Regeling vervallen per 01-01-2021

Gedragscode integriteit voor de leden van de rtaad van de gemeente Leerdam 2010

Geldend van 23-04-2010 t/m 31-12-2020

Intitulé

Gedragscode integriteit voor de leden van de rtaad van de gemeente Leerdam 2010

De raad van de gemeente Leerdam;

overwegende dat het verplicht is om een gedragscode vast te stellen voor het college van burgemeester en wethouders;

gelet op artikel 41c, tweede lid Gemeentewet juncto artikel 69, tweede lid Gemeentewet

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 9 maart 2010;

besluit:

vast te stellen de

Gedragscode integriteit voor de leden van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leerdam 2010

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

1.1 Begripsbepalingen

College: Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leerdam.

Collegeleden: De burgemeester en wethouders van de gemeente Leerdam;

Raad: De raad van de gemeente Leerdam.

Secretaris: De ambtenaar, als bedoeld in artikel 102 van de Gemeentewet.

Geschenken: Een vergoeding, beloning, prijs, gift, belofte of dienst, in welke vorm dan ook, die aan een persoon wordt aangeboden of gedaan door een derde en die strekt tot het persoonlijk voordeel van de ontvanger.

1.2 Deze gedragscode is openbaar en is door derden te raadplegen.

1.3 De leden van het college ontvangen bij hun aantreden een exemplaar van de code.

1.4 In gevallen waarin de code niet voorziet of waarbij de toepassing niet eenduidig is, vindt bespreking plaats in het college, die beslist.

HOOFDSTUK 2 BELANGENVERSTRENGELING EN AANBESTEDING

2.1 Bij privaat-publieke samenwerkingsrelaties voorkomt het collegelid (de schijn van) bevoordeling van de bij die samenwerking betrokken private partij of partijen, welke in strijd met eerlijke concurrentieverhoudingen zou komen of die verhouding zou bemoeilijken.

2.2 Het collegelid neemt bij aangelegenheden, die hem direct of indirect persoonlijk aangaan, of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken, niet aan de besluitvorming deel.

2.3 Het collegelid neemt van een aanbieder van diensten aan de gemeente geen faciliteiten of diensten aan die zijn onafhankelijke positie ten opzichte van de aanbieder kan beïnvloeden.

2.4 Het oud-collegelid wordt het eerste jaar na de beëindiging van zijn ambtstermijn uitgesloten van het tegen vergoeding verrichten van werkzaamheden voor de gemeente.

2.5 Het collegelid maakt aan de raad zijn financiële belangen in ondernemingen en organisaties waarmee de gemeente zakelijke betrekkingen onderhoudt bekend.

2.6 De secretaris draagt zorg voor een deugdelijke administratie van de in artikel 2.5 bedoelde gegevens.

2.7 De opgave als bedoeld in artikel 2.5 is openbaar en door derden te raadplegen.

HOOFDSTUK 3 NEVENFUNCTIES

3.1 Het collegelid vervult geen nevenfuncties waarvan de uitoefening ongewenst is met het oog op een goede functievervulling, dan wel strijdig is of kan zijn met het belang van de gemeente Leerdam. Hiervan is sprake in geval van een onoorbare belangenverstrengeling, botsing van belangen, schade aan het aanzien van het ambt of een onvoldoende beschikbaarheid voor de functie. Om te bepalen of een nevenfunctie ongewenst is kunnen de volgende punten ter beoordeling dienen:

  • het karakter en het gebied van de nevenwerkzaamheden;

  • de verwevenheid met de functie als bestuurder;

  • het risico van misbruik van de informatie waarover de bestuurder uit hoofde van zijn functie beschikt bij het vervullen van de nevenwerkzaamheden;

  • de reputatie van het bedrijf of de branche waar de nevenwerkzaamheden worden verricht;

  • de invloed van de nevenwerkzaamheden op de integriteit en betrouwbaarheid van de bestuurder;

  • de mate van publieke effecten, waardoor de nevenwerkzaamheden extern negatief beoordeeld kunnen worden;

  • de omvang en zwaarte van de nevenwerkzaamheden.

