Regeling vervallen per 24-10-2019

Beleidsregels BIBOB

Geldend van 07-06-2007 t/m 23-10-2019

Intitulé

Beleidsregels BIBOB

1. Wettelijk kader

1.1 Wet BIBOB

Op 1 juni 2003 is de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (verder Wet BIBOB genoemd) in werking getreden. De Wet BIBOB verruimt de mogelijkheden van gemeenten en andere bestuursorganen om zich te beschermen tegen het risico dat ze criminele activiteiten faciliteren. Dit is nodig omdat criminele organisaties in sommige gevallen afhankelijk zijn van bestuurlijke beslissingen voor de continuering en afscherming van criminele activiteiten. De Wet BIBOB is in het leven geroepen om dit incidentele misbruik van overheidsbeslissingen en de nadelige gevolgen hiervan voor bonafide ondernemers te voorkomen.

Op grond van de Wet BIBOB is het mogelijk diepgaand onderzoek te doen naar de achtergrond van de persoon of onderneming middels het vragen van een advies aan het Landelijk Bureau BIBOB. Wanneer na onderzoek blijkt dat de vergunning mogelijk gebruikt gaat worden voor criminele activiteiten, kan het bevoegd bestuursorgaan de vergunning weigeren. Ook kan een reeds verstrekte vergunning om dezelfde reden tussentijds worden ingetrokken.

Blijkens de Memorie van Toelichting van de Wet BIBOB zijn de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit belangrijke uitgangspunten van de wet. Het instrument BIBOB dient dan ook een ultimum remedium te zijn. Het bestuursorgaan onderzoekt eerst zelf of er geen bestaande weigeringsgronden aanwezig zijn. Deze bestaande weigeringsgronden hebben ook betrekking op de integriteit van de aanvrager of vergunninghouder. Te denken valt bijvoorbeeld aan de eis “niet in enig opzicht van slecht levensgedrag te zijn” of de eisen van het ‘Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet’.

Op de tweede plaats dient het bestuursorgaan te onderzoeken of zij niet zelfstandig de Wet BIBOB kan toepassen. Dit vindt plaats met behulp van de in artikel 30 van de Wet BIBOB omschreven aanvraagformulieren. Hierin wordt onder meer gevraagd wie de leidinggevenden dan wel vermogensverschaffers van betrokkene(n) zijn, en wie de eventuele onderaannemer is en wat de wijze van financiering is. Wanneer een bestuursorgaan zelf voldoende informatie heeft weten te verzamelen waaruit blijkt dat er sprake is van een situatie als omschreven in artikel 3 van de Wet BIBOB kan het bestuursorgaan rechtstreeks overgaan tot weigering of intrekking van de vergunning. Het niet meewerken aan het invullen van het BIBOB-vragenformulier mag door het bestuursorgaan worden uitgelegd als een ernstig gevaar op crimineel misbruik en kan dus direct leiden tot intrekking of weigering van de vergunning.

1.2 Besluit BIBOB

De Wet BIBOB is van kracht op een beperkt toepassingsgebied van economische sectoren. Het betreft economische sectoren waarvan door de onderzoeksgroep Fijnaut (op verzoek van de Parlementaire Enquêtecommissie Opsporingsmethoden van januari 1996) is vastgesteld dat deze om een aantal redenen kwetsbaar zijn voor (georganiseerde) criminaliteit en organisatiecriminaliteit. Deze redenen zijn onder andere een lage drempel van toetreding als gevolg van weinig benodigde diploma’s, gecompliceerde of strijdige regelgeving, bestaan van goedkope en illegale arbeid en de roulatie van grote sommen geld. Ook is meestal sprake van grote belangen die op het spel staan. Dit maakt de sectoren extra kwetsbaar voor criminele infiltratie. Sectoren die bepaalde kenmerken vertonen die wijzen op kwetsbaarheid voor criminaliteit zijn voor wat betreft de vergunningen de volgende branches: horeca, bouw, seksinrichtingen, milieu, opiumverloven, woningbouwcorporaties en transport.

In artikel 5, lid 2 en artikel 7 van de Wet BIBOB is aangegeven dat middels een Algemene Maatregel van Bestuur zal worden bepaald bij welke sectoren, bedrijven en inrichtingen de Wet BIBOB het wenselijk is dat door het Bureau een advies kan worden uitgebracht voordat een beslissing wordt genomen. Het gaat hierbij om een gemeentelijke vergunning die op grond van een verordening verplicht is gesteld voor een inrichting of de gunning van een overheidsopdracht of de ontbinding van een overeenkomst met de partij aan wie een overheidsopdracht is gegund.

