Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening op de heffing en invordering van hondenbelasting 2017

Geldend van 01-01-2017 t/m 31-12-2020 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2017

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van hondenbelasting 2017

RAADSBESLUIT

De raad van de gemeente Leerdam,

gelezen de aangeboden Programmabegroting 2017 en het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 25 oktober 2016;

gelet op artikel 226 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de volgende:

Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2017 (Verordening hondenbelasting 2017)

Artikel 1 Belastbaar feit

Onder de naam ‘hondenbelasting’ wordt een directe belasting geheven voor het houden van een hond binnen de gemeente.

Artikel 2 Belastingplicht

1.

Belastingplichtig is de houder van een hond.

2.

Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is.

3.

Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt als het houden van een hond door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden.

Artikel 3 Vrijstellingen

  • 1. In dit artikel wordt verstaan onder hondenasiel: aan één locatie gebonden ruimte of ruimtes

    bestemd of gebruikt voor het in bewaring houden van honden die zwervend zijn aangetroffen,

    dan wel waarvan door de eigenaar permanent afstand is gedaan, welke locatie als inrichting is

    aangemeld overeenkomstig artikel 3.7, eerste lid van het Besluit houders van dieren.

  • 2. De belasting wordt niet geheven voor honden:

    • a.

      die zijn opgeleid tot en dienen als blindengeleidehond en in hoofdzaak als zodanig door een

      blind persoon worden gehouden;

    • b.

      die zijn opgeleid tot en dienen als gehandicaptenhond en in en in hoofdzaak als zodanig door

      een gehandicapt persoon worden gehouden;

    • c.

      die verblijven in een hondenasiel;

    • d.

      die uitsluitend ten verkoop of aflevering in voorraad worden gehouden in een inrichting als

      bedoeld in artikel 3.7, eerste lid van het Besluit houders van dieren;

    • e.

      die jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij tezamen met de moederhond worden

      gehouden;

    • f.

      waarvan de houder in het bezit is van een geldend diploma van de Koninklijke Nederlandse

      Politiehondenvereniging.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

De hondenbelasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden.

Artikel 5 Belastingtarieven

1.

De hondenbelasting bedraagt per belastingjaar:

a.voor een eerste hond

b.voor ieder hond boven het aantal van één

€ 87,84

€ 117,00

2.

In afwijking in zoverre van het voorgaande lid bedraagt de hondenbelasting voor honden, gehouden in kennels die zijn geregistreerd bij de Raad van beheer op kynologisch gebied in Nederland, per kennel:

€ 321,84

3.

Het tweede lid van dit artikel blijft buiten toepassing indien

belastingplichtige schriftelijk verzoekt de verschuldigde hondenbelasting vast te stellen naar het werkelijke aantal honden indien blijkt dat dit bedrag lager is dan het op voet van het tweede lid van dit artikel bepaalde bedrag.

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

De hondenbelasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De hondenbelasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij het begin van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar begint, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar toeneemt, is de hondenbelasting, respectievelijk de hogere hondenbelasting voor het toegenomen aantal honden, verschuldigd voor zoveel twaalfde

    gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde hondenbelasting als er in dat jaar, na het begin van de belastingplicht, respectievelijk de toename van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde hondenbelasting als er in dat jaar, na het einde

    van de belastingplicht respectievelijk de vermindering van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 9 Termijnen van betaling

1. In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moet de hondenbelasting worden betaald in één termijn, die vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid van dit artikel gestelde termijn.

Artikel 10 Kwijtschelding

Bij de invordering van de hondenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11 Nadere regels

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de hondenbelasting.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

1. De ‘Verordening hondenbelasting 2016’, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 26 november 2015, wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2017, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2017.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2017.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening hondenbelasting 2017’.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering
van de raad van 3 november 2016,
de griffier, de voorzitter,