3.2 Het collegelid maakt aan de raad bekend welke andere functies dan het lidmaatschap van het college hij, vergoed of niet vergoed, vervult of voornemens is te gaan vervullen.

3.3 De secretaris draagt zorg voor een deugdelijke administratie van de in artikel 3.2 bedoelde opgave.

3.4 De opgave als bedoeld in artikel 3.2 is openbaar en door derden te raadplegen.

3.5 De door het collegelid in verband met een uit hoofde van diens ambt vervulde nevenfunctie te maken kosten worden vergoed door de instantie waar de nevenfunctie wordt vervuld.

HOOFDSTUK 4 INFORMATIE

4.1 Het collegelid gaat zorgvuldig en correct om met informatie waarover hij uit hoofde van zijn functie beschikt. Hij verstrekt geen geheime of vertrouwelijke informatie aan derden en zorgt dat de informatie veilig en zorgvuldig wordt opgeborgen.

4.2 Het collegelid houdt geen informatie achter, tenzij de informatie geheim of vertrouwelijk is en het niet geven van informatie mogelijk is op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur.

4.3 Het collegelid maakt niet ten eigen bate of van zijn persoonlijke betrekkingen gebruik van in de uitoefening van het raadslidmaatschap verkregen informatie.

4.4 Het collegelid gaat verantwoord om met de email- en internetfaciliteiten van de gemeente.

4.5 Het collegelid neemt ten aanzien van het opleggen van geheimhouding en niet-openbaarheid van informatie de spelregels in acht die beschreven zijn in de notitie “Geheimhouding en niet-openbaarheid in de Leerdamse bestuurspraktijk: tien spelregels”.

HOOFDSTUK 5 GESCHENKEN EN DIENSTEN

5.1 Geschenken, giften en diensten, met een waarde van € 50,00 of meer, die een collegelid uit hoofde van zijn functie aangeboden krijgt, worden gemeld bij en geregistreerd door de secretaris.

5.2 De voorzitter van het college, of ingeval het de burgemeester betreft de raad, bepaalt binnen een redelijke termijn of het geschenk, de gift of dienst aangenomen mag worden en, indien er geen bezwaren bestaan tegen het aannemen ervan, wat de gemeentelijke bestemming ervan is. De afweging om een geschenk wel of niet aan te nemen wordt gemaakt aan de hand van de volgende criteria:

  • de reden dat het wordt aangeboden;

  • op welk moment iets wordt aangeboden;

  • of er iets terug wordt verwacht;

  • op welke wijze het wordt aangeboden;

  • betreft het een incidenteel geval of ontvangt betrokkene of de gemeente vaker iets van dezelfde relatie;

  • de waarde van het geschenk.

5.3 De secretaris draagt zorg voor een deugdelijke administratie van de in artikel 5.1 bedoelde gegevens.

5.4 De in artikel 5.1 bedoelde gegevens zijn openbaar en door derden te raadplegen.

5.5 Een uitzondering op de procedure voor het aannemen van geschenken of giften als bedoeld in artikel 5.1 zijn geschenken en giften waarvan de waarde niet meer dan € 50,00 bedraagt. Geschenken en giften met een waarde van € 50,00 of minder, worden gemeld bij en geregistreerd door de secretaris en kunnen behouden worden.

5.7 Geschenken, giften en diensten die een collegelid uit hoofde van zijn functie verstrekt, worden gemeld bij en geregistreerd door de secretaris.

5.8 De voorzitter van het college, of ingeval het de burgemeester betreft de raad, bepaalt binnen een redelijke termijn of het geschenk, de gift of dienst verstrekt mag worden.

5.9 De secretaris draagt zorg voor een deugdelijke administratie van de in artikel 5.7 bedoelde gegevens.

HOOFDSTUK 6 BESTUURLIJKE UITGAVEN

6.1 Uitgaven worden uitsluitend vergoed als het collegelid de hoogte en de functionaliteit voor de functie ervan kan aantonen.