In de betreffende Algemene Maatregel van Bestuur (het Besluit BIBOB) is het volgende opgenomen:

Als sectoren als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de wet, worden aangewezen:

  • a.

    de bouw,

  • b.

    de informatie- en communicatietechnologie, en

  • c.

    het milieu.

Als inrichtingen als bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de wet, worden aangewezen:

  • a.

    inrichtingen waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet, logies wordt verstrekt, dranken worden geschonken, of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden verstrekt,

  • b.

    voor het publiek toegankelijke, besloten ruimten waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet seksuele handelingen worden verricht, seksuele diensten worden aangeboden of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden,

  • c.

    een natuurlijke persoon, een groep van natuurlijke personen of een rechtspersoon die bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet seksuele handelingen verricht of seksuele diensten aanbiedt in een andere ruimte dan de bedrijfsruimte,

  • d.

    inrichtingen die in het maatschappelijk verkeer worden aangeduid als smartshops of growshops, en

  • e.

    inrichtingen die zijn bestemd om het publiek de gelegenheid te geven een spel door middel van speelautomaten te beoefenen als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onderdeel c, van de Wet op de kansspelen.

1.3 Drank- en Horecawet

Door de Wet BIBOB zijn de weigerings- en intrekkingsgronden van de de Drank- en Horecawet aangevuld met de mogelijkheid een vergunning in te trekken of te weigeren in het geval en onder de voorwaarden bedoeld in artikel 3 van de Wet BIBOB. Tevens is in de Drank- en Horecawet de mogelijkheid opgenomen om advies te vragen aan het Landelijk Bureau BIBOB onder de voorwaarden die daarvoor gelden. Hiervoor zijn de artikel 27 en 31 van de Drank- en Horecawet aangepast.

1.4 Algemene Plaatselijke Verordening

Artikel 7 van de Wet BIBOB en artikel 4 van het Besluit BIBOB maken het mogelijk dat de Wet BIBOB toegepast worden op vergunningen die voortkomen uit een gemeentelijke verordening, zoals de Algemene Plaatselijke Verordening (verder APV genoemd). Het gaat hierbij alleen om de vergunningen die gevraagd en verleend worden voor de in het besluit BIBOB genoemde sectoren.

1.5 Woningwet

De Woningwet verbiedt bouwen zonder bouwvergunning (artikel 40 Woningwet). Hoofdregel is

dat een reguliere bouwvergunning vereist is. Vergunningvrij bouwen of het kunnen volstaan

met een lichte bouwvergunning respectievelijk artikel 43 en artikel 44, tweede lid Woningwet en het Besluit bouwvergunningvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken (Bblb) vormen de uitzondering op de hoofdregel. Geen bouwvergunning is nodig indien het gaat om het bouwen ingevolge een aanschrijving van burgemeester en wethouders of bouwen dat tot het gewone onderhoud behoort (artikel 43, eerste lid onder a respectievelijk onder b Woningwet). Tevens is geen bouwvergunning vereist indien het gaat om bouwen dat in het Bblb is aangewezen als van beperkte betekenis (artikel 43, eerste lid onder c Woningwetartikel 2 en artikel 3 Bblb). In welke gevallen in plaats van een reguliere bouwvergunning een lichte bouwvergunning (artikel 44, tweede lid Woningwet) volstaat is geregeld in de artikelen 4, 5 en 6 Bblb.

In artikel 44 Woningwet is geregeld in welke gevallen een bouwvergunning mag en moet worden geweigerd. Aspecten als door wie de bouwvergunning wordt aangevraagd, hoe de bouw gefinancierd wordt en door wie de bouw uitgevoerd wordt, maken daar geen onderdeel van uit. De bouwvergunning is van oorsprong een zaaksgebonden vergunning en ziet niet op de integriteit van aanvrager. Om te voorkomen dat een bouwvergunning in verkeerde handen terecht komt en misbruikt wordt voor criminele doeleinden, is de bouwvergunning onder de werking van de Wet BIBOB gebracht.

