Het vervoer van destructiemateriaal binnen de gemeente dient langs de kortste weg plaats te vinden. De vervoerder is verplicht er voor zorg te dragen, dat het vervoer geen sporen van het destructiemateriaal op de openbare weg nalaat.

Artikel 10 Overdracht

  • 1. Ten dienste van de overdracht aan de ondernemer wordt destructiemateriaal A door of vanwege de directeur op de dag van aangifte door middel van telecommunicatie-apparatuur aangemeld bij de ondernemer, onder mededeling van de gegevens, bedoeld in artikel 2, tweede lid.

  • 2. De aanmelding bij de ondernemer van destructiemateriaal B of C geschiedt door de directeur zo spoedig mogelijk, tenzij het betreft destructiemateriaal, dat door de ondernemer, ingevolge een met de directeur getroffen regeling, op gezette tijden wordt opgehaald.

Artikel 11

  • 1. De overdracht van destructiemateriaal geschiedt door inlading in een daarvoor bestemd transportmiddel van de vervoerder of van de ondernemer, in de gevallen, bedoeld in artikel 5, eerste lid, eerste volzin en tweede lid.

  • 2. De ondernemer is verplicht de overdracht van destructiemateriaal B of C jaarlijks voor 1 maart, onder opgave van de totale hoeveelheid over het voorafgaande jaar, aan het gemeentebestuur, alsmede aan de directeur te bevestigen.

Artikel 12 Dode honden en katten

Omtrent de aangifte, het vervoer, het ophalen en de overdracht van dode honden en katten, alsmede omtrent de afgifte daarvan aan een van gemeentewege aangewezen verzameldienst, kan het college van burgemeester en wethouders, na overleg met de directeur met inachtneming van het bepaalde in artikel 32 van het Destructiebesluit, nadere voorschriften geven.

Artikel 13

  • 1. De aanwijzing van materiaal, als bedoeld in artikel 2, derde lid, laatste alinea, der wet, geschiedt door de burgemeester op voorstel van de directeur of de directeur gehoord; zij wordt onverwijld aan de eigenaar of houder medegedeeld.

  • 2. De directeur houdt aantekening van het ingevolge het eerste lid aangewezen destructiemateriaal.

Artikel 14

Indien de directeur dan wel de eigenaar of houder van destructiemateriaal A, sectie van dit destructiemateriaal noodzakelijk of wenselijk acht, wordt de sectie verricht in een daartoe bestemde lokaliteit van de destructor. De eigenaar of houder is, indien de sectie niet aan de destructor geschiedt verplicht het destructiemateriaal naar eerstgenoemde lokaliteit te vervoeren of te doen vervoeren.

Artikel 15

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als "Destructieverordening".

  • 2. Zij treedt in werking op de achtste dag na die waarop zij is bekendgemaakt.

  • 3. Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze verordening vervalt de voorgaande verordening, vastgesteld bij raadsbesluit van 25 augustus 1986, sedertdien gewijzigd, behoudens overgangsrecht.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering
van de raad der gemeente Leek,
d.d. 30 januari 1995.
mevrouw S. de Jong, voorzitter, drs. J. de Noord, secretaris