Regeling vervallen per 01-01-2016

Beleidsregel welstand ligplaatsen Leeuwarden

Geldend van 04-07-2013 t/m 31-12-2015

Intitulé

Beleidsregel welstand ligplaatsen Leeuwarden

1. Aanleiding/inhoud

De gemeenteraad heeft op 15 mei 2000 de beleidsnota “Ligplaatsenbeleid op de helling” vastgesteld, waarin wordt geconcludeerd en aanbevolen dat voor woonschepen welstandeisen ontwikkeld moeten worden.

Ervaringen bij de aanvragen voor woonschepen in Leeuwarden hebben geleerd, dat het hebben van dergelijke welstandsbepalingen voor zowel de aanvragers, bewoners, omgeving en overheid als zeer belangrijk moet worden aangemerkt.

Gemeenten zijn sinds 1 juli 2004 wettelijk verplicht welstandeisen vast te stellen voor bebouwing op de wal. Dit betreft eisen aan het gebouw en zijn omgeving. Het vaststellen van een welstand-beleid voor wonen op het water is niet wettelijk voorgeschreven; boten vallen niet onder de Woningwet. In de Algemene plaatselijke verordening Leeuwarden 2003 is voorgeschreven dat een vergunning voor het innemen van een ligplaats kan worden geweigerd indien het uiterlijk van het vaartuig, waarvoor vergunning wordt gevraagd afbreuk doet aan het aanzien van de gemeente of dat het vaartuig niet voldoet aan redelijke eisen van welstand. Dit zijn twee verschillende, maar complementaire weigeringgronden. “Afbreuk doen aan de gemeente” betekent, dat de woning op het water moet passen in de omgeving. Het moeten voldoen aan redelijke eisen van welstand heeft direct betrekking op het vaartuig.

In vervolg op deze aanleidingen is de “Beleidsregel welstand ligplaatsen Leeuwarden 2005” opgesteld. Die regel bestaat uit deze notitie inclusief een bijlage en geldt voor de verschillende categorieën ligplaatsen waarvoor de gemeente, op grond van de Algemene plaatselijke verordening Leeuwarden 2003 (Apv), bevoegd is ligplaatsvergunning te verlenen/in te trekken of te weigeren.

Welstand is en blijft een subjectief begrip. Juist daarom is het aan te bevelen welstandcriteria zoveel mogelijk te objectiveren om rechtsongelijkheid te voorkomen bij de toetsing van aanvragen om ligplaatsvergunningen.

Welstand richt zich primair op vorm, kleur en materiaalgebruik en dat in relatie tot de omgeving.

Zaken als situering, afmeting en de afstand tussen de woonboten onderling en ook tot de wal behoren primair thuis in de ruimtelijke regelgeving, zoals een bestemmingsplan.

Omdat (nog) niet alle ligplaatsen in bestemmingsplannen zijn of worden ondergebracht, zijn deze aspecten toch meegenomen in voorliggend voorstel. Dit geldt ook voor de eisen met betrekking tot aantal meerpalen en de loopbrug/steiger.

Het gebruik van de walkanten/kaden is aan te merken als gebruik van openbare grond. Dat gebruik is geregeld in artikel 2.1.5.1 van de Algemene plaatselijke verordening Leeuwarden 2003. Op grond van die bepaling is het gebruik al gebonden aan een vergunningstelsel. Daarom blijft het in deze beleidsregel buiten beschouwing.

2. Beleidsregel.

Volgens de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht is een beleidsregel een algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten en de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan. Het is dus geen algemeen verbindend voorschrift, dat als een naar buiten werkende bindende regel werkt. Een beleidsregel kan aangeven op welke wijze de bestuurlijke afweging plaats heeft.

De beleidsregel is dus de basis voor de toetsing van aanvragen voor het verkrijgen van ligplaatsen binnen de gemeente Leeuwarden.