In artikel 44a, eerste lid, aanhef en sub a, Woningwet is bepaald dat een reguliere bouwvergunning tevens geweigerd kan worden in het geval en onder de voorwaarden bedoeld in artikel 3 van de Wet BIBOB. In artikel 59, eerste lid, aanhef en sub f Woningwet is bepaald dat burgemeester en wethouders een bouwvergunning kunnen intrekken in het geval en onder de voorwaarden bedoeld in artikel 3 van de Wet BIBOB.

Voor de toepassing van de Wet BIBOB wordt onder ‘betrokkene’ in de Woningwet mede verstaan degene die op grond van feiten en omstandigheden redelijkerwijs met een aanvrager van een bouwvergunning gelijk kan worden gesteld. De uitbreiding van het betrokkene-begrip heeft als doel om naast de daadwerkelijke vergunninghouder, ook de personen erachter -zoals de feitelijke beleidsbepalers- te kunnen toetsen.

1.6 Wet op de Kansspelen

In het besluit BIBOB is opgenomen dat het wenselijk is dat voor vergunningen op grond van artikel 30c, eerste lid, onderdeel c, van de Wet op de kansspelen het wenselijk is om alvorens een besluit te nemen advies te vragen aan het Landelijk Bureau BIBOB. Deze vergunningen hebben betrekking op speelautomatenhallen.

2. Toepasselijkheid BIBOB-beleid

Het Landelijk Bureau BIBOB adviseert ieder bestuursorgaan om in haar beleid op te nemen wanneer eventueel een BIBOB-advies wordt aangevraagd. Zo moet er worden vastgesteld binnen welke branches BIBOB wordt toegepast. Maar ook binnen dit kader bestaat nog ruimte voor verschillende benaderingen. Zo kan gekozen worden voor een gebiedsgerichte aanpak waarbij vergunningaanvragen in een bepaalde wijk structureel door BIBOB worden gescreend. Een ander voorbeeld is de integrale aanpak waarbij in een beleidslijn de samenwerking met bepaalde partners (sociale dienst, belastingdienst etc.) kan worden vastgelegd. Dit zijn beleidskeuzes die dan ook als zodanig bekend moeten zijn om willekeur te voorkomen en de aanvragers te informeren over wat dit voor hen betekent.

Verder zijn werkinstructies nodig om de beleidslijn verder aan te vullen en te concretiseren aangezien de uitvoering van de wet veelal een verandering van een aantal werkprocessen met zich meebrengt. Alleen al het feit dat met een mogelijke adviesaanvraag alle relevante bescheiden en opgevraagde informatie moeten worden meegestuurd, kan tot gevolg hebben dat een interne richtlijn moet worden opgesteld.

In juli 2006 hebben de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders het Integrale Horecabeleid vastgesteld. In Hoofdstuk 6 van het horecabeleid is opgenomen dat besloten wordt een aantal BIBOB-variaties op te nemen bij de nadere uitwerking van het BIBOB-beleid. Hoewel commerciële horecabedrijven en coffeeshops reeds opgenomen zijn als voorstel wordt tevens besloten om de lijst met bedrijven waar het BIBOB-beleid op van toepassing is nog verder vast te stellen. Gelet op hetgeen genoemd staat in de Wet BIBOB en het Besluit BIBOB voor wat betreft de sectoren en bedrijven waar de wet op van toepassing is, is de volgende lijst met vergunningen opgesteld waar dit BIBOB-beleid op van toepassing is:

  • exploitatievergunningen op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening

  • vergunningen op grond van de Drank- en Horecawet;

  • vergunningen op grond van de Wet op de kansspelen;

  • vergunningen op grond van de Woningwet (bouwvergunningen).

Het beleid is echter niet in alle situaties van toepassing. Wanneer het beleid wel van toepassing is, is verder uitgewerkt in de volgende paragrafen.

Het beleid is echter altijd van toepassing bij een indicatie of vermoeden dat de beschikking mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, of strafbare feiten te plegen.

