Regeling vervallen per 01-01-2020

Gewijzigde Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2018

Geldend van 31-12-2018 t/m 31-12-2019

Intitulé

Gewijzigde Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2018

De raad van de gemeente Leek;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 23 november 2018, registratienummer 2018007739;

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

B E S L U I T :

vast te stellen de Gewijzigde Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2018.

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Inleidende bepaling

Krachtens deze verordening worden geheven:

  • a.

    een afvalstoffenheffing;

  • b.

    reinigingsrechten.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder grof bedrijfsafval: afvalstoffen, met uitzondering van autowrakken, afkomstig van bedrijven en instellingen, die door aard, omvang of hoeveelheid niet periodiek worden ingezameld.

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder 'gebruikmaken': gebruikmaken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer.

Hoofdstuk II Afvalstoffenheffing

Artikel 3 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1. Onder de naam 'afvalstoffenheffing' wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2. De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4 Belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente gebruikmaakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht feitelijk gebruikmaakt van het perceel;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een perceel ten gebruike is afgestaan: degene die dat gedeelte ten gebruike heeft afgestaan.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1. De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de hoofdstukken 1.1 en 1.2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel met inachtneming van het bepaalde in de overige leden van dit artikel.

  • 2. Het totale gewicht van de periodiek ingezamelde afvalstoffen van een perceel dan wel groep van percelen wordt aangemerkt als maatstaf van de heffing van de in hoofdstuk 1.1, onderdelen 1.1.2.1 en 1.1.2.2 van de tarieventabel genoemde belasting.

  • 3. Voor de berekening van het gedeelte van de belasting, als bedoeld in hoofdstuk 1.1, onderdelen 1.1.2.1 en 1.1.2.2 van de tarieventabel wordt uitgegaan van de gewichten die zijn vastgesteld met behulp van de weegapparatuur op de wegende inzamelauto en gewichten vastgesteld met behulp van de weegapparatuur in de kop van de ondergrondse weegcontainer.

  • 4. Voor de berekening van de belasting wordt per lediging van een container de gewogen hoeveelheid naar beneden afgerond op een hele of halve kilo.

  • 5. De vaststelling van het totaal per belastingjaar ingezamelde gewicht van de periodiek ingezamelde afvalstoffen van een perceel dan wel groep van percelen, vindt plaats door een optelling van de gewichten van het wekelijks c.q. tweewekelijks ingezamelde groente-, fruit- en tuinafval van dit perceel dan wel groep van percelen in het betreffende jaar en een optelling van de gewichten van de wekelijks c.q. tweewekelijks ingezamelde overige afvalstoffen van dit perceel dan wel groep van percelen in het betreffende jaar. Het gewicht van de wekelijks c.q. tweewekelijks ingezamelde afvalstoffen per inzamelbeurt per perceel dan wel groep van percelen, wordt vastgesteld als het verschil van het gewicht van de betreffende container vóór lediging en het gewicht na lediging.

  • 6. In afwijking van het derde lid wordt het gewicht van de periodiek ingezamelde afvalstoffen per inzamelbeurt per perceel dat behoort tot een groep van percelen vastgesteld als een naar het aantal geregistreerde percelen van de betrokken groep van percelen evenredig gedeelte van het totale gewicht van de periodiek ingezamelde afvalstoffen per inzamelbeurt van de betrokken groep van percelen.

  • 7. In afwijking van het bepaalde in de voorgaande leden wordt, indien tijdens enige inzamelbeurt door een calamiteit of door technische storing van de wegende inzamelauto, of van de op de in-zamelauto geplaatste containerweeg- of containerherkennings- of containerregistratieapparatuur of van de middelen waarmee de gegevens van de geledigde containers worden opgeslagen, van een aangeboden container geen of een onjuiste automatische weging of herkenning of registratie of gegevensverwerking plaatsvindt, wordt voor de betreffende inzamelbeurt van het desbetreffende perceel bij de berekening van het verschuldigde gedeelte van de belasting als bedoeld in de onderdelen 1.1.2.1 en 1.1.2.2 van de bij de verordening behorende tarieventabel ervan uitgegaan dat geen kilogrammen zijn aangeboden.

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

  • 1. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel wordt geheven bij wege van aanslag.