3. Juridische context

De ligplaatsen en ligplaatsvergunningen zijn geregeld in hoofdstuk 5, afdeling 3 van de Algemene plaatselijke verordening Leeuwarden 2003. Op basis van dit artikel heeft het college van burgemeester en wethouders het Aanwijzingsbesluit ligplaatsen kaden en wallen vastgesteld. Ook zijn de weigeringgronden voor een ligplaats in dit hoofdstuk opgenomen. Een ligplaatsvergunning kan onder meer worden geweigerd als:

  • het vaartuig, waarvoor vergunning wordt gevraagd, niet voldoet aan de maten, welke voor de betreffende ligplaats of –plaatsen gelden;

  • het uiterlijk van het vaartuig, waarvoor vergunning wordt gevraagd, afbreuk doet aan het aanzien van de gemeente;

  • het vaartuig niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.

Ook in verband met deze weigeringsgronden is het raadzaam,

ten behoeve van rechtszekerheid en ter voorkoming van rechtsongelijkheid, een en ander in een beleidsregel uit te werken. Vaststelling van deze beleidsregel heeft als consequentie dat artikel 5.3.3.3 Apv gewijzigd moet worden, waardoor, nadat deze beleidsregel van kracht is geworden en er na dat moment wijzigingen aan arken en schepen worden aangebracht, het niet voldoen aan redelijke eisen van welstand een grond wordt om een ligplaatsvergunning in te trekken. Voor de thans aanwezige arken en schepen verandert er niets, mits er geen wijzigingen aangebracht worden. In de volgende wijziging van de Apv zal dit artikel aan deze beleidsregel worden aangepast.

Het college van burgemeester en wethouders heeft op 9 december 2003 twee besluiten genomen, die hier van belang zijn. In de eerste plaats heeft het college het “Aanwijzingbesluit ligplaatsen, kaden en wallen” aangepast. Vanaf dat moment gelden de volgende maatvoeringeisen ten aanzien van woonschepen aan de Oostersingel, tussen Vlietsterbrug en Cambuursterpad:

  • 1.

    afmeerrichting:

    parallel aan de kade.

  • 2.

    afstand tussen wal en schip:

    minimaal 0,75 meter en maximaal 1,25 meter en één van de kopzijden is niet bebouwd.

  • 3.

    breedte ark:

    maximaal 5 meter

  • 4.

    Lengte ark:

    minimaal 15 meter en maximaal 20 meter.

Daarnaast stelde het College de “Beleidsregel welstand woonarken” vast, met daarin de volgende regels:

  • 1.

    aantal meerpalen: maximaal vier meerpalen per woonark;

  • 2.

    loopbrug of steiger: maximale afmetingen voor loopbrug of steiger bedragen 2 meter x 2,5 meter x 1,2 meter (l x b x h)

  • 3.

    buitenruimte: minimaal 10 % van de totale oppervlakte

  • 4.

    van de woonark aan een van de kopzijden is niet bebouwd; onderlinge afstand: 3 meter van kopzijde tot kopzijde van onderbouw woonark;

  • 5.

    nokhoogte ark: maximaal 3 meter boven de waterlijn;

  • 6.

    goothoogte ark: maximaal 2,5 meter boven de waterlijn;

  • 7.

    kleurstelling: in gedekte kleur, passend bij de omgeving.

De bestaande beleidsregel heeft alleen betrekking op woonarken en wordt ingetrokken als de Beleidsregel welstand ligplaatsen Leeuwarden 2005 van kracht is geworden.

4. Ruimtelijke kwaliteit omgeving

De in het Aanwijzingsbesluit ligplaatsen kaden en wallen aangewezen delen van de stadsgrachten van Leeuwarden en havens in de dorpen mogen gebruikt worden voor het afmeren en ligplaats innemen met een woonschip, doch maken ook deel uit van de totale stad dan wel van een van de dorpen. De verschillende aangewezen locaties in de stad bevinden zich in meer en mindere historisch zeer belangrijke delen van de stad. Voor de havens in Lekkum en Hempens geldt dit niet.