6.2 Ter bepaling van de functionaliteit van uitgaven worden de volgende criteria gehanteerd:

  • met de uitgave is het belang van de gemeente gediend;

  • de uitgave vloeit voort uit de functie bij de gemeente.

HOOFDSTUK 7 DECLARATIES

7.1 Een collegelid declareert geen kosten die reeds op andere wijze worden vergoed, dan wel voor vergoeding door een derde in aanmerking komen.

7.2 Declaraties worden afgewikkeld volgens een daartoe vastgestelde administratieve procedure onder bijvoeging van een betalingsbewijs en onder vermelding van de functionaliteit van de uitgave.

7.3 In geval van twijfel omtrent een declaratie, wordt deze ter besluitvorming voorgelegd aan het college.

HOOFDSTUK 8 CREDITCARD

8.1 Het gebruik van een creditcard door een bestuurder kan uitsluitend betrekking hebben op uitgaven die volgens de ter zake geldende regelingen voor vergoeding in aanmerking komen.

8.2 Een bestuurder dient schriftelijk een verzoek in om verstrekking van een creditcard bij de secretaris.

8.3 Een creditcard wordt aan een bestuurder verstrekt door de secretaris.

8.4 Met het oog op een adequate afhandeling van met een creditcard verrichte betalingen dient de bestuurder een daartoe door het college vastgesteld formulier in bij de secretaris. Bij het formulier wordt/worden het desbetreffende betalingsbewijs dan wel de desbetreffende betalingsbewijzen gevoegd.

8.5 Ingeval bij de secretaris twijfel rijst omtrent het correcte gebruik door een bestuurder van de aan hem/haar verstrekte creditcard, legt hij/zij deze voor aan het college, dat ter zake een beslissing neemt. Het college is bevoegd de creditcard in te trekken, indien het van oordeel is dat deze niet correct gebruikt is.

8.6 Indien bij controle van het gebruik van een creditcard blijkt dat daarmee kosten zijn betaald die niet voor vergoeding in aanmerking komen, dan wordt aan hem/haar een factuur gezonden ter hoogte van het bedrag dat niet voor vergoeding in aanmerking komt. Het college beoordeelt, op voorstel van de secretaris, of sprake is van een geval als bedoeld in dit artikel.

HOOFDSTUK 9 GEBRUIK VAN GEMEENTELIJKE VOORZIENINGEN

9.1 Gebruik van gemeentelijke eigendommen of voorzieningen voor privédoeleinden is niet toegestaan, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan door de secretaris.

HOOFDSTUK 10 CURSUS, CONGRES EN SEMINAR OF SYMPOSIUM

10.1 Het deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium op kosten van de gemeente dient het gemeentelijk belang.

HOOFDSTUK 11 REIZEN EN ANDERE UITNODIGINGEN

11.1 Buitenlandse reizen, excursies en werkbezoeken, tevens op uitnodiging daartoe op kosten van derden, worden besproken in het college en worden getoetst op de volgende criteria:

  • Het algemeen belang moet ermee gediend zijn;

  • Het risico van belangenverstrengeling;

  • De reis wordt door of vanwege de gemeente georganiseerd.

11.2 Het eerste lid is tevens van toepassing op uitnodigingen voor reizen die op persoonlijke titel en/of op het huisadres worden ontvangen, maar duidelijk een relatie hebben met het collegelidmaatschap.

11.3 Voor de activiteiten als bedoeld in artikel 11.1 dient het college vooraf toestemming te verlenen. De raad kan aan de toestemming voorwaarden verbinden.

11.4 Het collegelid stelt na deelname een verslag op van de in artikel 11.1 bedoelde activiteiten.

11.5 Het ten laste van het bestuur meereizen van de partner van een bestuurder naar en in het buitenland is uitsluitend toegestaan wanneer dit gebeurt op uitnodiging van de ontvangende partij en het belang van de gemeente daarmee gediend is. Het meereizen van de partner wordt bij de besluitvorming betrokken.