Indicaties op dit punt kunnen zijn:

  • een klacht van een bewoner/ondernemer, of

  • een melding van een overheidsorgaan of samenwerkingsverband, of

  • bevestigde of onbevestigde informatie vanuit de gemeentelijke organisatie

2.1 Exploitatievergunningen op grond van de APV

Bij deze categorie vergunningen gaat het om vergunningen op grond van artikel 2.3.1.2 van deAPV (horecabedrijven) en artikel 3.2.1 van de APV(seksinrichtingen). Dit beleid is van toepassing bij één of meer van de volgende situaties:

  • nieuwe vestigingen;

  • wijziging van ondernemers (overnames);

  • een tip van de Officier van Justitie;

  • bij een indicatie of vermoeden van een situatie waar artikel 3 van de Wet BIBOB op van toepassing is;

  • inrichtingen die eerder op grond van de APV of artikel 13b van de Opiumwet (tijdelijk) zijn gesloten.

2.2 Vergunningen op grond van de Drank- en Horecawet

Hier gaat het om vergunningen op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet. Het gaat hierbij enkel om commerciële horecabedrijven in de volgende situaties:

  • nieuwe vestigingen;

  • wijziging van ondernemers (overnames);

  • een tip van de Officier van Justitie;

  • bij een indicatie of vermoeden een situatie waar artikel 3 van de Wet BIBOB op van toepassing is;

  • inrichtingen die eerder op grond van de APV of artikel 13b van de Opiumwet (tijdelijk) zijn gesloten.

Bij paracommerciële horecabedrijven wordt geen BIBOB-toets uitgevoerd, tenzij hiervoor aanleiding bestaat door een tip van de officier van Justitie of een bij een indicatie of vermoeden dat de beschikking mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, of strafbare feiten te plegen.

2.3 Vergunningen op grond van de Wet op de Kansspelen

Binnen de Gemeente Leerdam is op dit moment geen speelautomatenhal gevestigd. Er is bovendien geen beleid opgesteld die het mogelijk maakt om een vergunning te verlenen voor een speelautomatenhal. Hoewel aanvragen voor een speelautomatenhal geen kans maken, is het toch wenselijk dergelijke vergunningen in het beleid op te nemen. Dit omdat op dit moment al duidelijk is dat dergelijke aanvragen een BIBOB-toets behoeven. Mocht binnen de Gemeente Leerdam toch de mogelijkheid geboden worden een speelautomatenhal toe te staan, dan kan bij de aanvraag voor een speelautomatenhal een BIBOB-toets plaatsvinden.

In de volgende situaties is het BIBOB-beleid van toepassing met betrekking tot speelautomatenhallen:

  • nieuwe vestigingen;

  • wijziging van ondernemers (overnames);

  • een tip van de Officier van Justitie;

  • bij een indicatie of vermoeden een situatie waar artikel 3 van de Wet BIBOB op van toepassing is;

  • inrichtingen die eerder op grond van de APV of artikel 13b van de Opiumwet (tijdelijk) zijn gesloten.

2.4 Vergunningen op grond van de Woningwet

In het Besluit BIBOB zijn de sectoren bouw, informatie- en communicatietechnologie en

het milieu aangewezen als sectoren waar een toetsing wenselijk is. De motivatie hierbij is dat deze sectoren gezien worden als sectoren waar criminele elementen vat op kunnen krijgen. Bij de vaststelling van de categorieën en situaties waar de Wet BIBOB van toepassing is bij bouwvergunningen wordt ten eerste uitgegaan van bedrijven in deze sectoren.

Tevens wordt in het Besluit BIBOB een opsomming gegeven van bedrijven waar toetsing wenselijk is in het kader van een vergunning. Ook deze bedrijven worden meegenomen in de vaststelling van de categorieën en situaties waar de Wet BIBOB van toepassing is.

Daarnaast is voor aanvragen voor een bouwvergunning een drempelbedrag van € 200.000 opgenomen. Indien de bouwsom meer bedraagt dan € 200.000 dan is het BIBOB-beleid van toepassing. Dit bedrag is opgenomen om de proportionaliteit en subsidiariteit te waarborgen.

Dit leidt tot de volgende opsomming van categorieën en situaties waar de Wet BIBOB van toepassing is op bouwvergunningen:

Het BIBOB-beleid is van toepassing op aanvragen voor een bouwvergunning op grond van de Woningwet in de volgende gevallen:

Bouwvergunningen die betrekking hebben op de volgende categorieën, een combinatie van de onderstaande categorieën of een sterke relatie hebben met onderstaande categorieën:

  • horecabedrijven;

  • seksinrichtingen;

  • smart- en growshops;

  • belwinkels;

  • afvalbewerkingsbedrijven en afvalverwerkingsbedrijven;

  • kamerverhuurbedrijven.