  • 2. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.2 van de tarieventabel wordt geheven door middel van een gedagtekende kennisgeving waarop de verschuldigde belasting is vermeld.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde belasting

  • 1. De belasting, bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel, is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid is de belasting als bedoeld in onderdeel 1.1.2 van hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel verschuldigd bij het einde van het belastingjaar, of zo dit eerder is, bij het einde van de belastingplicht.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting, bedoeld in artikel 1.1.1 van de tarieventabel, verschuldigd voor zoveel volle kalendermaanden als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat voor de belasting als bedoeld in artikel 1.1.1 van de tarieventabel, aanspraak op ontheffing voor zoveel volle kalendermaanden van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 5. Het derde en het vierde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.

  • 6. Belastingbedragen van minder van € 5,00 worden niet geheven.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang voor de incidenteel verschuldigde belasting

De belasting, bedoeld in hoofdstuk 1.2 van de tarieventabel, is verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt dat aanslagen tot € 30,00 moeten worden betaald in één termijn. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen afvalstoffenheffing of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.

  • 3. In afwijking van het eerste lid geldt dat, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het kalenderjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste drie en ten hoogste tien bedraagt. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 4. In afwijking van het derde lid geldt, dat aanslagen tot € 30,00 moeten worden betaald in één termijn. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen afvalstoffenheffing of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.

  • 5. De belasting als bedoeld in hoofdstuk 1.2 van bij de verordening behorende tarieventabel dient te worden betaald:

    • a.

      in geval van uitreiking van de kennisgeving: op het tijdstip van uitreiking;

    • b.

      in geval van toezending van de kennisgeving: binnen één maand na de dagtekening van de kennisgeving.

  • 6. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Hoofdstuk III Reinigingsrechten

Artikel 11 Belastbaar feit

Onder de naam 'reinigingsrechten' worden rechten geheven zowel voor het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeen-tebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.

Artikel 12 Belastingplicht

De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

Artikel 13 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1. De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel met inachtneming van het bepaalde in de overige leden van dit artikel.

  • 2. Het gewicht van de periodiek ingezamelde afvalstoffen van een bedrijfspand wordt aangemerkt als maatstaf van de heffing van de in hoofdstuk 2, de onderdelen 2.1.2.1 en 2.1.2.2 van de tarieventabel genoemde rechten.

  • 3. Voor de berekening van het gedeelte van de rechten, als bedoeld in hoofdstuk 2, onderdelen 2.1.2.1 en 2.1.2.2 van de tarieventabel wordt uitgegaan van de gewichten die zijn vastgesteld met behulp van de weegapparatuur op de wegende inzamelauto.

  • 4. Voor de berekening van de rechten, wordt per lediging van een container de gewogen hoeveelheid naar beneden afgerond op een hele of halve kilo.

  • 5. De vaststelling van het totaal per belastingjaar ingezamelde gewicht van de periodiek ingezamelde afvalstoffen van een bedrijfspand, vindt plaats door een optelling van de gewichten van het wekelijks c.q. tweewekelijks ingezamelde groente-, fruit- en tuinafval van dit bedrijfspand in het betreffende jaar en een optelling van de gewichten van de wekelijks c.q. tweewekelijks ingezamelde overige afvalstoffen van dit bedrijfspand in het betreffende jaar. Het gewicht van de wekelijks c.q. tweewekelijks ingezamelde afvalstoffen per inzamelbeurt per bedrijfspand, wordt vastgesteld als het verschil van het gewicht van de betreffende container vóór lediging en het gewicht na lediging.

  • 6. In afwijking van het bepaalde in de voorgaande leden wordt, indien tijdens enige inzamelbeurt door een calamiteit of door technische storing van de wegende inzamelauto, of van de op de in-zamelauto geplaatste containerweeg- of containerherkennings- of containerregistratieapparatuur of van de middelen waarmee de gegevens van de geledigde containers worden opgeslagen, van een aangeboden container geen of een onjuiste automatische weging of herkenning of registratie of gegevensverwerking plaatsvindt, wordt voor de betreffende inzamelbeurt van het desbetreffende bedrijfspand bij de berekening van het verschuldigde gedeelte van de rechten als bedoeld in de onderdelen 2.1.2.1 en 2.1.2.2 van de bij de verordening behorende tarieventabel ervan uitgegaan dat geen kilogrammen zijn aangeboden.

Artikel 14 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 15 Wijze van heffing

De rechten worden bij wege van aanslag geheven.