11.6 Het anderszins meereizen naar en in het buitenland van derden op kosten van de gemeente is niet toegestaan. Het meereizen van derden op eigen kosten is toegestaan en wordt in dat geval bij de besluitvorming betrokken.

11.7 Het verlengen van een reis voor privé doeleinden is toegestaan, mits dit bij de besluitvorming betrokken is en de extra reis- en verblijfskosten volledig voor rekening van het collegelid komen.

11.8 Het college zendt jaarlijks een overzicht van de in dat jaar gemaakte dienstreizen als bedoeld in het eerste lid aan de raad.

11.9 Indien men uit hoofde van de functie een uitnodiging ontvangt voor een lunch, diner of receptie zal er gezorgd moeten worden voor een grote mate van openheid, zodat controle en verantwoording mogelijk is.

11.10 De uitnodiging moet binnen de grenzen van redelijkheid liggen.

HOOFDSTUK 12 INTEGRITEITSCHENDING

12.1 Elk collegelid is aanspreekbaar op zijn handelen en uitlatingen.

12.2 Het collegelid tast de persoonlijke integriteit van bestuurders en de ambtelijke organisatie niet onbewezen aan.

12.3 Indien een collegelid een op redelijke gronden gebaseerd vermoeden heeft over het niet integer handelen van een ander collegelid, dan zal het collegelid zijn vermoedens kenbaar maken aan het desbetreffende collegelid en hem in de gelegenheid stellen zijn eigen verantwoordelijkheid te nemen, alvorens dit kenbaar te maken aan de voorzitter van het college.

12.4 Naar aanleiding van de melding aan de voorzitter van het college zal deze onverwijld een onderzoek instellen en een standpunt innemen.

HOOFDSTUK 13 SLOTBEPALINGEN

13.1 Deze gedragscode wordt aangehaald als: Gedragscode integriteit voor de leden van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leerdam 2010.

13.2 De Regeling Uitvoering Integriteitsbeleid Leerdam 2004 is niet van toepassing op de leden van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leerdam.

13.3 Deze gedragscode treedt in werking op de dag na vaststelling onder gelijktijdige intrekking van de Gedragscode B&W Leerdam 2003.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering
van de raad van 22 april 2010
De griffier, de voorzitter,
w.g. w.g.
B. Winter V.J.H. Molkenboer

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Op grond van artikel 41c, tweede lid, Gemeentewet stelt de raad voor de wethouders een gedragscode vast en op grond van artikel 69, tweede lid, Gemeentewet stelt de raad voor de burgemeester een gedragscode vast.

Daarnaast moeten de wethouders voor het uitoefenen van hun functie, of in het geval van de burgemeester voor het aanvaarden van de functie, ambtseed of belofte afleggen. Voor hun aantreden ontvangen de leden van het college de gedragscode van de secretaris.

Het uitgangspunt van deze gedragscode is de onafhankelijkheid van het bestuursorgaan te waarborgen en dit is dus niet alleen de verantwoordelijkheid van elk individueel lid van het college, maar van het gehele college.

Deze gedragscode gaat uit van een open normstelling, waardoor er gekozen is voor geen artikelsgewijze toelichting. Het gaat immers primair om de geest en secundair om de letter van de regeling.

Hoofdstuk 2 Belangenverstrengeling en aanbesteding

Het is de verantwoordelijk van het collegelid om te bepalen of hij of zij handelt volgens de algemeen geldende normen en waarden van bestuurlijk fatsoen en of hij of zij handelt in het belang van de gemeente.

In de bestaande regelgeving zijn reeds bepalingen opgenomen die belangenverstrengeling moeten voorkomen. In de Gemeentewet zijn bepalingen opgenomen voor leden van het college met betrekking tot hun eigen handelen. Op grond van artikel 58 Gemeentewet is artikel 28 Gemeentewet, eerste tot en met het derde lid, ook van toepassing ten aanzien van de vergaderingen van het college.