  • Naast

    de genoemde categorieën is het BIBOB-beleid van toepassing:

  • op alle aanvragen voor een bouwvergunning op grond van de Woningwet wanneer de bouwsom € 200.000 of meer bedraagt;

  • bij een tip van de Officier van Justitie;

  • bij een indicatie of vermoeden bestaat dat er sprake is van een situatie waar artikel 3 van de Wet BIBOB op van toepassing is.

3. Uitvoering

3.1 Werkproces

Het volledig werkproces voor wat betreft dit BIBOB-beleid wordt uitgewerkt als een intern werkproces. Deze maakt geen onderdeel uit van dit beleid en wordt derhalve apart vastgesteld. In dit werkproces worden de taken en verantwoordelijkheden beschreven van de betrokken afdelingen en medewerkers die voortkomen uit dit beleid.

3.2 Formulieren

Bij de aanvraag voor een vergunning waar dit beleid op van toepassing is dienen BIBOB-vragenformulieren ingediend te worden. Deze vragenformulieren worden bij het toezenden van het reguliere aanvraagformulier meegezonden of na ontvangst van het reguliere aanvraagformulier aan de aanvrager toegezonden. Er is een vragenformulier voor een aanvrager die als natuurlijk persoon een aanvraag indient (eenmanszaak/ V.O.F./Maatschap/CV) en een vragenformulier voor rechtspersonen (B.V., N.V., Stichting, Vereniging). Wanneer een aanvraag door meerdere natuurlijke personen wordt ingediend dienen alle personen een formulier in te vullen. Dit zal vooral voorkomen bij de V.O.F.’s.

Als bijlagen zijn de BIBOB-vragenformulieren natuurlijke personen en rechtspersonen bijgevoegd. Met toepassing van artikel 4:4 van de Algemene wet bestuursrecht worden deze formulieren bij het vaststellen van dit beleid door de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders aangewezen als formulieren behorend bij dit beleid.

De formulieren dienen volledig ingevuld en met gevraagde bijlagen te worden ingediend.

Wanneer een formulier wordt toegezonden voor het starten van een BIBOB-onderzoek van een mogelijke de intrekking van een vergunning wordt een termijn van twee weken gegeven voor het volledig indienen van het vragenformulier. Deze termijn kan met maximaal twee weken worden verlengd.

Wanneer een vragenformulier samen met een reguliere vergunningaanvraag wordt ingediend en het vragenformulier wordt incompleet ingediend wordt een termijn gesteld van twee weken voor het volledig indienen van het vragenformulier. Deze termijn kan maximaal met twee weken worden verlengd.

Indien vragen van het formulier niet worden ingevuld kan dit worden aangemerkt als een ernstig gevaar. Dit is bepaald in artikel 3 juncto artikel 30, lid 1 en artikel 4 van de Wet BIBOB. Dit kan een grond zijn voor het weigeren of intrekken van een vergunning. Hierbij moet wel rekening gehouden met het feit dat een aantal vragen ook door de gemeente zelf kunnen worden gecontroleerd, namelijk met de volgende gegevens en bronnen:

  • Eerder aangevraagde en afgegeven vergunningen & subsidies;

  • Handhavingsacties;

  • GBA;

  • Kamer van Koophandel;

  • Rechterlijke uitspraken (openbare bron);

  • Overige eigen, relevante besluiten;

  • Gemeente-archief.

Op basis van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (verder Awb) kan een incomplete aanvraag buiten behandeling worden gelaten. Indien vragen niet worden ingevuld en het is niet wenselijk dat artikel 4:5 van de Awb wordt toegepast, vult de Gemeente Leerdam haar eigen onderzoeksplicht nader in, voor zover dit mogelijk is. Indien deze afweging niet (goed) kan worden gemaakt wordt advies aangevraagd bij het Landelijk Bureau BIBOB.

Naast het niet overleggen van informatie kan het ook voorkomen dat er wel informatie wordt overgelegd, maar niet de bijbehorende bewijsstukken. Indien deze bewijsstukken niet worden overlegd kan artikel 4:5 worden toegepast en indien dit niet mogelijk is kan eventueel artikel 3 van de WetBIBOB  worden toegepast. Zie hiervoor ook de uitspraak van de Rechtbank Roermond, LJN AU0457, uitspraak 30 december 2004.

