Regeling vervallen per 01-01-2021

Vaststelling nadere regels ter uitvoering van de bepalingen inzake de uitwegmelding op grond van artikel 2:14 lid 4 APV

Geldend van 01-01-2007 t/m 31-12-2020

Intitulé

Vaststelling nadere regels ter uitvoering van de bepalingen inzake de uitwegmelding op grond van artikel 2:14 lid 4 APV

 

Overwegende, dat het in het belang van de verkeersveiligheid, het uiterlijk aanzien van de gemeente en ter bescherming van de groenvoorzieningen het college van burgemeester en wethouders regulerend kunnen optreden;

Gelet op het bepaalde in artikel 2.12 van de Algemene Plaatselijke Verordening Leerdam;

Burgemeester en wethouders van Leerdam besluiten de volgende nadere regels vast te stellen::

Toetsingsgronden met betrekking tot de aanvraag van een uitwegmelding:

  • I.

    In principe is er voor een particulier één uitweg naar de openbare weg toegestaan. Een tweede uitweg per perceel wordt geweigerd, tenzij er sprake is van een bijzondere omstandigheid welke een tweede uitweg noodzakelijk maakt;

  • II.

    Voor een bedrijf worden in principe twee uitwegen naar de openbare weg toegestaan.

  • III.

    De uitwegvergunning kan worden geweigerd indien één van de weigeringsgronden genoemd in artikel 2.12 APV van toepassing is;

  • IV.

    Wanneer de aanvrager huurder is van het perceel, dient hij een overeenstemming c.q. toestemming tot het mogen aanleggen van de uitweg op het perceel van de eigenaar te overleggen;

  • V.

    Bij woningen wordt uitsluitend een uitweg toegestaan als deze naast de woning is gelegen tenzij het overige straatbeeld dusdanig is ingericht dat dit parkeren alleen in de voortuin mogelijk maakt.

  • VI.

    De aanleg van een uitweg mag niet ten koste gaan van een openbare parkeerplaats, indien de behoefte aan parkeerplaatsen dit niet toelaat c.q. onwenselijk is. Hiervoor kan onderzoek naar de parkeerdruk ter plaatse noodzakelijk zijn;

  • VII.

    Indien verplaatsing en/of verwijdering van eventuele aanwezige obstakels in of op de openbare weg ter realisering van de uitweg niet mogelijk is, wordt er geen toestemming verleend;

  • VIII.

    De te ontsluiten parkeerplaats op eigen terrein moet in overeenstemming zijn met het bestemmingsplan. Anders moet eerst een vrijstelling c.q. bestemmingsplanwijziging worden aangevraagd en verkregen, alvorens toestemming om een uitweg te mogen aanleggen wordt verleend.

  • IX.

    Als de parkeerplaats op eigen terrein komt te liggen binnen een gebied voor betaald parkeren en de aanvrager is in het bezit van een parkeervergunning, kan het college besluiten de vergunning in te trekken;

  • X.

    Het gedeelte van de in- of uitrit, dat is gelegen op de openbare grond mag alleen door de gemeente of een door de gemeente aangewezen aannemer worden aangelegd op kosten van de aanvrager;

  • XI.

    Aanpassingen inzake verplaatsen van kolken, bebording, lichtmasten, straatpotten etc. welke ter plaatse als gevolg van de te maken uitweg verplaatst of gewijzigd dienen te worden, komen voor rekening van de aanvrager.

  • XII.

    De standaardbreedte van een uitweg bedraagt 3 meter voor een personenvoertuig en 5 meter voor een bedrijfsvoertuig;

  • XIII.

    Het is niet toegestaan om zonder toestemming van de gemeente veranderingen aan te brengen aan de uitweg;

  • XIV.

    Er mogen geen paaltjes en dergelijke worden geplaatst waarbij de uitweg wordt afgesloten. Verder mag er voor de uitweg geen motorvoertuig worden geplaatst om de uitweg vrij te houden;

Opheffen van de uitweg:

Als te zijner tijd geen gebruik meer wordt gemaakt van de uitweg kan op verzoek van de eigenaar of huurder van het perceel de bestrating op kosten van de aanvrager worden teruggebracht in de oorspronkelijke staat.

Ondertekening

Deze nadere regels treden in werking op
Leerdam,
Burgemeester en wethouders van Leerdam,
De secretaris de burgemeester,