Regeling vervallen per 17-02-2011

Overlegverordening

Geldend van 02-03-1995 t/m 16-02-2011

Intitulé

Overlegverordening

De raad van de gemeente Leek;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 20 januari 1995, nr. 289;

overwegende dat het door de inwerkingtreding van de Algemene wet bestuursrecht noodzakelijk is om de verordeningen en regelingen aan te passen aan deze wet;

gelet op de Algemene wet bestuursrecht, de Ambtenarenwet en het Algemeen Ambtenarenreglement

B E S L U I T :

vast te stellen de Overlegverordening.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de commissie: de in artikel A5, lid 1 van het Algemeen Ambtenarenreglement bedoelde commissie voor georganiseerd overleg;

    • b.

      de ambtenaren: de ambtenaren in de zin van het Algemeen Ambtenarenreglement en de werknemers in de zin van de Arbeidsovereenkomstenverordening;

    • c.

      de organisaties: de plaatselijk werkende groeperingen van de landelijke verenigingen van overheidspersoneel, aangesloten bij de centrales welke zijn toegelaten tot het centraal overleg met het College voor Arbeidszaken van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

  • 2. De aan het slot van het vorige lid bedoelde centrales zijn: de Algemene centrale van overheidspersoneel, de Christelijke Centrale van overheids- en onderwijzend personeel, het Ambtenarencentrum en de Centrale van middelbare en hogere functionarissen bij overheid en onderwijs C.M.H.A.

Hoofdstuk 2 Samenstelling

Artikel 2

  • 1. De commissie is samengesteld uit een vertegenwoordiging van het gemeentebestuur en een vertegenwoordiging van de organisaties.

  • 2. Voor de vertegenwoordiging van het gemeentebestuur wijst het college van burgemeester en wethouders uit zijn midden een vertegenwoordiger en diens plaatsvervanger aan en doet de raad uit zijn midden aanwijzing van tenminste drie leden en hun plaatsvervangers.

  • 3. Voor de vertegenwoordiging van de organisaties worden per centrale, bedoeld in artikel 1, lid 2, twee leden en hun plaatsvervangers aangewezen. Deze aanwijzing geschiedt door en uit de organisaties, welke tenminste drieambtenaren tot haar leden tellen. Indien verschillende organisaties deel uitmaken van eenzelfde centrale, geldt het in de vorige zin bepaalde voor deze organisaties gezamenlijk.

Artikel 3

  • 1. De aanwijzing door het college van burgemeester en wethouders en de raad geschiedt bij elke nieuwe zittingsperiode van de raad en voorts telkens ter vervanging van hen, die ophouden lid van het college van burgemeester en wethouders of van de raad te zijn.

  • 2. Uiterlijk 1 februari van elk jaar doet elke organisatie, bedoeld in artikel 2, lid 3, aan het college van burgemeester en wethouders opgaaf van:

    • a.

      het aantal van de op 1 januari van dat jaar bij haar aangesloten ambtenaren;

    • b.

      de namen en adressen van de ambtenaren, die ingevolge artikel 2, lid 3, als leden en plaatsvervangers zijn aangewezen.

  • 3. Degene, die als lid of als plaatsvervanger door een organisatie is aangewezen, houdt op dit te zijn zodra hij geen lid van de organisatie of geen ambtenaar meer is, alsmede indien de organisatie schriftelijk aan het college van burgemeester en wethouders doet weten dat zijn aanwijzing als vertegenwoordiger of plaatsvervanger is ingetrokken. In deze gevallen wordt zo spoedig mogelijk een opvolger aangewezen.

Artikel 4

  • 1. Voorzitter van de commissie is de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen vertegenwoordiger of bij afwezigheid zijn plaatsvervanger.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders wijst een ambtenaar, niet behorende tot de vertegenwoordiging van de organisatie, tot secretaris van de commissie aan, alsmede diens plaatsvervanger. Zo nodig stelt het college van burgemeester en wethouders verder personeel voor het secretariaat ter beschikking.

  • 3. De secretaris kan aan de besprekingen deelnemen.

Hoofdstuk 3 Taak en bevoegdheden

Artikel 5

  • 1. De commissie beraadslaagt over alle aangelegenheden van algemeen belang voor de rechtstoestand van de ambtenaren met inbegrip van de algemene regels, volgens welke het personeelsbeleid zal worden gevoerd, voor zover in het overleg niet wordt voorzien door het centraal overleg van het College voor Arbeidszaken van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten met de centrales van overheidspersoneel.

  • 2. Wordt over een onderwerp een regeling getroffen overeenkomstig de uitkomsten van het Centraal Overleg, dan doet het college van burgemeester en wethouders daarvan mededeling aan de commissie; wordt geen regeling getroffen dan vindt terzake alsnog overleg in de commissie plaats.

Artikel 6

Besluiten omtrent de in artikel 5 bedoelde onderwerpen worden door het college van burgemeester en wethouders en de raad niet genomen, noch voorstellen daaromtrent door het college van burgemeester en wethouders aan de raad gedaan dan nadat de commissie haar zienswijze over de conceptbesluiten, respectievelijk voorstellen naar voren heeft gebracht.