In het verlengde van dit onderscheid wordt in de beleidsnota “Ligplaatsenbeleid op de helling” onderscheid gemaakt tussen de volgende drie zones:

  • 1.

    de kaden aan beide zijden van de stadsgrachtenring worden, door hun ligging binnen of direct grenzend aan het beschermde stadsgezicht, beschouwd als kwetsbaar gebied;

  • 2.

    het Nieuwe Kanaal, tussen de Eerste Kanaalsbrug en de Tweede Kanaalsbrug, wordt aangemerkt als minder kwetsbaar dan 1. Rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat dit beschermd stadsgezicht wordt;

  • 3.

    de overige kaden worden aangemerkt als minder kwetsbare zone.

De welstandeisen zullen hoger zijn in zone 1 dan in zone 2 en hoger in zone 2 dan in zone 3.

Overigens ontslaat dat de gemeente niet van de verplichting los daarvan elk geval op zichzelf te beoordelen. De in deze beleidsregel opgenomen welstandeisen vormen daarbij steeds een lijst met agendapunten die aan de orde komen bij de bespreking en beoordeling van de concrete aanvraag.

Het totaalbeeld van de woonboot is uiteindelijk belangrijker dan dat de boot aan alle normen van deze beleidsregel voldoet.

De hierboven staande driedeling zal plaatsmaken voor een tweedeling, doordat zone 2 onderdeel gaat uitmaken van het beschermde stadsgezicht. In deze beleidsregel wordt daarop geanticipeerd.

Juist het feit, dat de delen van de grachten zich binnen het beschermd stadsgezicht, dan wel in historisch waardevolle gebieden liggen, maakt het noodzakelijk dat er een toetsing van de woonschepen en de omgeving plaatsvindt. De kwaliteit van die omgeving is dus medebepalend voor de strengheid van de eisen. Binnen het beschermd stadsgezicht gelden strengere eisen dan daar buiten en in het historisch waardevolle gebieden van de stad zijn de eisen weer strenger dan daar buiten.

De schepen moeten passen in die omgevingen.

Voor voormalige binnenvaartschepen en voormalige zeeschepen geldt primair de eis van historiciteit en originaliteit.

Bij woonarken staat de eis van “passend in de omgeving” voorop.

De eisen/maatvoeringen, opgenomen in de bijlage bij deze beleidsregel welstand ligplaatsen Leeuwarden 2005 zijn geen “harde” eisen, maar “agendapunten” die gebruikt worden om tot een welstandstoetsing van het geheel te komen.

De gemeente heeft in de afgelopen jaren geïnvesteerd in het verhogen van de kwaliteit van de omgeving van de ligplaatsen.

Zo zijn de kaden van Harlingertrekweg en Emmakade heringericht en zijn daar de voorzieningen voor woonboten vervangen. Inmiddels is ook de Willemskade noordzijde aangepakt en zullen Westersingel en Oostersingel op termijn volgen.

Het uiterlijk van het vaartuig of de lig- of aanlegplaats is in ieder geval in ernstige mate in strijd met de redelijke eisen van welstand indien:

  • -

    door gedeeltelijke afbraak, instorting, verwaarlozing van het vaartuig de samenhang in boot en opbouw is verstoord;

  • -

    de detaillering van de wanden van het vaartuig in ernstige mate wordt verstoord door (onderdelen van) installaties of door andere toevoegingen;

  • -

    felle of contrasterende kleuren zijn toegepast;

  • -

    daarop graffiti is aangebracht of anderszins is beklad;

  • -

    verflagen aan de buitenzijde voor tenminste 10% van het oppervlak zijn afgebladderd;

  • -

    het vaartuig aan de buitenzijde geheel of gedeeltelijk in ernstige mate is beschadigd;

  • -

    de vorm of het aanzien van het vaartuig in overwegende mate wordt bepaald door objecten die op het vaartuig zijn geplaatst. 