Tot slot kan de situatie bestaan dat zowel de gegevens als de bewijsstukken zijn overgelegd, maar dat deze gegevens en bewijsstukken door de behandelend ambtenaar niet (goed) kunnen worden beoordeeld op het al dan niet aanwezig zijn van (enige mate van) ernstig gevaar in de zin van artikel 3 van de Wet BIBOB. In dit geval wordt aan de hand van de indicatorenlijst bepaald of het zinvol is om een BIBOB-advies aan te vragen of niet.

3.3 Toetsing

3.3.1 Lichte toets

Om praktische redenen is het van belang bij de beoordeling al dan niet een vergunning te verlenen of in te trekken, een onderscheid te maken tussen een “lichte toets” en een “diepgaande toets”.

De lichte toets houdt in dat bij alle aanvragen aan de hand van de “checklist lichte toets” de aangeleverde gegevens (bescheiden, inclusief vragenlijst) over financiering en bedrijfsactiviteiten globaal bekeken worden. Deze checklist is als bijlage bij dit beleid opgenomen. Wanneer naar aanleiding van de antwoorden op de vragenlijst en op basis van de bescheiden nog vragen zijn dan zal een diepgaande toets uitgevoerd worden.

Indien dit niet het geval is, vindt er geen verder toetsing plaats. Dit is overigens niet het geval wanneer de BIBOB-procedure is gestart naar aanleiding van een sluiting op grond van de APV, Gemeentewet of de Opiumwet of wanneer de Officier van Justitie de gemeente heeft geadviseerd een advies aan het landelijk Bureau BIBOB aan te vragen.

3.3.2 Diepgaande toets

Bij de diepgaande toets wordt het dossier door de BIBOB-coördinator beoordeeld mede aan de hand van een checklist van indicatoren. Deze checklist is bedoeld voor intern gebruik bij het bestuursorgaan om te komen tot verdere besluitvorming. De checklist is als bijlage toegevoegd.

De indicatoren die in de checklist zijn opgenomen, zijn opgesteld aan de hand van expertmeetings met branchespecialisten en vergunningverleners van bestuursorganen. Deze indicatoren hebben onder andere betrekking op de plaats van de inrichting / organisatie en de persoon / exploitant. Daarnaast zijn ook meer algemene indicatoren in deze checklist ingebracht.

De opzet van de checklist is dat de ambtenaar die de aanvraag behandelt de checklist diepgaande toets invult en beoordeelt of de aanvrager integer overkomt. Het is op voorhand niet eenduidig te zeggen of het voldoen aan één of meer indicatoren voldoende is om een BIBOB-advies aan te vragen, aangezien dit per aanvraag kan verschillen en ook het gevoel per aanvraag kan verschillen. Het is vooralsnog niet mogelijk om vast te stellen welke indicatoren voldoende reden kunnen zijn om een BIBOB-advies aan te vragen en blijft derhalve mede afhankelijk van het oordeel van de behandelend ambtenaar.

In de checklist worden de indicatoren ondergebracht in categorieën. Deze categorieën zijn de bedrijfsstructuur, de financiering, omstandigheden in de persoon van de aanvrager en algemeen geldende en beleidsindicatoren. Verder is binnen deze categorieën een onderverdeling gemaakt naar (de plaats van) de inrichting of organisatie, de persoon van de aanvrager of exploitant en de categorie overig. De categorie algemeen geldende en beleidsindicatoren bevat indicatoren die zijn vastgelegd in het beleid van het bestuursorgaan of zijn indicatoren die door het bestuursorgaan zelf kunnen worden afgehandeld.

Bij de diepgaande toetst wordt de checklist diepgaande toets gebruikt. Bij elke vraag wordt aan de hand van openbare bronnen, het dossier, signalen van politie en signalen vanuit de organisatie nagegaan of een indicator aanwezig is.

3.3.2.1 Wet Politieregisters

Het diepgaand onderzoek houdt ondermeer in dat op grond van artikel 15 Wet politieregisters informatie wordt opgevraagd uit de politieregisters. Ingevolge artikel 15, eerste lid, aanhef en onder b, sub 2, van de Wet Politieregisters is de burgemeester namelijk bevoegd tot het opvragen van gegevens uit de politieregisters voor zover deze gegevens betrekking hebben op de openbare orde.