Artikel 7

  • 1. De commissie, alsmede de vertegenwoordiging van de organisaties, is bevoegd aangaande de in artikel 5 bedoelde onderwerpen voorstellen te doen aan het college van burgemeester en wethouders.

  • 2. Heeft een voorstel betrekking op onderwerpen, behorende tot de bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders, dan neemt het college daaromtrent een beslissing. Behoren zij tot de bevoegdheid van de raad, dan brengt het college van burgemeester en wethouders het voorstel, voorzien van zijn advies, in elk geval ter kennis van de raad, indien uit het voorstel de eenstemmige wens van de vertegenwoordiging van de organisaties daartoe blijkt.

  • 3. De besluiten, welke naar aanleiding van voorstellen van de commissie worden genomen, worden aan de vertegenwoordiging van de organisaties en aan de hoofdbesturen van de vertegenwoordigde organisaties medegedeeld.

Artikel 8

  • 1. De commissie kan, indien dit voor de behandeling van een bepaald onderwerp nodig wordt geacht, een subcommissie instellen, bestaande uit een door haar aan te wijzen voorzitter en leden.

  • 2. De secretaris van de commissie is tevens secretaris van de subcommissie. Hij kan zich doen bijstaan of vervangen door degenen, die ingevolge artikel 4, lid 2, ter beschikking staan.

  • 3. Het bepaalde in artikel 12 is van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 4 Vergaderingen

Artikel 9

  • 1. De commissie vergadert indien de voorzitter dit nodig oordeelt op door hem te bepalen tijdstippen.

  • 2. Voorts belegt de voorzitter een vergadering indien tenminste drie leden van de commissie hem dit schriftelijk met opgaaf van redenen verzoeken en wel uiterlijk binnen een maand na ontvangst van het verzoek.

Artikel 10

  • 1. De commissie wordt tijdig, in de regel 14 dagen van tevoren, ter vergadering opgeroepen. De oproepingsbrief vermeldt zoveel mogelijk de te behandelen onderwerpen.

  • 2. Een vergadering kan slechts plaats hebben indien tenminste de helft van de vertegenwoordiging van het gemeentebestuur aanwezig is en tenminste de helft van de organisaties is vertegenwoordigd.

  • 3. Indien wegens onvoltalligheid in de zin van het vorige lid een vergadering niet kan plaats hebben, worden de aan de orde zijnde onderwerpen door de voorzitter geplaatst op de agenda van een binnen 14 dagen te houden nieuwe vergadering, in welke vergadering die onderwerpen in elk geval kunnen worden behandeld.

Artikel 11

Elk lid heeft het recht onderwerpen ter behandeling aanhangig te maken door deze schriftelijk op te geven aan de voorzitter. Deze stelt die onderwerpen zoveel mogelijk in de eerstvolgende vergadering aan de orde.

Artikel 12

  • 1. De vergaderingen zijn niet openbaar.

  • 2. De voorzitter kan hoofden van dienst of andere ambtenaren de vergadering doen bijwonen. Deze kunnen aan de besprekingen deelnemen.

  • 3. De vertegenwoordigers der organisaties kunnen zich doen bijstaan door een vertegenwoordiger van het hoofdbestuur van hun organisatie; zij zijn voorts bevoegd de onderwerpen der agenda binnen de grenzen ener doelmatige en vertrouwelijke behandeling van zaken aan voorbespreking in eigen kring te onderwerpen.

  • 4. De voorzitter kan omtrent het in de vergadering behandelde en omtrent de inhoud van aan de commissie overgelegde stukken, geheimhouding opleggen. Deze geheimhouding geldt niet ten opzichte van het college van burgemeester en wethouders en van de raad, alsmede niet tegenover de hoofdbesturen van de vertegenwoordigde organisaties.

Artikel 13

De voorzitter kan op verzoek van tenminste twee leden of zo dikwijls hij dit nodig acht de vergadering schorsen voor een door,hem te bepalen tijd.

Artikel 14

  • 1. Indien in de vergadering moet worden gestemd brengt elke vertegenwoordiging, bedoeld in artikel 2, lid 1, een stem uit.

  • 2. De stem van de vertegenwoordiging van het gemeentebestuur wordt bepaald door hoofdelijke stemming der aanwezige leden in of buiten de vergadering. Bij staking van stemmen beslist de stem van de voorzitter.

  • 3. De stem van de vertegenwoordiging der organisaties wordt bepaald door stemming per vertegenwoordigde organisatie, waarbij voor iedere organisatie zoveel stemmen worden uitgebracht als ambtenaren bij haar zijn aangesloten op de eerste van het lopende jaar, met dien verstande, dat voor een organisatie niet meer stemmen in aanmerking komen dan het totaal aantal stemmen min een, dat door de andere organisaties gezamenlijk wordt uitgebracht. Bij staking van stemmen wordt de vertegenwoordiging geacht tegen te hebben gestemd.