Op grond van artikel 28 Gemeentewet is het een lid van het college niet toegestaan deel te nemen aan een stemming over een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken of de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij hoort. Bij middellijk gaat het om intensieve persoonlijke relaties. De verantwoordelijkheid voor de beslissing om deel te nemen aan de stemming, dan wel zich daarvan te onthouden legt de wet bij het collegelid zelf.

Artikel 2:4 Algemene wet bestuursrecht gaat een stap verder: het bestuursorgaan vervult zijn taak zonder vooringenomenheid en wordt aangesproken en krijgt de verplichting om te waken tegen beïnvloeding vanuit het persoonlijke belang van personen uit hun midden.

Het begrip financieel belang in artikel 2.5 is zeer divers. Het kan gaan om het bezit van effecten, vorderingsrechten, onroerend goed, bouwgrond, alsook om financiële deelnemingen in ondernemingen, enz. Ook negatieve financiële belangen, zoals schulden uit hypothecaire vorderingen, kunnen in verband met mogelijke belangenverstrengeling relevant zijn.

Hoofdstuk 3 Nevenfuncties

Nevenfuncties zijn toelaatbaar indien deze verenigbaar zijn met de functie als wethouder of burgemeester en met de belangen van de gemeente. Het is niet mogelijk om een uitputtende lijst op te stellen op basis waarvan beoordeeld kan worden of een nevenfunctie verenigbaar is met de functie en het belang van de gemeente. Wel is er een aantal punten aan de gedragscode toegevoegd die gebruikt kunnen worden in de beoordeling van de nevenfunctie.

Het is de verantwoordelijkheid van de leden van het college om zelf de afweging te maken of de nevenfunctie verenigbaar is met de functie als collegelid en met de belangen van de gemeente. Door de melding en openbaarheid kan de vraag ook door andere beantwoord worden. Hierdoor kan ook de schijn van belangenverstrengeling in grote mate voorkomen worden.

De wethouders moeten om die reden, op grond van de artikelen 41b en 12 Gemeentewet, de hoofd- en nevenfuncties die zij vervullen openbaar bekend maken en de burgemeester moet, op grond van artikel 67 Gemeentewet, de hoofd- en nevenfuncties die hij vervult openbaar bekend maken. Deze gegevens moeten ter inzage gelegd worden op het gemeentehuis. Daarnaast kan er voor gekozen worden om deze gegevens te publiceren op de website van de gemeente. De secretaris draagt zorgt voor de administratie en de openbaarmaking van de opgave.

Artikelen 36b, 41c, eerste lid, 15, eerste en tweede lid Gemeentewet bepalen welke functies en werkzaamheden van de wethouder in ieder geval niet samengaan met het wethouderschap en welke werkzaamheden of functies wel zijn toegestaan.

Artikel 68 en artikel 69, eerste lid, Gemeentewet bepalen welke functies en werkzaamheden van de burgemeester in ieder geval niet samengaan met het burgemeesterschap en de functie die wel is toegestaan.

Hoofdstuk 4 Informatie

Basisprincipe is dat het collegelid op een professionele en zorgvuldige wijze omgaat met de informatie waarover hij hoofde van zijn functie beschikt. Het voornemen bestaat om een aantal praktische spelregels op te stellen hoe om te gaan met het opleggen van geheimhouding en niet-openbaarheid van informatie, waarbij ook aandacht besteed zal worden besteed aan sancties op schending van niet-openbaarheid en geheimhouding. Gestreefd wordt de spelregels te laten vaststellen in de raadsvergadering van 24 juni 2010.

Hoofdstuk 5 Geschenken en diensten

Een geschenk of gift geven of diensten leveren aan het college of zijn leden kan verschillende doelen hebben en hoewel niet alle geschenken en giften de onafhankelijkheid van het college en zijn leden beïnvloeden is het belangrijk dat een collegelid zich bewust is van de risico’s van beïnvloeding.

In de gedragscode is een aantal criteria opgenomen aan de hand waarvan bepaald kan worden wat het risico van beïnvloeding is van een bepaald geschenk, gift of dienst in een bepaalde context. Openbaarheid en transparantie van de aangeboden geschenken, giften en diensten staat voorop.