Horeca-inrichtingen, kansspeelautomatenhallen en seksinrichtingen e.d. zijn (met regelmaat) betrokken bij verstoringen van de openbare orde. In dit licht is het raadzaam om standaard de politiewetregisters te raadplegen op schendingen van de openbare orde door of vanwege de vergunningaanvrager c.q. inrichting. Hierbij kan informatie worden gebruikt in het kader van de Wet BIBOB tot vijf jaar voor de datum van aanvraag. Feiten, vermoedens en veroordelingen e.d. vóór deze termijn vallen buiten de reikwijdte van de Wet BIBOB. Schending van de openbare orde is een BIBOB-indicator voor een diepgaande BIBOB-toets.

Het bestuursorgaan dat de Wet BIBOB toepast dient zoveel mogelijk zelf onderzoek te verrichten in het kader van de proportionaliteit en subsidiariteit. Raadpleging van de politieregisters doet recht aan deze onderzoeksplicht en aan de zorgvuldigheid van het onderzoek.

3.3.2.2 Kamer van Koophandel

Informatie over de bedrijfsstructuur kan opgevraagd worden uit de handelsregisters van de Kamer van de Koophandel. Het gaat hierbij niet alleen om de inschrijving van het bedrijf waarvoor een aanvraag wordt ingediend of het bedrijf dat een aanvraag indient, maar ook dient nagegaan te worden in welke andere ondernemingen belanghebbenden bij de aanvraag betrokken zijn.

3.3.2.3 Internet

Middels diverse zoekmachines kan informatie over bedrijven en personen worden achterhaald. Hoewel informatie op internet niet altijd als betrouwbaar kan worden beschouwd, kan gevonden informatie wel een indicator zijn op basis waarvan een advies aan het Landelijk Bureau BIBOB gevraagd wordt.

3.3.2.4 Overige bronnen

Naast de Kamer van Koophandel en het internet worden bij een diepgaande toets de volgende bronnen geraadpleegd (indien mogelijk/ aanwezig):

  • -

    jaarstukken

  • -

    accountantsverklaringen

  • -

    schriftelijke informatie van de aanvrager zelf

  • -

    kadaster

  • -

    politie rapportages

  • -

    huur- of koopcontract

  • -

    GBA

  • -

    Sociale Dienst

  • -

    klacht betrokken ambtenaar

  • -

    signalen uit de gemeentelijke organisatie

  • -

    klacht van vorige ondernemer

3.4 Adviesaanvraag

3.4.1 Situaties wanneer advies gevraagd wordt

In de volgende gevallen zal een adviesaanvraag gedaan worden aan het landelijk Bureau BIBOB:

  • na de diepgaande toets blijven nog vragen bestaan over de bedrijfsstructuur;

  • na de diepgaande toets blijven vragen bestaan over de financiering van het bedrijf;

  • na de diepgaande toets blijven vragen bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager, de financier van de onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd;

  • de Officier van Justitie adviseert de gemeente om ingeval van een bepaalde aanvraag een advies aan het landelijk Bureau BIBOB aan te vragen.

3.4.2 Werkafspraken

Advies wordt gevraagd op basis van werkafspraken tussen de Gemeente Leerdam en het Bureau BIBOB. In deze afspraken wordt afgesproken binnen welke termijn een advies wordt uitgebracht, op welke wijze de gemeente de verdere afhandeling terugkoppelt en de kosten per aanvraag. Daarnaast is een klachtenregeling opgenomen in de werkafspraken. Deze werkafspraken zijn als bijlage bij dit beleid gevoegd.

3.4.3 Meldingsbrief

De aanvrager/betrokkene wordt geïnformeerd over de adviesaanvraag. In een meldingsbrief wordt aangegeven dat binnen één week een adviesaanvraag wordt gedaan aan het Landelijke Bureau BIBOB. Dit conform artikel 31 van de Wet BIBOB. In de brief wordt tevens de mogelijkheid gegeven om de aanvraag waar het advies betrekking op zal hebben in te trekken. Indien de aanvrager de aanvraag niet intrekt wordt het advies aangevraagd.