5. Categorieën woonboten

Bij woonschepen wordt, gelijk dat is gebeurd in het Aanwijzingsbesluit kaden en wallen onderscheid gemaakt in drie categorieën, te weten:

  • a.

    woonarken

  • b.

    voormalige binnenvaartschepen;

  • c.

    voormalige zeevaartschepen;

Voor woonarken geldt, dat zij moeten passen in de omgeving waar ze worden afgemeerd.

De kwaliteit van het uiterlijk aanzien van voormalige binnenvaart- en zeevaartschepen wordt primair bepaald door de mate van historiciteit en originaliteit van het schip. Ook deze schepen moeten passen in de omgeving.

Voor de overige schepen, bijv werkplaats-, werk-, horeca- en detailhandelschepen, is in het Aanwijzingsbesluit ligplaatsen, kaden en wallen bepaald waar deze ligplaats mogen innemen. Bij de aanvraag worden deze ingedeeld één van de drie categorieën en de precieze locatie bepaalt dan wat mogelijk is.

6. Realisatie

Welstandnormen zijn relevant als een aanvraag moet worden beoordeeld voor:

  • -

    het innemen van een ligplaats

  • -

    het verbouwen van een woonboot, waarbij het uiterlijk van de boot verandert;

  • -

    het vervangen van een woonboot door een andere woonboot.

Omtrent alle aanvragen om een ligplaatsvergunning wordt een welstandsadvies gevraagd. Hûs en Hiem is daarvoor de aangewezen instantie. Hûs en Hiem zal bij met name de voormalige binnenvaart en voormalige zeeschepen derde deskundigen uit de scheepvaart om advies kunnen vragen, om met name de vragen met betrekking de historiciteit en originaliteit te kunnen beoordelen.

Welstandadviezen zijn niet bindend voor de beoordelaar van de aanvraag, in casu de gemeente. In de beschikking (verlening, intrekken of weigering) moet worden aangegeven welke instantie over het welstandaspect heeft geadviseerd en wat – in het kort – de strekking van het advies is. Eens per halfjaar wordt aan het college van burgemeester en wethouders gerapporteerd of en zo ja waarom er vergunningen in afwijking van een welstandsadvies zijn verleend. Over vergunningen, die in afwijking van het welstandsadvies zouden moeten worden verleend, wordt vooraf overleg met de portefeuillehouder gevoerd.

De legesverordening biedt de mogelijkheid om kosten van het welstandadvies bij de aanvrager van een ligplaatsvergunning in rekening te brengen.

7. Bijlage

In de bij deze memo behorende bijlage staan concreet de verschillende welstandnormen aangegeven, per aspect en soort woonschip; deze normen gelden als agendapunten voor de beoordeling van concrete aanvragen.

8. Evaluatie

Een jaar na vaststelling van deze beleidsregel zal de regel worden geëvalueerd. In ieder geval de Vereniging van Schippers en Hûs en Hiem worden bij de evaluatie betrokken.

Bijlage

A. WO O N A R K E N

Locatie

De hieronder staande normen gelden op

de locaties zoals voor deze categorie zijn aangewezen in het Aanwijzingsbesluit ligplaatsen, m.u.v. De Boeg en It Anker

De hieronder staande normen gelden op de locaties woonschepenhaven De Boeg (Leeuwarden) en It Anker (Lekkum)

Afmeerrichti ng

Parallel aan de kade /afstand tot kademuur: 1 tot 1,5 meter

Maten

Onderlinge afstand

Minimaal 3 meter van kopzijde tot kopzijde van de onderbouw;

het dichtzetten van de tussenruimte is niet toegestaan

Lengte

·min. 15 m. – max. 20 meter

·met ontheffing min.12 meter

·min. 15 m.– max.20 meter

·met ontheffing minimaal 12 meter en maximaal 22 meter

Breedte

Maximaal 5 meter

Maximaal 6 meter

Goothoogte

Maximaal 2,8 meter boven de waterlijn

Maximaal 4,5 meter boven de waterlijn

Nokhoogte

Maximaal 3,3 meter boven de waterlijn

Maximaal 5 meter boven de waterlijn

Hoofdvorm

Vorm

·Rustige verschijningsvorm

·Eenduidig volume

·Differentiatie van volume (geen rechthoekige “doos”);

·Geleding volume door gangboorden en dakoversteek;

·Binnen de gegeven maten

Binnen de gegeven maten vrij.