In de gedragscode is tevens een bepaling opgenomen in geval er geschenken en giften verstrekt worden door de leden van het college.

Hoofdstuk 6 Bestuurlijke uitgaven

Het uitgangspunt voor de vergoeding van kosten is:

De kosten moeten functioneel zijn voor een goede vervulling van de functie;

De kosten worden niet vergoed of komen niet voor vergoeding in aanmerking op basis van een andere regeling of bij een derde.

De hoogte en de procedure voor de vergoedingen zijn conform de Gemeentewet, Regeling rechtspositie burgemeesters alsmede in het Rechtspositiebesluit wethouders en de Regeling rechtspositie wethouders en de Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2006.

Hoofdstuk 7 Declaraties

Alleen declaraties die voldoen aan de criteria opgenomen in hoofdstuk 6 worden vergoed. Voorts geldt voor declaraties en rekeningen dat deze uitsluitend in aanmerking komen voor betaling voor zover de uitgavenpost niet geacht wordt reeds bestreken te worden door een (vaste) vergoeding. De hoogte en de procedure voor de vergoedingen zijn conform de Gemeentewet, Regeling rechtspositie burgemeesters alsmede in het Rechtspositiebesluit wethouders en de Regeling rechtspositie wethouders en de Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2006.

Hoofdstuk 8 Creditcard

De secretaris is verantwoordelijk voor de administratie en het beheer van creditcards.

Hoofdstuk 9 Gebruik van gemeentelijke voorzieningen

Om misbruik te voorkomen is het in beginsel niet toegestaan om gemeentelijke eigendommen of voorzieningen voor privé doeleinden te gebruiken. Indien een collegelid gebruik wil maken van de gemeentelijke eigendommen of voorzieningen, dan zal het collegelid contact op moeten nemen met de secretaris. De secretaris sluit, eventueel in overleg met een afdelingshoofd, een bruikleenovereenkomst met het desbetreffende collegelid voor het gebruik.

Hoofdstuk 10 Cursus, congres en seminar of symposium

Uitgangspunt is dat het gemeentelijk belang gediend moet zijn met de cursus, het congres of seminar of symposium. De procedure voor de kosten van deelname aan een cursus, congres, seminar of symposium zijn te vinden in de Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2006.

Hoofdstuk 11 Reizen en andere uitnodigingen

Uitgangspunt is dat het gemeentelijk belang gediend moet zijn met de reis.

Vergoedingen van de kosten van bijvoorbeeld lunches, diners en recepties zijn opgenomen in de Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2006.

Hoofdstuk 12 Integriteitschending

De te volgen procedure in hoofdstuk 12 is niet van toepassing op strafbare feiten.

Preventie is zeer belangrijk in het integriteitvraagstuk en aangezien de onafhankelijkheid van het gehele bestuursorgaan gewaarborgd moeten zijn is elk individueel collegelid alsook het gehele college verantwoordelijk. Collegeleden moeten elkaar daarom kunnen aanspreken op handelingen en uitlatingen. Van belang is dat het hier wel gaat om een op redelijke gronden gebaseerd vermoeden. Alvorens deze vermoedens bekend te maken aan de voorzitter van het college zal het desbetreffende collegelid de ruimte en mogelijkheid geboden moeten worden om zijn eigen verantwoordelijkheid te nemen. Indien het collegelid geen actie onderneemt, dan kan het klagende collegelid besluiten zijn vermoeden kenbaar te maken aan de voorzitter van het college. Aangezien het niet altijd helder is waar de grens ligt van integriteit, zal de aangelegenheid onderzocht moeten worden en zal de voorzitter van het college een standpunt in moeten nemen.

Hoofdstuk 13 Slotbepalingen

De Gedragscode B&W Leerdam 2003 wordt ingetrokken op het moment dat deze gedragscode in werking treedt. De Regeling Uitvoering integreiteitsbeleid Leerdam 2004 is na inwerkingtreding van deze gedragscode niet van toepassing op leden van het college.