De beslistermijn van een aanvraag waarover advies wordt ingewonnen wordt opgeschort op basis van artikel 31 van de Wet BIBOB voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies is aangevraagd en eindigt met de dag waarop dat advies is ontvangen. Het Landelijk Bureau is op grond van artikel 15 van de Wet BIBOB gehouden om binnen vier weken te adviseren. De termijn van advisering wordt opgeschort wanneer aanvullende gegevens worden gevraagd. Wanneer het Landelijk Bureau niet binnen vier weken kan adviseren, licht zij de gemeente in binnen welke termijn wel een advies te verwachten is. Deze verlenging mag niet meer dan vier weken bedragen.

3.4.4 Inhoud van de adviesaanvraag

De adviesaanvraag wordt gedaan middels een verzoekformulier. Dit verzoekformulier is als bijlage bij dit beleid gevoegd. De adviesaanvraag bevat in ieder geval de volgende stukken:

  • verzoekformulier

  • kopie werkafspraken

  • kopie ingevulde checklist diepgaande toetst

  • aanvraag (inclusief ingediende bijlagen)

  • vergunningen die verleend zijn aan betrokkenen

  • adviezen (van politie en/of Bouwen)

  • gespreksnotities (met eventueel een toelichting)

  • informatie uit de geraadpleegde openbare bronnen

3.5 Besluitvorming

3.5.1 Voornemen en zienswijze

Uit het diepgaande onderzoek kan naar voren komen dat:

  • er geen sprake is van een weigeringsgrond of indicator om de BIBOB-procedure voort te zetten, of

  • er voorschriften aan een vergunning verbonden moeten worden om te voorkomen dat een ernstige mate van gevaar zal ontstaan, of

  • de vergunning gebruikt gaat worden voor criminele handelingen, of

  • de gevraagde vergunning geweigerd wordt op grond van artikel 3 van de WetBIBOB , of

  • een vergunning ingetrokken wordt op grond van artikel 3 van de Wet BIBOB.

Wanneer het voornemen bestaat om aan een vergunning voorschriften te verbinden, een vergunning te weigering of in te trekken wordt het voornemen hiervan kenbaar gemaakt aan de aanvrager of vergunninghouder en overige belanghebbenden. De overige belanghebbenden zijn in ieder geval diegene die in een eventueel BIBOB-advies in relatie gebracht worden met de aanvrager/ vergunninghouder en in relatie staan tot de conclusie die in het BIBOB-advies vermeld staat.

Het voornemen wordt schriftelijk en gemotiveerd aan de belanghebbenden kenbaar gemaakt. De belanghebbenden hebben de mogelijkheid om binnen twee weken na dagtekening van het voornemen hun zienswijze in te dienen. Deze termijn kan één maal met twee weken verlengd.

Om hun zienswijze op te kunnen stellen kan het BIBOB-advies worden ingezien. Aangezien op grond van artikel 28 van de Wet BIBOB één ieder die krachtens de Wet BIBOB de beschikking krijgt over gegevens met betrekking tot een derde verplicht is tot geheimhouding, is het alleen voor belanghebbenden mogelijk om het advies in te zien. Er mogen geen kopieën en/of afschriften verstrekt worden. De aanvrager/vergunninghouder mag het hele advies inzien. Voor overige belanghebbenden is het enkel toegestaan om het gedeelte in te zien wat betrekking op de belanghebbende zelf heeft. Het inzien gebeurt om veiligheidsredenen op het politie bureau in de aanwezigheid van twee ambtenaren van de Gemeente Leerdam.

3.5.2 Definitieve besluitvorming en bezwaar

Na eventueel ingediende zienswijze wordt het definitieve besluit kenbaar gemaakt aan de belanghebbenden. Tegen het besluit kan binnen 6 weken na bekendmaking bezwaar worden ingediend.

Wanneer bezwaar wordt ingediend mag aan de bezwaarschriftencommissie het BIBOB-advies verstrekt worden. Wanneer een voorlopige voorziening wordt ingediend of (hoger) beroep wordt aangetekend tegen de beslissing op bezwaar, mag ook aan de rechter het BIBOB-advies verstrekt worden.

Het doel van het verstrekken van het BIBOB-advies aan de bezwaarschriftencommissie en de rechter is dat zij zich een inhoudelijk oordeel moeten kunnen vormen over het BIBOB-advies. De commissieleden en de rechter zijn wel gehouden aan de geheimhoudingsplicht.

3.5.3 Vervolg aanvragen

Een gevraagd BIBOB-advies kan twee jaar na afgifte gebruikt worden voor het nemen van een beslissing op een aanvraag of de intrekking van een vergunning.