  • 4. Indien een organisatie in de loop van het jaar wordt vertegenwoordigd, geldt voor de toepassing van het vorige lid het aantal aangesloten ambtenaren op dat tijdstip.

Artikel 15

Het in de vergadering behandelde wordt zakelijk weergegeven in de notulen, welke, tenzij in het bij artikel 16 bedoelde reglement anders is bepaald, zo spoedig mogelijk in afschrift aan de leden worden gezonden.

Artikel 16

Indien door de commissie een reglement van orde voor de vergaderingen wordt vastgesteld, behoeft dit de goedkeuring van het college van burgemeester en wethouders.

Hoofdstuk 5 Geschillen

Artikel 17

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    deelnemers aan het overleg: de vertegenwoordiging van het gemeentebestuur en de vertegenwoordigers van de organisaties genoemd in artikel 1, lid 1;

  • b.

    advies- en arbitragecommissie: de advies- en arbitragecommissie ingesteld door het College voor Arbeidszaken van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

Artikel 18

De artikelen 19 tot en met 23 zijn slechts van toepassing op geschillen inzake aangelegenheden als bedoeld in artikel 5, lid 1, voor zover deze aangelegenheden uitsluitend de rechtstoestand van ambtenaren met inbegrip van de algemene regels volgens welke het personeelsbeleid zal worden gevoerd, betreffen.

Artikel 19

Indien een of meer van de deelnemers aan het overleg tijdens het overleg tot het oordeel komen dat dit overleg niet zal leiden tot een uitkomst die de instemming van alle deelnemers aan het overleg zal hebben, brengen zij dat oordeel binnen zes dagen, nadat zij daarvan in het overleg blijk hebben gegeven, schriftelijk ter kennis van de overige deelnemers aan het overleg.

Artikel 20

  • 1. Binnen tien dagen na de kennisgeving in het vorige artikel schrijft de voorzitter een vergadering van de commissie uit. De vergadering moet worden gehouden binnen zeven dagen nadat deze is uitgeschreven.

  • 2. Tenzij door de commissie wordt besloten het overleg voort te zetten dan wel te beëindigen, wordt in de vergadering nagegaan of overeenstemming bestaat over de vraag wat het onderwerp en de inhoud van het geschil is en of een oplossing van dat geschil zal worden gezocht door middel van voortzetting van het overleg nadat het advies is ingewonnen van de advies- en arbitragecommissie dan wel door onderwerping van het geschil aan een arbitrale uitspraak van die commissie.

  • 3. Tot het inwinnen van advies zijn - ieder voor zich -' de vertegenwoordiging van het gemeentebestuur en de vertegenwoordiging der organisaties bevoegd. Het bepaalde in artikel 14 is hierbij onverkort van toepassing.

  • 4. Voor onderwerping van het geschil aan arbitrage is overeenstemming vereist tussen alle deelnemers aan het overleg.

Artikel 21

  • 1. Binnen zes dagen na de vergadering bedoeld in artikel 20 wordt het verzoek om advies ter kennis gebracht van de voorzitter van de advies- en arbitragecommissie. Het verzoek wordt ondertekend door de deelnemers aan het overleg die zich voor inwinning van het advies hebben uitgesproken en bevat ten minste het onderwerp en de inhoud van het geschil. Indien in de vergadering bedoeld in artikel 20 geen overeenstemming is bereikt tussen alle deelnemers aan het overleg over de vraag wat het onderwerp en de inhoud van het geschil is, brengen de overige deelnemers aan het overleg hun visie op het onderwerp en de inhoud van het geschil eveneens binnen zes dagen na eerdergenoemde vergadering ter kennis van de voorzitter van de advies- en arbitragecommissie.

  • 2. Binnen zes dagen na de vergadering bedoeld in artikel 20 wordt het verzoek om arbitrage ter kennis gebracht van de voorzitter van de advies- en arbitragecommissie. Het verzoek daartoe wordt ondertekend door alle deelnemers aan het overleg en dient tenminste te bevatten:

    • a.

      het onderwerp en de inhoud van het geschil;

    • b.

      de standpunten van alle deelnemers aan het overleg omtrent onderwerp en inhoud van het geschil.

Artikel 22

Binnen twee weken na ontvangst van het advies wordt het overleg over het geschil voortgezet.

Artikel 23

De arbitrale uitspraak van de advies- en arbitragecommissie heeft bindende kracht.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 24

In de gevallen, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college van burgemeester en wethouders na overleg met de commissie.

Artikel 25

  • 1. Deze verordening kan niet worden gewijzigd dan nadat het voorstel tot wijziging in de commissie is behandeld.

  • 2. De commissie heeft het recht voorstellen omtrent wijziging voor te leggen aan het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 26

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als "Overlegverordening".

  • 2. Zij treedt in werking op de achtste dag na die waarop zij is bekendgemaakt.

  • 3. Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze verordening vervalt de voorgaande verordening, in werking getreden op 1 mei 1956, sedertdien gewijzigd, behoudens overgangsrecht.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering
van de raad der gemeente Leek,
d.d. 30 januari 1995
mevrouw S. de Jong, voorzitter,
drs. J. de Noord, de secretaris