Buitenruimte (bevordert het zicht op het water)

Bij voorkeur een omloop

Vrij

Dak

Vorm

Plat dak, puntdak of een licht gebogen dan wel hellend dak is toegestaan.

Lessenaardak is niet toegestaan.

Vrij

Oversteek

Bij een plat dak minimaal een oversteek van 10 cm.

Bij een puntdak minimaal een oversteek van 30 cm.

Materiaal

Bij voorkeur zink;

Bij puntdak of hellend/gebogen dak bij voorkeur geen bitumineuze bedekking;

Vrij

Gevel

Transparantie

Geen gesloten “doos”. Voldoende open. Transparantie wordt mede bepaald door de oppervlakte van de ramen en de verdeling over de gevel.

Vrij

Ramen

Vorm en plaatsing ramen in relatie tot elkaar (bijvoorbeeld op één lijn, dezelfde vorm en afmeting). Evenwichtige compositie.

Gerichtheid

Gericht op de wal - en waterzijde

Wanden

Materiaal

·Hout, glas, staal

·Geen baksteen(-strips)

·Geen pvc-schroten

·Verticale delen van de opbouw geen steenachtige materialen

Vrij

Kleur

Terughoudende kleuren en passend bij de omgeving; Geen wit.

Detaillering

Duurzame/verzorgde vormgeving van de vlakovergangen,

onder meer geen zware boeiboorden;

Overig

Verbouw

Bij verbouw passen aan-, op-, en uitbouwen qua vormgeving, materiaal en kleur bij het bestaande

Toevoegingen

Toevoegingen, zoals schotelantenne, schoorsteen, en dergelijke integreren in het totaalbeeld. Ze mogen niet domineren.

Vrij

B. VOORMALIGE BINNENVAARTSCHEPEN

Locatie

De locaties zoals voor deze categorie woonboten zijn aangewezen in het Aanwijzingsbesluit ligplaatsen kaden en wallen, m.u.v. de locaties aan Harlingertrekweg en Snekertrekweg. Zie daarvoor C (zeeschepen).

Afmeerrichting

Parallel aan de kade/afstand tot kademuur: 1 tot 1,5 meter

Maten

Onderlinge afstand

Minimaal 2 meter; het dichtzetten van de tussenruimte is niet toegestaan

Lengte

·Minimaal 15 meter en maximaal 25 meter

·Ontheffing mogelijk tot respectievelijk 12 meter en 30 meter

Inkorten

Schepen die bij (nieuw)bouw langer dan 40 meter zijn/waren, mogen niet worden ingekort en kunnen daarom geen vergunning krijgen.

Breedte

Maximaal 6 meter

Hoogte luikenkap den/roef/kajuit

De gemiddelde hoogte mag niet hoger zijn dan 2,70 meter boven de waterlijn, met uitzondering van Willemskade zz, ten westen van de Prins Hendrikbrug (max. 3,5 meter) en de Leijte (maximaal 3,5 meter).

Hoogte stuurhut

Maximaal 5 meter boven de waterlijn

Omvang stuurhut

Maximaal 20 % van de totale lengte van het schip

Hoogte opbouw

1. De opbouw mag de onderbouw niet domineren.

2. Opbouw maximaal 0,9 meter boven het gangboord,

exclusief de stuurhut en roef

Vorm opbouw

Hoofdvorm en massa

·Voor- en achterdek en gangboorden vrij laten;

·De vorm moet zoveel mogelijk aansluiten bij de zeeg en de vorm van de romp

Buitenruimte

·Omloop/gangboorden moeten functioneel zijn, bruikbaar en veilig; niet als opslagruimte of berging te gebruiken;

·Minimaal 10 % van het oppervlak van het schip

Luikenkap/roef

·De luikenkap/roef mag de lijn/vorm van het onderschip

· niet verstoren.