Artikel 16 Ontstaan van de belastingschuld en de heffing naar tijdsgelang

  • 1. De rechten bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, is zijn de rechten als bedoeld in de onderdelen 2.1.2.1 en 2.1.2.2 van hoofdstuk 2 van de tarieventabel verschuldigd bij het einde van het belastingjaar, of zo dit eerder is, bij het einde van de belastingplicht.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, zijn de rechten, bedoeld in artikel 2.1.1 van de tarieventabel, verschuldigd voor zoveel volle kalendermaanden als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat voor de belasting als bedoeld in artikel 2.1.1 van de tarieventabel aanspraak op ontheffing voor zoveel volle kalendermaanden van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 5. Het derde en het vierde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist.

  • 6. Belastingbedragen van minder dan € 5,00 worden niet geheven.

Artikel 17 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt dat aanslagen tot € 30,00 moeten worden betaald in één termijn. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen reinigingsheffing of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.

  • 3. In afwijking van het eerste lid geldt dat, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het kalenderjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste drie en ten hoogste tien bedraagt. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 4. In afwijking van het derde lid geldt, dat aanslagen tot € 30,00 moeten worden betaald in één termijn. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen reinigingsrecht of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.

  • 5. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Hoofdstuk IV Aanvullende bepalingen

Artikel 18 Kwijtschelding van belasting

Bij de invordering van reinigingsheffingen wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 19 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de reinigingsheffingen.

Artikel 20 Inwerkingtreding, overgangsbepaling en citeertitel

  • 1. De Verordening reinigingsheffingen 2018 van 6 december 2017 wordt ingetrokken met ingang van 31 december 2018, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op 31 december 2018.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 31 december 2018.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als Gewijzigde verordening reinigingsheffingen 2018.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering

van de raad der gemeente Leek,

d.d. 6 december 2018

B.C. Hoekstra, voorzitter, M. Frensel, griffier

Tarieventabel behorende bij de Gewijzigde Verordening reinigingsheffingen 2018.

Algemeen

De bedragen genoemd in deze tabel zijn inclusief omzetbelasting indien deze verschuldigd is.

Hoofdstuk 1.1

Maatstaven en tarieven afvalstoffenheffing

1.1.1

De belasting bedraagt van het periodiek verwijderen van huishoudelijke afvalstoffen per perceel, per belastingjaar

122,00

1.1.2

Onverminderd het bepaalde in onderdeel 1.1.1 bedraagt de belasting voor:

1.1.2.1

groente-, fruit- en tuinafval dat wekelijks c.q. tweewekelijks met behulp van een verzamel- of minicontainer wordt ingezameld, per kilogram

0,35

1.1.2.2

overige afvalstoffen die wekelijks c.q. tweewekelijks met behulp van een verzamel- of minicontainer worden ingezameld, per kilogram

0,35

Hoofdstuk 1.2

Maatstaven en overige tarieven afvalstoffenheffing

1.2.1

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1 bedraagt de belasting voor het op aanvraag inzamelen van grove huishoudelijke afvalstoffen:

1.2.1.1

een bedrag per kubieke meter of een gedeelte daarvan tot 3 m3

18,00

1.2.1.2

een bedrag per kubieke meter of een gedeelte daarvan vanaf 3 m3

22,00

1.2.2

Het recht voor het achterlaten door een particulier van grof huishoudelijk afval en van bouw- en sloopafval op de milieustraat De Tweemat bedraagt:

1.2.2.1

per kofferbak of voor een éénassige aanhanger

15,00

1.2.2.2

voor een tweeassige aanhanger

30,00

1.2.2.3

Het recht voor het achterlaten door een particulier van asbest op de Milieustraat De Tweemat bedraagt tussen 0 en 250 kg:  

15,00

1.2.2.4

Naast het bepaalde in artikel 1.2.2.3. geldt een extra bedrag voor een hoeveelheid asbest tussen 250 en 500 kg:

15,00

Hoofdstuk 2

Maatstaven en tarieven reinigingsrechten

2.1

Het recht bedraagt per belastingjaar voor het:

2.1.1

periodiek verwijderen van bedrijfsafval qua aard, omvang of hoeveelheid overeenkomend met huishoudelijke afvalstoffen

122,00

2.1.2

Onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.1.1 bedraagt het recht voor:

2.1.2.1

de groente-, fruit- en tuinafval dat wekelijks c.q. tweewekelijks met behulp van een verzamel- of minicontainer wordt ingezameld, per kilogram

0,35

2.1.2.2

de overige afvalstoffen die wekelijks c.q. tweewekelijks met behulp van een verzamel- of minicontainer worden ingezameld, per kilogram

0,35

Behorende bij het raadsbesluit

van 6 december 2018.

M. Frensel,

griffier