Gangboorden

·Gangboorden aanwezig, tenzij niet passend bij het

· scheepstype

Gevels

Symmetrie

·Lange zijden symmetrisch

Ramen

·Ramen in relatie tot elkaar; bijvoorbeeld op één lijn, dezelfde vorm en afmeting

·Ramen maximaal 30 % van de opbouw

·Ramen mogen niet direct aansluiten op dak en gangboord

·Geen ramen in de romp

Dek opbouw

Materiaal

·Stalen of houten luiken, eventueel afgedekt met kleden.

·Bij voorkeur geen bitumineuze bedekking

·Passend bij scheepstype

Zeeg

·Passend bij de zeeg van de romp, indien aanwezig

Vorm

·Flauw hellend, flauw gebogen

·In harmonie met de vorm van de romp

Wanden

Materiaal

·Passend bij het casco

·Verticale delen van de opbouw in staal en/of hout

·Kozijnen van hout en/of metaal

Kleur

·Passend bij de omgeving

·Afgestemd op karakteristiek van het scheepstype

·Geen felle neonkleuren toepassen

Detaillering

·Zorgvuldig vormgegeven vlakovergangen en overige elementen, passend bij het scheepstype

Overig

Verbouw

·Bij verbouw: detaillering afgeleid van of passend bij al bestaande of originele details van het schip

Toevoegingen

·Toevoegingen, zoals schotelantenne, schoorsteen, en dergelijke, integreren in het totaalbeeld. Ze mogen niet domineren.

C. VOORMALIGE ZEESCHEPEN

Locatie

·De locaties zoals voor deze categorie zijn aangewezen in het Aanwijzingsbesluit ligplaatsen

Afmeerrichting

·Parallel aan de kade; afstand tot kademuur: 1 tot 1,5 meter.

Maten

Lengte

·Minimaal 15 meter en maximaal 30 meter

·Met ontheffing minimaal 12 meter en maximaal 35 meter

Inkorten

·Voor schepen die bij de (nieuw)bouw langer dan 45 meter waren, geldt dat ze niet mogen worden ingekort en dat er dus geen vergunning voor verleend kan worden;

Breedte

·Maximaal 6,60 meter

Hoogte luikenkap den/roef/kajuit

·De gemiddelde hoogte mag niet hoger zijn dan 3 meter boven de waterlijn

Hoogte stuurhut

·Maximaal 6 meter boven de waterlijn

Omvang stuurhut

·Maximaal 20 % van de totale lengte van het schip

Hoogte opbouw

1. De opbouw mag de onderbouw niet domineren

2. Opbouw maximaal 1,5 meter boven het gangboord,

exclusief de stuurhut en roef

Vorm

Hoofdvorm en massa

·Voor- en achterdek en gangboorden vrij laten

·De vorm moet zoveel mogelijk aansluiten bij de zeeg en de vorm van de romp

Buitenruimte

·Omloop/gangboorden moeten functioneel zijn, bruikbaar en veilig; niet als opslagruimte of berging te gebruiken;

·Minimaal 10 % van het oppervlak van het schip

Luikenkap/roef

·Deze mag de lijn/vorm van het onderschip niet verstoren.

Gangboorden

·Gangboorden aanwezig, tenzij niet passend bij het scheepstype

Gevels

Symmetrie

·Lange zijden symmetrisch.

Ramen

·Ramen in relatie tot elkaar; bijv. op 1 lijn, dezelfde vorm en afmeting

·Ramen maximaal 30 % van de opbouw

·Ramen mogen niet direct aansluiten op dak en gangboord

·Geen ramen in de romp

Dek opbouw

Materiaal

·Stalen of houten luiken, eventueel afgedekt met kleden.

·Bij voorkeur geen bitumineuze bedekking

·Passend bij scheepstype

Zeeg

·Passend bij de zeeg van de romp, indien aanwezig

Vorm

·Flauw hellend, flauw gebogen

·In harmonie met vorm van de romp

Wanden

Materiaal

·Passend bij het casco

·Verticale delen van de opbouw in staal en/of hout

·Kozijnen van hout en/of metaal

Kleur

·Passend bij de omgeving

·Afgestemd op karakteristiek van het scheepstype

·Geen felle neonkleuren toepassen

·Geen wit

Detaillering

·Zorgvuldig vormgegeven vlakovergangen en overige elementen, passend bij het scheepstype

Overig

Verbouw

·Bij verbouw: detaillering afgeleid van of passend bij al bestaande of originele details van het schip

Toevoegingen

·Toevoegingen, zoals schotelantenne, schoorsteen, en dergelijke, integreren in het totaalbeeld. Ze mogen niet domineren.

TOELICHTING

  • 1.

    Welstand heeft te maken met het object op zich en met het object in relatie tot zijn omgeving. Vooral laatstgenoemde is van belang geweest bij de verdeling van de beschikbare ligplaatslocaties over de drie categorieën woonschepen: woonarken, voormalige binnenvaartschepen en voormalige zeeschepen. Ook bij de tweedeling binnen de categorie woonarken speelt de relatie tot de omgeving een grote rol.

  • 2.

    De mate van welstand van de voormalige binnenvaart- en zeeschepen wordt primair bepaald door de mate van historiciteit en originaliteit van het schip. Vorm, maten, kleuren en materiaalkeuze zullen gericht moeten zijn op behoud van die originaliteit.

  • 3.

    Aangezien voormalige zeeschepen over het algemeen groter/forser zijn dan voormalige binnenvaartschepen is de toegestane maatvoering bij zeeschepen ruimer.

  • 4.

    Dat een deel van de maximaal toegestane oppervlakte als buitenruimte onbebouwd moet blijven heeft als achtergrond dat het zicht op het water wordt vergroot en meer variatie ontstaat in het totaalbeeld.

    Te denken valt aan een terras, balkon, veranda, gangboorden of een combinatie van één of meer van deze elementen. Vanuit vormgeving is de achtergrond hierbij een overgangselement te hebben tussen boot en water en meer variatie en geleding in de hoofdvorm te krijgen.

  • 5.

    Vorm, materiaalgebruik en afwerking van het dak (“de vijfde gevel”) van woonboten is voor het aanzien van belang. Het dak is bij woonboten zichtbaarder dan bij bebouwing op de wal. Omwonenden en passanten kijken er tegenaan of er op, zeker vanaf bruggen. Helling, kleur en materiaalkeuze zijn van belang.

  • 6.

    De lange zijden van arken vergen gevelgeleding om te voorkomen dat ze ogen als een schutting met een deur/raam er in. Ook de grootte en vormgeving van de ramen bepalen in sterke mate de mate van welstand van het object.

  • 7.

    Woonarken hebben over het algemeen een rechthoekige hoofdvorm met een plat dak, een vorm die het meest eenvoudig en goedkoop te maken is. Er is een tendens naar eenvormigheid, waarbij de maximaal toegestane maten steeds meer de ontwerpmaten worden. Het gevaar dreigt dat een maximaal programma wordt ondergebracht binnen een minimale vorm. Het onbebouwd laten van een deel van het oppervlak alsmede de aanwezigheid van gangboorden kunnen dat enigszins voorkomen.

  • 8.

    De afmeerrichting is in alle gevallen parallel aan de kade. De wateren in Leeuwarden zijn te smal om het afmeren haaks op de kade toe te kunnen staan.

  • 9.

    Tussen de woonboten dient ruimte open gelaten te worden. Hierdoor blijft het zicht op het water behouden. Dat zicht is een deel van de kwaliteit van de omgeving.

  • 10.

    Bij de eisen ten aanzien van woonarken wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds het beschermde stadsgezicht/woonschepenhaven de Leijte (Hempens) en de woonschepenhavens de Boeg en It Anker anderzijds. Achtergrond hiervan is dat de Leijte gelegen is naast bebouwing op de wal. Dat is bij de Boeg/It Anker niet het geval.